DOSSIERS
Alle dossiers

Foto / beeld  

IEF 8690

(Geen kwekersrecht)

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 19 maart 2010, KG ZA 10-225, Room Seven B.V. tegen Blokker B.V.

Auteursrecht. Dessins. Room Seven stelt dat Blokker met een op o.a. poefen, fietstassen en zadelhoezen afgebeeld dessin van rozen met witte stippen inbreuk maakt op de aan Room Seven toekomende auteursrechten op het dessin Polka Red Rose (afbeelding links). Vorderingen toegewezen. Geen sprake van een stijlbescherming, ook 'binnen dezelfde stijl zijn er vele verschillende manieren waarop je een roosdessin kunt vormgeven en zijn op zeer veel punten creatieve keuzes mogelijk.' Dezelfde totaalindruk, ontlening aangenomen.

Auteursrechthebbende: 4.4. (…) Wat er ook zij van het mogelijke knip-en-plak-werk, niet gemotiveerd gesteld is dat dit zou zijn gebeurd uit werk van een ander dan Elsa Bakker-Godaert zelf in het kader van haar ontwerpwerkzaamheden. De voorzieningenrechter ziet voorshands geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van haar verklaring. Als onweersproken staat voorts vast dat Room Seven de print als van haar afkomstig, namelijk met de vermelding: ‘Copyright 2007 Room Seven B.V.’, voor het eerst openbaar gemaakt heeft in februari 2007 in de brochure van haar zomercollectie.

Stijl / creatieve keuzes: 4.7. De voorzieningenrechter oordeelt daarover als volgt. Aan Blokker kan worden nagegeven dat het gebruik van de afbeelding van een roos een ieder vrij staat, evenals het gebruik van de Polka dot (een effen achtergrond met witte stippen). De specifieke combinatie van de kenmerkende elementen, zoals in de Polka Red Rose print, kan echter wel als een oorspronkelijk werk worden aangemerkt dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. Uit de door Blokker overgelegde voorbeelden – waarvan overigens degene die in dezelfde stijl als de Polka Red Rose print zijn uitgevoerd vrijwel allemaal dateren van na februari 2007 – blijkt dat er vele verschillende manieren zijn waarop je een roosdessin – ook binnen dezelfde stijl – kunt vormgeven en dat op zeer veel punten creatieve keuzes mogelijk zijn en door de maker van de Polka Red Rose print ook zijn gemaakt. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat Room Seven zich niet op het standpunt stelt dat de roosdessins in dezelfde stijl inbreuk zouden maken op haar auteursrecht, maar slechts bezwaar maakt tegen het overnemen van de combinatie van auteursrechtelijk beschermde trekken uit de Polka Red Rose print in de door Blokker gebruikte dessins. De stelling dat het oordeel dat de door Blokker toegepaste dessins inbreuk maken op de print van Room Seven zou neerkomen op stijlbescherming, zoals door Blokker is aangevoerd, wijst de voorzieningenrechter dan ook van de hand.

Totaalindruk: 4.9. In de dessins die Blokker heeft gebruikt voor haar poef, reistas en portemonnee zijn alle hiervoor genoemde auteursrechtelijk beschermde trekken terug te vinden. Opvallend is de identieke positionering van de bladeren en de flankerende rode bloemen, het gebruik van de niet natuurgetrouwe kleur blauw voor enkele van de buitenste bladeren rond het flankerende groepje rode bloemen, alsmede de bruin weergegeven nerven aan de basis van enkele bladeren. Ook de accenten en schaduwen in de roos zijn op dezelfde manier in de roos van Blokker te herkennen. Voorts is ook het niet aanstonds voor de hand liggende en pas bij nadere bestudering herkenbare patroon op exact dezelfde wijze terug te vinden in het door Blokker gebruikte dessin. Het resultaat is dat de totaalindruk die de dessins wekken naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter dezelfde is.

Ontlening: 4.12. Gelet op de mate van overeenstemming tussen de door Blokker gebruikte dessins en de Polka Red Rose print van Room Seven moet voorshands worden aangenomen dat de dessins van Blokker niet door haar of een derde zijn ontworpen, maar zijn ontleend aan de Polka Red Rose print. Blokker heeft daar nog tegenin gebracht dat Von Hebel de dessins zelf zou hebben ontworpen, maar dat standpunt wordt verworpen. Uit haar verklaring blijkt veeleer dat Von Hebel de dessins níet zelf heeft ontworpen, maar dat zij deze heeft uitgezocht bij een leverancier en op een polka dot achtergrond heeft laten plaatsen. Von Hebel heeft ter zitting benadrukt dat zij de Polka Red Rose print van Room Seven niet kende. Wat daarvan zij, ook als dat zo zou zijn staat dat niet in de weg aan het aannemen van ontlening (door de leverancier van Blokker) en het opkomen tegen de verhandeling van de producten waarvoor de ontleende dessins zijn gebruikt door Room Seven op grond van het haar toekomende auteursrecht op de Polka Red Rose print. Blokker heeft ook niet op andere wijze aannemelijk kunnen maken dat van ontlening door Blokker of haar leverancier geen sprake zou zijn, bijvoorbeeld door middel van stukken waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de leverancier van Blokker de dessins zelf heeft ontworpen, voordat de Polka Red Rose print op de markt is gekomen. 

Lees het vonnis hier.

