DOSSIERS
Alle dossiers

Software  

IEF 12408

Conclusie Amazon: billijke vergoeding thuiskopie, mits aantoonbaar gebruikt voor andere handeling

Conclusie A-G HvJ EU 7 maart 2013, zaak C-521/11 (Amazon.com tegen Austro-Mechana Gesellschaft zur Wahrnehmung mechanisch-musikalischer Urheberrechte Gesellschaft mbH) - dossier

Prejudiciële vragen gesteld door het Oberste Gerichtshof, Oostenrijk.

In steekwoorden: billijke vergoeding. Een uitsluitend door een collectieve beheersorganisatie geldend te maken recht. Passende vergoeding van degene die als eerste bedrijfsmatig dragers verhandeld. Recht niet afhankelijk van (tussen)handelaren en type (privé- / niet-privé-) gebruik. Recht op terugbetaling van de vergoeding tegenover de collectieve beheersorganisatie.

Van een billijke vergoeding is sprake indien de CBO representatief is en de nationale regeling voorziet in een vrijstellingsregeling van de betalingsplicht als duidelijk is dat de drager tot andere doelen wordt gebruikt dan waartoe een betalingsplicht is. De algemene mogelijkheid kent om de billijke compensatie achteraf terug te vorderen in alle gevallen waarin wordt aangetoond dat het gebruik van de drager de auteur geen nadeel heeft kunnen berokkenen.

Conclusie A-G:

1) Er is sprake van een billijke compensatie in de zin van richtlijn 2001/29 indien:
(a) de rechthebbenden in de zin van artikel 2 van richtlijn 2001/29 zonder onderscheid recht hebben op een billijke vergoeding, welk recht uitsluitend kan worden uitgeoefend door een auteursrechtenorganisatie die de verschillende rechthebbenden vertegenwoordigt, jegens degene die als eerste dragers die geschikt zijn voor de reproductie van hun werken, bedrijfsmatig onder bezwarende titel in het binnenland in het verkeer brengt, en
(b) de nationale regeling enerzijds de mogelijkheid biedt vooraf vrijstelling te verlenen van de betaling van de billijke compensatie aan natuurlijke en rechtspersonen die op grond van objectieve gegevens, ook al betreft het slechts aanwijzingen, redelijkerwijs kunnen worden geacht de dragers te verkrijgen voor duidelijk andere doeleinden dan die waarvoor de billijke compensatie moet worden betaald, en anderzijds de algemene mogelijkheid kent om de billijke compensatie achteraf terug te vorderen in alle gevallen waarin wordt aangetoond dat het gebruik van de drager de auteur geen nadeel heeft kunnen berokkenen.

2) Gezien het antwoord op de eerste vraag is het mijns inziens niet nodig om de tweede prejudiciële vraag te beantwoorden. Indien de vraag volgens het Hof wel moet worden beantwoord, geef ik in overweging om als volgt te antwoorden:

2.1) er is sprake van een „billijke compensatie” in de zin van richtlijn 2001/29 wanneer het recht op een billijke vergoeding uitsluitend bestaat bij het in het verkeer brengen door levering aan natuurlijke personen die de dragers gebruiken voor het reproduceren voor privégebruik, en

2.2) bij het in het verkeer brengen door levering aan natuurlijke personen moet, tot het tegendeel wordt bewezen, worden aangenomen dat zij de dragers gebruiken voor het reproduceren voor privégebruik. De mogelijkheid dient te bestaan om voor een eventuele vrijstelling vooraf van de betaling van de billijke compensatie of een eventuele terugvordering daarvan, aan te tonen dat de natuurlijke persoon de drager heeft aangeschaft voor duidelijk andere doeleinden dan het maken van kopieën voor privégebruik of voor gebruik voor andere doeleinden waarvoor de billijke compensatie moet worden betaald.

3) Uit richtlijn 2001/29 kan niet worden afgeleid dat het recht op een billijke compensatie niet bestaat indien een nationale regeling bepaalt dat alle opbrengsten uit de betaling daarvan bestemd zijn voor uitkering aan de auteurs, en wel voor de helft in de vorm van een rechtstreekse compensatie en voor de andere helft in de vorm van een indirecte compensatie. De verwijzende rechter dient evenwel te beoordelen of en in hoeverre de toepassing van de nationale regeling in concreto vormen van indirecte compensatie inhoudt en niet discrimineert tussen de verschillende categorieën auteurs.

4) Indien het te vergoeden nadeel is ontstaan op het grondgebied van een lidstaat, dan staan de bepalingen van richtlijn 2001/29 niet in de weg aan het recht op een billijke compensatie in deze lidstaat, indien in een andere lidstaat reeds een vergelijkbare vergoeding is betaald voor het in het verkeer brengen van de dragers. De lidstaat waarin de niet-verschuldigde betaling is gedaan, dient evenwel degenen die de billijke compensatie hebben betaald zonder verplichting daartoe, een passende mogelijkheid te garanderen om terugbetaling te verkrijgen van de bedragen die onverschuldigd als billijke compensatie zijn betaald, zonodig door het instellen van een vordering bij de nationale rechter.

