DOSSIERS
Alle dossiers

Foto / beeld  

IEF 9739

Geen rectificatie, staat al op YouTube

Vrz. Rechtbank Amsterdam 31 mei 2011, LJN BQ6699 (eiser1 & 2 tegen Smashed- Lemon B.V.)

Met gelijktijdige dank aan Anne Voerman en Diederik Stols, Boekx advocaten

Auteursrecht. Portretrecht. Proceskosten. Fotograaf (eiser 2) geeft exclusieve licentie aan zangeres/MC (eiser 1). Smashed-Lemon verhandelt zwart-wit illustratie op t-shirt die identiek is aan foto, behalve dat zonnebril is toegevoegd.

Uitgebreide weergave communicatie. Inbreuk auteursrecht en portretrecht niet betwist. Deel vorderingen toegewezen, gecertificeerde opgave, teruggave voorraad. Matiging advocaatkosten. Geen rectificatie "Bovendien heeft [eiseressen] op YouTube al een filmpje geplaatst waarin melding wordt gemaakt van het feit dat Smashed-Lemon met verkoop van het T-shirt inbreuk maakt op de auteurs- en portretrechten van [eiseressen] Op die manier is voldoende aandacht gegeven aan de door Smashed-Lemon gemaakte inbreuk."

4.5.  Bij de derde vordering met betrekking tot het doen van gecertificeerde opgave heeft [eiseressen] naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende belang. Smashed-Lemon heeft stukken overgelegd waaruit blijkt dat van het T-shirt 60 stuks zijn ingekocht en waaruit blijkt bij welke leverancier die zijn ingekocht. Smashed-Lemon heeft ook aangeboden dat alle paklijsten van drie maanden vóór, en drie maanden na de overgelegde paklijst en invoice kunnen worden ingezien en zij heeft die stukken meegenomen naar de zitting. [eiseressen] heeft deze stukken onvoldoende gemotiveerd betwist. Smashed-Lemon heeft daarmee voldoende aannemelijk gemaakt hoeveel T-shirts (60) zij heeft ingekocht, voor welke inkoopprijs en van welke leverancier. [eiseressen] heeft daarom geen belang meer bij haar derde vordering.

4.7.  De vijfde vordering zal worden toegewezen, voor zover die strekt tot teruggave van de nog in voorraad zijnde dan wel retour te ontvangen T-shirts. Van het bestaan van reclamematerialen waarop de foto wordt gebruikt is onvoldoende gebleken.

4.8.  Voor zover [eiseressen] heeft gevorderd dat Smashed-Lemon op haar webpagina een rectificatie zal plaatsen (vordering 6) is de voorzieningenrechter van oordeel dat dat een buitenproportionele maatregel zou zijn. In totaal zijn slechts 9 T-shirts verkocht aan anderen dan [eiseressen] Bovendien heeft [eiseressen] op YouTube al een filmpje geplaatst waarin melding wordt gemaakt van het feit dat Smashed-Lemon met verkoop van het T-shirt inbreuk maakt op de auteurs- en portretrechten van [eiseressen] Op die manier is voldoende aandacht gegeven aan de door Smashed-Lemon gemaakte inbreuk.

Lees de beslissing hier (link / pdf).

IEF 9728

Tattooboek verzamelauteursrecht

Vzr Rechtbank Amsterdam 26 mei 2005 LJN AT6301 (Schiffmacher c.s. tegen Omroepvereniging VARA)

Uit de oude doos, maar nog niet eerder hier verschenen. Auteursrecht. Tattoos, Boekuitgave "1000 Tattoos". Gebruik van illustraties in het decor van televisieprograma koppijkers.

Vordering (tattoo)kunstenaar Schiffmacher tegen de Vara afgewezen, omdat niet aannemelijk is geworden dat Schiffmacher auteursrecht heeft op de afbeeldingen die de Vara in het decor van Kopspijkers heeft gebruikt.

6. (...) Voorshands wordt geoordeeld dat aan [eiser1] zelf evenmin het auteursrecht op de afzonderlijke afbeeldingen toekomt. Voorzover [eiser1] heeft willen stellen dat het auteursrecht op de foto’s in het boek ”1000 Tatoos” bij The Amsterdam Tattoo Museum berust, omdat in het colofon van het boek vermeld staat ““(...) ? 1996 for the illustrations: The Amsterdam Tattoo Museum, Amsterdam” en hij in feite The Amsterdam Tattoo Museum is, geldt dat de copyright-notice op zich geen bewijs oplevert voor het auteursrecht.

7. Ten slotte moet de vraag worden beantwoord of aan [eiser1] het auteursrecht toekomt op de verzameling van afbeeldingen, als belichaamd in het boek.

Artikel 10 lid 2 Aw bepaalt dat verzamelingen van werken als zelfstandige werken worden beschermd. Daarbij is uitgangspunt dat een verzamelwerk moet voldoen aan het in artikel 1 Aw gestelde vereiste dat het werk een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. De enkele verzameling is niet voldoende om zich op een verzamelauteursrecht te beroepen. Een verzameling als de onderhavige komt slechts dan als zodanig voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking als deze het resultaat is van een selectie, die een persoonlijke visie van de maker tot uitdrukking brengt. Voorshands is onvoldoende gebleken dat dit criterium ten aanzien van [eiser1] opgaat.