IEF 8680

Hun herinneringen aan de bewuste fotoshoot

Rechtbank Rotterdam, 10 maart 2010, HA ZA 06-3273, eisers tegen RVP (met dank aan Kitty van Boven,I-EE)

Portretrecht. Eindvonnis na Rechtbank Rotterdam, 30 juli 2008, IEF 6578. Eisers zijn herkenbaar afgebeeld in een erotisch maandblad terwijl zij stellen met de fotograaf (mondeling)  hadden afgesprokendat zij onherkenbaar, verpixeld,  zouden worden afgebeeld. Ten aanzien van die afspraak kregen eisers een bewijsopdracht. De rechtbank oordeelt nu dat eisers geslaagd zijn in het leveren van bewijs. Vorderingen toegewezen.

2.11 Naar het oordeel van de rechtbank wordt iedere partijverklaring voor wat betreft het bestaan van een afspraak tussen de fotograaf en eisers om eisers onherkenbaar in beeld te brengen bekrachtigd door zowel de verklaringen van de andere drie eisers als de verklaringen van L. en H. Weliswaar wordt de tegenovergestelde verklaring van de fotograaf dat met eisers een dergelijke afspraak niet is gemaakt ondersteund door de in contra-enquête afgelegde verklaringen van V. , G. en B. , echter al deze verklaringen refereren aan een vaste werkwijze van de fotograaf waarvan niet is komen vast te staan dat deze bij de fotoshoot is gehanteerd. Gebleken is onder meer dat, met of zonder het model, geen groepsfoto is gemaakt waarop alle deelnemers staan (dus met daarop ook de later binnengekomen M' en MI ). Twijfel bestaat of de fotograaf (voorafgaand aan de fotoshoot) de vraag heeft gesteld of de deelnemers al dan niet herkenbaar in beeld wilden worden gebracht. De verklaringen van de fotograaf, V., G. en E spreken elkaar op dit essentiële punt van de gevolgde werkwijze tegen, als ook op de essentiële punten van het aantal deelnemers aan de fotoshoot, het doel van het nemen van een groepsfoto en door wie en op welk moment het onherkenbaar maken van de gezichten op de foto's gebruikelijkerwijs geschiedt.

Ook voor het overige heeft geen van hen in het kader van het al dan niet herkenbaar in beeld brengen van eisers in concreto overeenstemmende herinneringen aan de fotoshoot. Daarenboven is gebleken dat de fotograaf, V. ,G. en B. vóór en na het plaatsvinden van de fotoshoot - zulks in verschillende hoedanigheden - al aan meerdere erotische fotoreportages voor Rosie hebben meegewerkt en met elkaar hebben samengewerkt. Niet uit te sluiten valt dat dit hun herinneringen aan de bewuste fotoshoot met eisers heeft beïnvloed.

2.12 Onbetwist is namens eisers gesteld dat zij geen andere ervaring hebben met (deelname aan en de gang van zaken bij) een fotoreportage van een dergelijk expliciet karakter als de fotoshoot in de VIP-swingerclub; aangenomen mag dan ook worden dat de fotoshoot in de VIP-swingerclub hen mede daarom nog helder voor de geest staat. Om die reden acht de rechtbank de verklaringen afgelegd door een ieder van eisers geloofwaardig.

2.13 Gelet op de aan de zijde van eisers afgelegde getuigenverklaringen en overgelegde stukken die op essentiële punten in onderling verband en samenhang beschouwd overtuigend zijn te achten moet de conclusie zijn dat eisers in de bewijsopdracht zijn geslaagd en dat is komen vast te staan dat eisers met de fotograaf de afspraak hebben gemaakt dat zij op de in de juli 2005 uitgave van Rosie te publiceren foto's onherkenbaar zouden worden gemaakt. 

Lees het vonnis hier.

IEF 8638

Collectieve actie

Hoge Raad, 26 februari 2010, LJN: BK5756, Stichting Baas In Eigen Huis tegen Plazacasa B.V. (met conclusie A-G Huydecoper)

Procesrechtelijke uitwerking auteursrechtzaak. Makelaars richten stichting op en beginnen collectieve actie tegen vermeend inbreukmakende huizensite Jaap.nl. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen grotendeels toegewezen, het hof verklaart de stichting niet-ontvankelijk verklaard en de Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof.

“De omstandigheid dat eenderde van de makelaars met het oog op een zo groot mogelijke verspreiding van hun aanbod juist voorstander is van publicatie van hun objectdata op Jaap.nl, [staat] op zichzelf niet in de weg aan de conclusie dat de Stichting met haar vordering opkomt voor gelijksoortige belangen als bedoeld in art. 3:305a. Het hof heeft immers niet vastgesteld dat de belangen ter bescherming waarvan deze vordering strekt, zich niet lenen voor bundeling. (…) Nu het gaat om een (in cassatie veronderstellenderwijs aan te nemen) inbreuk van Plazacasa op auteursrechten van de makelaars, kan van de makelaars die wel instemmen met publicatie van hun objectdata op Jaap.nl, zeer wel worden gevergd kenbaar te maken - eventueel op verzoek van Plazacasa, dat de inbreukmakende handelingen wenst te verrichten - dat het op vordering van de Stichting uit te spreken verbod ten opzichte van hen geen werking heeft.”

Niet betwiste 1019h proceskosten moeten worden toegewezen.

