IEF 22175
1 augustus 2024
Uitspraak

Geen auteursrechtelijke openbaarmaking

 
IEF 22173
1 augustus 2024
Uitspraak

Uitzending Noordkaap onrechtmatig

 
IEF 22170
1 augustus 2024
Uitspraak

WAMCA-procedure door Stichting Farma Ter Verantwoording

 
IEF 14692

Informeren publiek door concurrent geen geldige reden voor Halal Correct-merkgebruik

Vzr. Rechtbank Rotterdam 20 februari 2015, IEF 14692 (Stichting Hala Correct Certification tegen Stichting Halal Bewust)
Uitspraak ingezonden door Timme Geerlof en Leyla Bozkurt, Ploum Lodder Princen. Onrechtmatige publicatie. Merkenrecht. Halal bewust heeft een artikel geplaatst op Halalpolitie.nl en heeft in haar halalwijzer welke instantie een halalcertificaat heeft verstrekt aan welke producent; wanneer Halal Correct een keurmerk heeft verleend is haar logo daarin opgenomen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een onrechtmatige publicatie ex 6:194 BW en misleidende reclame ex 6:194a BW. Dat een producent nooit handmatig kippen slacht, is te ongenuanceerd en te stellig. Voor de gedane proefbestelling uit het buitenland heeft zij dat wel gedaan. In de gewraakte publicatie en halalwijzer wordt het beeldmerk gebruikt. Er is geen sprake van een geldige reden wanneer Halal Bewust het beeldmerk gebruikt als rechtvaardiging voor voorlichting van het publiek "als toezichthouder"; partijen zijn elkaars concurrent.

4.5. Het artikel maakt naast het voorgaande melding van een partij DALO-kip die, aldus Halal Bewust, niet in overeenstemming met de standaarden van Halal Correct zou zijn geslacht, terwijl Halal Bewust de afgelopen jaren wel een certificaat verstrekt aan de producent van de kip, Storteboom. Ter zitting heeft Halal Bewust ter onderbouwing van haar stelling niet meer gesteld dan dat zij de juistheid van die stelling heeft gebaseerd op haar informatie 'dat Storteboom nooit handmatig kippen slachtte'.
Gelet op hetgeen Halal Correct heeft verklaard - namelijk dat sprake was van een speciale proefbestelling vanuit het buitenland, die afzonderlijk in behandeling is genomen en ten aanzien waarvan geldt dat de betreffende kip wél handmatig werd geslacht - is voldoende aannemelijk dat de betreffende melding onjuist was, zodat Halal Bewust deze niet zo ongenuanceerd en stellig had mogen publiceren zoals zij heeft gedaan.

4.11. Halal Correct vordert voorts Halal Bewust te verbieden inbreuk te maken op het Benelux merkrecht van Halal Correct.
(...) Halal Bewust trekt gelet op hetgeen hiervoor is overwogen naar voorlopig oordeel ongerechtvaardigd voordeel uit de reputatie van het merk Halal Correct en met het gebruik van het teken van Halal Correct door Halal Bewust (zowel in de gewraakte publicatie als in de halalwijzer) wordt afbreuk gedaan aan het onderscheidend vermogen van het merkrecht.
Halal Bewust heeft in dit verband aangevoerd dat zij het merk van Halal Correct gebruikt om de consument juist te kunnen voorlichten. Zij heeft (ook) de rol van toezichthouder en heeft in die hoedanigheid een andere pet op, wat volgens haar maakt dat het gebruik van het merk gerechtvaardigd is. Nu hiervoor echter is overwogen dat er vanuit moet worden gegaan dat Halal Bewust een concurrent is van Halal Correct, rechtvaardigt het doel (voorlichting van het publiek) naar voorlopig oordeel niet het oordeel dat sprake is van een geldige reden die het gebruik zou rechtvaardigen.
IEF 14688

Alliteratie en box als beschrijvend identiek bestanddeel

Vzr. Rechtbank Amsterdam 16 februari 2015, IEF 14688; ECLI:NL:RBAMS:2015:882 (Deluxebox tegen Kabaall)
Auteursrecht. Merkenrecht. Advalley biedt – onder meer via haar website – een zogenaamde Deluxebox aan met kortingsvouchers, waardecheques en met eventuele andere aanbiedingen. Op de website van Kabaall wordt de Digitale Gift Box aangeboden. De werkwijze, het concept en marketingstrategie vallen niet onder auteursrechtelijk bescherming. Alleen de vormgeving kan worden getoetst, maar komt niet overeen. Dat Deluxebox alleen digitaal en niet fysiek bestaat is hierbij niet van belang. Er is sprake van alliteratie en een identiek bestanddeel, te weten ‘box’, maar dit bestanddeel is louter beschrijvend. Er is geen sprake van beeldmerkinbreuk. Omdat ideeën echter vrij zijn om door een ander te worden gebruikt en gedaagden, voldoende afstand is gehouden, is het feit dat gedaagde voor eiser heeft gewerkt geen bijkomende omstandigheid voor onrechtmatig handelen. Alle vorderingen worden afgewezen.