Lees de uitspraak hier (link / pdf)
Auteurswet

IEF 9711

CvdM 29 maart 2011, besluit 24690/2011003600 (toegestane nevenactiviteit licentie fragmenten van Nieuwsuur en NOVA aan Tijdsbeeld Media ten behoeve van de dvd Dubieuze strafzaken)

Licentie dubieuze strafzaken

Het in licentie geven van fragmenten van Nieuwsuur en NOVA aan Tijdsbeeld Media ten behoeve van de dvd Dubieuze strafzaken.

Relatietoets; aannemelijk dat gebruikers zich meer betrokken voelt bij publieke media-instelling. Marktconform: ook imago, e.g. beeldmerk en logo, betrekken in besluit (7 lid 2 Beleidsregels nevenactiviteiten). Vergoeding is gebaseerd op gangbaar percentage van de verkoopprijs voor de vaststelling van een flat fee. Toegestane nevenactiviteit.

10. De onderhavige nevenactiviteit betreft het verkopen of in licentie geven van programma’s, programmaformats of programmafragmenten aan (media)bedrijven. Daarmee wordt de betrokkenheid van gebruikers bij het media-aanbod of de publieke media-instelling vergroot nu het aannemelijk is dat de nevenactiviteit ertoe kan leiden dat de gebruiker gebruik gaat of blijft maken van het media-aanbod, dan wel zich meer dan daarvoor betrokken voelt of gaat voelen bij de publieke media-instelling.

11. Op grond van artikel 3, tweede lid, van de Beleidsregels nevenactiviteiten 2009 dient een nevenactiviteit waardoor de betrokkenheid van gebruikers bij het media-aanbod of de publieke media-instelling met de nevenactiviteit wordt vergroot, aantoonbaar inhoudelijk aan te sluiten bij het media-aanbod of de publieke media-instelling. De onderhavige nevenactiviteit voldoet aan deze eis nu de fragmenten waarom het gaat door de NTR in respectievelijk de programma’s Nieuwsuur en NOVA zijn uitgezonden.

12. Het Commissariaat is dan ook van oordeel dat de nevenactiviteit verband houdt met of ten dienste staat van de verwezenlijking van de publieke media-opdracht zoals bedoeld in artikel 2.132, derde lid, van de Mediawet 2008.

15. Uit eigen onderzoek verricht door het Commissariaat is gebleken dat de verkoopprijs van de dvd, die volgens de NTR € 11,50 gaat bedragen, marktconform is. De consumentenadviesprijs van de dvd is vergeleken met de prijzen van vergelijkbare producten van vijf andere aanbieders en valt binnen de range van deze vijf. Wij zien voorshands geen reden om aan te nemen dat deze verkoopprijs niet marktconform zou zijn.

Lees het besluit hier (link / pdf)

IEF 9677

Vzr. Rechtbank Amsterdam 17 mei 2011, KG ZA 11-525 (Malkit Shoshan tegen Uitgeverij 010 c.s.)

Overzicht van´t oeuvre, naamsvermelding

Vzr. Rechtbank Amsterdam 17 mei 2011, KG ZA 11-525 (Malkit Shoshan tegen Uitgeverij 010 c.s.)

Met dank aan Sophie Besselink, Bousie advocaten.

Auteursrecht. Persoonlijkheidsrechten. Naamsvermelding en verminking van werk. Geschil tussen auteur en vormgever over de naamsvermelding, de credits en het gebruik van het werk in een overzicht van eigen werk. Sinds 2002 publiceert eiser visuele weergaves van Israël-Palestina conflict in eigen beheer. Nu boek onder titel "Atlas of the Conflict: Israel-Palestine", door Uitgeverij 010 uitgegeven en vormgegeven. In 2010 boekpublicatie "I swear I use no art at all" met overzicht van grafische oeuvre van vormgever; waarin opgenomen dit boek in nagenoeg zwart-wit en met onleesbaar gemaakte tekst. Gedaagde is internationaal bekroond met de Gouden Letter inzake boekverzorging, slechts de naam van de vormgever is vermeld in de publicaties daaromtrent, niet die van de auteur.

De vormgever heeft een belang omdat het gaat over het werk van hem, als vormgever, niet over hetgeen inhoudelijk met de Atlas naar voren wil brengen. Ondanks dat de eiseres auteursrechthebbende, ook op de vormgeving. Dat de internationale bekroning vergezeld diende te gaan met naamsvermelding is geen vereiste, ondanks “Dat S.. als auteur van de Atlas ook intensieve bemoeienis heeft gehad met de vormgeving moge zo zijn, maar verplicht G. niet om haar naam  - naast die als auteur - nogmaals expliciet te noemen in verband met de vormgeving daarvan.” Vorderingen worden afgewezen.