4.2 Het gaat hier om de vraag of voldaan is aan de eis dat de door de Stichting ingestelde rechtsvordering 'strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen' als bedoeld in art. 3:305a BW. Aan die eis is voldaan indien de belangen ter bescherming waarvan de rechtsvordering strekt, zich lenen voor bundeling, zodat een efficiënte en effectieve rechtsbescherming ten behoeve van de belanghebbenden kan worden bevorderd. Aldus kan immers in één procedure geoordeeld worden over de door de rechtsvordering aan de orde gestelde geschilpunten en vorderingen, zonder dat daarbij de bijzondere omstandigheden aan de zijde van de individuele belanghebbenden betrokken behoeven te worden.
De omstandigheid dat een (al dan niet aanmerkelijk) deel van de personen ter bescherming van wier belangen een collectieve actie strekt, niet instemt met (het doel van) de rechtsvordering of zelfs een tegenovergesteld standpunt inneemt, staat op zichzelf niet in de weg aan het oordeel dat de vordering strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen. Ook dan is voldoende dat de belangen ter bescherming waarvan de rechtsvordering strekt, zich lenen voor bundeling, zodat een efficiënte en effectieve rechtsbescherming wordt bevorderd. Zoals blijkt uit de wetsgeschiedenis, vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 12 en 13, heeft de wetgever bewust ervan afgezien om representativiteit van de eisende rechtspersoon als voorwaarde in de wet op te nemen, zodat niet als eis gesteld kan worden dat de collectieve actie kan rekenen op de steun van een aanmerkelijk deel van de in aanmerking komende belanghebbenden. Hierbij is van belang dat personen die niet wensen dat een door middel van de collectieve actie verkregen rechterlijke uitspraak jegens hen werkt, zich op de voet van het vijfde lid van art. 3:305a aan de werkingssfeer van die uitspraak kunnen onttrekken (behoudens de aan het slot van lid 5 vermelde uitzondering).

4.3 In het onderhavige geval heeft het hof in rov. 4.4 vastgesteld dat de Stichting aan haar rechtsvordering ten grondslag legt dat makelaars op de door hen vervaardigde foto's en beschrijvingen van het huizenaanbod auteurs-recht hebben, dat de auteursrechten op deze 'objectdata' identiek zijn, dat de inbreuken van Plazacasa op die rechten door overname van de objectdata op haar website Jaap.nl eveneens identiek zijn, en dat de handhavingsbelangen van de makelaars parallel lopen omdat het in beginsel voor iedere makelaar van belang is dat een derde eerst toestemming vraagt alvorens materiaal te kopiëren en te exploiteren waarop de makelaar auteursrecht bezit.
In dit licht staat de door het hof vermelde omstandigheid dat eenderde van de makelaars met het oog op een zo groot mogelijke verspreiding van hun aanbod juist voorstander is van publicatie van hun objectdata op Jaap.nl, gelet op het hiervoor in 4.2 overwogene op zichzelf niet in de weg aan de conclusie dat de Stichting met haar vordering opkomt voor gelijksoortige belangen als bedoeld in art. 3:305a. Het hof heeft immers niet vastgesteld dat de belangen ter bescherming waarvan deze vordering strekt, zich niet lenen voor bundeling.
Anders dan het hof voorts heeft overwogen, biedt het vijfde lid van art. 3:305a in een geval als het onderhavige wel degelijk soulaas voor makelaars die niet instemmen met de vordering van de Stichting. Gelet op de aard en inhoud van het gevorderde (en in eerste aanleg opgelegde) verbod met dwangsom, kan de werking daarvan ten opzichte van bepaalde personen worden uitgesloten, zodat makelaars die niet instemmen met de vordering van de Stichting zich desgewenst op de voet van voormeld vijfde lid kunnen verzetten tegen de werking van de uitspraak ten opzichte van hen, zoals het hof op zichzelf ook heeft onderkend. Nu het gaat om een (in cassatie veronderstellenderwijs aan te nemen) inbreuk van Plazacasa op auteursrechten van de makelaars, kan van de makelaars die wel instemmen met publicatie van hun objectdata op Jaap.nl, zeer wel worden gevergd kenbaar te maken - eventueel op verzoek van Plazacasa, dat de inbreukmakende handelingen wenst te verrichten - dat het op vordering van de Stichting uit te spreken verbod ten opzichte van hen geen werking heeft. Mede gelet op het wettelijk systeem, zoals dat tot uitdrukking komt in lid 5 van art. 3:305a, heeft het hof dan ook een te vergaande eis gesteld door (impliciet) van de Stichting te verlangen dat zij haar vordering beperkt tot de makelaars die bezwaar hebben tegen de openbaarmaking van hun objectdata op Jaap.nl en dat zij daartoe de gegevens van die 'tegenstanders' verzamelt.

Proceskosten: 5.2 De Hoge Raad ziet evenwel aanleiding - ten overvloede - te overwegen dat onderdeel 1.2.1 van het middel terecht klaagt dat het hof de door Plazacasa op de voet van art. 1019h Rv. gevorderde en gespecificeerde kosten niet toewijsbaar heeft geacht op de grond dat in de specificatie niet inzichtelijk is gemaakt hoe van de, door onderscheiden personen bestede, uren tot het vermelde honorarium is gekomen, terwijl ook niet aanstonds duidelijk is op grond waarvan de gevorderde kosten redelijk en evenredig zijn als bedoeld in die bepaling. Nu de door Plazacasa op de voet van art. 1019h gevorderde en gespecificeerde kosten niet door de Stichting waren betwist, ook niet wat betreft de redelijkheid en evenredigheid als bedoeld in die bepaling, stond het het hof niet vrij deze kosten op voormelde grond niet toewijsbaar te achten.
 
