DOSSIERS
Alle dossiers

Overig  

IEF 5022

Skeletbouw

whz.JPGVzr. Rechtbank Alkmaar, LJN: BB7297, 25 oktober 2007, Scanabouw B.V. tegen De Leeuw Projectontwikkeling B.V. c.s.

Ex Parte verzoek deels toegewezen. Auteursrecht op ontwerpen woonhuizen. De onherstelbare schade resulteert onder andere uit snelheid waarmee de huizen i.c. worden gebouwd en het feit dat het onroerende zaken betreft, ten aanzien waarvan geen (afgifte tot) vernietiging of onbruikbaarmaking kan worden gevorderd

“2.4 De voorzieningenrechter overweegt het volgende. Voorop staat dat de voorzieningenrechter een bevel zoals door Scanabouw is verzocht, kan uitvaardigen ten einde een dreigende inbreuk op de auteursrechten van Scanabouw te voorkomen. Een dergelijk bevel kan, zonder gerekwestreerden te horen, worden gegeven indien uitstel onherstelbare schade voor Scanabouw zou veroorzaken. Ten aanzien van De Leeuw Projectontwikkeling, Aannemersbedrijf De Leeuw en familie 2 is aan voormelde vereisten voldaan. Scanabouw heeft immers vooralsnog voldoende aannemelijk gemaakt dat de ontwerpen auteursrechtelijk beschermd zijn en dat zij met de bouw van de woning voor familie 2 inbreuk op die auteursrechten maken.

Ook heeft Scanabouw voldoende aannemelijk gemaakt dat uitstel van het bevel onherstelbare schade zou veroorzaken. In dit kader heeft Scanabouw immers naar voren gebracht dat de bouw van de woonhuizen geschiedt door middel van skeletbouw en dat de bouwtijd daardoor waarschijnlijk slechts enkele weken zal duren. Verder stelt Scanabouw in dit verband dat een bevel tot staking van de inbreuk minder effectief zal worden, naar mate de bouw vordert. In aanvulling op het voorgaande voert Scanabouw aan dat de inbreuk geschiedt door middel van onroerende zaken, ten aanzien waarvan geen (afgifte tot) vernietiging of onbruikbaarmaking kan worden gevorderd. Omdat aan de vereisten is voldaan, wordt het verzoek ten aanzien van De Leeuw Projectontwikkeling, Aannemersbedrijf De Leeuw en familie 2 toegewezen, met dien verstande dat aan de gevorderde dwangsom een maximum wordt verbonden.

2.5 Het verzoek kan ten aanzien van familie 1 niet worden toegewezen. Immers, uit de hiervoor onder 2.2. weergegeven feiten en omstandigheden blijkt weliswaar dat Scanabouw een ontwerp heeft gemaakt voor een woning van familie 1 en dat familie 1 van haar offerte geen gebruik heeft gemaakt, maar niet gebleken is dat ook voor familie 1 thans een woning wordt gebouwd met behulp van het ontwerp van Scanabouw of dat er op andere wijze gebruik wordt gemaakt van dat ontwerp. Een dreigende inbreuk op het auteursrecht door of ten behoeve van familie 1 is daarom niet aannemelijk geworden.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5014

Tentamenvraag

subt.gifHet Noord-Hollands Dagblad bericht: “De organisator van 'Toppers in Concert', met Gerard Joling, Gordon en René Froger, eist van het Schager zangtrio 'De Subtoppers' dat ze met onmiddellijke ingang stoppen met hun act. De Subtoppers wordt verweten de act van Joling en consorten te kopiëren. (…) De act is in 2006 ontstaan in de aanloop naar het befaamde Schager Popweekend.” Tentamenvraag: Geef precies aan waar de grens ligt bij parodiërend merkgebruik. Betrek eventueel andere trio’s in uw antwoord.

Lees hier meer. Soortgelijk ouder bericht hier.

IEF 4991

Geen aanleiding tot matiging

strfrm.gifRechtbank Zwolle-Lelystad, 3 oktober 2007, HA ZA 06-429, Straform B.V. tegen Hobby Totaal B.V. (met dank aan Laura Fresco en Jesse Hofhuis, De Brauw Blackstone Westbroek).

Auteursrecht. Restantverkoop stickervellen in strijd met vaststellingsovereenkomst, geen matiging boete.