auteursrechtinbreuk
4.2. (...) Dit gaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter niet zo ver dat – zoals eisers hebben gesteld – ook de werkwijze, het concept en de marketingstrategie met betrekking tot De Deluxebox onder het werkbegrip en derhalve onder de bescherming van de Auteurswet vallen. Alleen aan de hand van de vormgeving en het uiterlijk van De Deluxebox dient te worden beoordeeld of De Deluxebox mogelijk als een werk in de zin van de Auteurswet kan worden aangemerkt. Dat De Deluxebox alleen digitaal en niet fysiek bestaat is hierbij niet van belang. Ook een werk dat alleen digitaal (op het internet) waarneembaar is, kan een werk zijn in de zin van de Auteurswet, mits sprake is van materiaal dat oorspronkelijk is in die zin dat het moet gaan om een eigen intellectuele schepping van de auteur ervan. Op grond hiervan is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat alleen de afbeelding van De Deluxebox zoals waarneembaar op www.deluxebox.com onder het werkbegrip valt. Het uiterlijk en de vormgeving hiervan getuigen immers, vanwege de op de doos afgebeelde foto’s, de strik die alleen te zien is op de bovenkant en het deksel van de doos, het aangebrachte logo en de wijze waarop de naam van de Deluxebox is aangebracht (bijvoorbeeld “Parfum & Body” of “Hotels & Wellness”) van een eigen intellectuele schepping van de auteur.

4.3.
Gezien de wijze waarop gedaagden De Digitale Giftbox op de website www.kabaall.nl hebben afgebeeld, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat geen sprake is van een auteursrechtinbreuk. Op deze website is een zwart/wit gestileerd doosje te zien met een zwart gestileerde strikje dat niet lijkt op de afbeelding van De Deluxebox en waarin de auteursrechtelijk beschermde elementen van De Deluxebox niet of nauwelijks zijn terug te vinden. Daarnaast is op de website van Kabaall een afbeelding te zien van een klein doosje dat wordt vastgehouden door twee dameshanden. Ook hierin zijn de auteursrechtelijk beschermde elementen van de Deluxebox niet of nauwelijks terug te vinden. Op het doosje van gedaagden zijn geen foto’s, logo’s of namen aangebracht. De strik is in verhouding tot het doosje groot en – in tegenstelling tot bij De Deluxebox – om het gehele doosje gewikkeld. Dat De Deluxebox en de afbeeldingen op www.kabaall.nl alle vierkant/kubusvormig zijn is niet van belang, aangezien dit de geëigende vorm is voor een (cadeau)doos en daarom niet kan worden aangemerkt als een auteursrechtelijk beschermd element.

merkinbreuk
4.6.
[eiser sub 1] is houder van het onder 2.3 afgebeelde beeldmerk met daarin opgenomen de gestileerde letters d en b en het woord ‘deluxebox’. [eiser sub 1] noch Advalley beschikken over een woordmerk ‘Deluxebox’. Onder omstandigheden dient echter, bij beoordeling van de vraag of sprake is van een merkinbreuk, rekening te worden gehouden met een in een beeldmerk opgenomen woordbestanddeel. Dit geldt wanneer het woordbestanddeel het meest kenmerkende en prominent aanwezige onderdeel van het beeldmerk is en de totaalindruk van het beeldmerk domineert, terwijl het beeldbestanddeel als een (ondergeschikt) decoratief element kan worden beschouwd. Voorshands wordt geoordeeld dat dit hier niet het geval is. Het woord ‘deluxebox’ neemt in het beeldmerk een ondergeschikte plaats in. Afgezien hiervan is de voorzieningenrechter van oordeel dat gedaagden met het teken De Digitale Giftbox geen inbreuk maken op Deluxebox. Weliswaar is er, zoals eisers hebben aangevoerd, sprake van alliteratie en van een identiek bestanddeel, te weten ‘box’, maar dit bestanddeel is louter beschrijvend van aard en mede omdat het aan het einde is geplaatst bij zowel merk als teken van ondergeschikt belang. Al met al kan dan ook niet van overeenstemming tussen teken en merk worden gesproken, laat staan dat hierdoor bij het publiek verwarring kan ontstaan. Er kan dan ook geen beroep worden gedaan op artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE. Voorts is door eisers onvoldoende aangetoond dat het beeldmerk bekend is in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub c BVIE, zodat eisers ook hierop geen beroep kunnen doen.
.

onrechtmatig handelen/slaafse nabootsing
4.11.
De voorzieningenrechter overweegt hierover het volgende. Niet onaannemelijk is dat [gedaagde sub 3] gedurende haar – erg korte – arbeidstijd bij Advalley op het idee is gekomen een vergelijkbare onderneming te starten. Dat Advalley zich hierdoor benadeeld voelt is begrijpelijk. Omdat ideeën echter vrij zijn om door een ander te worden gebruikt en gedaagden, zoals hiervoor is overwogen, voldoende afstand hebben gehouden van de onderneming van eisers, is het feit dat [gedaagde sub 3] voor Advalley heeft gewerkt voorshands geen bijkomende omstandigheid die het handelen van gedaagden onrechtmatig maakt. Hiervoor zou vereist zijn dat [gedaagde sub 3] gebruik (misbruik) zou hebben gemaakt van vertrouwelijke gegevens van eisers (bijvoorbeeld gegevens over klanten of over zakelijke partners), waarover zij alleen uit hoofde van haar functie bij Advalley kon beschikken. Dat hiervan sprake is, is in dit geval onvoldoende aannemelijk gemaakt. De informatie waarvan [gedaagde sub 3] mogelijk gebruik heeft gemaakt, is informatie die toegankelijk is voor eenieder die de website van Advalley raadpleegt. Dat [eiser sub 1] zich om de tuin geleid voelt omdat hij van het concurrentiebeding heeft afgezien, is eveneens begrijpelijk. In een kort geding, dat zich niet leent voor een nader onderzoek naar de feiten (bijvoorbeeld door middel van een getuigenverhoor), kan echter niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld hoe deze afspraak tot stand is gekomen en welke overwegingen van partijen hierbij een rol hebben gespeeld. Dat [gedaagde sub 3] de naam De Digitale Giftbox heeft gekopieerd van een van de door Advalley geregistreerde handelsnamen, blijkt niet uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel dat door eisers in het geding is gebracht. Weliswaar heeft [eiser sub 1] ter zitting een uittreksel digitaal opgeroepen waarop was te zien dat een van de handelsnamen van Advalley De Digitale Giftbox luidt, maar nu niet is komen vast te staan wanneer Advalley die handelsnaam heeft geregistreerd, is ook dit onvoldoende om te kunnen oordelen dat gedaagden onrechtmatig handelen.