4.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artike l127a lid 1 en lid 2 Rv - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beiden partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

4.2. De vorderingen van S. vallen in twee onderdelen uiteen. In de eerste plaats betreffen deze de uitgave van het boek en in de tweede plaats de wijze waarop G. c.s. zich tegenover derden hebben uitgelaten over de Atlas en het auteurschap van S. Ten aanzien van het boek wordt het volgende overwogen. (…) Nog daargelaten dat G. c.s. niet heeft aangetoond dat de gegevens zoals in de Atlas weergegeven niet het oorspronkelijk en persoonlijk stempel van S. dragen, rust voorshands ook, indien wordt uitgegaan van de stelling van G. c.s. dat S. slechts bestaande gegevens heeft verzameld, op haar als verzamelaar van die gegevens op grond van artikel 5, eerste lid, van de Auteurswet het auteursrecht op de Atlas. Van belang daarvoor is dat op grond van de gedingstukken, waaronder de eerdere publicaties van S., en het verhandelde ter terechtzitting, op dit moment voldoende aannemelijk is dat de Atlas onder leiding en toezicht van S. tot stand is gekomen.

4.3. Subsidiair heeft G. c.s. betoogd dat G. vanwege zijn inbreng in de totstandkoming van de Atlas als medeauteur daarvan moet worden aangemerkt. Ook daarin wordt G. c.s. voorshands niet gevolgd. Zoals hiervoor reeds overwogen is op dit moment voldoende aannemelijk, gelet op de eerdere versie van de Atlas, dat de Atlas tot stand is gekomen naar het ontwerp van en onder toezicht en leiding van S. Dat heeft tot gevolg dat ondanks de vormgeving door G. en de uitgebreide inspanningen die G. voor S. aan de Atlas heeft verricht, het auteursrecht daarvan op grond van artikel 6 van de Auteurswet uitsluitend op S. rust.

4.4. Meer subsidiair heeft G. c.s. een beroep gedaan op het in artikel 15a, eerste lid, van de Auteurswet vermelde citaatrecht. In dat kader heeft G. c.s. gesteld dat het boek is aan te merken als een studieboek of wetenschappelijke verhandeling over grafische vormgeving en dat de weergave van de twee pagina’s uit de Atlas daarin daarom is aan te merken als een rechtmatig citaat. Ten aanzien daarvan wordt overwogen dat S. niet heeft betwist dat het boek is aan te merken als een studieboek of wetenschappelijke verhandeling als bedoeld in artikel 15a Auteurswet. S. heeft in dat kader alleen gesteld dat haar persoonlijkheidsrechten als bedoeld in artikel 25 van de Auteurswet onvoldoende in acht zijn genomen en dat het citaat daarom niet voldoet aan het bepaalde in artikel 25 eerste lid, sub 3, van de Auteurswet. Daarin wordt S. voorshands niet gevolgd. Van belang daarvoor is het boek gaat over het werk van G. als vormgever en niet over hetgeen S. inhoudelijk met de Atlas naar voren wil brengen. G. c.s. heeft in dat kader betoogd dat de desbetreffende pagina’s uit de Atlas alleen zijn aangehaald om aan te tonen welke grafische vormgevingskeuzes G. in de Atlas heeft gemaakt. Gezien deze context komt het niet onbegrijpelijk voor dat, zoals door G. ook op bladzijde 81 van het boek is vermeld (zie hiervoor 2.4), hij de focus van de lezer heeft willen richten op de vormgeving van het weergegeven werk en niet op de tekstuele inhoud daarvan. De desbetreffende pagina’s van het boek bekijkende wordt met de wijzigingen die G. aldus op het origineel heeft aangebracht, dat effect ook bereikt. Voornamelijk de vormgeving van de desbetreffende pagina’s komt naar voren. Nu deze wijzigingen daarnaast voorshands als gering zijn aan te merken, is op dit moment onvoldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat S. zich daartegen in redelijkheid met een beroep op artikel 25 van de Auteurswet kan verzetten. Van een aantasting van het werk, die nadeel aan de eer of goede naam van S. zou kunnen aanbrengen, is geen sprake.

4.5. Voor zover S. heeft betoogd dat zij in het boek niet als maker staat vermeld, wordt overwogen dat, zoals door G. c.s. is betoogd, S. op een drietal plaatsen in het boek wordt genoemd. Op een tweetal daarvan (zie hiervoor onder 2.5) staat S. daarbij expliciet als auteur van de Atlas vermeldt. Tevens is daarbij een verwijzing naar de uit de Atlas overgenomen tekeningen gemaakt. Voorshands zijn op die wijze de persoonlijkheidsrechten van S. in voldoende mate geëerbiedigd.

4.6. Over de vorderingen van S. die betrekking hebben op de uitlatingen van G. c.s. tegenover derden over de Atlas wordt het volgende overwogen. G. c.s. kan alleen verantwoordelijk worden gehouden voor uitlatingen die hij zelf heeft gedaan. Voor zover S. erover klaagt dat in de media haar auteurschap van de Atlas is miskend, wordt daaraan dan ook voorbijgegaan voor zover het om uitlatingen gaat die niet zijn gedaan door G. c.s. S. heeft allereerst gewezen op een interview met G. in NRC Handelsblad van 16 januari 2010, waarin wordt besproken dat G. grafisch ontwerper is en op dat moment de laatste hand legde aan de uitgave van de Atlas. Anders dan S. betoogt, presenteert G. zich in het interview niet als de auteur van de Atlas. Duidelijk is dat hij er als grafisch vormgever aan werkte. Daarom is in dit interview van schending van het auteursrecht van S. door G. geen sprake. Voorts stelt S. dat 010 bij de inschrijving van de Atlas voor de Best Verzorgde Boeken competitie 2010 ten onrechte geen melding heeft gemaakt van de inbreng en betekenis van S. voor de visuele kant van de Atlas. Zij miskent daarbij echter dat zij op het formulier als auteur is vermeld en dat het bij deze competitie gaat om de vormgeving van de ingeschreven boeken. Terecht heeft  010 dan ook (de studio van) G. als grafisch ontwerper vermeld. Dat S. als auteur van de Atlas ook intensieve bemoeienis heeft gehad met de vormgeving moge zo zijn, maar verplicht G. niet om haar naam  - naast die als auteur - nogmaals expliciet te noemen in verband met de vormgeving daarvan.