Gestelde vragen:

1. Is er sprake van een "billijke compensatie" in de zin van artikel 5, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29/EG, wanneer:
de rechthebbenden als bedoeld in artikel 2 van richtlijn 2001/29/EG een uitsluitend door een collectieve beheersorganisatie geldend te maken recht hebben op een passende vergoeding van degene die als eerste bedrijfsmatig dragers die geschikt zijn voor de reproductie van hun werken, onder bezwarende titel in het binnenland in het verkeer brengt,
dit recht niet afhankelijk is van de vraag of de dragers in het verkeer worden gebracht door levering aan tussenhandelaren, aan natuurlijke of rechtspersonen voor niet-privé-gebruik, dan wel aan natuurlijke personen voor privé-gebruik,
echter degene die de dragers met toestemming van de rechthebbende gebruikt voor reproductie, of vóór vervreemding aan eindverbruikers wederuitvoert, wel een recht op terugbetaling van de vergoeding heeft tegenover de collectieve beheersorganisatie?

Indien vraag 1 ontkennend wordt beantwoord:
2.1.    Is dan sprake van een "billijke compensatie" in de zin van artikel 5, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29/EG, wanneer het in vraag 1 (a) beschreven recht enkel bestaat bij het in het verkeer brengen door levering aan natuurlijke personen die de dragers gebruiken voor het reproduceren voor privé-gebruik?
2.2.    Indien vraag 2.1 bevestigend wordt beantwoord:
Moet dan bij het in het verkeer brengen door levering aan natuurlijke personen, tot het tegendeel wordt bewezen, worden aangenomen dat de dragers worden gebruikt voor het reproduceren voor privé-gebruik?

Indien vraag 1 of vraag 2.1 bevestigend wordt beantwoord:
Volgt dan uit artikel 5 van richtlijn 2001/29/EG of andere bepalingen van Unierecht, dat het door een collectieve beheersorganisatie geldend te maken recht op uitkering van een billijke compensatie niet bestaat wanneer de collectieve beheersorganisatie wettelijk verplicht is om de helft van de opbrengst niet aan de rechthebbende uit te keren, maar dient te besteden aan sociale en culturele organisaties?

Indien vraag 1 of vraag 2.1 bevestigend wordt beantwoord:
Staat dan artikel 5, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29/EG, of een andere bepaling van Unierecht, in de weg aan een door een collectieve beheersorganisatie geldend te maken recht op uitkering van een billijke compensatie, wanneer reeds in een andere lidstaat - zij het wellicht op een met het Unierecht strijdige grondslag - een passende vergoeding voor het in het verkeer brengen van de dragers is betaald?

 

IEF 12356

Thuiskopieheffing: geen afdracht voor professioneel gebruik

Rechtbank Den Haag 20 februari 2013, LJN BZ1542 (Stichting de Thuiskopie tegen Imation Europe B.V.) - persbericht

Mede ingezonden door Arnout Groen, Hofhuis Alkema Groen en Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap.

Thuiskopie. Ongedifferentieerd heffen. Vierledig stelsel. Mutualisation. Geen afdracht voor professioneel gebruik. Opgaveverplichting. Vervalbeding en verjaring. Nader overleg over de hoogte van de vordering. Aanhouding van de zaak met mogelijkheid tot tussentijds hoger beroep.

Rechtspraak.nl: Stichting de Thuiskopie is in Nederland belast met het innen van de thuiskopieheffing als vergoeding voor auteursrechten. Zij daagde Imation, importeur en verkoper van optische dragers als data-cd’s en dvd’s, voor het niet afdragen van de thuiskopievergoeding over levering van blanco data-cd’s en dvd’s. De Rechtbank Den Haag stelt echter dat Imation geen vergoeding verschuldigd is voor de levering van data-cd’s en dvd’s aan professionele klanten. Ook al is er in het thuiskopiestelsel, bij de bepaling van de hoogte van de heffing voor data-cd’s en dvd’s meegerekend dat kan worden geheven over alle data-cd’s en dvd’s, op basis van Europese regelgeving is het alleen toegestaan een heffing te vragen voor dragers die door privépersonen worden gebruikt. De rechtbank gelast beide partijen opnieuw voor de rechtbank te verschijnen om vast te stellen welke bedragen over en weer gevorderd mogen worden.

In citaten:

2.19.  Met een beroep op de conclusie van de advocaat-generaal in de Padawan zaak en vervolgens op het Padawan-arrest heeft Imation vanaf juni 2010 betaling van thuiskopievergoeding die ziet op (directe en indirecte) leveringen door Imation aan professionele gebruikers (het door Imation zogenoemde ‘Commercial Channel’, dat zich onderscheidt van het door haar zogenoemde ‘Consumer Channel’ waarin zij levert aan bedrijven die op hun beurt doorverkopen aan privégebruikers) stopgezet. Imation heeft Stichting de Thuiskopie dienovereenkomstig bericht.

Ongedifferentieerd heffen
4.5.  Noch uit artikel 16c Aw noch uit enige andere bepaling uit die wet is naar het oordeel van de rechtbank af te leiden dat de betalingsplicht van de thuiskopievergoeding ook betrekking heeft op voorwerpen die niet worden gebruikt voor het maken van een thuiskopie maar voor professioneel gebruik.