overtreding van het geheimhoudingsbeding
4.13. (...) Ook hieruit kan de voorzieningenrechter voorshands geen schending van het geheimhoudingsbeding afleiden. De stukken die door eisers als (vertrouwelijke) contracten zijn betiteld zijn onleesbaar. Daarnaast geldt dat het verzenden van een (vertrouwelijk) stuk door een medewerker naar zijn privé-emailadres niet per definitie een schending van een geheimhoudingsbeding inhoudt. Daaraan kan immers een andere reden ten grondslag liggen, bijvoorbeeld, zoals [gedaagde sub 3] heeft aangevoerd, dat zij buiten werktijd telefonisch contact met een cliënt diende op te nemen.
IEF 14687

Technisch kenmerk van kabelblokmodel kan niet bijdragen aan eigen karakter

Vzr. Rechtbank Den Haag 20 februari 2015, IEF 14687 (KOZ Products tegen Adinco)
Modellenrecht. KOZ ontwikkelt, produceert, verhandelt en is Gemeenschapsmodelrechthebbende op kabelblokken voor het boven en/of naast elkaar monteren van spanningskabels en hydraulische buizen. Adinco is een groothandel in meet- en regelapparaten, heeft tot enkele jaren geleden KOZ kabelblokken verhandeld en brengt sinds 2014 eigen merk blokken op de markt onder de naam Fox Clamps. KOZ vordert verbod op Gemeenschapsmodellen, auteursrecht en slaafse nabootsing. De Gemeenschapsmodellen zijn niet geldig, want het ontbreekt aan eigen karakter. Een overkapping is een uitsluitend technische functie die niet kan bijdragen aan het eigen karakter. Alle vorderingen worden afgewezen.

 

Gemeenschapsmodellen 2006 niet geldig
4.1 (...) Hoewel niet in geschil is dat een ontwerper van kabelblokken een beperkte ontwerpvrijheid heeft en dat mede daarom de geïnformeerde gebruiker op details zal letten, is het verschil tussen één of drie aanhechtingen naar voorlopig oordeel te minimaal om bij de gebruiker een andere algemene indruk te creëren.


Gemeenschapsmodellen 2005 niet geldig
4.3. Adinco baseert het ontbreken van eigen karakter primair op het hierna weergegeven kabelblok, dat op de markt wordt gebracht door de Duitse onderneming Formzeug Formen- und Werkzeuggesellschaft GmbH & Co KG (hierna: Formzeug) (...) Vast staat namelijk dat Formzeug al in 1996 een Gebrauchsmuster heeft laten inschrijven voor het kabelblok (DE 296 14016).

4.5. KOZ heeft hier tegen ingebracht dat de Gemeenschapsmodellen 2005 een andere algemene indruk wekken, vooral omdat het kabelblok van Formzeug geen gebruik maakt van overkappingen (de uitsteeksels aan de uitsparingen aan de onderzijde van het kabelblok waarin de kabels worden opgevangen). Naar voorlopig oordeel kunnen de Gemeenschapsmodellen 2005 geen eigen karakter ontlenen aan die overkappingen. Een Gemeenschapsmodel geldt namelijk niet voor een uiterlijk kenmerk van een voortbrengsel dat uitsluitend door een technische functie wordt bepaald (artikel 8 lid 1 van Verordening (EG) 6/2002 betreffende Gemeenschapsmodellen, hierna: GModVo). Zulke elementen kunnen ook niet bijdragen aan het eigen karakter van een Gemeenschapsmodel (vgl. Guidelines for examination in the office for harmonization in the internal market (trade marks and designs) on registered community designs, versie 1.0, p. 31). De overkapping is een dergelijk technisch bepaald kenmerk. Adinco heeft erop gewezen dat die overkappingen de druk van het kabelblok op de kabels verdelen en zodoende voorkomen dat de randen van het blok in de kabels snijden. Dat is voorshands voldoende aannemelijk, mede gelet op het feit dat kabelblokken zonder overkappingen, zoals de kabelblokken van Formzeug, gebruik maken van andere maatregelen om het insnijden van de kabels te voorkomen, zoals matjes (zie de hiervoor onder 4.3 tekening van de kabelblokken van Formzeug, waarbij matjes zijn aangebracht tussen de kabelblokken en de kabels).