Lees het arrest hier.

IEF 8622

Nu echter onduidelijkheid bestaat

Vzr. Rechtbank Haarlem, 25 februari 2010, KG ZA 10-10, Verenigde Speelgoedindustrieën Elcee-Haly B.V. tegen Deco World c.s. (met dank aan Mischa Bitter, Willemse & van Poorten Advocaten).

Auteursrecht. Merktekens. Souvenirartikelen. Eiseres gebruikt merkteken en afbeelding op haar Delfstblauw beschilderde aardewerk en maakt bezwaar tegen het gebruik van het merkteken op een aardewerken hartvormig doosje van gedaagde en van de afbeelding op andere producten. Vorderingen afgewezen. “Nu echter onduidelijkheid bestaat of het door Elcee-Haly en Kroonenberg aangetroffen doosje met het merkteken van Elcee-Haly (in zijn geheel) door Deco World in het verkeer is gebracht, bestaat geen grond voor de conclusie dat Deco World het merkteken van Elcee-Haly heeft gebruikt en daarmee inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van Elcee-Haly op het merkteken of anderszins onrechtmatig jegens Elcee- Haly heeft gehandeld.”

Ook het gebruik door Deco World van de door eiseres Elcee-Haly gebruikte afbeelding met molen, levert geen inbreuk op. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat eiseres de afbeelding heeft ontwerpen of laten ontwerpen en daarmee het auteursrecht op de afbeelding heeft. Geen slaafse nabootsing. Afbeeldingen in het vonnis.

Merkteken: 4.2. Deco World heeft het auteursrecht van Elcee-Haly op het merkteken niet betwist. (…) Deco World heeft erkend dat zij weliswaar bij De Klomp doosjes heeft besteld met een deksel met de afbeelding, zoals hiervoor weergegeven onder 4.1 (linkerafbeelding) en in haar catalogus staat afgebeeld (afbeelding onder 2.7), maar zij stelt dat zij klaarblijkelijk andere doosjes, met een tekening zoals hierboven weergegeven en zonder het merkteken van Elcee-Haly, heeft ontvangen en ook heeft verkocht.

4.3. Gelet op het verweer van Deco World heeft Elcee-Haly niet aannemelijk gemaakt dat de door haar aangetroffen doosjes met het merkteken van Elcee-Haly, zoals weergegeven onder 4.1. door Deco World op de markt zijn gebracht. De enkele verklaring van Kroonenberg van het Marriot Hotel dat zij de doosjes van Deco World geleverd heeft gekregen is onvoldoende, nu Deco World aannemelijk heeft gemaakt dat zij andere hartvormige doosjes verhandelt met haar eigen merkteken, zoals door haar ter zitting getoond (afbeelding onder 4.2). Daar komt bij dat, zoals de voorzieningenrechter ter zitting uit eigen waarneming heeft vastgesteld, het doosje zoals dat in de catalogus van Deco World staat vermeld (afbeelding onder 2.7) een andere onderkant heeft dan het doosje zoals Elcee- Haly dat heeft aangetroffen en ter zitting heeft getoond (afbeelding onder 4.1).  (…) Daaruit moet worden geconcludeerd dat ook het doosje zoals dat in de catalogus van Deco World staat afgebeeld en dat Deco World bij De Klomp heeft besteld niet het merkteken van Elcee-Haly bevat. Evenmin is daarom uitgesloten, zoals door Deco World gesuggereerd, dat in geval van de doosjes waarover Kroonenberg heeft verklaard sprake is geweest van een verwisseling doordat een onderkant met het merkteken van Elcee-Haly is voorzien van een deksel van een ander doosje die, gelet op de afbeelding in haar catalogus, in de richting van Deco World wijst. Nu echter onduidelijkheid bestaat of het door Elcee-Haly en Kroonenberg aangetroffen doosje met het merkteken van Elcee-Haly (in zijn geheel) door Deco World in het verkeer is gebracht, bestaat geen grond voor de conclusie dat Deco World het merkteken van Elcee-Haly heeft gebruikt en daarmee inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van Elcee-Haly op het merkteken of anderszins onrechtmatig jegens Elcee- Haly heeft gehandeld.

Afbeelding: 4.10 (…) Die omstandigheden doen verder afbreuk aan de stelling van Elcee-Haly dat Piket de afbeelding in december 2003 in Delftsblauw-witte uitvoering heeft ontworpen, nu Deco World onderbouwd heeft gesteld dat zij in elk geval vóór die tijd het doosje met de afbeelding heeft laten fotograferen en de afbeelding dus mogelijk reeds eerder bestond.

Lees het vonnis hier.

IEF 8567

Groeten of andere boodschappen

Vzr Rechtbank Amsterdam, 28 januari 2010. KG ZA 09-2630 SR/MB, Stichting Pictoright tegen Art & Allposters International B.V. (met dank aan Lisette Varossieau,Pictoright)

Auteursrecht. Pictoright-zaak. Digitale ansichtkaarten. Het met toestemming verhandelen van posters impliceert niet de toestemming voor het aanbieden van e-cards. E-cards zijn geen passende wijze van reclame maken voor posters (Dior-Evora), maar een nieuw product, een nieuwe verschijningsvorm van het werk. Geen uitputting.