4.7. Uit het voorgaande volgt dat voorshands met de in geding zijnde opname in het boek van pagina's uit de Atlas geen inbreuk wordt gemaakt op de auteursrechten daarop van S. noch dat door G. c.s. anderszins onrechtmatig jegens S. wordt gehandeld. De vorderingen van S. zullen daarom worden afgewezen.

4.8. Shoshan zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van G. c.s. worden veroordeeld. G. c.s. heeft in dat kader op grond van artikel 1019h Rv een bedrag van in totaal EUR 17.781,00 gevorderd. Shoshan heeft de hoogte van dat bedrag echter uitdrukkelijk betwist. Gelet op het over en weer gestelde en mede gelet op hetgeen in het algemeen als gangbaar wordt beschouwd komt een bedrag van EUR 15.000,00 als door S. aan G.c.s. te vergoeden advocaatkosten redelijk en evenredig voor.

Lees het vonnis hier (pdf).

IEF 9656

Vzr. Rechtbank Amsterdam 12 mei 2011 13.524 (ex parte Eredivisieclubs tegen Internet Dienstverlening B.V.)

Ex Parte tegen ISP

 

Vzr. ex parte Rechtbank Amsterdam 12 mei 2011 13.524 (ex parte Eredivisieclubs tegen Internet Dienstverlening B.V.)

Met dank aan Arnout Groen, Sven Klos & Laura van Gijn, Klos Morel Vos & Schaap.

In't kort. Auteursrecht. Live streaming en embedding. Eredivisieclubs verzoeken met succes de voorzieningenrechter om beslissing ex parte te nemen zodat websites met live streams van voetbaluitzendingen op zwart moeten worden gesteld door de ISP.  Uit het verzoekschrift volgt:

22. Het handelen van de lllegale websites is zonder enige twijfel een (dreigende) inbreuk  op de  auteursrechten van de verzoekers ten aanzien van de tv-registraties van de Eredivisie wedstrijden. De illegale websites maken immers illegale streams met tv-registraties van de eredivisievoetbalwedstrijden openbaar in de zin van artikel 1 jo. 12 lid 1 sub a Auteurswet zonder toestemming van de rechthebbenden (althans zij dreigen dat te gaan doen).

23. Het begrip 'openbaarmaken' moet worden uitgelegd conform artikel 3 lid 1 van de Auteursrechtrichtlijn ()Richtlijn 2001/29). Het ruime begrip openbaarmaking omvat - in de woorden van de Auteursrechtrichtlijn: iedere 'mededeling van werken aan het publiek' waaronder begrepen iedere 'beschikbaarstelling van hun werken voor het publiek op zodanige wijze dat deze leden voor van het publiek op een door hen individueel plaats en tijd toegankelijk zijn'. De daarbij gebruikte techniek is niet relevant. In Overweging 23 bij de Richtlijn wordt opgemerkt dat het begrip 'mededeling van werken aan het publiek' ruim moet worden uitgelegd.

24. Ook voor zover de streams niet van de illegale websites zijn, geldt dat deze via een embedded link aan het publiek beschikbaar worden gesteld, hetgeen met zich meebrengt dat er volgens vaste jurisprudentie sprake is van een openbaarmaking in auteursrechtelijke zin.

25. Er bestaat derhalve geen twijfel of de illegale websites tv-registraties van eredivisievoetbalwedstrijden openbaar maken in de zin van artikel. 12 Auteurswet. Nu deze openbaarmaking gebeurt zonder toestemming van verzoeksters, is sprake van 33n auteursrechtelijke inbreuk

26. De illegale websites bevinden zich fysiek op de servers van de gerekwestreerden. Zij zijn ten aanzien van de illegale websites (en de (dreigende) auteursrechtinbreuken die op die websites plaatsvinden) tussenpersonen in de zin van artikel 26 d auteurswet. 

Lees de beschikking hier (pdf)

IEF 9634

Hof van Beroep Brussel 5 mei 2011, R.nr. 2011/2999, 817 (Google INC. tegen Copiepresse, Societe de Droit d'auteur des journalistes (SAJ) en Assucopie)

"in cache" én news.google.be

Auteursrecht. Morele rechten. Citaatrecht. Persexceptie. Zoekmachine Google. Websites en artikelen 'in cache' - op eigen servers opgeslagen artikelen. Weergave en opslag van krantenartikelen in Google News. Beroep van Google op citaatrecht en op persexceptie (afgewezen). Veroordeling van Google. Franstalige uitspraak.

Betreffende opslag 'in cache': beroep op art. 21(3) LDA en overweging 33 Auteursrechtrichtlijn 2001/29. beperking op reproductierecht om reproductiehandelingen van voorbijgaande aard mogelijk te maken. Beperking is niet van toepassing op deze Google-dienst.