Geen auteursrecht
4.7. Om vergelijkbare redenen kan de KOZ Uni niet worden aangemerkt als een auteursrechtelijk beschermd werk. Ook in auteursrechtelijk kader moeten kenmerken die technisch bepaald zijn, zoals de aanwezigheid van overkappingen, de ronde vorm van de uitsparingen en het gebruik van aanhechtingen, buiten beschouwing worden gelaten. Voor zover er aan de overige kenmerken van de KOZ Uni creatieve keuzes ten grondslag liggen, zijn die naar voorlopig oordeel te minimaal om de KOZ Uni in aanmerking te laten komen voor auteursrechtelijke bescherming.

Geen onrechtmatig handelen
4.8. Ook het beroep op slaafse nabootsing kan niet slagen. Voor zover de KOZ Uni een eigen plaats inneemt op de markt voor kabelklemmen (Adinco bestrijdt dat), heeft Adinco naar voorlopig oordeel voldoende gedaan om te voorkomen dat door gelijkheid tussen de KOZ Uni en de Fox Uni verwarring ontstaat. Ten eerste heeft de Fox Uni aan de bovenzijde een gesloten constructie rondom de montagegaten. Daardoor zijn bij de Fox Uni, anders dan bij de Gemeenschapsmodellen 2005, aan de bovenzijde geen kruisvormige ribben rondom dat gat te zien. Ten tweede is het patroon van de ribben aan de onderzijde van de Fox Uni anders dan bij de Gemeenschapsmodellen 2005. Ten derde hebben de zijkanten van de Fox Uni twee zwaluwstaartvormige verbindingen in plaats van één bij de Gemeenschaps-modellen 2005.
IEF 14686

The Butcher Club verliest het van THE BUTCHER

Vzr. Rechtbank Den Haag 20 februari 2015, IEF 14686 (Bread & Butter tegen Butcher Club c.s.)
Uitspraak mede ingezonden door Maarten Rijks en Gino van Roeyen, BANNING. Bread & Butter voert onder de (merk)naam ‘The-Butcher’ een hamburgerrestaurant annex besloten cocktailbar in de Amsterdamse wijk De Pijp. Onder de (merk)naam 'THE BUTCHER CLUB' wordt in Rotterdam een restaurant annex slagerij geëxploiteerd. The Butcher Club maakt inbreauk, ten eerste omdat 'The' en 'Butcher' hierin terugkomen. de benadrukte verschillen zoals locatie, interieur, personeel en menu staan het verwarringsgevaar niet in de weg. Staking wordt bevolen evenals de overdracht van www.thebutcherclubrotterdam.nl.

Inbreuk
4.4. Naar voorlopig oordeel maakt Butcher Club c.s. door het gebruik van de tekens ‘The Butcher Club’, ‘The Butcherclub’ en ‘The Butcher Shop’ voor haar restaurant inbreuk op het Gemeenschapsmerk. Ten eerste staat buiten kijf dat die tekens overeenstemmen met het Gemeenschapsmerk. In die tekens komen de elementen ‘The’ en ‘Butcher’ immers terug. Het enige verschil betreft het weglaten van het streepje daartussen en de toevoeging van de elementen ‘-club’ en ‘-shop’. Het streepje is echter het minst dominante element van het Gemeenschapsmerk en de elementen ‘-club’ en ‘-shop’ zijn de minst dominante en de minst onderscheidende elementen van de gewraakte tekens.

4.6. De door Butcher Club c.s. benadrukte verschillen tussen het restaurant van Bread & Butter en het restaurant van Butcher Club, zoals verschillen in locatie, interieur, menu, openingstijden en personeel, staan naar voorlopig oordeel niet in de weg aan het verwar-ringsgevaar. (...)

Op andere blogs:
Charlotte's Law

IEF 14685

Auteursrechtdebat: Het Wetsvoorstel Auteurscontractenrecht biedt hoop

Door: Kees Schaepman, freelance journalist. Auteursrechtdebat – thema: Wetsvoorstel Auteurscontractenrecht. Het heeft even geduurd (elf jaar, om precies te zijn), maar nu ligt er toch een wetsvoorstel auteurscontractenrecht waarvan gehoopt mag worden dat het leidt tot enige rust aan het front. Ik gebruik die term omdat het soms oorlog lijkt tussen makers en de exploitanten van hun werk. Het ontbreken van een heldere, eigentijdse regeling die makers beschermt en verzekert van een redelijke vergoeding voor hun werk, leidde tot onophoudelijke juridische schermutselingen waar alleen de advocatuur profijt van had. Maar het gevuld houden van de vechtkas CBO, en dat ben ik, is een frustrerende bezigheid. Ik keer het geld liever uit aan collega’s.

Ik ben met name blij met de bepaling over ‘onredelijk bezwarende bedingen’ die in het wetvoorstel is opgenomen. Uit eigen ervaring weet ik dat journalisten, scenarioschrijvers en andere makers vaak onder zware, oneigenlijke druk worden gezet om hun auteursrecht af te staan aan exploitanten. Weigeren zij, dan kunnen zij fluiten naar een contract: ‘Voor jou tien anderen’. Het nieuwe voorstel auteurscontractenrecht maakt het hen mogelijk zich tegen een dergelijke chantage te verweren.