4.6.  De rechtbank dient artikel 16c Aw bovendien richtlijnconform te interpreteren en dus zoveel mogelijk uit te leggen in het licht van de bewoordingen en het doel van de Auteursrechtrichtlijn, teneinde het door de richtlijn beoogde resultaat te bereiken. De rechtbank dient er daarbij vanuit te gaan dat de wetgever de bedoeling heeft gehad ten volle uitvoering te geven aan de uit die richtlijn voortvloeiende verplichtingen. De Hoge Raad heeft in het arrest ACI/Thuiskopie overwogen dat uit de totstandkomingsgeschiedenis van de implementatiewet niet blijkt dat de Nederlandse wetgever iets anders voor ogen heeft gestaan dan het getrouw omzetten van de Auteursrechtrichtlijn.

4.9.  Uit het Padawan-arrest volgt ook - en daar gaat het in deze zaak om - dat heffen op alle dragers, ongeacht of die dragers juridisch of feitelijk ter beschikking worden gesteld aan privégebruikers dan wel aan professionele gebruikers, niet is toegestaan (hierna: ongedifferentieerd heffen).

Vierledig stelsel
4.10.  Stichting de Thuiskopie stelt dat in Nederland met betrekking tot professioneel gebruik het volgende vierledige stelsel geldt (hierna: vierledig stelsel):
(i) bepaalde blanco informatiedragers zoals onder meer floppy-disks en dvd RAM zijn geheel vrijgesteld van thuiskopievergoeding omdat deze hoofdzakelijk voor professionele doeleinden worden gebruikt;
(ii) voor bepaalde blanco dragers (alle analoge dragers zoals audiocassette, videocassette en minidisk en voor bepaalde digitale dragers namelijk audio cd-r/rw en HI MD) geldt een vrijstelling in geval van (aantoonbaar) professioneel gebruik (zoals uitgewerkt in de artikelen 7 en 8 van de Voorwaarden contractanten A). Uitsluitend audiovisuele productiebedrijven kunnen ook voor dvd in aanmerking komen voor een dergelijke vrijstelling;
(iii) er geldt een restitutieregeling voor bedrijven die reeds aan Stichting Stemra hebben betaald voor het maken van kopieën op blanco dragers van auteursrechtelijk beschermde (audio) werken (“mechanische reproductierechten”);
(iv) voor de dragers data-cd (-r/rw) en dvd (-r/rw en +r/rw) is geen vrijstelling mogelijk voor professioneel gebruik maar is de mate van professioneel gebruik telkens al verdisconteerd in de hoogte van de thuiskopievergoeding ( mutualisation): de thuiskopievergoeding is in verband met de geschatte mate waarin de dragers professioneel worden gebruikt op een aanzienlijk lager bedrag vastgesteld dan het geval zou zijn geweest als er een vrijstellingsregeling zou hebben gegolden voor professioneel gebruik.

Bevriezing stelsel
4.13.  Om diezelfde reden gaat de stelling van Stichting de Thuiskopie niet op dat de bevriezing van het stelsel door de AMvB’s (hiervoor vermeld in 2.10) - waardoor over mp3-spelers en hard-discs niet wordt geheven terwijl die wel worden gebruikt voor het maken van thuiskopieën - een rechtvaardiging vormt voor het ongedifferentieerd heffen over data-cd’s en dvd’s. Ook als de rechthebbenden door het niet heffen over bepaalde soorten dragers in hun belangen worden geschaad, zoals Stichting de Thuiskopie stelt, betekent dit, anders dan Stichting de Thuiskopie kennelijk meent, gezien het Padawan-arrest niet dat ter compensatie van die schade mag worden geheven op data-cd’s en dvd’s waarbij niet is voldaan aan het vereiste noodzakelijk verband tussen de heffing over het voorwerp en het ter beschikking stellen daarvan aan de natuurlijke persoon in de hoedanigheid van privégebruiker.

Mutualisation
4.16.  De rechtbank is met Imation van oordeel dat mutualisation geen onderdeel uitmaakt van de SONT-besluiten. (...)

4.19.  Mutualisation is, zoals overwogen, in strijd met artikel 16c Aw en in strijd met het Padawan-arrest omdat daarbij ongedifferentieerd wordt geheven en dus ook over dragers die bestemd zijn voor professioneel gebruik. Dat de mate van professioneel gebruik ten opzichte van privégebruik is verdisconteerd in een lagere thuiskopievergoeding voor alle data-cd’s en dvd’s maakt dit niet anders.

Belang, ongerechtvaardigde verrijking
4.27.  Ook is geen sprake van ongerechtvaardigd verrijken. Als al sprake van verrijking zou zijn, dan is dit een verrijking ten koste van de professionele eindgebruiker en niet ten koste van Stichting de Thuiskopie. Tot slot verschaft Imation zich geen oneerlijk concurrentievoordeel ten opzichte van andere fabrikanten of importeurs. Dat anderen het systeem van mutualisation (kennelijk) niet aanvechten, is Imation niet aan te rekenen.

Tussenconclusie: geen afdracht voor professioneel gebruik
4.28.  Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat Imation slechts verplicht is aan Stichting de Thuiskopie thuiskopievergoeding af te dragen voor data-cd’s en dvd’s die zij direct of indirect heeft geleverd aan privégebruikers, maar niet aan professionele gebruikers.

