DOSSIERS
Alle dossiers

Foto / beeld  

IEF 8482

Vanwege de humoristische bedoeling

Rechtbank Amsterdam, 22 december 2009, LJN: BK7383, Mercis B.V. & Hendrik Magdalenus Bruna tegen Punt.nl B.V.

Auteursrecht. Parodie-exceptie auteursrecht en Parodie-exceptie merkrecht Nijntje. Aansprakelijkheid hosting provider. Dick Bruna vordert in kort geding tegen hostingprovider het verwijderen van zeven afbeeldingen die op het internet staan, omdat die afbeeldingen volgens hem inbreuk maken op de auteursrechten en merkenrechten die rusten op Nijntje. Ten aanzien van vijf van de zeven afbeeldingen wordt geoordeeld dat geen sprake is van inbreuk. Het betreft toelaatbare parodieën. Met de overige twee afbeeldingen wordt merkinbreuk gepleegd en ten aanzien van die twee afbeeldingen worden de vorderingen toegewezen. (Vonnis op rechtspraak.nl inclusief plaatjes)

Auteursrecht: 4.3. De auteursrechtelijk beschermde trekken van Nijntje, zoals hiervoor omschreven, zijn overgenomen in de gewraakte afbeeldingen. De elementaire kleuren, de dikke lijnen, de verhouding tussen hoofd en lichaam, de vorm van het hoofd van Nijntje, de oren, de (stand van de) ogen en het zogenaamde “andreaskruis” als neusje zijn nagenoeg identiek aan de originele Nijntje. Bij afbeelding 1 tot en met 5 bevindt zich naast de beeltenis van Nijntje ook een tekst, geschreven in een stijl die doet denken aan die van Dick Bruna. Afbeelding 7 (nijn-eleven) is, afgezien van het flatgebouw, een letterlijke kopie van de voorkant van het boek “Nijntje vliegt”. De totaalindrukken van het originele werk van Dick Bruna en van de gewraakte afbeeldingen zijn daardoor nagenoeg identiek. Of in dit geval sprake is van auteursrechtinbreuk, hangt af van de vraag of Punt.nl zich terecht heeft beroepen op de zogenaamde parodie-exceptie van artikel 18b Aw. In artikel 18b Aw is – kort gezegd – bepaald dat een parodie geen inbreuk op een auteursrecht kan vormen. Een parodie kan worden omschreven (zie Auteursrecht van Spoor, Verkade, Visser, derde druk, blz. 293) als een nabootsing van een ander werk in gewijzigde vorm waardoor dit tot voorwerp van de lachlust wordt gemaakt of waardoor althans de teneur ervan ingrijpend wordt gewijzigd.

Hiervan is in ieder geval sprake voor zover het de afbeeldingen 2 tot en met 6, in combinatie met de bijbehorende teksten, betreft. De bedoeling van die afbeeldingen is het opwekken van de lachlust. Dat niet iedereen de gewraakte afbeeldingen even grappig of gepast zal vinden (smaken verschillen nu eenmaal), doet aan die bedoeling niet af. Er is in dit geval bovendien sprake van een ingrijpende wijziging van de teneur, met name in de begeleidende teksten. Waar de teksten van Dick Bruna bij uitstek kindvriendelijk en geweldloos zijn, zijn de teksten bij de gewraakte afbeeldingen veelal grof en agressief. Juist dit contrast lijkt bedoeld om de lachlust op te wekken. Bovendien geldt dat de teneur is gewijzigd in die zin dat bij de afbeeldingen beeldelementen zijn toegevoegd die niet bij Nijntje horen, zoals de draaitafel op een “hardcore” feest of om “trance” te draaien, de rode ogen van Zwijntje omdat Zwijntje “zo stoned is als een garnaal”, Lijntje die met “pep” voor zich zit, of Nijntje die met grote ogen gaat “hakkûh”.

Vanwege de humoristische bedoeling, het ontbreken van concurrentiebedoelingen en het ontbreken van verwarringsgevaar, wordt geoordeeld dat het gebruik van de afbeeldingen 2 tot en met 6 als parodie in dit geval in overeenstemming is met hetgeen naar de regels van het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd is, zoals artikel 18b Aw vereist. Mercis en Bruna worden derhalve wat betreft afbeeldingen 2 tot en met 6 niet gevolgd in hun stelling dat het publiek in verwarring zal worden gebracht. Niet voor de hand liggend is dat kleine kinderen, voor wie Nijntje bedoeld is, de desbetreffende websites zullen bezoeken. Volwassenen zullen de “grote mensen humor”, zoals door Punt.nl aangeduid, begrijpen omdat de teneur van de begeleidende teksten ingrijpend is gewijzigd en omdat er beeldelementen die niet bij Nijntje horen zijn toegevoegd. Volwassenen zullen de afbeeldingen 2 tot en met 6 daarom niet in verband brengen met Dick Bruna in die zin dat men denkt dat die afbeeldingen, direct of indirect, afkomstig zijn van Dick Bruna.