Er blijven natuurlijk nog zaken over die geregeld moeten worden. De geschillencommissie waarin wordt voorzien, moet bijvoorbeeld nog vorm krijgen. Maar als maker en bestuurslid van Lira ben ik niet ontevreden met deze billijke bestandsregeling. Al is het maar omdat het hoop biedt op een toekomst waarin ik mij weer op mijn eigenlijke werk (schrijven) en bestuurlijke verantwoordelijkheid (een snelle en adequate repartitie) kan bezighouden.

In de afgelopen maanden werd ook, eindelijk, een overeenkomst bereikt met Rodap. En de rechter velde een verheugend vonnis in de zaak tegen het Regionaal Archief Leiden dat hardnekkig vergat auteurs waarvan het werk gedigitaliseerd werd een vergoeding te bieden [IEF 14487]. Er werd een overeenkomst gesloten met de Media Informatie Groep over betaling van auteurs waar alle partijen tevreden over waren, een stap waar Blendle een voorbeeld aan zou kunnen nemen [red. IEF 14556]. Het lijkt wel lente. Nu maar hopen op een mooie zomer.

Kees Schaepman

IEF 14684

Hoge Raad: Zelfs bij geringe overeenstemming Ajax-shirt moet globale beoordeling komen

HR 20 februari 2015, IEF 14684; ECLI:NL:HR:2015:397 (Ajax tegen Promosports)
Uitspraak mede ingezonden door Sven Klos, Klos Morel Vos & Schaap. Ambulante handelaar. Merkenrecht; inbreukvordering ex art. 2.20 lid 1 onder b en c BVIE. Maatstaf bij geringe mate van overeenstemming: Vertonen merk en teken een zekere, zelfs geringe, mate van overeenstemming, dan dient de rechter een globale beoordeling te verrichten om uit te maken of het betrokken publiek merk en teken met elkaar kan verwarren of een verband tussen beide legt, op grond van andere relevante factoren, zoals de algemene bekendheid of reputatie van het merk.

In het oordeel van het hof dat de vesten met geen van de rood-wit merken voldoende gelijkenis vertonen om tot relevante overeenstemming te concluderen, ligt besloten dat het hof enige mate van overeenstemming aanwezig acht. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het Hof Amsterdam [IEF 13159] dat oordeelde dat het Ajax-merk geldig was, maar geen monopolisering van breed vlak op wit vest. Verwijzing naar het Hof Den Haag.

Toewijzing proceskosten merkenrechtelijke grondslag, ambtshalve begroting bij gebreke van specificatie, art. 1019h Rv.

3.3.4 Een beoordeling van het gestelde verwarringsgevaar (sub b) of verband (sub c) kan slechts achterwege blijven indien in geen enkel opzicht overeenstemming bestaat tussen het ingeroepen merk en het beweerd inbreuk makende teken. Vertonen merk en teken daarentegen een zekere, zelfs geringe, mate van overeenstemming, dan dient de rechter een globale beoordeling te verrichten om uit te maken of, niettegenstaande de geringe mate van overeenstemming tussen merk en teken, het betrokken publiek merk en teken met elkaar kan verwarren of een verband tussen beide legt, op grond van andere relevante factoren, zoals de algemene bekendheid of reputatie van het merk. (Vgl. in het kader van art. 8 lid 1 sub a, b en lid 5 Vo.40/94, thans Vo. 207/2009: HvJEU 2 september 2010, zaak C-254/09, ECLI:EU:C:2010:488 (Calvin Klein) en 24 maart 2011, zaak C-552/09, ECLI:EU:C:2011:177 (Ferrero))

3.3.5 In het oordeel van het hof dat de vesten met geen van de rood-wit merken voldoende gelijkenis vertonen om tot relevante overeenstemming te concluderen, ligt besloten dat het hof enige mate van overeenstemming aanwezig acht. Nu Ajax zich ter onderbouwing van de gestelde merkinbreuk heeft beroepen op de gronden sub b en sub c, had het hof, gelet op hetgeen hiervoor in 3.3.4 is overwogen, dan ook met toepassing van de hiervoor in 3.3.3 weergegeven maatstaven moeten onderzoeken of, gelet op de door Ajax in dit verband gestelde omstandigheden, gevaar voor verwarring bestaat als bedoeld in art. 2.20 lid 1, aanhef en sub b BVIE, respectievelijk of de rood-wit merken kunnen worden beschouwd als bekende merken in de zin van art. 2.20 lid 1, aanhef en sub c BVIE en of sprake is van een zodanige mate van overeenstemming dat het relevante publiek een verband legt tussen de vesten en de rood-wit merken. Door te volstaan met het oordeel dat de vesten met geen van de rood-wit merken voldoende gelijkenis vertonen om tot relevante overeenstemming te concluderen, heeft het hof dan ook blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.

3.5 Ajax maakt aanspraak op vergoeding van haar proceskosten op de voet van art. 1019h Rv, die zij begroot op € 27.386,25. Ajax kan slechts aanspraak maken op een vergoeding op de voet van deze bepaling voor zover haar kosten betrekking hebben op de merkenrechtelijke grondslag. Nu Ajax heeft nagelaten te specificeren welk deel van haar kosten op die grondslag ziet, begroot de Hoge Raad dat deel ambtshalve op 50%. Aan Ajax zal dus worden toegewezen een bedrag van € 13.693,12, vermeerderd met 50% van het toepasselijke liquidatietarief (€ 1.300,--).