Gedaagde Hobby Totaal heeft in 1999 stickervellen verkocht die sterk leken op stickervellen van Starform. Ter voorkoming van een kort geding hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin Hobby Totaal en haar beide vennoten zich verbonden (verdere) inbreuk te staken en gestaakt te houden en de resterende inbreukmakende producten ter vernietiging aan Starform toe te zenden, zulks op straffe van een boete.

In 2005 ontdekte Starform dat Hobby Totaal het restant aanbood van de partij stickervellen die Hobby Totaal in 1999 op de markt had gebracht. Door enkele jaren in strijd te handelen met de verplichting deze stickervellen aan Starform toe te zenden zou Hobby Totaal zo een boete van meer dan drie miljoen Euro hebben verbeurd. Daarnaast was Hobby Totaal op grond van de overeenkomst een boete verschuldigd van NLG 75 per stickervel dat zij ter verkoop had aangeboden. Starform heeft zich er bij dagvaarding toe beperkt een boete van EUR 136.134,06 te vorderen, bepaald aan de hand van de boete die Hobby Totaal verschuldigd is per inbreukmakend stickervel dat zij te koop heeft aangeboden.

Hobby Totaal doet i.c. een beroep op verdere matiging van de boete, omdat de gevorderde boete van buitensporig zou zijn in verhouding tot de gerealiseerde baten voor Hobby Totaal en omdat zij in ernstige financiële moeilijkheden zou komen indien zij de gevorderde boete zou moeten betalen. De rechtbank verwerp het verweer, ook al is er inderdaad een groot verschil tussen de gevorderde boete en de omvang van de schade:

"4.18 De rechtbank ziet geen aanleiding tot matiging van de boete. De vaststellingsovereenkomst met daarin de boetebedingen was het gevolg van een eerdere schending van de auteursrechten van Starform door Hobby Totaal. De strekking en het doel van die overeenkomst zijn het tegengaan van verdere schendingen. In 2005 maakt Hobby Totaal door de verkoop van dezelfde soort stickervellen opnieuw en herhaald inbreuk op de auteursrechten van Starform. Zij behoorde zich bewust te zijn van de aan dergelijke schending verbonden gevolgen.”

De rechtbank wijst de door Starform B.V. gevorderde boete volledig toe.

Lees het vonnis hier.

IEF 4881

De dienstopdracht gegeven

cas2.gifVzr. Rechtbank Groningen, Sector Bestuursrecht, 4 oktober 2007, LJN: BB5495, Verzoeker tegen de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties

Twist over auteursrechte leidt tot arbeidsconflict. Aangezien de kwestie omtrent het auteursrecht genuanceerd ligt had een wat compromiserende benadering van verweerder voor de hand gelegen. Auteursrechtprobleem wordt niet opgelost, arbeidsconflict wel (althans juridisch). Onderstaand samenvatting in citaten beperkt zich tot het auteursrecht.

“Verzoeker heeft een aantal hulpmiddelen ontwikkeld, die hij op het automatiseringssysteem van verweerder heeft aangebracht. In mei 2006 is door verweerder geconstateerd dat verzoeker op de website van CAS bij de door verzoeker ontwikkelde hulpmiddelen een copyrightvermelding onder eigen naam heeft geplaatst.(…)  Verweerder verzoeker de dienstopdracht gegeven om uiterlijk 15 juni 2006 om 12.00 uur alle systeemtechnische barrières, die het bevoegd gezag toegang tot het automatiseringssysteem van CAS belemmeren, op te heffen en tevens een aantal daarin opgenomen copyrightvermeldingen op zijn naam ongedaan te maken. (…) Tegen dit besluit heeft verzoeker een bezwaarschrift ingediend.”

(…) “Verweerder heeft zich samengevat op het volgende standpunt gesteld. Het auteursrecht op de hulpmiddelen komt ingevolge artikel 7 Auteurswet aan verweerder toe. Het ontwikkelen van de hulpmiddelen valt onder de functieomschrijving van verzoeker, respectievelijk de werkzaamheden vloeien voort uit de functie van verzoeker. Verweerder heeft verwezen naar uitspraken van de Centrale Raad (CRvB 20 december 1989, TAR 1990, 66 en CRvB 3 september 1992, TAR 1992, 223). 