Opgaveverplichting
Stichting de Thuiskopie heeft belang bij die opgave omdat, zoals hierna vermeld, Imation de thuiskopievergoeding dient af te dragen over ieder drager waarvan zij het professioneel gebruik niet kan aantonen.

4.33.  De gevorderde veroordeling tot het doen van gespecificeerde opgave aan Stichting de Thuiskopie van alle door Imation uitgeleverde blanco informatiedragers en om zulke opgave te blijven doen, is derhalve toewijsbaar. Daarbij dient een beperking in tijd te worden toegevoegd, te weten dat die opgaveverplichting geldt voor zolang de voorwaarden contractanten A waarin zulks is overeengekomen, ongewijzigd tussen partijen gelden.

Vervalbeding en verjaring
4.37.  Stichting de Thuiskopie heeft niet betwist dat zij, zoals Imation heeft gesteld, sinds 1999 aan de markt heeft gecommuniceerd dat voor data-cd’s en dvd’s (anders dan de uitzondering voor productiebedrijven) geen vrijstelling bestond voor professioneel gebruik zodat Imation en anderen geen beroep toekwam op artikel 7 van de voorwaarden contractanten A voor restitutie van thuiskopievergoeding. Onder die omstandigheden is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Stichting de Thuiskopie thans een geslaagd beroep zou kunnen doen op het vervalbeding om te betogen dat Imation geen recht (meer) heeft op restitutie omdat zij niet binnen de in artikel 7 onder b gestelde termijn (te weten in het kwartaal na het kwartaal waarin de dragers aan professionele gebruikers zijn geleverd) de benodigde gegevens zou hebben verstrekt aan Stichting de Thuiskopie.

4.38.  Het beroep op verjaring is door Imation niet bestreden, zodat er van moet worden uitgegaan dat Imation in ieder geval geen recht heeft op teruggave van afgedragen bedragen vóór 1 juli 2006.

Verrekening
4.40. De rechtbank verwerpt de stelling van Stichting de Thuiskopie dat verrekening niet zou zijn toegestaan omdat de rechthebbenden, die thans door het beroep op verrekening geen thuiskopievergoeding meer ontvangen via Stichting de Thuiskopie, andere rechthebbenden zijn dan die in het verleden thuiskopievergoeding hebben ontvangen voor data-cd’s en dvd’s die professioneel werden gebruikt. De huidige rechthebbenden ontvangen aldus in het geheel geen vergoeding voor gemaakte privé-kopieën, hetgeen volgens de Stichting de Thuiskopie in strijd is met de drie-stappentoets van artikel 5 lid 5 Auteursrechtrichtlijn. Daargelaten dat niet is in te zien dat verrekening door Imation van onverschuldigd betaalde bedragen er noodzakelijk toe zal leiden dat aan huidige rechthebbenden geen billijke vergoeding kan worden geboden, kan dit niet afdoen aan de uitdrukkelijk in de wet bepaalde verrekeningsbevoegdheid. Het risico dat Stichting de Thuiskopie, zoals zij stelt, failliet zal gaan als Imation mag overgaan tot verrekening, hetgeen ertoe zal leiden dat ook andere partijen gaan verrekenen, is geen reden om hierover anders te oordelen.

4.41.  Nu evenwel thans (nog) niet vaststaat dat en tot welk bedrag Imation een vordering heeft op Stichting de Thuiskopie, houdt de rechtbank iedere verdere beslissing met betrekking tot de gevorderde verklaring voor recht aan.

Bewijslast
4.44.  Artikel 7 onder a van de voorwaarden contractanten A en dan met name de zinsnede ‘voorziet de contractant de stichting van bescheiden waarmee ten genoegen van de stichting wordt aangetoond dat deze blanko dragers ook inderdaad professioneel worden gebruikt’ kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gelezen dan dat op Imation de bewijslast rust ten aanzien van het daadwerkelijk professioneel gebruik van de door haar geleverde dragers. Dit geldt zowel voor de periode vóór juni 2010, over welke periode Imation aanspraak maakt op terugbetaling, als de periode vanaf juni 2010, waarin zij voor leveringen in het Commercial Channel niet heeft afgedragen.

4.45.  De door Imation in het kader van die bewijslast aan Stichting de Thuiskopie in ieder geval over te leggen bescheiden staan vermeld in artikel 7 onder c (zie 2.14 hiervoor). Dat uit artikel 8 van de voorwaarden contractanten A een andere verdeling volgt, is door partijen niet aangevoerd.

4.49.  De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

Tussentijds hoger beroep
4.50.  Gezien de aanzienlijke inspanningen en kosten die mogelijk nodig zijn om over en weer te vorderen bedragen vast te stellen, ziet de rechtbank aanleiding om tegen dit vonnis tussentijds hoger beroep open te stellen als bedoeld in artikel 337 lid 2 Rv. In voorkomend geval schorst zulk hoger beroep ingevolge artikel 350 Rv de tenuitvoerlegging van dit tussenvonnis.  