Op andere blogs:
Hoogenraad & Haak

IEF 14683

Betekenis van registratie in octrooiregister bij overdracht

Hof Arnhem-Leeuwarden 17 februari 2015, IEF 14683; ECLI:NL:GHARL:2015:1156 (Soil & Crop Cruise Control tegen Ancientgrain)
Octrooirecht. Overdracht. Appellanten stellen dat geïntimeerden, handelend als toenmalig bestuurders van A B.V. onbevoegd waren tot een (rechtstreekse) overdracht van een tweetal octrooien van A B.V. aan een v.o.f. waarin geïntimeerden participeerden. Zij hebben een beroep gedaan op de nietigheid van die overdracht en vorderen ondertekening door geïntimeerden van een verklaring van overdracht en medewerking van de overdracht in het octrooiregister. Het hof wijst de vorderingen af.

Enerzijds omdat van een rechtstreekse overdracht van A B.V. aan de v.o.f. geen sprake was (wel van een overdracht aan X B.V., die op haar beurt de octrooirechten heeft overgedragen aan de v.o.f. maar op de nietigheid van die rechtshandelingen hebben appellanten (hoewel zij daarop zijn gewezen) zich niet beroepen. De registratie in het octrooiregister voor het bewijs van de overdracht is slechts indirect van belang, dit vindt plaats om aan de reeds bestaande overdracht derdenwerking te verlenen.

5.12. Het hof overweegt dienaangaande dat de registratie in het octrooiregister voor het bewijs van de overdracht slechts indirect van belang is daar deze slechts plaatsvindt om aan de reeds bestaande overdracht derdenwerking te verlenen. Niet uitgesloten is dat daarbij niet alle (tussenliggende) rechthebbenden worden vermeld. Zo wordt S & C in het register zelfs in het geheel niet wordt genoemd als houder van het octrooirecht.
IEF 14682

Exhibitie van administratie voormalige franchisenemers te weinig specifiek

Hof 's- Hertogenbosch 17 februari 2015, IEF 14682; ECLI:NL:GHSHE:2015:556 (VOF Franchisenemers tegen accountants)
Vordering ex 843a Rv. Voormalig franchisenemers van de franchiseformule Cristal Cleaning, een stomerijketen. Het enkele vermoeden van de VOF, ook al is dit een ‘sterk vermoeden’, dat bepaalde zakelijke posten onder de post privéopnamen zijn geboekt, gebaseerd op de enkele, niet nader onderbouwde stelling dat geïntimeerde zich vaker van deze wijze van administreren bedient, is onvoldoende om tot inzage, afschrift of uittreksel van de grootboekkaarten te verplichten. De onderbouwing van de stelling van de VOF dat de prognose voor het jaar 2005, opgesteld door geïntimeerde ondeugdelijk is, lijkt ook reeds langs andere weg te kunnen worden geleverd.

3.3. Vooropgesteld wordt dat de VOF, [vennoot 1] en [vennoot 2] ex artikel 843a, eerste lid Rv slechts inzage, afschrift of uittreksel kunnen vorderen; geen afgifte (derhalve) van originele bescheiden (HR 31 mei 2002, LJN AA4877, NJ 2003/589). De incidentele vordering van de VOF, [vennoot 1] en [vennoot 2] wordt derhalve aldus gelezen en begrepen dat zij inzage, afschrift of uittreksel vorderen van hun administratie en van de cijfers van de vorige franchisenemers.

3.4. (...)
De vordering tot exhibitie van ‘de administratie’ is te weinig gespecificeerd om als ‘bepaalde’ bescheiden in de zin van artikel 843a, eerste lid Rv gekwalificeerd te kunnen worden. Nu de VOF, [vennoot 1] en [vennoot 2] niet hebben aangegeven welke bescheiden en geschriften zij nog méér verlangen, naast de genoemde grootboekkaarten en de omzetbelasting-aangiften en -teruggaven, zal het hof zich bij zijn beoordeling of het gevorderde al dan niet kan worden toegewezen, beperken tot de gevorderde grootboekkaarten en de gevorderde omzetbelasting-aangiften en -teruggaven.

3.9 (...) Het enkele vermoeden van de VOF, [vennoot 1] en [vennoot 2], ook al is dit een ‘sterk vermoeden’, dat bepaalde zakelijke posten onder de post privéopnamen zijn geboekt, gebaseerd op de enkele, niet nader onderbouwde stelling dat [geïntimeerde] zich vaker van deze wijze van administreren bedient, is naar het oordeel van het hof onvoldoende om [geïntimeerde] tot inzage, afschrift of uittreksel van de grootboekkaarten te verplichten.

3.15. De onderbouwing van de stelling van de VOF, [vennoot 1] en [vennoot 2] dat de prognose voor het jaar 2005, opgesteld door [geïntimeerde] ondeugdelijk is, lijkt ook reeds langs andere weg te kunnen worden geleverd.  (...)
Voorts overweegt het hof dat de VOF, [vennoot 1] en [vennoot 2] als productie 3 bij de conclusie van antwoord cijfers hebben overgelegd, opgesteld door een door hen ingeschakelde administrateur, ter onderbouwing van de stelling dat de door [geïntimeerde] verstrekte prognose ondeugdelijk is.