(…) Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen is gebleken dat tussen partijen in geschil is wie auteursrechthebbende is van de hulpmiddelen en dat de oorsprong van dat geschil gelegen is in de omstandigheid dat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan de herhaalde verzoeken van verzoeker tot herwaardering van zijn functie en het verzoek tot bevestiging van de aan verzoeker opgedragen taken, waaronder de ontwikkeling van de hulpmiddelen.

Verzoeker heeft daaraan de conclusie verbonden dat nu het ontwikkelen van de hulpmiddelen (veelal) in zijn vrije tijd is gebeurd, het ontwikkelen ervan niet onder zijn functieomschrijving kan worden begrepen en verweerder niet heeft bevestigd dat de hulpmiddelen in opdracht van verzoeker zijn ontwikkeld, hij auteursrechthebbende van de hulpmiddelen is. Verzoeker heeft om die reden onder meer een copyrightsign op de hulpmiddelen aangebracht. Wat er ook van die conclusie verder zij - zulks ligt inmiddels ter beoordeling van de civiele rechter - het op zich zelf bevoegdelijk geven van de dienstopdrachten van 13 juni 2006 en 19 juni 2006 heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter de kwestie (verder) op scherp gezet.

Verweerder heeft bovendien in diezelfde periode verzoeker opgeroepen te verschijnen bij de bedrijfsarts, verzoeker onderworpen aan een psychotechnisch onderzoek en verzoeker onderworpen aan een veiligheidsonderzoek. De voorzieningenrechter overweegt verder, dat verweerder ter zitting heeft aangegeven dat de kwestie omtrent het auteursrecht genuanceerd ligt. Juist ook gelet daarop had een wat compromiserende benadering van verweerder voor de hand gelegen. Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat ook verweerder een verwijt treft voor de (verdere) ontstane conflictuese situatie.”

“Voorts staat tussen partijen weliswaar niet ter discussie dat de dienstopdrachten door verzoeker niet zijn uitgevoerd, maar wèl wat de gevolgen daarvan voor verweerder zijn geweest. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat zij schade heeft geleden tengevolge van de handelswijze van verzoeker, maar verzoeker stelt dat hij op geen enkel moment het primaire proces in gevaar heeft gebracht, dat het systeem functioneerde en dat afgifte van de broncodes daarvoor niet relevant was, terwijl de wachtwoorden bij het personeel aanwezig waren. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder de ernst van de verweten gedragingen van verzoeker en de schade die tengevolge van de verweten gedragingen zou zijn geleden, niet voldoende met deugdelijk vastgestelde gegevens heeft onderbouwd.

Het vorenstaande overziend, in aanmerking nemende de niet door verweerder betwiste verder goede staat van dienst van verzoeker, zijn naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter eerder vermelde verweten gedragingen, ook in samenhang beschouwd, niet van zodanige ernst dat de opgelegde straf van voorwaardelijk ontslag hieraan evenredig kan worden geacht.”

Lees de uistpraak hier.

IEF 4755

Opgenomen in het kinetisch schema

kinsch.gifGerechtshof ’s-Gravenhage, 20 september 2007, rolnummers 97/1213 en 97/1214, Mol tegen Technip Benelux B.V. (met dank aan Olaf Trojan en Michel Veltman, Simmons & Simmons).

Twee tussenarresten in een 2e Technip-zaak. De tussenarresten zien uiteindelijk op het leveren van tegenbewijs met betrekking tot de vraag wie auteursrechthebbende is op het programma SPYRO, maar het hof concludeert in de arresten echter ook dat het programma en het daarvan onderdeel uitmakende kinetische schema wel een auteursrechtelijk beschermd werk is.

In de onderhavige zaak stelt Technip dat Mol middels het programma PHENICS inbreuk maakt op haar auteursrecht. Mol stelt als verweer o.a. dat het programma SPYRO van Technip geen werk is en dat het, als dit wel zo zou zijn, het dan niet duidelijk is wie de auteursrechthebbende op SPYRO is.