4.3. in dit specifieke geval zal er voorts van worden uitgegaan dat Allposters de op haar website te bestellen posters van werken van de Kunstenaars verhandelt met toestemming van de rechthebbenden. Pictorìght heeft haar aanvankelijke betwisting daarvan - doch uitdrukkelijk slechts voor zover het deze procedure betreft - niet langer gehandhaafd, Het gaat haar in dit geding enkel en alleen om de e-cards die van de desbetreffende werken worden aangeboden via de websites van Allposters. De vraag die voorligt, en die partijen verdeeld houdt, is dan ook of het met toestemming verhandelen van de desbetreffende posters de toestemming voor het aanbieden van e-cards impliceert.

4.6. Allposters heeft betwist dat het aanbieden van de e-card een vorm van openbaar maken e/of verveelvoudigen van de werken is, omdat de ontvanger enkel een hyperlink krijgt doorgestuurd, waarmee hij naar de website van Allposters wordt geleid, zodat geen sprake is van het verzenden van een afbeelding. Dit neemt echter niet weg dat de e-card op de voor het pubIiek toegankelijke website van Allpostas op verschillende manieren te zien is, uiteindelijk in de vorm van een digitale ansichtkaart. Ook zonder dat de afbeelding zelf rechtstreeks verzonden wordt, is dat al een vorm van het openbaar maken en verveelvoudigen van het werk.

4.7. Allposters heeft verder betoogd dat het aanbieden van de e-cards niets anders is, dan op in de branche gebruikelijke wijze reclame maken voor de posters. Volgens haar staat het op deze wijze digitaal tonen van de door haar op rechtmatige wijze te verhandelen posters binnen haar eigen website enkel in het teken van de wederverkoop en is geen sprake van een zelfstandig product. Zoals uitgemaakt in het Dior-Evora arrest is het de wederverkoper van met toestemming van de rechthebbende op de markt gebrachte producten in beginsel ook toegestaan om voor die producten op passende wijze reclame te maken. Ook met dit uitgangspunt voor ogen, deelt de voorzieningenrechter de zienswijze van Allposters echter niet.

Anders dan Allposters meent, kunnen e-cards immers wel degelijk als een nieuw product, als een nieuwe verschijningsvorm van het werk worden beschouwd. De e-card heeft een zelfstandige functie, dezelfde als die van een traditionele ansichtkaart, te weten het (doen) overbrengen van groeten of andere boodschappen, wat in de regel bij de ontvanger bepaalde emoties teweeg brengt, met als illustratie een door de verzender gekozen afbeelding. Dit karakter van de e-card wordt nog eens onderstreept doordat Allposters op de e-cards (fictieve, digitale) postzegels heeft aangebracht, Dat de ontvanger van een e-card tevens (in dit geval) terecht kan komen op de website van Allposters en mogelijk verleid wordt tot het aankopen van daar te bestellen posters, kan een bijeffect zijn, maar is niet de voornaamste functie van een e-card, Daar komt bij dat het product e-card wezenlijk verschilt van een pure reclameuiting, aangezien het initiatief tot de verzending ervan niet ligt bij het reclamemakende bedrijf, maar bij degene die de groet/boodschap wil overbrengen Verder kunnen met de e-mailbestanden van de verzenders en ontvangers van de e-cards, los van de verkoop van de desbetreffende posters, commerciële activiteiten worden verricht en/of inkomsten worden gegeneerd via telefonie bedrijven en/of internet providers, zoals Pictoright terecht heeft gesteld, Dat de e-cards gratis zijn en dat Allposters heeft verklaard de e-mailbestanden van de ontvangers in elk geval niet verder te (doen) gebruiken, doet daar niet aan af, Het zelfstandig karakter van de e-card komt ook tot uitdrukking in de door Pictoright in het geding gebrachte e-mails van de buitenlandse zustrorganisaties van Pictoright (aangehaald onder 2.10 tot en met 2.12), waaruit onder meer valt af te leiden dat voor e-cards aparte licenties worden warden verstrekt.

Lees het vonnis hier.

IEF 8519

Appelgrens niet bereikt

Gerechtshof Amsterdam, 27 oktober 2009, LJN: BK3979, Stichting Sociale Databank Nederland tegen X

Auteursrecht. Oorspronkelijk zaak over auteursrechtinbreuk middels het plaatsen van een foto op een website, hoger beroep betreft echter alleen de proceskostenveroordeling. Eiser is niet ontvankelijkheid. Appelgrens niet bereikt, nu financieel belang van de zaak onder het in art 332 lid 1 Rv genoemde bedrag van €1.750,- ligt. Toegekende proceskosten blijven daarbij buiten beschouwing, ook indien die proceskosten zijn bepaald met inachtneming van art. 1019h Rv. Richtlijn 2004/48/EG voert niet tot een ander oordeel.  Ook i.c. geen 1019h proceskosten, aangezien het onderhavige incident naar het oordeel van het hof geen geschil van intellectuele eigendom betreft.

