DOSSIERS
Alle dossiers

Overig  

IEF 4565

Bijna verschenen

amibw.gifBijna verschenen: AMI nummer 5, september/oktober 2007:

Hooggeschat publiek, J.H. Spoor.  Auteursrechtelijk deel afscheidsrede, gewijd aan de rol van het publiek in de verschillende intellectuele eigendomsrechten.

 

Hof Amsterdam 27 juli 2006 (Stam/Volkskrant) m.nt. A.A. Quaedvlieg

“Om het eens gechargeerd te zeggen: het eigengereide handelen van een exploitant heeft nu een gereguleerde markt opgeroepen. Het is mogelijk dat het Amsterdamse Hof de marktwaarde van de licenties, die het als richtsnoer wilde aanhouden, goed ‘gereconstrueerd’ heeft, maar zekerheid daarover bestaat niet. Het is ook mogelijk dat, gerelateerd aan wat de markt in werkelijkheid had willen bieden, Huibert Stam nu jarenlang onderbetaald wordt – met even zoveel lotgenoten – óf dat De Volkskrant en eventueel andere media bloeden aan vergoedingen die naar een vrij marktmechanisme nooit zo hoog hadden kunnen zijn.”

Vzr. Rb. Alkmaar 7 augustus 2007 (Stichting Baas in eigen huis/Plazacasa) m.nt. K.J. Koelman

“De enige die een duidelijk belang heeft bij de vorderingen en het vonnis is de NVM, wiens overzichtswebsite nu de enige blijft die de volledige omschrijving en meerdere foto’s van aangeboden huizen kan weergeven. De makelaarsvereniging is echter geen rechthebbende ten aanzien van het materiaal waarvan de intellectueel eigendomsrechtelijke bescherming werd ingeroepen. Het lijkt niet moeilijk verdedigbaar dat het auteursrecht niet is bedoeld om een partij die géén rechten kan laten gelden op het onderliggende materiaal, in staat te stellen een concurrentievoordeel te behouden. Daarmee wordt ook de stelling houdbaar dat er sprake is van misbruik van recht.”

Vzr. Rb. Den Bosch 23 januari 2007 (Wilberg Karnaval/WG Europe) m.nt. A.A. Quaedvlieg

“Deze carnavalscasus spot met het auteursrecht. Aan een enkel idee komt geen bescherming toe, zegt de rechtbank – geheel in overeenstemming met de heersende leer en met art. 2 WCT en art. 9, lid 2 TRIPs. Maar wanneer dat idee in een concrete uiting is uitgewerkt, geniet die betreffende uiting (mogelijk) bescherming als werk. Een heldere vuistregel. Maar de juridische praktijk kan weerbarstig zijn.”

IEF 4555

Eerst even voor jezelf lezen

trbr.gifRechtbank Leeuwarden, 22 augustus 2007, HA ZA 06-714. Het Fietscafé tegen Rijpkema. (Met dank aan Peter Kits, Holland Van Gijzen).

"Eisers claimen auteursrecht op een concept en niet op één bepaalde uitwerking daarvan". Nadat de voorzieningenrechter Leeuwarden eerder de vorderingen tot onmiddellijk verbod toewees (IEF 1151), beslist de rechtbank nu volstrekt anders in het voordeel van de vermeend inbreukmaker.  Geen volledige proceskostenveroordeling of verzoek daartoe aangezien de dagvaarding was uitgebracht vóór uiterste implementatie datum Richtlijn.

Lees het vonnis hier.

-Rechtbank ’s-Gravenhage, 22 augustus 2007, HA ZA 06-2131. Ajinomoto Co. Inc. c.s. tegen Global Bio-Chem Technology Group Company Ltd c.s.

Het verkopen van de betreffende L-lysine maakt inbreuk op de octrooirechten in Nederland van de Japanse vennootschap Ajinomoto Co. Inc. en die van haar exclusieve Europese licentiehouder.

Lees het vonnis hier.