Over die laatste stelling mag Mol nader bewijs leveren, over de eerste is het hof vrij duidelijk:

“29. Gelet op voormelde rapporten en (getuigen)verklaringen gaat het hof ervan uit dat Spyro een eigen oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de van de maker draagt. Hoewel de chemische reactievergelijkingen, opgenomen in het kinetisch schema dat de kern van het programma vormt, op zichzelf gebaseerd zijn op objectieve wetenschappelijke gegevens, blijkt uit het bovenstaande voldoende dat het schema de vrucht is van een subjectieve selectie van die gegevens met het oog op het al dan niet opnemen daarvan in het schema. Dat geldt zowel voor de selectie van de reactievergelijkingen als voor de wijze van lumping. Om hun doel te bereiken (in de woorden van prof. Moulijn: een goed werkend simulatiepakket) hadden de ontwerpers kennelijk de ruimte om creatief met de objectieve wetenschappelijke gegevens en wetmatigheden om te gaan. Van die creatieve ruimte hebben zij ook gebruik gemaakt. Gelet in het bijzonder ook op de verklaring van getuige Losco vergde ook de omzetting van het schema in computertaal en een optimaal werkend programma creativiteit. Voorts valt uit de verklaringen en het de deskundigenbericht van prof. Moulijn af te leiden dat het programma complex is em de ontwikkelingen daarvan vele jaren in beslag heeft genomen. Op zichzelf is dat niet voldoende om aan te nemen dat sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk, maar gelet op het bovenstaande zijn die omstandigheden daarvoor in casu wel een extra aanwijzing.

30. Hetgeen Mol in zijn akte na het laatste tussenarrest stelt over deze verklaringen doet niet (voldoende) af aan het bovenstaande, nu daaruit niet valt af te leiden dat geen sprake is van voormelde subjectieve selectie/keuzes. Dat volgt ook niet uit de verklaring van Ranzi, waarop Mol in het bijzonder wijst. Anders dan Mol lijkt te stellen, verklaart Ranzi dat de opvolging van chemische reacties van belang is. Ook uit zijn verklaring dat zij moesten werken met duizenden chemische reacties valt af te leiden dat subjectieve keuzes gemaakt moesten worden. Dat Losco verklaart over de creatieve arbeid die gemoeid was met het omzetten van de chemische reacties in computertaal, betekent uiteraard niet dat hij van oordeel is dat met het ontwerpen van het kinetisch schema geen auteursrechtelijk relevante scheppende arbeid gemoeid was. Daarover verklaart hij niets.

31. Het bovenstaande brengt mee dat het hof ervan uitgaat dat naar Nederlands recht en het recht van de overige EU-lidstaten sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk.”

Lees de arresten hier.

IEF 4746

In gallop

hrs.gifRechtbank Arnhem, 26 juni 2007, KG ZA 07-287, Jes Games B.V. & Woedend! Games B.V.  tegen YVE Holding B.V. & B (met dank aan Arnout Groen, De Brauw Blackstone Westbroek). 

Kort geding over makerschap en werk met betrekking game-format paardrijsimulator (een soort flight-simulator).

Gedaagde B. heeft bij notariële akte een document van twee pagina’s in bewaring gegeven, met daarin  onder meer het idee dat meisjes (geen jongens, waarom blijft onduidelijk) kunnen leren paardrijden d.m.v. een computerspel (Horse!), waarin zij a.h.w. zelf op het paard zitten.

Tezamen met de houdstermaatschappij van B, YVE Holding, is samen met twee andere vennootschappen JES Games opgericht. YVE Holding werd bestuurder van JES. Vervolgens werd een managementovereenkomst gesloten waarbij YVE als opdrachtnemer het creatieve management voerde bij opdrachtgever JES. YVE Holding heeft met instemming van JES Games B. aangesteld als creatief manager van JES Games. JES Games heeft op enig moment Woedend! Games ingeschakeld voor de ontwikkeling van een computerspel over paardrijden.

YVE Holding wordt vervolgens ontslagen als bestuurder en JES Games zegt de managementovereenkomst op. Atari krijgt vervolgens van JES de opdracht de game verder te ontwikkelen en de rechten worden overgedragen. De raadsman van B en YVE schrijft vervolgens Atari aan dat de verkoop alleen kan doorgaan, wanneer B ook haar auteursrechten overdraagt.

Volgens de Voorzieninenrechter zijn die mededelingen t.a.v. het auteursrecht niet juist.

Van de zijde van eisers zijn kleurenprints overgelegd van afbeeldingen die in het spel Horse! te zien zijn, als ook een kleurenprint van de dvd Horse! en van de dvdbo, waarop de naam Woeden! Games staat. De naam B. of YVE Holding staat niet op de prints. Woedend! Games is dus op grond van art. 4 Aw de maker van Horse! moet worden gehouden.