3.16. Hiermee kan naar het oordeel van het hof redelijkerwijs worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de cijfers van de vorige franchisenemers is gewaarborgd (artikel 843a, vierde lid Rv).
IEF 14681

Nederlandse voorziening bij sublicentiecontract, ondanks forumkeuze Gent

Hof Arnhem-Leeuwarden 17 februari 2015, IEF 14681; ECLI:NL:GHARL:2015:1152 (Osmos tegen BIM)
Procesrecht. BIM houdt zich bezig met monitoringssystemen, meettechnologie en bijkomende software van het merk; Osmos is exclusief licentiehouden van de IE-rechten. Partijen hebben een sublicentiecontract. Bevoegdheid Nederlandse rechter in kort geding. De forumkeuze voor het handelsgerecht te Gent, België staat er niet aan in de weg dat de Nederlandse voorzieningenrechter voorlopige maatregelen treft als bedoeld in artikel 31 EEX-Verordening. De Nederlandse voorzieningenrechter is op grond van artikel 6a Rv nationaal bevoegd. Op de vorderingen is ingevolge Rome I het Belgisch recht van toepassing.

Ook de opschorting van aan de vorderingen ten grondslag liggende verbintenissen alsmede het beroep op retentie worden beheerst door Belgisch recht. Rome II is niet van toepassing omdat er geen aanvullende feiten en omstandigheden zijn gesteld of gebleken die erop duiden dat appellante, onafhankelijk van de contractuele relatie, onrechtmatig jegens geïntimeerde heeft gehandeld. Toetsing spoedeisend belang ex nunc. Vordering wordt ex nunc afgewezen. De vordering was, ex tunc toetsend, ten tijde van het vonnis spoedeisend en gerechtvaardigd.

Bevoegdheid Nederlandse rechter
5.10 Voor alle drie de vorderingen geldt naar het oordeel van het hof dat er een reële band bestaat tussen het voorwerp van de gevorderde maatregelen en de territoriale bevoegdheid van de Nederlandse rechter. Het gebod tot het verstrekken van inlogcodes heeft betrekking op in Nederland lopende projecten, terwijl de beide verboden zien op benadering van in Nederland gevestigde (potentiële) klanten. Nu de verbintenissen die aan de vorderingen ten grondslag liggen in Nederland moet worden uitgevoerd, ervan uitgaande dat ook naar Belgisch recht de plaats van de uitvoering van de litigieuze verbintenissen in Nederland is gelegen, is het hof op grond van artikel 31 EEX-Verordening in samenhang met artikel 6 sub a Rv bevoegd om van de vorderingen kennis te nemen. De forumkeuze staat daar niet aan in de weg (artikel 13 Rv). Op grond van artikel 7 lid 2 Rv is het hof tevens bevoegd met betrekking tot de in eerste aanleg afgewezen vordering in reconventie van Osmos Benelux. Grief I faalt.

Toepasselijk recht
5.16 De slotsom uit het voorgaande is dat op het sublicentiecontract en de nadere overeenkomsten Belgisch recht van toepassing is. Het toepasselijke Belgische recht beheerst de nakoming van de overeenkomst en de gevolgen van de gehele of gedeeltelijke nakoming van de daaruit voortspruitende verbintenissen, waaronder een beroep op opschorting. Ook de in oorspronkelijk reconventie opgeworpen vraag of BIM Systems uit hoofde van retentie bevoegd was de afgifte van de gehuurde apparatuur op te schorten, dient naar Belgisch recht te worden beantwoord.

Verschaffen inloggegevens, spoedeisend belang
5.23 De door de voorzieningenrechter in het dictum onder 7.1 van het bestreden vonnis toegewezen veroordeling was dus, ex tunc toetsend, voorshands gerechtvaardigd. Door de afronding van de projecten, is het belang bij die veroordeling in hoger beroep verdwenen. Het hof zal die veroordeling, ex nunc toetsend, alsnog afwijzen.

Verkoopverbod
5.28 De slotsom uit het voorgaande is dat vooralsnog moeten worden aangenomen dat de verbodsvorderingen van BIM Systems geen steun vinden in het sublicentiecontract en aldus dienen te worden afgewezen. De grieven VI tot en met XI, die er allen toe strekken de vorderingen af te wijzen, behoeven nu de vorderingen reeds op grond van de grieven III, IV en V moeten worden afgewezen, geen verdere bespreking.

Teruggave gehuurde apparatuur
5.31 Dat BIM Systems de zaken na beëindiging van de lopende projecten aan Osmos Benelux dient terug te geven, wordt door BIM Systems niet bestreden. BIM Systems bestrijdt echter dat Osmos Benelux spoedeisend belang bij haar vordering heeft. Naar het oordeel van het hof heeft Osmos Benelux voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de zaken nodig heeft voor andere projecten en dat zij, doordat zij niet over die zaken kan beschikken, opdrachten dreigt mis te lopen. Het gaat hier om alle montagestukken inclusief beugels uit het project "[R]", alle messing montageplaatjes afkomstig uit "[R]", optische koorden (2 meter) afkomstig uit project "[R]" en LIRIS sensoren afkomstig uit project "[S]". Dat de door Osmos Benelux opgegeven serienummers niet correct zijn, acht het hof niet van belang nu BIM Systems erkent voornoemde zaken nog in haar bezit te hebben. Al deze zaken dienen aan Osmos Benelux te worden gegeven.
De vordering zal met betrekking tot voornoemde zaken daarom alsnog worden toegewezen. Het hof ziet gelet op de gestelde waarde van de zaken, aanleiding de dwangsommen te matigen en te maximeren. Ook zal het hof BIM Systems wat meer tijd gunnen om aan deze veroordeling te voldoen. Een termijn van vijf werkdagen na betekening van het arrest, komt het hof redelijk voor.
IEF 14680