IEF 4428

De wedstrijden

10voet.gifRechtbank Amsterdam, Sector Bestuursrecht, 25 juli 2007, LJN: BB0477. NOS tegen Commissariaat voor de Media. Tevens als partij  aan het geding deelgenomen:  Talpa Media Holding N.V. en Talpa TV B.V  & de Eredivisie N.V. en de Eredivisie C.V.

De rechtbank wijst claim NOS op de rechten van TALPA op het uitzenden van wedstrijden uit het betaald voetbal af. 

Eiseres NOS stelt zich in beroep op het standpunt dat zij op grond van artikel 71t van de Mediawet aanspraak kan maken op onderhandelingen met Talpa over het verkrijgen van een sublicentie ten behoeve van het uitzenden van (gedeeltes van) voetbalwedstrijden. Talpa zou verplicht zijn om in onderhandeling te treden met eiseres. De NOS stelt zich verder op het standpunt dat het CvdM tegen deze overtreding dient op te treden door middel van handhavingsmaatregelen.

“2.7.1. De rechtbank stelt allereerst vast dat artikel 71t van de Mediawet zich richt tot commerciële omroepen. Voorts stelt de rechtbank vast dat het artikel in ieder geval niet blijkens de letterlijke tekst een (afdwingbare) verplichting voor die omroepen bevat om met eiseres te onderhandelen over afgifte van een sublicentie, en evenmin dat daarin een recht op een voor eiseres positief onderhandelingsresultaat is opgenomen.

2.7.2. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat een uitleg van artikel 71t van de Mediawet in die zin dat daarin een verplichting als hiervoor omschreven of een recht als hiervoor bedoeld zou moeten worden gelezen in redelijkheid niet mogelijk is, ook niet in lezing in combinatie met het bepaalde in artikel 51d van de Mediawet (en het hierop gebaseerde artikel 16 van het Mediabesluit), dat zich richt tot eiseres en niet tot Talpa.

2.9. De rechtbank komt tot de conclusie dat de door eiseres aan Talpa verweten gedraging niet kan worden gekwalificeerd als overtreding van het bepaalde in artikel 71t van de Mediawet. Verweerder was daarom niet bevoegd om tot handhaving over te gaan.”

Lees de uitspraak hier.

IEF 4398

Achterbankgesprekken

ath.JPGChristiaan Alberdingk Thijm (Solv): Noot bij Hof Amsterdam 8 februari 2007 (Zonen Endstra / Uitgeverij Nieuw Amsterdam e.a.) Endstra-tapes. Geen sprake van een auteursrechtelijk beschermd werk, onder meer omdat Endstra niet bewust een geestelijke creatie wilde scheppen. (art. 1 jo. 10 lid 1 Aw). Eerder  gepubliceerd in AMI.

“Het hof betrekt artikel 10 EVRM bij de beantwoording van de vraag of de publicatie een onrechtmatige schending van de persoonlijke levenssfeer van de zonen Endstra met zich meebrengt. In dat verband oordeelt het hof dat van een “misplaatst beroep op art. 10 EVRM” geen sprake is. Eenzelfde beroep op artikel 10 EVRM komt de Parool-journalisten en de uitgeverij toe bij de uitoefening of handhaving van het auteursrecht door de zonen Endstra. De beperking van de uitingsvrijheid van de journalisten lijkt mij in deze zaak niet noodzakelijk in een democratische samenleving, hetgeen het tweede lid van artikel 10 EVRM vereist. Het lijkt er meer op dat de zonen het auteursrecht aanwenden om hun persoonlijke levenssfeer te beschermen. Dat is echter niet een belang dat het auteursrecht beoogt te beschermen.”

Lees de volledige noot hier (solv.nl).

IEF 4385

Operatoren van elektronische communicatienetwerken

agjk.JPGHvJ EG, 18. Juli 2007, Conclusie A-G Juliane Kokott in zaak C 275/06. Productores de Música de España (Promusicae) tegen Telefónica de España SAU. (Niet beschikbaar in het Nederlands).