“4.6.  Gedaagden baseren het makerschap van B. op art. 6 Aw en stellen dat sprake is van een ontwerp van B. en dat Horse! op basis van dit ontwerp en onder haar leiding en toezicht is gemaakt.  (…) Voor zover gedaagden met hun beroep op de inbewaringgeving van ideeën bij notaris hebben betoogd dat de reeds gedeponeerde ideeën auteursrechtelijk zijn beschermd, faalt dat verweer. De overgelegde kopie van het document dat B. op 9 januari 2004 bij de notaris heeft gedeponeerd, bevat wel het idee voor een spel waarin de speler als het ware zelf paardrijdt in een realistische omgeving - er wordt de vergelijking met een flight simulator gemaakt - maar dat idee wordt in het document niet, althans onvoldoende, geconcretiseerd. Er wordt niet gedetailleerd beschreven hoe het spel eruit moet komen te zien. Daardoor is het document geen werk met een eigen oorspronkelijk karakter dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. Dit geldt te meer omdat gedaagden niet de stelling van eisers hebben weersproken dat er al realistische -first person- computer paardrijdspellen op de markt waren voordat B. haar ideeën heeft gedeponeerd.

4.8.  Het beroep dat gedaagden doen op art. 6 Aw slaagt niet. Voor een geslaagd beroep op art. 6 Aw moet aannemelijk zijn dat Horse! is gemaakt naar een geheel of gedeeltelijk ontwerp van B.. Gedaagden stellen dat wel maar onderbouwen die stelling niet.
Zij hebben niets overgelegd waaruit dat blijkt. Dat B. medewerkers van Woedend! Games heeft meegenomen naar maneges is onvoldoende om aan te nemen dat Horse! door B. is ontworpen. De bezoeken kunnen ook bedoeld zijn geweest om de ontwerpers van Woedend! Games een beeld te geven van B.s idee zodat de ontwerpers van Woedend! Games beter in staat zouden zijn om op basis van dat - zoals hiervoor is overwogen - op zichzelf niet auteursrechtelijk beschermde idee, zelf een ontwerp voor Horse! te maken. Ook het enkele feit dat B. was aangesteld als creatief manager en haar kennelijk regelmatige aanwezigheid bij Woedend! Games (…) is onvoldoende om aan te nemen dat Horse! de creatie van B. is.”

De overige overwegingen t.a.v. rechtsgeldigheid van het aandeelhoudersbesluit tot verkoop en de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de bestuurder die de verkoopovereenkomst sloot gaan het bestek van IEForum te buiten. Hiervoor wordt u verwezen naar het vonnis.

Lees het vonnis hier.

IEF 4719

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Arnhem, 26 juni 2007, KG ZA 07-287, Jes Games B.V. & Woedend! Games B.V.  tegen YVE Holding B.V. & Brinkman (met dank aan Arnout Groen, De Brauw Blackstone Westbroek)

“Voor zover gedaagden met hun beroep op de inbewaringgeving van ideeën bij notaris Van Hoff hebben betoogd dat de reeds gedeponeerde ideeën auteursrechtelijk zijn beschermd, faalt het verweer (…) De overgelegde kopie van het document dat Brinkman op 9 januari 2004 bij de notaris heeft gedeponeerd, bevat wel het idee voor een spel waarin de speler als het ware zelf paardrijdt in een realistische omgeving – er wordt een vergelijking met een flight simulator gemaakt – maar dat idee wordt in het document niet, althans onvoldoende geconcretiseerd.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4642

Ondertussen in Loppersum (vonnis)

lop2.gifVoorzieningenrechter Rechtbank Groningen, 7 september 2007, LJN: BB3217. Van Haagen & De Boer tegen De Gemeente Loppersum.

Vonnis in de langlopende Loppersum-saga. In januari leek het er nog op dat de problemen onderling waren opgelost (zie IEF 3219) maar nu is er dan toch een rechter aan te pas gekomen. Een rechter die vind dat de eisende kunstenaars “hun hand nogal overspeeld” hebben en ongemotiveerd stelt dat de billijkheid zich i.c. verzet tegen een volledige proceskostenveroordeling.