3.7  Het uitgangspunt is dat bij de bepaling van de  appellabiliteit de proceskosten in de zin van de artikel 237 e.v. Rv buiten beschouwing blijven (HR 24 februari 1938, NJ 1938/952).

3.8 De proceskostenvergoeding als bedoeld in artikel 1019h Rv. omvat niet alleen de kosten ter instructie van de zaak en ter voorbereiding van de gedingstukken, maar ook kosten die (vóór de implementatie van Richtlijn 2004/48/EG van 29 april 2004) krachtens artikel 6:96 BW voor vergoeding in aanmerking komen.

3.9 Aan de hand van de in eerste aanleg overgelegde urenstaat stelt het hof vast dat de gevorderde proceskostenvergoeding ten bedrage van € 2.002,30 aan salaris ziet op werkzaamheden ter voorbereiding en instructie van de zaak als bedoeld in artikel 237 Rv. SDN heeft het opgegeven aantal uren bestreden maar heeft overigens geen van die vaststelling afwijkende standpunten ingenomen. Daarom dienen in dit geval deze kosten bij de berekening van het beloop van de vordering ter bepaling van de appellabiliteit buiten beschouwing te blijven.

3.11 Het bovenstaande betekent dat SDN niet ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep moet worden verklaard. SDN zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.

3.13 Aangezien het onderhavige incident naar het oordeel van het hof geen geschil van intellectuele eigendom is, zullen de proceskosten op de voet van artikel 239 Rv worden begroot aan de hand van het toepasselijke liquidatietarief.

Lees het vonnis hier.

IEF 8514

Structureel en systematisch

Gerechtshof ‘-s-Hertogenbosch, 12 januari 2010, C More Entertainment AB tegen MyP2P Holding B.V. (met dank aan Susan Kaak, Ventoux Advocaten)

Auteursrecht. Hoger beroep tegen vzr. Rechtbank Roermond, 19 februari 2009,  IEF 7596. Hof vernietigt vonnis waarvan beroep. Eiser (Canal+) maakt bezwaar tegen dat haar sportprogramma’s zonder betaling of zonder dat daarvoor toestemming is verleend via, middels hyperlinks, de website MyP2P kunnen worden bekeken. De voorzieningenrechter was van oordeel dat de zaak voor behandeling in kort geding zowel feitelijk als juridisch te complex was en wees de vorderingen af.

Het hof heeft minder moeite met de materie en concludeert in een uitgebreid arrest dat de handelingen van MyP2P (aanbieden hyperlinks) niet kunnen worden aangemerkt als een openbaarmaking - met de opmerking dat een embedded link, waar i.c. geen sprake van is, wel een openbaarmaking inhoudt.

MyP2p heeft wel onrechtmatig gehandeld jegens C More (althans jegens degenen namens wie C More gemachtigd is op te treden) door structureel en systematisch te faciliteren dat materiaal waarop C More auteursrechten of naburige rechten had in een peer to peer netwerk werd verspreid. Geen 1019h Proceskosten, nu de vorderingen op basis van het commune recht en niet het IE recht worden toegewezen

Lees het arrest hier.

IEF 8499

Weliswaar kan vastgesteld worden

Rechtbank Amsterdam, 26 november 2009, LJN: BK7336, Strafzaak Illegale dvd’s

Auteursrecht. Vrijspraak in strafzaak. Artikel 31, 31a en 31b Auteurswet. Bij verdachte en medeverdachte zijn dvd's inbeslaggenomen, welke zijn onderzocht op illegale werken. Weliswaar kan vastgesteld worden dat zich in de partij met inbeslaggenomen dvd’s exemplaren bevonden, waarmee inbreuk werd gemaakt op eens anders auteursrecht, maar nu zowel onder verdachte als onder medeverdachte dvd’s in beslag zijn genomen, blijft onduidelijk aan wie deze dvd’s toebehoorden. Niet kan worden vastgesteld dat de onderzochte dvd’s de dvd’s betreffen, die onder verdachte in beslag zijn genomen.
 
 Lees het vonnis hier.

IEF 8490

De voordelen van de exploitatie van zijn populariteit

Rechtbank Amsterdam, 14 december 2009, KG ZA 09-2649 NB/EB, André Rieu Productions Holding V.V. tegen Stijl & Inhoud Media B.V.  (met dank aan Margriet Koedooder, De Vos & Partners).

Auteursrecht. Portretrecht. Proceskosten. Gedaagde uitgeverij brengt tijdschrift uit met de titel: “André Rieu – van koorknaap tot vioolidool.” Vorderingen eiser Rieu o.g.v. het portretrecht  (verzilverbare populariteit). worden toegewezen. Toestemming auteursrechthebbende (persagentschap) is nog geen toestemming geportretteerde. Publicatie heeft geen nieuwswaarde. Recall tijdschrift en winstopgave. Ook met een advertentie voor het tijdschrift in De Pers wordt inbreuk gemaakt op het portretrecht van Rieu: rectificatie.

Naar oordeel van de voorzieningenrechter zijn de vorderingen reeds op grond van het portretrecht toewijsbaar, zodat auteursrecht en merkenrecht verder onbesproken kunnen blijven, met als resultante een voor een portretrechtzaak wellicht opmerkelijke 1019h proceskostenvergoeding (€7.431,01).