Op andere blogs:
DirkzwagerIEIT (thuiskopie-vergoeding geldt niet voor professioneel gebruik)
FNV-KIEM (Thuiskopieheffing deels in strijd met Europese regels)

IEF 12351

Bescheiden waarop het bewijsbeslag rust, is te weinig gespecificeerd

Rechtbank Oost-Nederland, locatie Almelo 24 januari 2013, LJN BZ0927 (Smartdocuments Nederland B.V. tegen Xential, Interaction, c.s)

 

Inzage (bewijs)beslagobjecten ex artikel 843a Rv juncto 1019b Rv. Intellectuele eigendomsrechten. Auteursrecht. Software. Afwijzing.

Zowel Smartdocuments als Interaction c.s. ontwikkelt, levert en installeert software. Smartdocuments vordert samengevat - ex artikel 843a Rv - inzage in de bescheiden waarop het gelegde (bewijs)beslag rust, dan wel benoeming van een deskundige tot inzage in die bescheiden. Zij stelt daartoe dat Interaction c.s. mogelijk inbreuk maakt op een aan haar toekomend auteursrecht op (componenten van) software. Dit vermoeden is gerezen na het beëindigen van het dienstverband van (daarna) de oprichters van Interaction c.s. en een zestal andere werknemers. Het door de deurwaarder opgemaakte overzicht van in beslag genomen data heeft het vermoeden van Smartdocuments, dat inbreuk wordt gemaakt op haar intellectuele eigendomsrechten, versterkt.

Blijkens artikel 1019b Rv is voor het verkrijgen van rechterlijk verlof tot het treffen van voorlopige bewijsbeschermende maatregelen ten minste vereist dat de verzoeker “voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er inbreuk op zijn recht van intellectuele eigendom is gemaakt of dreigt te worden gemaakt”. Smartdocuments heeft onvoldoende concreet gesteld, welk (bewijsrechtelijk) voordeel (nadeel) zij bij (het uitblijven van) inzage daarvan zou hebben. Van meer dan een vermoeden dat de gevorderde bescheiden informatie bevatten die de standpunten van Smartdocuments zouden kunnen ondersteunen, is geen sprake.

(...) niet helder geworden waar het beweerde auteursrecht exact op rust, of de gestelde software een auteursrechtelijk beschermd werk betreft, of Smartdocuments als maker van dat werk moet worden aangemerkt en, zo ja, of Interaction c.s. met de door haar in het handelsverkeer gebrachte software inbreuk maakt op het vermeende auteursrecht van Smartdocuments. (...) Van Smartdocuments mocht voorts worden verlangd dat zij voldoende ‘bewijsmateriaal’ dat redelijkerwijs beschikbaar is, overlegt om de beweerde inbreuk toe te lichten.

Daarbij komt dat inzage in de bescheiden waarop het bewijsbeslag rust, te algemeen en te weinig gespecificeerd is om als bepaalde bescheiden te kunnen worden gekwalificeerd. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Smartdocuments geen recht heeft op inzage van de gevorderde bescheiden door haarzelf, dan wel door een deskundige, in de gevorderde bescheiden. De vordering in conventie dient daarom reeds hierom te worden afgewezen.

5.4.  Het ligt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor de hand dat een rechtmatig belang slechts aanwezig kan worden geacht als in de onderhavige procedure op de voet van artikel 843a Rv met betrekking tot de bescheiden die met toepassing van artikel 1019b e.v. Rv in conservatoir bewijsbeslag zijn genomen, ten minste kan worden geoordeeld dat Smartdocuments voldoende aannemelijk heeft gemaakt, of anderszins voldoende aannemelijk is geworden, dat er inbreuk op een recht van intellectuele eigendom van haar is gemaakt of dreigt te worden gemaakt.

5.5.  Dat is echter niet het geval. Smartdocuments heeft onvoldoende concreet gesteld, welk (bewijsrechtelijk) voordeel (nadeel) zij bij (het uitblijven van) inzage daarvan zou hebben. Van meer dan een vermoeden dat de gevorderde bescheiden informatie bevatten die de standpunten van Smartdocuments zouden kunnen ondersteunen, is geen sprake. Indien echter uit de gevorderde bescheiden zou volgen dat de creatiedatum van bepaalde bestanden vóór de oprichtingsdatum ligt van Interaction c.s., dat veel (ex)klanten van Smartdocuments voorkomen in het overzicht en dat het erop lijkt dat Interaction c.s. een conversieprogramma heeft ontwikkeld (Xential) dat perfect aansluit op de (web-based) software van Smartdocuments (Evolution), dan nog heeft Smartdocuments niet (voldoende) aannemelijk gemaakt dat er inbreuk op een recht van intellectuele eigendom van haar is gemaakt of dreigt te worden gemaakt. Daarmee is immers nog niet helder geworden waar het beweerde auteursrecht exact op rust, of de gestelde software een auteursrechtelijk beschermd werk betreft, of Smartdocuments als maker van dat werk moet worden aangemerkt en, zo ja, of Interaction c.s. met de door haar in het handelsverkeer gebrachte software inbreuk maakt op het vermeende auteursrecht van Smartdocuments. Het is aan Smartdocuments om voldoende concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit een redelijk vermoeden van de (dreiging van de) inbreuk kan volgen. Daarin is ze met haar stellingen niet geslaagd.  Van Smartdocuments mocht voorts worden verlangd dat zij voldoende ‘bewijsmateriaal’ dat redelijkerwijs beschikbaar is, overlegt om de beweerde inbreuk toe te lichten. Dat heeft Smartdocuments eveneens nagelaten.