Betreffende weergave en opslag in Google News: ongeacht de intenties van Google, is weergave op Google News in strijd met auteursrecht. Beroep op citaatrechtexceptie verworpen. Google News is geen persoverzicht/persorgaan. Ook aan de overige eisen (eerlijk gebruik, afwezigheid van inbreuk op auteursrechten, vermelding naam auteur) niet voldaan (r.o. 31-35)

Beroep op persexceptie (niet gehonoreerd), nu Google de artikelen 30 dagen bewaart. Exceptie geldt alleen als er noodzaak is voor snelle berichtgeving, waardoor het vragen van toestemming vooraf niet mogelijk was (r.o. 37).

Middels beroep op morele rechten kan openbaarmaking  van intussen reeds via sites verspreide artikelen niet worden verboden. Wel schending van persoonlijkheidsrecht vanwege ontbreken naamsvermeldingen en wegens schending van integriteit.

Cache: 22. (...) Aux termes de l'article 1er de la LDA, l'auteur a seul le droit de son oeuvre ou d'en autoriser la reproduction, de quelque manière ou sous quelque forme que ce soit, qu´elle soit directe ou indirecte, provisoire ou permanente, en tout ou en partie. De meme, l´auteur a seul le droit de la communiquer au public par un procédé quelconque, y compris par lamise à diposition du public de manière que chacun puisse y avoir accès de l´endroit et au moment qu´il choisit individuellement.

Il se déduit de cette disposition que l´enregistrement par Google sur ses propres serveurs d´une page publiée par un éditeur constitue un acte matérial de reproduction. Par ailleurs, le fait pour Google de permettre aux internautes de prendre connaissance de cette copie á ne pas confondre avex la page originale / en cliquant sur le lien <<en cache >> constitue une communication au public. Dans le domaine numérique, il y a reproduction justifiable du droit de reproduction (F. De Visscher & B. Michaux, op cit., p.71, no 88).

Google News 29. (...) Quelles que soient ses intentions, il est constant que Google a reproduit in extenso une partie d'oeuvres protégées par la LDA. Eu égard à la portée large qu´il convient de donner á la notion de droit de reproduction, tel qu´il a été défini à l´article 2 de la directive 2001-29, il convient de conclure que Google ne pouvait reproduire les titre et les extraits des articles publiés par les éditeur, sans avoir préalablement obtenu leur autorisation.

Dès lors que le droit d´autoriser ou d´interdire la reproduction et la communication au public est exclusif, les exceptions et les limitations à ce droit doivent s´interpréter restrictivement et être expressément prévues. Le considérant 32 de la directive 2001/29 prévoit d'ailleurs que cette dernière <<contient une liste exhaustive des exceptions et limitations>>. Or, ni dans la LDA ni dans la directive il n'est prévu d'exception générale de communications <<dans un but légitime>> sur laquelle Google s'appuie. Seules peuvent être prises en compte les exceptions prévues aux articles 21 et quivant de la LDA qui seront examinées ci-après.

Dictum: Veroordeelt Google tot het verwijderen van de sites Google.be en Google.com, meer precies de links <in cache> die zichtbaar zijn via Google Web en de dienst Google News, en er moet recht gedaan worden (“justifieront”) aan alle artikelen, foto's en grafische weergaves van Belgische Franstalige en Duitstalige dagbladuitgevers gerepresenteerd door Copiepresse, en de auteurs van SAJ- en Assucopie-auteursrechthebbende, onder dwangsom van €25.000,00 per dag overtreding, behalve dagblad L'Echo voor de dienst Google News

Lees de uitspraak hier (pdf - 2.5 Mb)

IEF 9583

Rechtbank Amsterdam 20 april 2011, KG ZA 11-554 HJ/TF (Supportersvereniging Ajax (SVA) tegen Guus de Jong Photography)

De dia's van Barry Hulshof ontbraken

met dank aan Kitty van Boven,i-ee.

Auteursrecht.  Executiegeschil (zie IEF 8292).  SVA heeft beslag bij De Jong gelegd omdat De Jong dia’s zou bezitten die op grond van een eerdere koopovereenkomst aan SVA toebehoren. De voorzieningenrechter oordeelde eerder dat (kort gezegd) alle door SVA in beslag genomen dia’s moesten worden beschreven en de dia’s die niet aan de criteria uit de koopovereenkomst voldeden (kleurendia, Ajax-shirt, 1963-1998), aan De Jong dienden te worden geretourneerd, e.e.a. op verbeurte van dwangsommen.

SVA stelt nu ‘dat zij in de onmogelijkheid verkeert een correcte lijst te maken’, maar wordt daarin niet gevolgd.  Het maken van de lijsten mag een bewerkelijke zaak zijn, maar dat wil nog niet zeggen dat er niet een soort minimumverplichting is (r.o. 4.3). De normale zorgvuldigheid brengt bijvoorbeeld met zich mee dat in ieder geval het totaal aantal te beoordelen dia’s wordt vastgesteld en dat gecontroleerd wordt of de totalen op beide lijsten kloppen met dit totaal aantal (r.o. 4.4). Dat is niet gebeurd en SVA is daarmee tekort geschoten in de nakoming van de verplichtingen. 