4.4. De zaak ligt gecompliceerder bij afbeelding 1 (Nijntje staat strak) en bij afbeelding 7 (nijn-eleven). Hier is de afbeelding van Nijntje letterlijk gekopieerd. Bij afbeelding 1 is de gewijzigde vorm alleen te vinden in een nauwelijks zichtbaar plaatje op het jack van Nijntje en in de aard van de tekst. Bij afbeelding 7 bestaat de wijziging ten opzichte van het origineel alleen uit de toevoeging van het woord “nijn-eleven” en uit de toevoeging van het flatgebouw, dat overigens in de stijl van Dick Bruna is getekend. Beantwoording van de vraag of deze twee afbeeldingen onder de parodie-exceptie van artikel 18b Aw vallen, kan echter in het midden blijven gezien hetgeen hierna wordt overwogen over de door Mercis en Bruna gestelde merkinbreuk.

Merkenrecht: 4.7. (…) Vooropgesteld wordt dat het merkenrecht niet, zoals het auteursrecht, een algemene parodie-exceptie kent. Of en in hoeverre een merk mag worden geparodieerd, hangt af van de vraag of het parodiëren als een geldige reden in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE kan worden aangemerkt. De mogelijkheid een merkenrechtelijk beschermd figuur te parodiëren is daarmee beperkter dan in het auteursrecht. Gegeven de aard en strekking van het merkenrecht mogen in een parodie op een merk elementen van het merk worden overgenomen, maar dient er wel afstand van dat merk te worden genomen. Het moet voldoende duidelijk zijn dat de parodie niet afkomstig is van de merkgerechtigde.

4.9. Dit ligt anders bij de afbeeldingen 1 en 7. Hier wordt onvoldoende afstand genomen van de woord- en beeldmerken van Mercis. De afbeeldingen zijn nagenoeg letterlijke kopieën van het werk van Dick Bruna en vertonen zeer grote gelijkenis met de geregistreerde beeldmerken. Behalve het flatgebouw in afbeelding 7 zijn er geen beeldelementen toegevoegd. Het flatgebouw is bovendien getekend in de stijl van Dick Bruna. Hier is geen sprake van toelaatbare parodieën, zodat evenmin sprake is van een geldige reden als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE. Afbeeldingen 1 en 7 doen bovendien afbreuk aan de reputatie van de merken omdat Nijntje in verband wordt gebracht met drugsgebruik en terrorisme.

4.10. Ook de vrijheid van meningsuiting – waarop Punt.nl zich nog heeft beroepen – kan in geval van afbeelding 1 en 7 geen geldige reden (als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE) vormen. Hiervoor zou vereist zijn dat er ook daadwerkelijk – in het kader van een maatschappelijk debat – een mening wordt geuit en dat dit niet gebeurt in een nodeloos grievende context. De twee afbeeldingen voldoen niet aan deze vereisten.

Aansprakelijkheid host: 4.12. (…) De vrijstelling van aansprakelijkheid geldt voor gevallen waarin de activiteit van de host beperkt is tot het technische proces van het verschaffen van toegang tot een communicatienetwerk. Punt.nl doet terecht een beroep op artikel 6:196c BW. Haar activiteit heeft een louter technisch, automatisch en passief karakter; zij heeft kennis noch controle over de informatie die wordt doorgegeven of opgeslagen. Van Punt.nl kan dan ook niet worden gezegd dat zij zelf inbreuk pleegt op de merkenrechten van Mercis. Van haar kan en hoeft niet te worden verwacht dat zij steeds alle weblogs en websites die zij host controleert op inbreukmakende content. Indien zij echter gewezen wordt op een inbreuk, en in dit geval is merkinbreuk ten aanzien van een tweetal afbeeldingen vastgesteld, dan is zij verplicht die afbeeldingen op grond van artikel 6:162 BW van het internet te (doen) verwijderen. Ten aanzien van die twee afbeeldingen is vordering (1), zoals weergegeven onder 3.1, dan ook, op straffe van een dwangsom, toewijsbaar. Het primaire gedeelte van vordering (2) – Punt.nl te verbieden inbreuk te maken op de rechten van intellectuele eigendom van Mercis – is te ruim geformuleerd om te kunnen worden toegewezen. Het subsidiaire gedeelte van die vordering is echter wel (op straffe van een dwangsom) toewijsbaar. Punt.nl zal worden veroordeeld om zodra zij een melding krijgt van een inbreuk op de merkenrechten van Mercis, binnen 48 uur (weekenden uitgezonderd) die inbreukmakende content van de betreffende website te verwijderen. Indien tussen partijen discussie ontstaat of een (toekomstige) afbeelding inbreuk maakt op de merkenrechten van Mercis, dan zal die vraag en de vraag of Punt.nl om die reden dwangsommen verbeurt (opnieuw) aan de rechter moeten worden voorgelegd. Dwangsommen worden dan alleen verbeurd, indien de rechter oordeelt dat sprake is van merkinbreuk. Nu voorshands is geoordeeld dat Punt.nl geen inbreuk maakt op de persoonlijkheidsrechten van Dick Bruna is vordering (3) niet toewijsbaar.