Trouwe lezers herinneren zich dat de gemeente Loppersum in 1985 aan eisers (verenigd in het Vormgeverskollektief VOKO Lichen) een BKR-opdracht hebben verstrekt tot het inrichten van een schoolplein. De uitvoering van het plan is in 1987 voltooid en bestond uit 11 kunstobjecten en een bestratings- en beplantingsplan. In het kader van de invoering van de zogenaamde ‘Brede school’ is het plein in 2005 opnieuw ingericht en daarbij zijn de kunstobjecten, mede op verzoek van de school en de buurt, maar zonder overleg met eisers, verwijderd en opgeslagen.

Na diverse gesprekken en een briefwisseling tussen partijen hebben zij in 2006 overeenstemming bereikt over een aan eisers te verstrekken opdracht voor het herplaatsen van de desbetreffende kunstwerken. Het ontwerp waar eisers in januari 2007 aan de gemeente hebben voorgelegd kon echter niet op instemming rekenen:  “Naar het oordeel van de gemeente komt het voorstel voor een groot deel neer op het vervaardigen van geheel of gedeeltelijk nieuwe kunstwerken. Dit gaat het kader van de opdracht te buiten.  Verder zijn de begrote kosten zodanig hoog dat de gemeente niet in staat zou zijn dit te financieren. (…)  Het plan van Voko is derhalve onuitvoerbaar voor de gemeente.”

In het onderhavige geschil eisen eisers, onder andere, dat het plan alsnog wordt uitgevoerd. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen echter af. Eisers hebben allereerst geen recht op uitvoering:

“4.3. In de gegeven omstandigheden is het dan ook redelijk te veronderstellen dat omtrent diverse aspecten aangaande het door eisers te maken en inmiddels opgestelde plan (zoals het schetsontwerp en de door eisers te maken begroting) nadere onderhandelingen zouden moeten plaatsvinden. In dit verband merkt de voorzieningenrechter nog op dat het niet onredelijk voorkomst dat gedaagde het door eisers opgestelde plan onuitvoerbaar heeft geacht doordat eisers de opdracht te buiten zijn gegaan door ook nieuwe kunstwerken in het plan op te nemen en doordat de aan het plan verbonden kosten als buitensporig moeten worden aangemerkt. Anders gezegd: eisers hebben hun hand nogal overspeeld.”

4.4. (…) Dit brengt met zich dat voorshands geoordeeld geen grond bestaat voor toewijzing van het primair gevorderde.”

Voor zover er aan de kant van gemeente sprake was van onzorgvuldigheid, is die als het ware gecompenseerd door haar latere opstelling tegenover eisers:

“4.6.Vooropgesteld wordt dat gedaagde bij de verwijdering van de kunstwerken in gebreke is gebleven eisers daarvan op de hoogte te stellen, dan wel daarover met hen in overleg te treden. (…) Daarmee staat vast dat gedaagde onzorgvuldig jegens eisers hebben gehandeld door zonder medeweten van eisers de kunstwerken te verwijderen.

4.8. Zoals hiervoor is overwogen hebben partijen in 2006 overeenstemming bereikt over een aan eisers te verstrekken opdracht tot het maken van een ontwerp ten aanzien van het herplaatsen van de kunstwerken. Daarmee is naar voorlopig oordeel het dan toe bestaande geschil tussen partijen omtrent de verwijderde kunstwerken tot een einde gekomen. De onzorgvuldigheid van gedaagde bij en door de verwijdering van de werken op de wijze zoals dat is gebeurd kan dan ook thans geen basis meer vormen voor toewijzing van een (gedeeltelijke) schadevergoeding.  Waar – zoals hiervoor is overwogen – tussen partijen geen (nadere) overeenkomst aangaande het daadwerkelijk herplaatsen van de kunstwerken tot stand is gekomen, kan daarin evenmin grond worden gevonden voor toewijzing van een (gedeeltelijke) schadevergoeding.

4.9. Voor toewijzing van de vordering tot afgifte van de kunstwerken aan eisers, bestaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen rechtsgrond, nu deze werken eigendom zijn van gedaagde.”

Voor een rectificatie of werkelijke proceskosten is dan ook geen ruimte:

“4.11. (…) Weliswaar is komen vast te staan dat gedaagde bij de verwijdering van de kunstwerken onzorgvuldig heeft gehandeld door daaromtrent niet tijdig met eisers in overleg te treden, doch uit diverse overgelegde krantenberichten is genoegzaam gebleken dat gedaagde de onjuistheid van haar handelen reeds publiekelijk heeft erkend. Nu anderszins niet aannemelijk is geworden dat gedaagde jegens eisers onrechtmatig hebben gehandeld, bestaat geen aanleiding voor de gevorderde rectificatie.