Op andere punten zijn geen dwangsommen verbeurd en het gevorderde verbod dwangsommen te incasseren is gedeeltelijk toewijsbaar, te weten voorzover die dwangsommen het bedrag van €10.000 te boven gaan.

Lees het vonnis hier.
SHARE|

IEF 9560

Conclusie A-G Trstenjak HvJ EU 12 april 2011 nr. C-145/10, Eva-Maria Painer tegen Standard VerlagsGmbH, Axel Springer AG c.s. (prejudici&euml;le vragen Handelsgericht Wenen, Oostenrijk)

Bescherming van foto’s

Auteursrecht. Portretfoto’s. Krantenuitgevers gebruiken na de ontsnapping van van Natascha Kampusch aan haar ontvoerder bij hun berichtgeving foto’s die een schoolfotograaf  van haar maakte voor haar ontvoering en die toentertijd door de politie voor opsporingsdoeleinden zijn gebruikt. Omdat actuele foto’s van Natascha Kampusch direct na de ontvoering nog niet beschikbaar waren, publiceren de kranten ook montagefoto’s, gebaseerd op de oude foto’s, om aan te geven hoe zij er inmiddels waarschijnlijk uit zou zien.
 
Mag een montagefoto die aan de hand van een foto is gemaakt, zonder toestemming van de auteur van de foto in kranten en tijdschriften en op internet openbaar worden gemaakt?  En hoe moet door de media worden omgegaan met foto’s die door de autoriteiten met het oog op opsporingstaken openbaar gemaakt zijn.

De Advocaat-Generaal concludeert dat een portretfoto “auteursrechtelijke bescherming geniet indien hij een eigen schepping van de fotograaf is, waarvoor is vereist dat de fotograaf door benutting van de voorhanden zijnde vormgevingsmogelijkheden de foto een persoonlijke noot heeft gegeven” en dat de openbaarmaking van een montagefoto die aan de hand van een auteursrechtelijk beschermde portretfoto is gemaakt, een reproductiehandeling vormt in de zin van artikel 2, sub a, van richtlijn 2001/29, indien de elementen die de oorspronkelijke foto tot een eigen schepping maken, ook in de montagefoto zijn belichaamd.

Een lidstaat kan volgens de A-G  in geval van een opsporingsoproep die in het belang van de openbare veiligheid in de zin van deze bepaling is gedaan, de reproductie van auteursrechtelijk beschermde foto’s door de media ook zonder toestemming van de auteur toestaan voor zover de met die oproep beoogde doelen nog niet zijn bereikt en de reproductie van de foto’s objectief beschouwd tot de verwezenlijking van die doelen kan bijdragen, maar media kunnen zich niet rechtstreeks op deze bepaling beroepen om de reproductie van een werk zonder toestemming van de auteur te rechtvaardigen.

Vermelding van een naam blijkt niet onmogelijk indien degene die het citaat opneemt, niet alle maatregelen heeft genomen die, gelet op de omstandigheden van het geval, van hem mochten worden verwacht om de auteur van het werk te achterhalen en een lidstaat zou daarnaast het citeren van een werk zonder toestemming van de auteur ook mogen toestaan indien het persartikel waarin het citaat voorkomt, zelf niet auteursrechtelijk beschermd is.

215. Tegen deze achtergrond geef ik het Hof in overweging de prejudiciële vragen als volgt te beantwoorden:

1)  Het begrip nauwe band in artikel 6, sub 1, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, moet aldus worden uitgelegd, dat aan de vordering tegen de verweerder die woonplaats heeft op het grondgebied van het gerecht (hoofdvordering) en de andere vordering hetzelfde feitencomplex ten grondslag moet liggen en dat tussen deze vorderingen een voldoende juridische samenhang moet bestaan. Een en hetzelfde feitencomplex kan in een geval als het onderhavige niet worden aangenomen indien de aan de hoofdverweerder en de aan de andere verweerder ten laste gelegde gedragingen niet op elkaar afgestemde parallelle gedragingen zijn. Van een voldoende juridische samenhang kan ook sprake zijn indien op de twee vorderingen verschillend nationaal recht van toepassing is, dat niet volledig is geharmoniseerd.

2 a) Artikel 5, lid 3, sub d, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, moet aldus worden uitgelegd, dat een lidstaat het citeren van een werk zonder toestemming van de auteur ook mag toestaan indien het persartikel waarin het citaat voorkomt, zelf niet auteursrechtelijk beschermd is.

2 b) Verder is het volgens deze bepaling een dwingende voorwaarde dat degene die het citaat opneemt, de naam van de auteur van een auteursrechtelijk beschermde foto vermeldt, voor zover dit niet onmogelijk blijkt. Vermelding van een naam blijkt niet onmogelijk indien degene die het citaat opneemt, niet alle maatregelen heeft genomen die, gelet op de omstandigheden van het geval, van hem mochten worden verwacht om de auteur van het werk te achterhalen.

3 a) Artikel 5, lid 3, sub e, van richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd, dat een lidstaat in geval van een opsporingsoproep die in het belang van de openbare veiligheid in de zin van deze bepaling is gedaan, de reproductie van auteursrechtelijk beschermde foto’s door de media ook zonder toestemming van de auteur kan toestaan voor zover de met die oproep beoogde doelen nog niet zijn bereikt en de reproductie van de foto’s objectief beschouwd tot de verwezenlijking van die doelen kan bijdragen.