4.2. (…) Met de vergoeding die zij hebben betaald aan de persagentschappen, hebben zij toestemming van de auteursrechthebbende op de foto verkregen om deze te publiceren, maar niet van de geportretteerde. Dat toestemming van de auteursrechthebbende niet impliceert dat ook de geportretteerde toestemming voor openbaarmaking verleent, is nog eens onderstreept in punt 15 van de algemene voorwaarden van ANP Photo B.V., één van de persagentschappen die gedaagden een aantal portretfoto's van André Rieu heeft geleverd. In deze bepaling is opgenomen dat degene die de foto's openbaar maakt, verantwoordelijk is voor het verkrijgen van eventuele noodzakelijke toestemming van de geportretteerde of van andere rechthebbenden.

Verzilverbare populariteit: 4.4. Onbetwist is dat André Rieu een wereldberoemde artiest is. Zijn populariteit kan commercieel worden geëxploiteerd en de Holding doet dat ook. Zo brengt zij onder meer merchandising voorzien van het portret van André Rieu op de markt, waaronder na ieder optreden van André Rieu een fotoboekje met afbeeldingen van dat optreden. Eisers hebben ter zitting onweersproken aangevoerd dat deze merchandising in het tijdperk van afnemende cd-verkoop tengevolge van de mogelijkheid van downloaden voor artiesten een onmisbare bron van inkomsten is, waarmee de optredens van die artiesten (deels) worden gefinancierd. Op grond van zijn verzilverbare populariteit heeft André Rieu er een redelijk belang bij om zich te verzetten tegen de openbaarmaking van zijn portret voor commerciële doeleinden door gedaagden, nu hij voor het gebruik van zijn portret daarin geen vergoeding heeft gekregen. Dat eisers zelf ook fotoboeken over André Rieu op de markt kunnen brengen, zoals gedaagden hebben betoogd, maakt dit niet anders. Het gaat er bij de bescherming van de financiële belangen van de geportretteerde nu juist om dat deze dient te kunnen delen in de voordelen van de exploitatie van zijn populariteit.

(…)

Rectificatie advertentie: 4.7. De advertentie in De Pers bestaat uit een afbeelding van de omslag van de Publicatie, die op zijn beurt bestaat uit een portretfoto van André Rieu, voorzien van wat teksten. Uit hetgeen hiervoor onder 4.5 is overwogen vloeit voort dat ook met de advertentie in De Pers inbreuk wordt gemaakt op de portretrechten van André Rieu. Met André Rieu is de voorzieningenrechter van oordeel dat bij het publiek de indruk kan zijn ontstaan dat André Rieu heeft meegewerkt aan de Publicatie, door het grote aantal foto's van hem dat daarin is opgenomen en doordat op de omslag geen andere naam dan die van André Rieu is vermeld. Hij heeft er belang bij dat deze mogelijk ontstane misvatting wordt rechtgezet. Gedaagden zullen dan ook worden veroordeeld tot het publiceren van een mededeling waarin zij het publiek berichten dat zij met de Publicatie onder meer inbreuk hebben gemaakt op de portretrechten van André Rieu. Gedaagden verzetten zich tegen de gevorderde grootte van de advertentie. Zij hebben ter zitting verklaard in te kunnen stemmen met een advertentie ter grootte van een halve pagina. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter komt de te plaatsen tekst voldoende tot zijn recht in een advertentie ter grootte van een halve pagina, zodat de advertentie tot dat formaat zal worden beperkt. Ook de tekst van de mededeling zal worden aangepast zoals in het dictum van dit vonnis is vermeld.

Proceskosten: 4.10. Nu de vorderingen reeds op grond van de portretrechtinbreuk toewijsbaar zijn, behoeft hetgeen partijen nog hebben aangevoerd met betrekking rot de auteursrechtelijke en merkenrechtelijke aspecten van deze zaak geen verdere bespreking.

4.11. Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Eisers hebben veroordeling van gedaagden gevorderd in de volledige (proces)kosten, op grond van artikel 1019h Rv en deze gesteld op een bedrag van EUR 7,431'01. Deze kosten kunnen uitsluitend worden toegewezen voor zover het gaat om kosten samenhangend met de inbreuk op intellectuele eigendomsrechten en voor zover deze kosten redelijk en evenredig zijn, Gezien de betwisting van de hoogte van deze kosten en met toepassing van de hiervoor genoemde criteria zullen deze kosten Ui redelijkheid worden gesteld op een bedrag van EUR 6.353,86 (dagvaarding EUR 91.86, vastrecht EUR 262,OO en salaris advocaat EUR 6.000,OO).D e vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8488

Het begrip merchandising

Vzr Rechtbank Amsterdam, 24 december 2009, KG ZA 09-2644 Pee/CN, LJN: BK7660, Omroepvereniging VARA tegen RTL Nederland B.V. en Henkel Nederland B.V. (met dank aan Marc de Kemp, Houthoff Buruma).

Auteursrecht. Reclamerecht. Haviltexen over het begrip 'merchandising'. Eerst even voor jezelf lezen. VARA verleent RTL licentie voor nieuwe serie van ‘Zeg ‘ns AAA” en stelt dat overeenkomst tussen RTL en Henkel m.b.t. reclamecampagne waarin de naam en het karakter Mien Dobbelsteen worden gebruikt, niet valt onder de licentie. Voorzieningenrechter oordeelt dat licentie weliswaar niet aan Henkel had  mogen worden verstrekt, maar dat nu het eenmaal is gebeurd, de licentie niet hoeft te worden ingetrokken.