5.6. Daarbij komt dat evenmin is voldaan aan het vereiste dat het moet gaan om ‘bepaalde’ bescheiden. Smartdocuments vordert, zoals zij ter zitting herhaaldelijk heeft gesteld, inzage van de bescheiden waarop het bewijsbeslag rust. Dat is naar het oordeel van de voorzieningenrechter te algemeen en te weinig gespecificeerd om als bepaalde bescheiden in de zin van artikel 843a Rv te kunnen worden gekwalificeerd. Het gelegde bewijsbeslag, dat weliswaar een door de deurwaarder gemaakte selectie inhoudt, maakt dat niet anders.

IEF 12327

Prejudiciële vragen: Technische beschermingsmaatregel voor een hybride product zoals een computerspel

BGH 6 februari 2013, I ZR 124/11 (Videospiel-Konsole) - uitspraak helaas nog niet beschikbaar

Ook het Duitse Bundesgerichtshof (na Italiaans hof, IEF 11785) stelt het HvJ EU prejudiciële vragen over de bescherming van technische beschermingsmaatregelen voor videospellen.

Eiser exploiteert videospellen en consoles, waaronder de Nintendo DS en de daarvoor geschikte spellen. Ze is auteursrechthebbende op de auteursrechtelijk beschermde computerprogrammatuur en werken die zich op de geheugenkaarten rusten. Gedaagden bieden via internet een exact nagebouwde geheugenkaarten adapter aan waarop een Micro-SD-kaart kan worden aangesloten. Gebruikers kunnen hierop illegale kopieën downloaden en gebruiken op de Nintendo-console. Gedaagde ziet hierin een omzeiling van de technische maatregel als in § 95a lid 3 UrhG, de Duitse omzetting van art. 6 lid 2 Richtlijn 2001/29/EG.

Artikel 1 lid 2 sub a Richtlijn 2001/29/EG laat de bescherming van computerprogramma's echter onberoerd. De vraag is of de bescherming van technische maatregelen ook ter bescherming van zulke hybride producten als computerspellen als bovengenoemd.

Uit het persbericht 25/13:

Der Bundesgerichtshof hat das Verfahren ausgesetzt und dem Gerichtshof der Europäischen Union vorgelegt. § 95a Abs. 3 UrhG setzt Art. 6 Abs. 2 der Richtlinie 2001/29/EG nahezu wörtlich ins deutsche Recht um. Beide Bestimmungen regeln den Schutz von Maßnahmen zum Schutz urheberrechtlich geschützter Werke. Für den Schutz von Maßnahmen zum Schutz von Computerprogrammen sehen allerdings die Vorschrift des Art. 7 Abs. 1 Buchst. c der Richtlinie 2009/24/EG und die zu ihrer Umsetzung ergangene Bestimmung des § 69f Abs. 2 UrhG eine besondere - weniger weitreichende - Regelung vor. Zudem bestimmt Art. 1 Abs. 2 Buchst. a der Richtlinie 2001/29/EG, dass die Richtlinie 2001/29/EG - und damit auch deren Art. 6 Abs. 2 - die bestehenden gemeinschaftsrechtlichen Bestimmungen über den rechtlichen Schutz von Computerprogrammen unberührt lässt. Die zur Umsetzung dieser Vorschrift dienende Regelung des § 69a Abs. 5 UrhG bestimmt unter anderem, dass die Regelung des § 95a Abs. 3 UrhG nicht auf Computerprogramme anwendbar ist. Die von den Klägerinnen vertriebenen Videospiele bestehen nicht nur aus Sprach-, Musik-, Lichtbild- und Filmwerken; vielmehr liegen ihnen auch Computerprogramme zugrunde. Deshalb stellt sich die Frage, ob sich der Schutz von Maßnahmen zum Schutz solcher "hybriden Produkte" wie insbesondere Videospiele nach den speziell für Computerprogramme oder nach den allgemein für Werke geltenden Bestimmungen richtet oder ob sowohl die einen wie auch die anderen Bestimmungen anwendbar sind. Da diese Frage die Auslegung des Unionsrechts betrifft, hat der BGH sie dem EuGH zur Vorabentscheidung vorgelegt.
IEF 12292

Geen auteursrechtinbreuk op 'SAS Language'

High Court of Justice 25 januari 2013, [2013] EWHC 69 (Ch) (SAS Institute Inc. tegen World Programming Limited)

Uitspraak na HvJ EU, IEF 11257.
Auteursrecht. Licentie. Software. SAS Institute Inc, is een ontwikkelaar van analytische software. Dergelijke software en toepassingen zijn geschreven in de 'SAS Language'. World Programming heeft een ​​product ontwikkeld genaamd 'World Programming System'. SAS Institute stelt dat WPL auteursrechtinbreuk pleegt en handelt in strijd met het contract bij het creëren van WPS.