3 b) Media kunnen zich niet rechtstreeks op deze bepaling beroepen om de reproductie van een werk zonder toestemming van de auteur te rechtvaardigen.

4) Overeenkomstig artikel 6 van richtlijn 93/98/EEG van de Raad van 29 oktober 1993 betreffende de harmonisatie van de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten, respectievelijk richtlijn 2006/116/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten, geniet een portretfoto auteursrechtelijke bescherming indien hij een eigen schepping van de fotograaf is, waarvoor is vereist dat de fotograaf door benutting van de voorhanden zijnde vormgevingsmogelijkheden de foto een persoonlijke noot heeft gegeven.

De openbaarmaking van een montagefoto die aan de hand van een auteursrechtelijk beschermde portretfoto is gemaakt, vormt een reproductiehandeling in de zin van artikel 2, sub a, van richtlijn 2001/29 indien de elementen die de oorspronkelijke foto tot een eigen schepping maken, ook in de montagefoto zijn belichaamd.”

Lees de vragen hier, lees de conclusie hier.

IEF 9559

Vzr. Rechtbank Amsterdam 14 april 2011, KG ZA 11-336 P/TF, (Guus de Jong Photography tegen D. h.o.d.n. Parata Media)

Dat de keten ondoorzichtig is

met dank aan Kitty van Boven, I-EE

Auteursrecht. Voetbalmagazine Half3 gebruikt de foto “De handjes van Cruijff” als coverfoto. De voorzieningenrechter oordeelt dat de uitgever met de plaatsing inbreuk maakt op de auteurs- en persoonlijkheidsrechten (bijsnijden en naamsvermelding) van fotograaf De Jong, nu niet aannemelijk is gemaakt dat voor plaatsing (via derden) toestemming is verkregen (“de keten is ondoorzichtig”). Een beroep op goede trouw kan de openbaarmaking niet rechtvaardigen. Bij de bepaling van de schadevergoeding (richtprijzen) telt het ontbreken van opzet wel mee.

4.2. (…) De Jong heeft gesteld dat hij zijn foto's uitsluitend zelfof via het ANP (voor gebruik In Nederland) exploiteert. Alleen via het ANP en De Jong kan derhalve rechtmatig gebruik worden gemaakt van de foto, aldus De Jong.  Vaststaat dat D. de foto via Picture Alliance heeft gekregen. Picture Alliance heeft de foto op haar beurt van Photoshot gekregen. Photoshot is een agent van het ANP in Engeland. De Jong betwist dat het ANP de foto aan Photoshot ter beschikking heeft gesteld, en stel daarnaast dat als dat wel het geval zou zijn Photoshot niet gerechtigd is om de foto's van het ANP te leveren buiten Engeland. D. zal om een beroep te kunnen doen op een rechtmatige openbaarmaking en verveelvoudiging dienen te bewijzen dat hij toestemming heeft (…). Dit bewijs is er echter vooralsnog niet. Onduidelijk is gebleven hoe de foto bij Photoshot en bij Picture Alliance is terechtgekomen (…) en ook D.  zelfheeft aangevoerd dat de keten ondoorzichtig is. Al met al is uit hetgeen vooralsnog bekend is geworden omtrent de foto geen aanwijzing naar voren gekomen dat er (indirect) toestemming is verleend voor het gebruik van de foto.

IEF 9532

Vzr. Rechtbank Breda, 8 april 2011, LJN: BQ0583, Van de Rakt tegen Chass&eacute; Theater N.V.

Een liggend, naakt vrouwenlichaam

met gelijktijdige dank aan Rutger van Rompaey, QuestIE

Auteursrecht. Inbreuk door technisch bepaalde ontlening. Chassé Theater hangt een door een medewerker gemaakte foto op die sterk overeenkomt met de eerder door het theater aangekochte foto (‘maanlicht’) van eiseres (afbeelding boven). Eiseres stelt dat het theater hiermee inbreuk maakt op haar auteursrecht en de voorzieningenrechter volgt haar in deze stelling.

Een liggende naakte vrouw is weliswaar een veelvoorkomend thema in de kunst (vele afbeeldingen zijn als prior art overgelegd) en de inbreukmakende afbeelding had ook heel goed een nieuw en oorspronkelijk werk kunnen zijn, als uit de omstandigheden van het geval niet zou zijn gebleken was dat in dit geval feitelijk sprake is van, kort gezegd, een technisch bepaalde ontlening.