Bevoegdheidsincident: Forum rei, contractus, delicti, necessitatis, arresti

Hof Arnhem-Leeuwarden 17 februari 2015, IEF 14680; ECLI:NL:GHARL:2015:1148 (X tegen Saudi Aramco)
Bevoegdheid. Procesrecht. [X] produceert en levert gemodificeerd aardappelzetmeel dat gebruikt wordt bij het boren naar olie. Saudi Aramco exploiteert een oliemaatschappij en gebruikt gemodificeerd aardappelzetmeel bij het boren naar olie. Saudi Aramco heeft gebruik gemaakt van gemodificeerd aardappelzetmeel met de productnaam Emfloc MRE, dat geproduceerd is door [X]. Bevoegdheidsincident ex 6 Rv: Forum rei, Forum contractus, Forum delicti, Forum necessitatis, Forum arresti.

Forum rei
Ten aanzien van de in artikel 6 Rv opgenomen gronden voor internationale rechtsmacht geldt dat de wetgever deze heeft ontleend aan artikel 5 EEX-Verordening (Verordening (EG) nr. 44/2001, Pb EG L 12/2001) en de Nederlandse rechter bij de uitleg van artikel 6 Rv de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie over (de uitleg van) die bepaling kan betrekken (MvT, Parl. Gesch. Herz. Rv, p. 102 – 103). De EEX-Verordening is (formeel) niet van toepassing omdat de verweerder geen woonplaats heeft op het grondgebied van een EEX-Staat.

Forum contractus
Volgens artikel 6, onderdeel a Rv is de Nederlandse rechter internationaal bevoegd in zaken betreffende verbintenissen uit overeenkomst, indien de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, in Nederland is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. Ingevolge artikel 6a Rv geldt vervolgens dat, tenzij anders is overeengekomen, voor de koop en verkoop van roerende zaken de plaats van uitvoering in Nederland is gelegen indien de zaken volgens de overeenkomst in Nederland geleverd of geleverd hadden moeten worden.

Forum delicti
De vervangende schadevergoeding dient naar het oordeel van het hof, mede gelet op de uitleg die het Europese hof in het arrest van 6 oktober 1976, zk 14/76 (De Bloos/Bouyer), Jur. 1976, 1497, NJ 1977, 170, daaraan in het kader van artikel 5 sub 1 EEX-Vo heeft gegeven, beschouwd te worden als 'verbintenis uit overeenkomst' in de zin van artikel 6 onderdeel a Rv. Tot ‘verbintenissen uit overeenkomst’ worden namelijk niet alleen verplichtingen gerekend die rechtstreeks uit het contract voortvloeien, zoals de verplichting tot levering of betaling, maar ook de verplichtingen die in de plaats treden van de niet-nagekomen contractuele verplichtingen, zoals de verplichting tot schadevergoeding.

Met betrekking tot het onderscheid tussen de begrippen 'verbintenissen uit overeenkomst' en 'verbintenissen uit onrechtmatige daad' in artikel 5 punt 1 sub a en punt 3 EEX-Vo heeft het Europese hof zich op 13 maart 2014 in de zaak C-548/12 uitgelaten naar aanleiding van een aan het hof voorgelegde prejudiciële vraag.

Het onrechtmatig handelen dat appellant geïntimeerde verwijt - te weten het op onrechtmatige wijze beëindigen van een langdurige samenwerking - is een gedraging waarvan niet gezegd kan worden dat deze geen verband houdt met een verbintenis uit overeenkomst maar die, integendeel, redelijkerwijs kan worden gegrond op de rechten en plichten uit hoofde van de gestelde overeenkomst, zodat met die overeenkomst rekening moet worden gehouden om het geschil te beslechten. Het betreft derhalve een verbintenis uit overeenkomst in de zin van artikel 6 onderdeel a Rv en niet een verbintenis uit onrechtmatige daad in de zin van artikel 6 onderdeel e Rv.

Forum necessitatis
In het licht van de gemotiveerde betwisting door geïntimeerde heeft appellant niet aannemelijk gemaakt dat de rechtsgang in Saoedi Arabië voor handelsgeschillen als de onderhavige niet voldoet aan de minimum eisen die aan een behoorlijk rechtsgang gesteld mogen worden en dat zij daarin als westerse onderneming achtergesteld zou worden bij Saoedische bedrijven.

Forum arresti
Het forum arresti maakt inbreuk op de hoofdregel van het forum rei. Om die reden moet artikel 767 Rv terughoudend worden toegepast. De ratio van de slotzin van het artikel is misbruik te voorkomen: te voorkomen dat bevoegdheid wordt gevestigd door een derdenbeslag dat geen doel treft omdat de derde aan de debiteur niets verschuldigd is of niets van de debiteur onder zich heeft.