Lees het vonnis hier

IEF 8469

Volgrecht

HvJ EG, 17 december 2009, Conclusie A-G Sharpston in zaak C-518/08, Fundació Gala-Salvador Dalí Visual Entidad de Gestión de Artistas Plásticos tegen Société des auteurs dans les arts graphiques et plastiques. (Prejudiciële vragen tribunal de grande instance, Parijs).

Auteursrecht. Volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk. Rechthebbenden na het overlijden van de auteur.

Naar de huidige stand van het Franse recht is na het overlijden van de auteur van het werk de kring van rechthebbenden van het volgrecht beperkt tot de erfgenamen bij versterf van de auteur, met uitsluiting van alle testamentaire legatarissen. Salvador Dalí liet in 1989 al zijn intellectuele eigendomsrechten bij testament na aan de Spaanse staat. Indien hij intestaat was overleden, zouden die rechten echter zijn overgegaan op een aantal erfgenamen in de zijlijn. Vragen i.c..betreffen geschil tussen de Spaanse maatschappij die de rechten int namens de Spaanse staat en de Franse collectieve beheermaatschappij die rechten aan zijn erfgenamen in de zijlijn heeft uitgekeerd. Is de Franse beperking van de kring van rechthebbenden van het volgrecht tot de erfgenamen bij versterf verenigbaar met het gemeenschapsrecht?

71. Gelet op het voorgaande geef ik het Hof in overweging de door het tribunal de grande instance te Parijs gestelde vragen te beantwoorden als volgt:

„Richtlijn 2001/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk verzet zich niet tegen een nationale bepaling volgens welke na het overlijden van de auteur het volgrecht enkel overgaat op de erfgenamen bij versterf, met uitsluiting van legatarissen en rechtsopvolgers.”

Lees de conclusie hier.

IEF 8396

Daar een goed werknemer niet op deze wijze reageert

Rechtbank Arnhem, sector kanton, 12 oktober 2009, LJN: BK3997, Kennametal Nederland B.V. tegen werknemer

Auteursrecht. Ontslagprocedure. Werknemer wilde pensioeninkomsten aanvullen met nevenwerkzaamheden:

6. Kennametal verwijt [werknemer] onder meer dat hij voor eigen rekening ontwerpen dan wel tekeningen voor vijf projecten in opdracht van [bedrijf Y] en [bedrijf Z] met gebruikmaking van haar software heeft gemaakt. (…)  [werknemer] (…) betwist niet dat hij deze ontwerpen, die hij kennelijk heeft gemaakt met behulp van de software van Kennametal, voor eigen rekening aan [bedrijf Z] heeft verzonden.
Voorts verwijt Kennametal [werknemer] dat enkele verzonden Kennametal-ontwerpen voorzien waren van het [bedrijf X]-logo op het Kennametal-logo, hetgeen een inbreuk op de merk- en auteursrechten van Kennametal oplevert. Volgens [werknemer] is dit juist wat betreft de als productie 15 bij het verzoekschrift overgelegde tekening, maar dat is een tekening van hem en [bedrijf Y] en daarom wilde hij de naam van Kennametal verwijderen. De voornoemde verwijten van Kennametal aan [werknemer] staan aldus tussen partijen vast. (…)

7 (…) De kantonrechter overweegt hieromtrent als volgt. (…) hij heeft meermalen onbevoegd gebruik gemaakt van de software van Kennametal, terwijl hij iedere werkdag bij het opstarten van zijn computer door middel van de onder 1.4 genoemde pop-up is gewaarschuwd dat dat niet is toegestaan en hij heeft eenmaal inbreuk gemaakt op het merk- en auteursrecht van Kennametal. Deze handelwijze van [werknemer] kan niet gerechtvaardigd worden door de afwijzing van zijn (herhaalde) verzoek om salarisverhoging, daar een goed werknemer niet op deze wijze reageert op een dergelijke, voor hem teleurstellende afwijzing. Dat volgens [werknemer] zijn handelwijze slechts een beperkte omzet voor [bedrijf X] en geen schade voor Kennametal heeft opgeleverd, doet niet af aan het geschonden vertrouwen. (…) Dit leidt ertoe dat het verzoek tot ontbinding op grond van veranderingen in de omstandigheden wordt toegewezen.