Auteursrecht. Verzoek om een prejudiciële beslissing. "Is het de lidstaten (…) toegestaan om te bepalen dat operatoren van elektronische communicatienetwerken en -diensten, telecomproviders en hostingproviders de verbindings- en verkeersgegevens betreffende elektronische communicaties die tijdens de verstrekking van een dienst van de informatiemaatschappij tot stand zijn gebracht, slechts ten behoeve van een strafrechtelijk onderzoek of ter bescherming van de openbare of de nationale veiligheid, en dus niet ten behoeve van civiele procedures, dienen te bewaren en ter beschikking te stellen?"

“Ich schlage dem Gerichtshof daher vor, das Vorabentscheidungsersuchen wie folgt zu beantworten:

Es ist mit dem Gemeinschaftsrecht vereinbar, wenn Mitgliedstaaten die Weitergabe von personenbezogenen Verkehrsdaten zum Zweck der zivilrechtlichen Verfolgung von Urheberrechtsverletzungen ausschließen.”

Lees de conclusie hier.

IEF 4384

???a??µata t?? d?µ???????

GvEA, 12 juli 2007, zaak T-229/05, AEPI tegen Europese Commissie. (Alleen beschikbaar in het Frans en het Grieks).

Auteursrecht , naburige rechten en medediging in Griekenland.

"Dans sa plainte, la requérante souligne que la rémunération des droits voisins avait été fixée à un niveau excessif, qui allait jusqu’à 5 % des recettes brutes des stations de radio et des chaînes de télévision grecques. Ce comportement constituerait une violation des articles 81 CE et 82 CE, qui lui causerait des préjudices graves et irréparables, dans la mesure où les entreprises ne seraient pas en mesure de payer ces montants excessifs, privant ainsi la requérante de la perception des redevances qu’elle réclamait pour les droits d’auteur.

(…)Au vu de ce qui précède, il y a lieu de constater que la requérante n’a produit aucun élément concret établissant l’existence actuelle ou potentielle de dysfonctionnements importants dans le marché commun. Par conséquent, la requérante ne démontre pas que, dans la décision attaquée, la Commission a commis une erreur manifeste d’appréciation lorsqu’elle a considéré que les pratiques dénoncées par la requérante produisaient leurs effets dans une large mesure ou même intégralement dans le marché grec, et que, en conséquence, elles n’étaient pas de nature à affecter le commerce entre États membres au sens des articles 81 CE et 82 CE."

Lees het arrest hier.

IEF 4379

Een spaak gelopen samenwerking met auteursrechtelijke facetten

wz.JPGRechtbank Arnhem, 13 juni 2007, LJN: BA9612. Keesie B.V. tegen Stichting Wildzoekers.

Auteursrecht. Geldige gebruikslicentie, geen auteursrechtinbreuk.

Communiciatie- en reclamebureau Keesie heeft in september 2004 op verzoek van de oprichters van natuurorganisatie Wildzoekers de vormgeving en huisstijl van Wildzoekers ontwikkeld en vervolgens voor de duur van één jaar een gebruikslicentie verstrekt aan Wildzoekers. Stichting Wildzoekers is in februari 2005 opgericht. Partijen hadden een langdurige samenwerking voor ogen en spraken af dat indien de samenwerking zou komen te vervallen, Keesie de auteursrechten op het door Keesie vervaardigde werk aan Wildzoekers zou overdragen tegen vergoeding. Aan de samenwerking tussen partijen komt voortijdig een einde.

Stichting Wildzoekers deelt Keesie mee dat zij de door Keesie ontworpen huisstijl en logo nog slechts zal gebruiken tot februari 2006, zijnde in haar visie de afloopdatum van de gebruikslicentie. Keesie stelt dat de gebruikslicentietermijn van één jaar is ingegaan in september 2004 en vordert betaling voor de verlenging van de gebruikslicentie. Daarnaast vordert Keesie een verklaring voor recht dat Wildzoekers inbreuk maakt op haar auteursrecht en eist zij nakoming van de overeenkomst van overdracht van de auteursrechten aan Wildzoekers tegen vergoeding.