Het High Court of Justice heeft geconcludeerd dat WPL door het produceren van WPS de auteursrechten met betrekking tot de SAS componenten niet heeft geschonden. Het gebruik van de Learning Edition door WPL valt onder artikel 5 (3), en in de mate dat dit gebruik in strijd was met de licentievoorwaarden zijn ze nietig op grond van artikel 9 (1). Met als gevolg dat geen van WPL's gedragingen als schending van het contract worden aangemerkt of een inbreuk op het auteursrecht vormen.

Het High Court of Justice heeft in zijn eerdere oordeel vastgesteld dat WPL inbreuk had gemaakt op de auteursrechten van de SAS Manuals door deze over te nemen in de WPL Manuals. Geen auteursrechtinbreuk zou zijn gepleegd met betrekking tot de geproduceerde WPS Guides. Het High Court of Justice ziet geen aanleiding, gezien het arrest van het HvJ EU, om tot een andere beoordeling te komen. Zij wijst te vordering, met betrekking tot de auteursrechtinbreuk van de WPL Manuals, in zijn geheel af. High Court of Justice bevestigd zijn eerdere oordeel.

76. Counsel for WPL submitted that, by doing this, WPL had not gone beyond ascertaining the SAS Components' method of operation and then creating its own program. There was no claim by SAS Institute that either the complete list of zip codes or the set of non-standard zip codes were copyright works in their own right. Nor was there any basis on which the court could conclude that, in writing the relevant part of WPL, WPS had reproduced the expression of the intellectual creation of the author(s) of the relevant part of the SAS Components. I accept this submission.

79. I therefore conclude that WPL's use of the Learning Edition was within Article 5(3), and to the extent that such use was contrary to the licence terms they are null and void by virtue of Article 9(1), with the result that none of WPL's acts complained of was a breach of contract or an infringement of copyright.

81. Counsel for SAS Institute submitted that these conclusions had to be reconsidered in the light of the CJEU's judgment, and that I should now conclude that the WPS Manual infringed to a greater extent than I had previously concluded and that the WPS Guides infringed. In support of this submission he relied on a number of the arguments I have already considered above, in particular the arguments regarding the SAS Language, functionality and the passage at [66]-[67] of the CJEU's judgment. I do not accept that any of these arguments leads to the conclusion that the WPL Manual infringes to a greater extent than I previously considered or that the WPS Guides infringe.

IEF 12190

IE-Klassiekers auteursrecht

HR 28 juni 1946 (Van Gelder/Van Rijn)
Werkbegrip; alleen de vormgeving, die de uiting is van datgene, wat den maker tot zijn arbeid heeft bewogen, de bescherming van't auteursrecht geniet.

HR 25 maart 1949,  (La Belle et la Bête)
Gezamenlijk makersschap: Beslissend voor een gemeenschappelijk auteursrecht van de makers tezamen is, of het werk is ontstaan door een zodanige samenwerking van de auteurs, dat ieders afzonderlijke bijdrage daarvan niet meer te scheiden is en buiten het verband van't geheel dan ook geen voorwerp van afzonderlijke beoordeling kan zijn.

HR 18 december 1953, (Polak/De Muinck)
Uitputting: dat echter het uitsluitend recht tot openbaarmaking van een werk niet slechts omvat, en dus niet is uitgeput met, de openbaarmaking van één of meer verveelvoudigingen van dat werk, doch -zoals ook art. 12 onder 1e van de Auteurswet doet blijken- ten aanzien van elke verveelvoudiging de auteursgerechtigde en deze alleen de bevoegdheid toekomt deze openbaar te maken; dat dan ook exemplaren zonder haar toestemming in omloop gebracht zijn aan te merken als voorwerpen in strijd met haar auteursrecht openbaar gemaakt.

HR 25 juni 1965, (Radioprogramma's III / Televizier I)
Geschriftenbescherming.

HR 5 januari 1979, (Heertje/Hollebrand)
Verveelvoudiging of inspiratie? het oude werk komt tevoorschijn komt, wanneer de bijdrage van de maker van't nieuwe werk wordt weggedacht.

HR 19 januari 1979, (Poortvliet)
Openbaarmaking van een kalender in een andere vorm (ingelijst schilderijtjes), geen uitputting.

HR 19 februari 1979, BIE 1979, 23 (VNU/Hameetmanl; 't Schaep met de Vijf Pooten)
Commercieel portretrecht.

HR 9 maart 1979, (Dreeshuis/BUMA)
Beperkte kring van personen.

HR 1 juni 1979, (BUMA/De Zon)
Het afspelen van muziek op de werkvloer valt onder "openbaarmaking" in de zin van de Auteurswet.

HvJ EG 18 maart 1980, zaak 62/79 (Coditel/Ciné Vog Films)
Dienstverrichtingen: kabeltelevisie, Royalty's, wettelijke omroepmonopolies, cessie en geografische grenzen en landsgrenzen.

HR 30 oktober 1981, (Kabel TV-1; CAI Amstelveen I of Kabel I)
Doorgifte is secundaire openbaarmaking.

HR 14 januari 1983, (Kabelpiraten; KTA/Columbia Pictures e.a. I) of (Kabelpiraat I)
Doorgifte is secundaire openbaarmaking.