Lees het vonnis hier

IEF 8389

Keuzes gemaakt die op haar persoonlijke smaak berusten

Rechtbank Zutphen, 28 oktober 2009,  LJN: BK4464, Van Laatum tegen gedaagde (Tulpenvaas)

Auteursrecht. Eiseres is ontwerpster van de Tulipa vaas (afbeelding) en maakt bezwaar tegen  dor gedaagde geproduceerde en verhandelde raamsticker met een afbeelding van de vaas. Inbreuk wordt aangenomen, maar geen toewijzing inbreukverbod, omdat er geen concrete dreiging meer is.  Geen vermogensschade (geen gederfde licentievergoedingen, omdat eiseres nooit een licentie zou hebben willen afgeven aan gedaagde), wel ideële schade, omdat inbreuk is gemaakt op “haar persoonlijkheidsrecht en tenminste  risico op reputatieschade heeft bestaan.” Vergoeding ex aequo et bono: €1000,-

De billijkheid verzet zich tegen 1019h proceskostenveroordeling: “In het onderhavige geval komt grote betekenis toe aan de vaststelling dat [gedaagde] geen moedwillige inbreuk heeft gemaakt, bereid is geweest de inbreukmakende werken terug te halen en daar ook uitvoering aan heeft gegeven, gestopt is met de verkoop en een schadevergoeding heeft aangeboden en uitgekeerd.”

Inbreuk: 4.1.  Door [eiseres] is voldoende onderbouwd dat zij de ontwerpster is van de Tulipa vaas die op de sticker van [gedaagde] is afgebeeld. De vaas is ook voldoende oorspronkelijk om auteursrechtelijke bescherming te dragen. Anders dan [gedaagde] stelt bezit de vaas, geïnspireerd op de 17e eeuwse Nederlandse tulpenvazen en voorzien van patronen van Turkse kaftans, een eigen oorspronkelijk karakter en draagt deze het persoonlijk stempel van haar maakster. [eiseres] heeft keuzes gemaakt die op haar persoonlijke smaak berusten. De vormgeving van de vaas wordt niet bepaald door vereisten van technische of praktische aard. De vaas verbindt de Turkse en Nederandse cultuur en traditie op originele wijze. [gedaagde] heeft niet betwist dat de naam van [eiseres] ook op de onderzijde van de vaas is vermeld, zoals [eiseres] ter comparitie heeft verklaard en getoond. De rechtbank gaat dan ook uit van het auteursrecht van [eiseres] op (de afbeelding van) de Tulipa vaas.

4.2.  Uit de door [eiseres] overgelegde stukken en afbeeldingen en de vaas en sticker zoals ter comparitie getoond, is eveneens door [eiseres] voldoende onderbouwd dat de sticker een afbeelding bevat van de door [eiseres] ontworpen vaas. [gedaagde] heeft dit ter comparitie ook niet (meer) betwist. Hiermee staat de inbreuk op het auteursrecht van [eiseres] vast. (…) Het gebruik van bloemen en de opstelling daarvan in de Tulipa vaas is niet oorspronkelijk en betreft slechts het praktisch gebruik waarvoor een vaas in essentie bedoeld is.

Geen verbod: 4.3.  [eiseres] vordert allereerst een verbod om inbreuk te plegen en een gebod tot het terughalen van de inbreukmakende werken. Een concrete dreiging van (verdere) inbreuk is echter door [eiseres] niet gesteld noch anderszins gebleken. Immers, [gedaagde] heeft - ook volgens [eiseres] - al in de contacten tussen partijen voorafgaand aan deze procedure toegezegd de verkoop van de stickers te stoppen, deze terug te halen bij de haar bekende afnemers en de teruggehaalde en nog in voorraad aanwezige stickers te vernietigen en geen ontwerpen van [eiseres] meer te zullen afbeelden en/of verkopen. Ook in de conclusie van antwoord en ter comparitie heeft [gedaagde] deze toezegging herhaald. [gedaagde] heeft onbetwist gesteld dat zij ook daadwerkelijk alle door haar aan winkeliers geleverde stickers heeft teruggehaald. Bij het verbod, zoals door [eiseres] gevorderd, heeft zij dan ook geen belang, zodat dit niet toegewezen wordt. Dit geldt evenzeer voor het gevorderde gebod, nu [eiseres] ook ter comparitie heeft verklaard te willen aannemen dat alle stickers zijn teruggehaald en vernietigd zullen worden.

Geen vermogensschade: 4.5.  [eiseres] vordert een vergoeding voor vermogensschade en voor reputatieschade. Dat zij vermogensschade geleden heeft, is echter op geen enkele wijze door haar onderbouwd. De schade bestaat, aldus [eiseres], uit een bedrag vanwege de inbreuk, welk bedrag kan worden gebaseerd op een licentievergoeding die zij zou hebben bedongen indien zij toestemming had willen verlenen voor het gebruik van haar ontwerp als raamsticker. Echter, zij stelt eveneens dat zij beslist niet zou zijn overgegaan tot het afgeven van een licentie voor het produceren van een raamsticker met een afbeelding van de Tulipa vaas, nu dit product van beduidend minder allure is dan de vaas zelf en niet past bij het segment van de markt waarop zij zich wil richten. Dat zij desondanks vermogensschade geleden heeft is dan ook zonder nadere toelichting niet begrijpelijk. Zodanige toelichting en argumenten ontbreken echter.