Volgens de rechtbank is tussen partijen niet overeengekomen wanneer de licentie ingaat en evenmin wat zou gelden na één jaar. De rechtbank hanteert als ingangsdatum van de licentie de oprichting van Stichting Wildzoekers in februari 2005. “4.2. (…) Dit ligt ook voor de hand. Het gaat hier niet om vergoeding van ontwikkelingskosten, maar om een gebruiksvergoeding. Het is niet goed denkbaar dat een nog niet bestaande (rechts)persoon reeds een vergoeding verschuldigd zou zijn voor het aan die (rechts)persoon gebonden gebruik van een nog niet bestaand werk (…)”.

Ten aanzien van de vermeende auteursrechtinbreuk oordeelt de rechtbank dat “4.3. (…) Wildzoekers een nieuwe huisstijl en logo heeft laten ontwikkelen en op de comparitie heeft Keesie niet weersproken dat Wildzoekers zelf het gebruik van de ontwerpen van Keesie heeft gestaakt vóór 1 februari 2006, dus vóór het aflopen van de licentieperiode van één jaar. Keesie heeft daarbij toegegeven dat de nieuwe stijl geen inbreuk maakt op haar auteursrecht (…)”.

De door Keesie gevorderde veroordeling tot nakoming van de overeenkomst tot overdracht van de auteursrechten en vergoeding daarvoor wordt afgewezen, omdat Wildzoekers de door Keesie ontworpen huisstijl en haar logo feitelijk niet heeft overgenomen en de overeenkomst geen verplichting tot overname van de intellectuele eigendomsrechten inhoudt (4.6).

Interessant is de overweging van de rechtbank ten aanzien van de gevorderde volledige proceskostenvergoeding op grond van de Handhavingsrichtlijn: “4.8. (…) De volledige proceskostenveroordeling van de Handhavingsrichtlijn is vooral gegeven voor piraterij en andere gevallen van opzet en kwade trouw. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het gaat hier om een spaak gelopen samenwerking met auteursrechtelijke facetten tussen niet commercieel ingestelde organisaties (…)”.

Lees het vonnis hier

IEF 4375

Eerst even voor jezelf lezen

- Rechtbank Utrecht, 11 juli 2007, HA ZA 06-488. Canon Kabushiki Kaisha c.s. tegen Crown International B.V. (met dank aan Dirk Straathof, Brinkhof).

Parallelimport. “Te staken en gestaakt te houden iedere inbreuk op de aan Canon c.s. toekomende merkrechten  en auteursrechten, meer in het bijzonder de verkoop en het ter verkoop aanbieden van Digital Rebel camera's, Nederlandse handleidingen op CD-ROM van Canon camera’s en USB lampjes met het Canon logo daarop, dan wel andere producten die inbreuk maken op werken en/of merken van Canon C.S.

Lees het vonnis hier.

- Rechtbank Arnhem, LJN: BA9612. Keesie B.V. tegen Stichting Wildzoekers.

Samenvatting rechtspraak.nl: "Keesie stelt dat Wildzoekers inbreuk maakt op haar auteursrecht, onder meer door na het verstrijken van de licentie nog steeds kenmerkende onderdelen van het door haar ontworpen logo op diverse websites te gebruiken en aldus te verveelvoudigen."

Lees het vonnis hier.

IEF 4349

De zogenaamde volvlak methodiek

bvt.gifRechtbank Assen, 11 juli 2007, KG ZA 07-101. Interieurverzorging Van Tellingen B.V. tegen Jan Luppes Interieurs (met dank aan Aron Das Gupta, Van Mens & Wisselink). 

Auteursrecht op huisstijl. Totaalindruk van meubelbrochures vertonen een zodanige gelijkenis dat er sprake is van een verveelvoudiging.

Geschil tussen twee interieurwinkels. Beide ondernemingen brengen een brochure uit met hun laatste meubelcollectie. Eiser Van Tellingen stelt i.c. dat Gedaagde Luppes met de vormgeving van haar brochure inbreuk maakt op het auteursrecht van Van Tellingen. De voorzieningenrechter deelt deze mening.