4.12. Eisers worden als de in het ongelijk gestelde partij in de in kort geding gebruikelijke proceskosten veroordeeld. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om eisers op de voet van artikel 1019h Rv in de kosten te veroordelen omdat de billijkheid zich daartegen verzet.”

Lees het vonnis hier.

 

Aardig zijn ook nog de openbare notulen van de gemeenteraad:

"Volgens de heer Boer gaat het hier om het roken van de schoorsteen van de VOKO Lichen groep. Het voorstel dat hier ligt noemt de spreker op zich geen raar voorstel. Hij had het graag voor die € 28.000,00 gedaan als raadslid. Dat er nog een bedrag van € 142.000,00 bij zou moeten is volgens spreker buiten deze deuren niet te verantwoorden. Zeker niet omdat dit door belanghebbenden bepaald wordt. Hij is blij dat de brief van de raadsman er ligt. Nu kan eindelijk worden gedaan wat zijns inziens al twee jaar geleden had moeten worden gedaan, namelijk naar de rechter gaan. Als de rechter bepaalt dat de Gemeente Loppersum moet betalen, dan is dat tenminste onafhankelijk uitgemaakt en niet door eigenbelang bepaald."

Lees hier en hier  meer.

IEF 4591

Zodanig verbonden

Rechtbank Almelo, 29 augustus 2007, LJN: BB2560. Peeters tegen B&W gemeente Dinkelland.

Bestuursrecht met heel klein beetje auteursrecht. Is een gedenkteken zodanig verbonden met een rijksmonument dat deze de status van monument verkrijgt waardoor een sloopvergunning moet worden geweigerd?
 
“Dat verzoeker op grond van artikel 25 van de Auteurswet het recht heeft zich te verzetten tegen elke wijziging in het werk levert evenmin een omstandigheid op die noopt tot weigering van de vergunning, wat overigens het eventuele recht van verzoeker als bedoeld in artikel 25 van de Auteurswet onverlet laat.”

Lees het vonnis hier. Afbeelding op website kunstenaar.

IEF 4579

Fietsende bargasten

fietscafe.bmpRechtbank Leeuwarden, 22 augustus 2007, HA ZA 06-714. Het Fietscafé tegen Rijpkema. (Met dank aan Peter Kits, Holland Van Gijzen).

In afwijking van een eerder kort-geding oordeelt de rechtbank dat het Fietscafé niet auteursrechtelijk is beschermd. Geen (verzoek tot) volledige proceskostenveroordeling.

Het Fietscafé exploiteert sinds 2000 het gelijknamige vervoermiddel annex bar. Rijpkema heeft in 2004 eveneens een bar vervaardigd, voortbewogen door fietsende bargasten, genaamd de Trapbar. Het Fietscafé vordert onder meer de exploitatie van de Trapbar te staken, daar Rijpkema inbreuk maakt op het auteursrecht dat zij heeft op de bar die wordt voortbewogen door een aantal fietsende bargasten. Eerder oordeelde de rechtbank Leeuwarden in kort geding (lees het vonnis hier) dat nabootsing van het Fietscafé door de ‘trapbar’ inbreuk zou maken op de (auteurs)rechten van de ontwerpers van het Fietscafé.

De rechtbank begrijpt de vordering van het Fietscafé aldus dat het concept Fietscafé onder de bescherming van het auteursrecht dient te vallen en niet één specifieke incarnatie van dit concept. Nu het Fietscafé het concept naar het oordeel van de rechtbank niet op zodanig eenduidige wijze heeft uitgewerkt dat kan worden gesteld dat het een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt, komt het concept voor auteursrechtelijke bescherming niet in aanmerking. Bij dit oordeel speelt tevens een rol dat de technische aspecten van de fietsbar niet auteursrechtelijk beschermd kunnen zijn.

Aangezien de dagvaarding was uitgebracht vóór uiterste implementatie datum van de Handhavingsrichtlijn is er geen volledige proceskostenveroordeling of verzoek daartoe gedaan.

Lees het vonnis hier.