Reputatieschade: 4.6.  Ten aanzien van de reputatieschade heeft [eiseres] evenmin aannemelijk gemaakt dat haar reputatie daadwerkelijk schade geleden heeft. Wel heeft zij voldoende onderbouwd gesteld dat zij ideële schade lijdt doordat zij heeft moeten ondervinden dat inbreuk gemaakt is op haar persoonlijkheidsrecht en tenminste het risico op reputatieschade heeft bestaan, doordat zij geassocieerd kan worden met een product, de raamsticker, waarmee zij niet geassocieerd wil worden. De hoogte van deze schade is niet concreet te bepalen en zal ex aequo et bono worden gesteld op € 1.000,-.

1019h proceskosten: 4.11.  In het onderhavige geval komt grote betekenis toe aan de vaststelling dat [gedaagde] geen moedwillige inbreuk heeft gemaakt, bereid is geweest de inbreukmakende werken terug te halen en daar ook uitvoering aan heeft gegeven, gestopt is met de verkoop en een schadevergoeding heeft aangeboden en uitgekeerd. De procedure is gevoerd, terwijl al ruim voor het uitbrengen van de dagvaarding het grootste deel van het verschuldigde bedrag door [gedaagde] aan [eiseres] is betaald. Onder deze omstandigheden verzet de billijkheid zich tegen een afwijking van de ‘normale’ regels betreffende de proceskostenvergoeding, waarbij de verliezende partij wordt veroordeeld in de proceskosten van de wederpartij en de proceskosten kunnen worden gecompenseerd indien partijen over en weer op onderdelenin het (on)gelijk worden gesteld.
Gezien het geringe verschil tussen de door [gedaagde] voorafgaand aan de procedure aangeboden en uitgekeerde vergoeding en de thans vastgestelde schadevergoeding, bestaat aanleiding de proceskosten te compenseren, zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Lees het vonnis hier.

IEF 8388

Een onterechte suggestie

Rechtbank Haarlem, 25 november 2009, LJN: BK4750, Imam tegen Sanoma Uitgevers B.V. ,

Auteursrecht. Portretrecht. Eiser is imam van een islamitische moskee en heeft landelijke bekendheid gekregen door uitspraken te doen in religieuze en maatschappelijke kwesties. In een publicatie van weekblad Panorama wordt eiser op één lijn gesteld met personen die vanwege ernstige terroristische misdrijven strafrechtelijk veroordeeld zijn. Aldus wordt de suggestie gewekt dat eiser zich eveneens schuldig heeft gemaakt aan terroristische misdrijven. Eiser is nooit strafrechtelijk veroordeeld zodat sprake is van een onterechte suggestie. Aangezien eiser een geestelijk leider is, heeft een dergelijke associatie invloed op zijn aanzien en positie.

4.3.  De rechtbank overweegt als volgt. Nu vaststaat dat de foto van [eiser] is geplaatst zonder zijn toestemming, is op grond van artikel 21 Auteurswet (hierna: Aw) openbaarmaking daarvan niet geoorloofd voor zover een redelijk belang van [eiser] zich tegen openbaarmaking verzet.
In dit geval moet het belang van [eiser] bij zijn recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer en zijn recht op bescherming van zijn eer en goede naam worden afgewogen tegen het belang van Sanoma bij haar recht op persvrijheid en vrijheid van meningsuiting. Bij deze belangenafweging dienen alle bijzondere omstandigheden van het onderhavige geval te worden betrokken.

4.4.  [eiser] is, zoals hij zelf ook erkent, door zijn controversiële uitspraken over religieuze kwesties een publiek figuur. Als publiek figuur heeft [eiser] dan ook enige aandacht van de media te dulden. In de onderhavige publicatie wordt hij echter op één lijn gesteld met personen die vanwege ernstige terroristische misdrijven strafrechtelijk veroordeeld zijn. Aldus wordt de suggestie gewekt dat [eiser] zich eveneens schuldig heeft gemaakt aan terroristische misdrijven. [eiser] is nooit strafrechtelijk veroordeeld zodat sprake is van een onterechte suggestie. De context waarin de foto is afgebeeld, namelijk de rubriek Crimeweek, en de naast de foto geplaatste tekst verhogen deze suggestie. Aangezien [eiser] een geestelijk leider is, heeft een dergelijke associatie invloed op zijn aanzien en positie. De oorspronkelijke film is bovendien niet van zodanige bekendheid dat bij de gemiddelde Panorama-lezer bekend zal zijn dat [eiser] staat afgebeeld op de plek van de “good guy” zoals Sanoma nog heeft aangevoerd. Daar komt bij dat de publicatie geen nieuws- of informatiewaarde heeft. Gesteld noch gebleken is voorts dat Sanoma met de publicatie bepaalde misstanden aan de kaak wilde stellen, zodat evenmin sprake is van een bijdrage aan het publieke debat. Van een geoorloofde parodie is, voor zover artikel 18b Aw al analoog van toepassing kan worden geacht op een portret, naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Ook in het kader van een kennelijk humoristisch bedoelde publicatie is het niet geoorloofd [eiser] op één lijn te stellen met personen die vanwege terroristische misdrijven zijn veroordeeld. Gelet op de grote oplage van Panorama is evenmin sprake van een bagatel. Onder de hiervoor geschetste omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het belang van [eiser] zwaarder dient te wegen dan het belang van Sanoma. Sanoma heeft derhalve onrechtmatig gehandeld en is aansprakelijk voor de dientengevolge door [eiser] geleden schade.