 “4.3. De voorzieningenrechter (…) is voorshands van oordeel dat de brochures van Van Tellingen auteursrechtelijk zijn beschermd. Het navolgende wordt overwogen. De brochures van Van Tellingen kenmerken zich door een aantal opvallende elementen. Op de rechterzijde van de omslag van de brochures is een gedeelte van een meubelstuk afgebeeld. Voorts wordt steeds op een pagina een produkt afgebeeld met daarnaast een pagina in een monoklour, de zogenaamde volvlak methodiek. De monokleurige pagina correspondeert vrijwel steeds met de kleur die is geplaatst in of rond het gefotografeerde meubelstuk. De monokleurige pagina’s en de fotografische  pagina’s waarop de diverse meubelstukken staan afgebeeld volgen elkaar steeds op een bepaalde wijze op, waarbij eerst een monokleurige pagina links met rechts een fotografische pagina is afgebeeld en vervolgens op de volgende pagina links een fotografische pagina en rechts een monokleurige pagina. In het midden van de monokleurige pagina is vrijwel steeds in het wit de naam van de producent aangebracht. Onderaan de monokleurige pagina wordt hoofdzakelijk in het zwart meer informatie verschaft over het afgebeelde meubelstuk. Tenslotte is de vorm van de brochure van Van Tellingen vierkant, Luppes hebben aangevoerd dat de diverse elementen uit de brochure van Van Tellingen op zichzelf reeds bekend waren. Luppes hebben ook een aantal brochures in het geding gebracht waarin de afzonderlijke elementen dan wel de door Van Tellingen toegepaste technieken zijn terug te vinden.

Het feit dat Van Tellingen gebruik heeft gemaakt van elementen die reeds bekend waren betekent echter nog niet dat er geen sprake kan zijn van een oorspronkelijk werk in de zin van de auteurswet. Het gaat immers om de combinatie van de door Van Tellingen toegepaste elementen en de diverse keuzes die zij daarbij heeft gemaakt. Uit de door Luppes in het geding gebrachte brochures kan niet worden afgeleid dat eenzelfde combinatie van elementen reeds eerder is toegepast. De voorzieningenrechter is voorshands dan ook van oordeel dat juist deze combinatie van elementen maakt dat de brochure een oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk karakter van de maker draagt.

4.4. Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of Luppes ook daadwerkelijk inbreuk hebben gemaakt op het auteursrecht van Van Tellingen. Daarbij is van belang te beoordelen of de brochures van Luppes zijn te beschouwen als een verveelvoudiging in de zin van artikel 13 Auteurswet van de brochures van Van Tellingen. Daarvan is sprake indien er auteursrechtelijk relevante elementen in de brochure van Luppes zijn overgenomen oftewel ontleend. Daartoe dienen de twee brochures met elkaar te worden vergeleken. Daarbij valt op dat Luppes evenals Van Tellingen een monokleurige pagina combineren met een fotografische pagina, waarbij een kleur van de fotopagina correspondeert met de monokleurige pagina. Luppes passen bij deze zogenaamde volvlak methodiek dezelfde volgorde toe als Van Tellingen. Ook centreren Luppes de naam van de producent in het wit in de monokleurige pagina en gebruiken zij daarbij dezelfde lettergrootte als Van Tellingen. Voorts hebben Luppes evenals Van Tellingen op de omslag van de brochure aan de rechterkant een gedeelte van een meubelstuk afgebeeld. Tenslotte hebben Luppes evenals Van Tellingen gekozen voor dezelfde vorm, namelijk vierkant en heeft de brochure van Luppes nagenoeg dezelfde afmetingen.