RTL mag geen nadere of nieuwe licenties verlenen aan zeepfabrikant met betrekking tot het gebruik en de naam van het character Mien Dobbelsteen voor reclamecampagne. Ook mag RTL niet opnieuw muziek cd’s uitbrengen onder het merk Zeg ’ns AAA en/of Mien Dobbelsteen indien en voor zover de muziek op dergelijke cd’s geen enkele relatie met de nieuwe serie heeft. 4.4.  (…) Deze bevoegdheid valt niet binnen de Overeenkomst en RTL had hiervoor, alvorens met Henkel een overeenkomst te sluiten, toestemming dienen te vragen aan de VARA. Nu zij dit niet heeft gedaan, is aannemelijk dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat RTL wanprestatie heeft gepleegd in de uitvoering van de Overeenkomst.

4.5.  De sublicentie is echter door RTL reeds aan Henkel verstrekt, zodat het onder 1 van het petitum van de dagvaarding gevorderde in die zin niet kan worden toegewezen. De vraag is dan of hetgeen hiervoor onder 4.4 is overwogen met zich moet brengen dat RTL de aan Henkel verstrekte licentie, zoals de VARA onder 2 van haar petitum heeft gevorderd, dient in te trekken, nu voorshands aannemelijk is dat zij deze in eerste instantie niet had mogen verstrekken. In kort geding is onvoldoende bekend of de contractuele relatie tussen Henkel en RTL dit intrekken mogelijk maakt en wat de gevolgen hiervan zijn. 

Daarbij komt dat Henkel, die overigens in deze procedure niet door de VARA is gedagvaard - zoals voorshands moet worden aangenomen - de overeenkomst met RTL te goeder trouw heeft gesloten en een aanzienlijke schade zal lijden indien de campagne niet doorgaat. Henkel heeft reeds contracten met derden gesloten, waarbij aan haar, naar zij stelt, in ruim 600 supermarkten schap- en winkelruimte is toegezegd om de door haar voorbereide reclamecampagne uit te voeren. 

Dit alles overziend en in aanmerking nemend dat ook de VARA zelf enig verwijt kan worden gemaakt omdat zij niet heeft voorkomen dat er over het begrip merchandising in de Overeenkomst onduidelijkheid is ontstaan door niet een definitie van dat begrip in de Overeenkomst te verlangen, gaat het naar het oordeel van de voorzieningenrechter te ver om RTL nu te veroordelen de sublicentie aan Henkel voor de op handen zijnde reclamecampagne in te trekken. De wanprestatie van RTL zal zich eventueel moeten vertalen in een schadevergoeding van RTL aan de VARA en eventueel ook een schadevergoeding van Henkel aan de VARA wegens auteurs- en merkinbreuk. Uiteraard heeft de VARA wel belang bij (het zoveel als nog mogelijk) handhaven van haar intellectuele rechten, zodat aan RTL wel na te melden beperking voor de toekomst zal worden opgelegd. De toewijzing hiervan moet worden gezien als het ‘mindere’ van het onder 1 en 2 van het petitum van de dagvaarding gevorderde.

4.6.  De VARA heeft onder 3 van het petitum van de dagvaarding gevorderd RTL te bevelen de Overeenkomst in die zin na te komen dat het haar wordt verboden om in de toekomst opnieuw muziek cd’s uit te brengen onder het merk Zeg ’ns AAA en/of Mien Dobbelsteen, indien en voor zover de muziek op dergelijke cd’s geen enkele relatie met de Nieuwe Serie heeft. Volgens de VARA kan zo’n relatie in het geval van aan de serie gerelateerde cd’s bijvoorbeeld worden aangenomen, wanneer de muziek op de cd’s in de serie te horen is geweest. Uit een overgelegde e-mail van 2 juni 2009 van RTL aan de VARA, waarin staat “Er is niet direct een verband tussen Zeg ‘ns Aaa en een CD, maar doordat er in de serie af en toe door “Mien” wordt gezongen en de crew zo veel in de kroeg is, leek het ons leuk een CD uit te brengen onder de naam Zeg ‘ns Aaa (de hits uit Amsterdam) (…)” , blijkt dat daarvan geen sprake is geweest.
Indien RTL in het door haar in die e-mail neergelegde standpunt zou worden gevolgd, zou dat betekenen dat allerhande muziek door haar onder het merk Zeg ‘ns Aaa zou kunnen worden uitgebracht, in weerwil van de beperkte licentie. Overigens heeft RTL te kennen gegeven niet voornemens te zijn nogmaals een dergelijke cd uit te brengen.

4.7.  Nu, zoals hiervoor al is overwogen vooralsnog moet worden aangenomen dat het mede gelet op de tekst van de overeenkomst niet de bedoeling is geweest van de VARA om een ongelimiteerd merchandisingrecht aan RTL te verstrekken en dat RTL niet redelijkerwijs heeft kunnen begrijpen dat dit wel de bedoeling van de VARA was, wordt het redelijk geacht dat er voor het uitbrengen van cd’s onder het merk Zeg ’ns AAA en/of Mien Dobbelsteen, zoals de VARA heeft betoogd, een relatie moet bestaan met de Nieuwe Serie. Deze vordering van de VARA zal derhalve worden toegewezen.

Lees het vonnis hier of inmiddels ook hier op rechtspraak.nl.