4.5.  Ten aanzien van de door [eiser] gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank als volgt. [eiser] heeft gesteld dat de schade is gelegen in aantasting van de eer en goede naam, te weten afbreuk aan zijn aanzien, en angst voor represailles. Sanoma heeft betwist dat [eiser] door de publicatie gevaar zal lopen en heeft voorts aangevoerd dat het gevorderde bedrag disproportioneel is in relatie tot de (in haar ogen) qua omvang bescheiden publicatie van het portret. Tegenover de betwisting door Sanoma heeft [eiser] niet nader onderbouwd waaruit het (als gevolg van de publicatie) concrete gevaar voor [eiser] heeft of zal bestaan. Aan dit aspect zal daarom voorbij worden gegaan. Sanoma heeft echter niet weersproken dat de publicatie afbreuk heeft gedaan aan het aanzien van [eiser] als geestelijk leider. Tegenover dit nadeel acht de rechtbank, gelet op art. 6:106 lid 1 sub b BW en rekening houdend met alle omstandigheden, een vergoeding van EUR 3.500,- evenredig en billijk.

Lees het vonnis hier.

IEF 8375

Een pauze inlassen

Schikkingsovereenkomst in geschil tussen Stichting Contractenbureau (LIRA) en de Nederlandse Publieke Omroepen (NPO). Overgangsituatie waarbij bestaande (oude) LIRA-auteursrcontractpraktijk voorlopig wordt gehandhaafd (zie ook: IEF 7575  e.v.).

Heel in het kort: St. Contractenbureau daagt de Nederlandse Publieke Omroepen naar aanleiding van een intern memo met het advies de overdracht van de LIRA/VEVAM rechten  in de nieuwe individuele contracten met auteurs niet te accepteren, omdat de bestaande contractpraktijk daarmee zou worden doorbroken en daardoor de mediawettelijke taak van de publieke omroep (platformonafhankelijk verspreiden van de mediaproducten) lastig te realiseren zou zijn. De stichting meende dat dit advies onrechtmatig was en haar schade toebracht.

In kort geding bij de Rechtbank Amsterdam zijn partijen echter nader tot elkaar gekomen en hebben samen geconcludeerd dat een overgangssituatie moet worden gecreëerd tot 1 januari 2011. Op die datum moet er een nieuwe regeling zijn over de rechten in verband met uitzending via de kabel, volgens partijen het moment om een meer omvattende regeling te realiseren. 

LIRA zal zich tot die tijd beperken tot het uitoefenen van de collectief geregelde rechten, thuiskopie, repro- en leenrecht en bij kabel, satelliet, ether en mobiel, alleen voor zover de publieke omroep geen openbaarmaker is.  Alle andere rechten blijven bij de maker en worden conform de bestaande (oude) contractpraktijk overgedragen aan de publieke omroeporganisaties. De NPO zal op haar beurt de bij haar aangesloten publieke omroeporganisaties adviseren om met de bij het Contractenbureau aangesloten auteurs tot 1 december 2010 contracten te sluiten “zoals die dit jaar gebruikelijk werden gesloten” en  zal de publieke omroeporganisaties eveneens adviseren aan hun buitenproducenten een vergelijkbare aanbeveling te doen. 

Lees de schikkingsovereenkomst hier

IEF 8345

Opgebouwd uit driehoekjes en vierkantjes

Vzr. Rechtbank Arnhem, 13 november 2009, KG ZA 09-653; ECLI:NL:RBARN:2009:BK4041,  Reclamebureau Magenta V.O.F. tegen Shophouse B.V. (met dank aan Evert van Gelderen, De Gier | Stam & Advocaten)

Auteursrecht. Even kort voor het weekend. Stukgelopen samenwerking tussen reclame bureau en opdrachtgever. Voorstel voor nieuw logo wordt afgewezen door opdrachtgever Shophouse, opdrachtgever laat nieuw logo ontwerpen door derde partij en oorspronkelijk reclamebureau Magenta vindt dat dat logo inbreuk maakt op het eigen logo van het oorspronkelijk reclamebureau zelf. Vorderingen afgewezen.