Van de zijde van Luppes is ter zitting ook erkend dat bij het maken van de brochure ‘Design, designed for you” de brochure van Van Tellingen als voorbeeld is gebruikt. Luppes stellen zich echter op het standpunt dat de brochures desondanks toch voldoende van elkaar verschillen. De voorzieningenrechter kan Luppes hierin echter niet volgen. Weliswaar zijn er ook verschillen tussen de beide brochures waar te nemen, echter van belang zijn de totaal indrukken van beide brochures en deze vertonen een zodanige gelijkenis dat voorshands dient te worden aangenomen dat er sprake is van een verveelvoudiging.

Het verbod op schending van haar auteursrecht wordt toegewezen. Kosten worden gecompenseerd, omdat eiser weliswaar in haar hoofdvordering in het gelijk wordt gesteld, maar de eveneens substantiële nevenvorderingen (afgifte, rectificatie etc.) alle worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 4258

De flesvormige interieurs

fw.JPGGerechtshof 's-Hertogenbosch, 12 juni 2007 LJN: BA7814. Appellante Sub 1, Emkapak Verpakkingen BV, Keku-Kist BV, Appellant Sub 4 tegen Present International BV

Geen auteursrecht op het interieur van wijnkisten. Geen sprake van slaafse nabootsing wegens gebrek aan onderscheidend vermogen.

Appellant sub 1 houdt zich bezig met de im- en export van geschenkverpakkingen, waaronder wijnkisten en heeft een ‘interieur’ ontworpen dat in een houten wijnkist kan worden aangebracht om daarin flessen wijn (voor één, twee of drie flessen) te leggen. De flesvormige interieurs zijn gemaakt uit bordeauxrood kunststof met een fluweeleffect en zijn voorzien van een kliksysteem om de fles(sen) op de plaats te houden. Present International BV, die zich onder meer bezighoudt met de verkoop van wijnverpakkingen, heeft eenzelfde serie interieurs voor wijnkisten op de markt gebracht.

Volgens appellanten rust er auteursrecht op de door haar ontworpen interieurs, omdat deze een aantal specifieke kenmerken vertonen die er een eigen karakter aan geven en die niet voortvloeien uit louter technische vereisten. Het hof oordeelt anders.

"4.8 Naar het voorlopig oordeel van het hof is de vormgeving van de drie interieurs, zoals deze blijkt uit de door appellanten overgelegde producties, in overwegende mate ingegeven door het technisch effect ervan en niet door de persoonlijke invulling van de maker. Bij deze interieurs gaat het er bovenal om dat de flessen eenvoudig in de kist kunnen worden geplaatst, daar zonder veel moeite weer uit kunnen worden gehaald en dat zij in de tussentijd goed op hun plaats blijven ook als de kisten worden bewogen of verplaatst. Om dat te bereiken is een flesvormig interieur nodig met een kliksysteem, zoals dit overigens ook al van andersoortige verpakkingen bekend was (zoals bij pennen), en met uitsparingen, uitstulpingen en tussenschotten (ingeval van twee of drie flessen) die een zekere hoogte dienen te hebben. Aan appellanten kan worden toegegeven dat bij die verschillende onderdelen persoonlijke keuzes van de ontwerper mogelijk zijn, maar deze betreffen naar het voorlopig oordeel van het hof op het geheel van de voor het overige in de markt reeds gebruikelijke vormgeving zodanig geringe aspecten dat niet gesproken kan worden van een eigen oorspronkelijk karakter met het persoonlijk stempel van de maker. Dit betekent dat voorshands geconcludeerd dient te worden dat het beroep van appellanten op een haar toekomend auteursrecht niet opgaat."

Met betrekking tot de eveneens gestelde slaafse nabootsing oordeelt het hof dat de vormgeving ten opzichte van de interieurs van de overige verpakkingsproducten geen eigen plaats inneemt. "4.13 De consequentie hiervan is dat reeds vanwege het ontbreken van onderscheidend vermogen van de interieurs van appellanten geen sprake kan zijn van toewijzing van haar vordering op grond van de door haar gestelde slaafse nabootsing, zodat beantwoording van de vraag of Present tekortgeschoten is in haar verplichting om alles te doen om verwarring(sgevaar) te voorkomen niet aan de orde komt (…)." Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter.

Lees het vonnis hier.