De directeur van het theater formuleerde het zelf in een eerdere email als volgt:  “Als uw foto geschikt zou zijn voor het bespreekbureau waren we vervolgens zeker met u in contact gekomen. Maar hoe mooi uw foto ook is, wij hadden deze niet kunnen gebruiken voor het bespreekbureau.”  In de woorden van de rechter is de foto  “niet het gevolg van een creatieve keuze van de maker, maar het gevolg van de louter functionele eisen, die Chassé heeft gesteld aan de opdracht die zij aan [medewerker Chassé] heeft verstrekt. Dat het model in de Afbeelding niet in het midden maar boven het midden van de Afbeelding is geplaatst is niet een creatieve keuze, maar het gevolg van een technische noodzaak omdat het noodzakelijk was dat onderin de Afbeelding een deur kon worden gemonteerd. Ook de verschillen in formaat en belichting zijn niet zozeer het resultaat van een creatieve keuze, maar het gevolg van het voldoen aan de eisen die door Chassé zijn gesteld (…)

De voorzieningenrechter concludeert dat het hoogst waarschijnlijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat sprake is van inbreuk ex artikel 13 Auteurswet en dat eiseres zich daartegen op grond van artikel 1 Auteurswet kan verzetten. Het Chassé Theater dient de foto derhalve te verwijderen.

1.1. Op verzoek van Chassé en met instemming van [eiseres] heeft de voorzieningenrechter in aanwezigheid van partijen zowel de foto van [eiseres] “Maanlicht” als de foto die is afgebeeld op de wand van het bespreekbureau van het Chassé theater ter plaatse bezichtigd. In aansluiting daarop heeft -eveneens met instemming van beide partijen- in een ruimte van het Chassé theater de mondelinge behandeling plaats gevonden.

 (…)

7.3. Vooraf verdient opmerking dat in kunstuitingen het concept van een liggend, naakt vrouwenlichaam een veel voorkomend basisgegeven is. De vele door beide partijen overgelegde afbeeldingen van voornamelijk tekeningen, schilderwerken en beelden met een naakte liggende vrouw als onderwerp, illustreren dit. Een essentieel gemeenschappelijk kenmerk in veel van deze kunstuitingen wordt gevormd door het horizontale, golvende verloop van de contouren van een op de zij liggend vrouwenlichaam.
Als basisgegeven is dat element om die reden als zodanig niet geschikt om te kunnen worden aangemerkt als een element dat auteursrechtelijk is beschermd en daarom niet zou mogen worden overgenomen. Navolging van dit basisgegeven staat om die reden in beginsel vrij zolang in het nieuwe werk, andere elementen zodanig domineren dat het nieuwe werk een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. In zoverre volgt de voorzieningenrechter het verweer van Chassé.

7.4. Dit wordt anders bij vergelijking van de totaalindrukken van het Werk en de Afbeelding. Daar dringt zich de conclusie op dat de Afbeelding in zodanige mate de auteursrechtelijk beschermde elementen van het Werk vertoont dat de totaalindrukken die de beide werken maken, te weinig verschillen voor het oordeel dat de Afbeelding als een zelfstandig werk met een eigen oorspronkelijk karakter dat het persoonlijk stempel van de maker draagt, kan worden aangemerkt. (…)

7.5. De verschillen die kunnen worden aangewezen tussen het Werk en de Afbeelding zijn ofwel van ondergeschikt belang, ofwel niet het gevolg van een creatieve keuze van de maker, maar het gevolg van de louter functionele eisen, die Chassé heeft gesteld aan de opdracht die zij aan [medewerker Chassé] heeft verstrekt. Dat het model in de Afbeelding niet in het midden maar boven het midden van de Afbeelding is geplaatst is niet een creatieve keuze, maar het gevolg van een technische noodzaak omdat het noodzakelijk was dat onderin de Afbeelding een deur kon worden gemonteerd. Ook de verschillen in formaat en belichting zijn niet zozeer het resultaat van een creatieve keuze, maar het gevolg van het voldoen aan de eisen die door Chassé zijn gesteld, namelijk dat de belichting minder donker moest en de Afbeelding moest passen op de achterwand van het bespreekbureau.
Als eigen creatieve inbreng door de maker kan worden toegegeven dat het gebruik van kolengruis voor de achtergrond als oorspronkelijk kan worden aangemerkt.
De verschillen in de achtergrond, te weten korrelig gruis bij de Afbeelding ten opzichte van een slecht zichtbare divan bij het Werk hebben echter nauwelijks effect op de totaalindruk van het Werk en van de Afbeelding. Dat de achtergrond van ondergeschikte betekenis is voor de totaalindrukken van zowel het Werk als van de Afbeelding is een gevolg van het aansluiten door [medewerker Chassé] bij de donkere ondergrond die [eiseres] heeft gebruikt in het Werk waardoor de aandacht wordt getrokken naar het onderwerp van zowel het Werk als van de Afbeelding, namelijk de liggende naakte vrouw.

7.6. Aldus komt de voorzieningenrechter tot het voorlopig oordeel dat bij het maken van De Afbeelding niet slechts sprake is geweest van inspiratie door het Werk, doch van het overnemen van auteursrechtelijk beschermde elementen van het werk in een zodanige mate dat een vermoeden van ontlening moet worden aangenomen.
Dat vermoeden wordt versterkt door de mededelingen in het emailbericht van de algemeen directeur van Chassé aan [eiseres] van 27 januari 2011, zoals hiervoor weergegeven (…).

7.7. Uit al het voorgaande volgt dat de voorzieningenrechter het hoogst waarschijnlijk oordeelt, dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat sprake is van inbreuk ex artikel 13 Auteurswet en dat [eiseres] zich daartegen op grond van artikel 1 Auteurswet kan verzetten. De gevraagde voorzieningen zijn dan ook in beginsel toewijsbaar.

Lees het vonnis hier. PDF grosse hier.