“4.6. Bij de vergelijking van alle elementen van het hierboven afgebeelde Magenta-logo met het hierboven afgebeelde Shophouse-logo is er, naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter, geen sprake van een overeenstemmende totaalindruk. Het feit dat in het Shophouse-logo ook gebruik wordt gemaakt van om een centraal punt heen gesitueerde driehoekjes, terwijl het vierkant met de driehoekjes gezamenlijk een ruit vormen, is daarvoor onvoldoende. De auteursrechtelijk beschermde trekken van het Magenta-logo zitten naar het oordeel van de voorzieningenrechter vooral in de wijze waarop de drie driehoekjes en de ruit om de ‘M’ zijn gesitueerd, in combinatie met de dikke belijning, het kleurgebruik en de situering van bedrijfsnaam en logo. In het Shophouse-logo wordt daarvan, door alle door Shophouse onder 4.4. opgesomde verschillen, voldoende afstand genomen. Het voorgaande maakt dat het Shophouse-logo een andere uitstraling heeft dan het Magenta-logo en een andere totaalindruk wekt. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is het Shophouse-logo geen verveelvoudiging van het werk van Magenta, maar een nieuw, zelfstandig werk. Het Shophouse-logo maakt dus geen inbreuk op het auteursrecht van Magenta op het Magenta-logo. Dat Shophouse elders op haar website het vierkant met de driehoekjes ook in de kleur rood of magenta afbeeldt, maakt het voorgaande niet anders.”

Lees het vonnis hier.

IEF 8292

Spelers van Ajax in het shirt van Ajax

Rechtbank Amsterdam, 6 mei 2009,  LJN: BK0953, Supportersvereniging "Ajax" tegen A tevens h.o.d.n. A Photography. 
 
Auteursrecht. Vonnis uit mei, nu gepubliceerd op rechtspraak.nl:  “Foto’s van spelers in Ajaxshirt, dwaling. Fotograaf verkoopt al zijn dia's van spelers in Ajaxshirt aan de supportersvereniging van Ajax. Hij biedt enige tijd later foto's van spelers (in het shirt van Ajax) onder zijn naam aan op zijn internetsite. De supportersvereniging legt beslag op bij de fotograaf aangetroffen dia's.

De fotograaf wordt in de onderhavige procedure inbreuk op de auteursrechten van de supportersvereniging verweten. De fotograaf doet tevergeefs een beroep op dwaling. Partijen verschillen voorts van mening over het antwoord op de vraag welke dia's onder de overeenkomst vallen en of de fotograaf als de maker daarvan heeft te gelden.

Uitleg van de overeenkomst leidt ertoe dat alleen dia’s van spelers van Ajax in het shirt van Ajax onder de overeenkomst vallen. Dit betekent dat daaronder niet vallen dia’s van trainers, van een masseur of van spelers die niet in het Ajax-shirt (maar bijvoorbeeld in een trainingspak of met ontbloot bovenlijf) gehuld zijn. Omdat de foto's onder vermelding van de naam van de fotograaf zijn geopenbaard, heeft hij ingevolge artikel 4 van de Auteurswet als de maker te gelden. De fotograaf is er niet in geslaagd dit vermoeden te weerleggen, maar wordt toegelaten tegenbewijs te leveren.”

Lees het vonnis hier. Zie ook: Vzr. Rechtbank Amsterdam, 17 juni 2008, IEF 6497.

IEF 8285

Causaal verband

Rechtbank Arnhem, 21 oktober 2009, HA ZA 08-1325, De Roode Roos B.V. tegen Reform- en vitaminecentrum De Rooij B.V. (met dank aan C.J. van Dijk, Van Veen Advocaten).

Auteursrecht. Schadevergoeding, winstafdracht en causaal verband. Eindvonnis na Rechtbank Arnhem, 25 maart 2009, IEF 7743, waarin de rechtbank De Roode Roos in de gelegenheid heeft gesteld om een nadere onderbouwing van de schade te geven.

Schadevergoeding:  3.9, De rechtbank is van oordeel dat De Roode Roos met de door haar overgelegde, niet cijfermatig onderbouwde, grafieken onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat haar omzet tussen april 2007 en april 2008 minder is gestegen dan gebruikelijk. Een onderzoek daarnaar door een registeraccountant, zoals De Roode Roos voorstelt, acht de rechtbank niet nodig omdat onvoldoende aannemelijk is geworden dat een eventuele omzetstagnatie hij de Roode Roos is veroorzaakt door het onrechtmatige overnemen door De Rooij van een deel van de productfoto's en productteksten van De Roode Roos. Indien De Rooij haar eigen afbeeldingen en teksten zou hebben gegenereerd, zou De Rooij in de periode van april 2007 tot april 2008 mogelijk evenveel omzet hebben gedraaid – met wellicht wat meer investeringen - dan zij nu heeft gedaan. (…) Bovendien hebben De Roode Roos en De Rooij veel concurrenten die hun orthomaleculaire voedingssupplementen ook via webwinkels verkopen. Het kan niet worden uitgesloten dat de aanwezigheid daarvan in die periode invloed heeft uitgeoefend up de omzet van De Roode Roos, bijvoorbeeld door acties of speciale aanbiedingen. De aansprakelijkheid van De Rooij voor een eventuele omzetstagnatie bij De Roode Roos in die periode kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld wegens het ontbreken van een causaal verband.

Winstafdracht: De rechtbank volgt niet het betoog van De Roode Roos dat uit het karakter van artikel 27a Aw ct1 6:104 BW volgt dat de gehele toe te rekenen winst voor de bewuste producten moet worden geacht het gevolg te zijn van onrechtmatig handelen en de auteursrechtinbreuk van De Rooij. (…) De uitkomst van de winst per product zegt immers nog niets over de winst die De Rooij met dat product zou hebben gemaakt indien De Rooij daarvoor nier de productomschrijving en afbeelding van De Rooij zou hebben overgenomen.

Schadebegroting: 3.16. Naar schatting heeft De Rooij een bedrag van in totaal ongeveer € 10.000,-  uitgespaard door op onrechtmatige wijze ten behoeve van haar webwinkel een deel van de webwinkel van De Roode Roos over re nemen. Deze kostenbesparing betreft zowel de overgenomen productomschrijvingen als de overgenomen productafbeeldingen. Zij heeft zich hierdoor ten koste van De Roode Roos een concurrentievoorsprong kunnen verschaffen. Voor zover die voorsprong daarnaast betrekking heeft op een voorsprong in tijd, doordat De Rooij zich versneld toegang tot de markt heeft kunnen verschaffen, begroot de rechtbank de schade aan de zijde van De Roode Roos op € 2.000,-.

3.18. (…) Om zich te beveiligen tegen kopiëren van moet De Roode Roos hoe dan ook kosten maken. Deze kosten behoeven naar oordeel van de rechtbank niet voor rekening van De Rooij te komen.

Proceskosten: 4/5 deel liquidatietarief, 1/5 deel 1019h proceskosten.

Lees het vonnis hier of hieronder.

 

IEF 8268

In het kader van de aankondiging

Rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, 1 oktober 2009, zaaknr. 624305, Ron’s Photography V.O.F. tegen Wegener Nieuwsmedia B.V. (via Internetrecht, Arnoud Engelfriet)

Auteursrecht. Persoonlijkheidsrechten. Citaatrecht. Uitgever Wegener kondigt nieuw tijdschrift ‘De Uitstraling’ aan en gebruikt bij die aankondiging een afbeelding van de omslag van het nieuwe tijdschrift. De fotograaf van de op de afbeelding weergegeven omslag gebruikte foto stelt dat Wegener hiermee inbreuk maakt op zijn auteurs- en persoonlijkheidsrechten. Wegener beroept zich succesvol op het citaatrecht, omdat het een sterk verkleinde afbeelding betreft als een citaat in de context van een aankondiging, maar had wel de naam van de fotograaf moeten vermelden:

“(…) blijkt dat Wegener nieuwsMedia in de eerdergenoemde editie (…) een artikel heeft gepubliceerd onder de titel “De Uitstraling ploft ook in Goirle en Riel op de deurmat”. Naast dit artikel is de foto van Ron’s Photography, in verkleinde vorm en in zwart/wit afgebeeld. De plaats van deze foto ten opzichte van het bewuste artikel rechtvaardigt de conclusie dat er sprake is van een citaat in het kader van de aankondiging van de verschijning van een nieuw tijdschrift.

Uit het vorenstaande vloeit voort dat Wegener NieuwsMedia zich in deze op goede gronden beroept op het bepaalde in artikel 15a Auteurswet. Wegener NieuwsMedia had echter ingevolge die bepaling de naam van de maker van de foto op de cover, in casu Ron’s Photography, op duidelijke wijze dienen te vermelden. Het verweer van Wegener NieuwsMedia , dat als deze door het aansnijden van de foto niet zou zijn weggevallen deze door de door haar toegepaste verkleining toch niet meer leesbaar zou zijn geweest, doet hieraan niet af. Niets had Wegener NieuwsMedia in de weg gestaan op andere wijze te vermelden dat de foto van Ron’s Photography afkomstig was.

Dit betekent dat Wegener NieuwsMedia ten aanzien van de inbreuk op het auteursrecht van Ron’s Photography tot schadevergoeding jegens haar gehouden is.”

Lees het vonnis hier of hieronder.