HR 28 oktober 1983, (Olielampjes)
Gedeeltelijke nabootsing is geen verveelvoudiging maar evenmin een zelfstandig auteursrechtelijk beschermd werk.

HR 25 mei 1984, (Kabeltelevisie Amstelveen; Kabel II)
Doorgifte is secundaire openbaarmaking.

HR 22 november 1985, (Columbia c.s./KTA II; Kabelpiraat II) (tip?)
Doorgifte is secundaire openbaarmaking.

HR 29 mei 1987, (Struycken/Riet)
Een combinatie van werken kan niettemin een 'kunstzinnige eenheid' vormen.

BenGH 22 mei 1987, rolnr. A 85-3 (Screenoprints / Citroën)
De formulering dat het werk een eigen, oorspronkelijk karakter én het persoonlijk stempel van de maker zou moeten dragen.

HvJ EG 17 mei 1988, zaak 158/86 (Warner Brothers)
Auteursrechten - Verzet tegen verhuur van videocassettes.

HR 1 juli 1988, Juridischeuitspraken.nl 19880701 (Vondelpark)
Portretrecht: aard en mate van intimiteit waarin de geportretteerde is afgebeeld, karakter van de foto en context van de publicatie kan van belang zijn.

HvJ EG 24 januari 1989, zaak 341/87 (EMI Electrola)
Auteursrechten - Ongelijke beschermingsduur.

HR 13 oktober 1989, BIE 1990, 88 (Verwerkingsindustrie Vreeland/NPH)
Geen nabootsing, "nawerking" is voor de vraag of er auteursrechtinbreuk is irrelevant.

HR 1 juni 1990, (Kluwer/Lamoth) 
Fotografische werken: eigen karakter mede of in overwegende mate worden bepaald door de keuze en de compositie van't te fotograferen onderwerp.

HR 22 juni 1990, (Malmberg/Beeldrecht)
Recht om te citeren; niet wezenlijk afbreuk aan de door het auteursrecht beschermde belangen.

HR 4 januari 1991, NJ 1991, 608 (Van Dale/Romme) 
Eigen oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel van de maker: trefwoordenbestand.

HR 21 februari 1992, BIE 1993, 65 (Barbie-pop I)
Voor auteursrechtinbreuk is geen bewijs vereist dat de overeenstemming berust op bewuste ontlening.

HR 20 maart 1992, BIE 1993, 43; NJ 1992, 563 (Laservloerplan)
Geen strijd met enige rechtsregel wanneer de ontwerper geen auteursrechten op woord/beeldmerk wenst uit te oefenen.

HR 26 juni 1992, BIE 1993, 5 (Damave/Trouw)
De grenzen van een toelaatbaar citaat overschreden, wanneer de afbeelding de functie van versiering krijgt.

HR 24 december 1993, (Kleine kabelnetten)
Analoge toepassing 'kring-criterium' (12 lid 4 Aw) op kabeldoorgifte.

HR 21 januari 1994, Juridischeuitspraken.nl 19940121 (Ferdi E.)
Portretrecht: belangenafweging bij't oordeel op een portretpublicatie onrechtmatig is.

HR 27 januari 1995,  (Dreentegel)
Een werk dat te zeer het resultaat is van technische uitgangspunten, om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen.

HR 27 januari 1995, (Bigott/Doucal) 
Openbaarmaking: werk op de een of andere manier aan het publiek ter beschikking stellen.

HR 20 oktober 1995, (Dior/Evora)
Het bestaan van'n gebruik impliceert niet dat de producent 'geacht moeten worden' zijn stilzwijgende toestemming te hebben gegeven voor't afbeelden van zijn producten, zeker niet wanneer de verkoop plaatsvindt door anderen dan door hem of van zijnenwege aangestelde wederverkopers.

HR 10 november 1995, (Stichting Reprorecht/NBLC)
Papieren knipselkranten kunnen onder artikel 15 Aw ressorteren (beroep op de wetsgeschiedenis).

HR 29 december 1995, LJN ZC1942, NJ 1996, 546 (Decaux/Mediamax)
De maatstaf voor zowel inbreuk op het auteursrecht als modellenrecht is de vergelijking van totaalindrukken.

HR 21 juni 1996, (Van Genk/De Wild)
Eigendomsrecht op de broncode van software.

HR 2 mei 1997, Juridischeuitspraken.nl 19970502 (Discodanser)
Portretrecht.

HR 6 maart 1998, (Hille/BUMA-Stemra)
Op een begrafenis muziek draaien valt onder 'openbaarmaking' in de zin van art. 12 Aw.

HR 16 april 1999, (Bigott en Batco/Doucal)
De totaalindruk die wordt opgeroepen; meer gewicht toekennen aan de punten van overeenstemming dan die van verschil.

HR 18 februari 2000, LJN AA4872 (De Vries/De Boer)
Bewijs dat't beweerdelijk inbreukmakende werk ontworpen was voordat het beschermde werk bekend kon zijn.

HR 14 april 2000, LJN AA5519 (HBS/Danestyle)
Aan die eisen heeft het Hof niet voldaan, nu uit de enkele omstandigheid dat een spoedeisend belang bij het gevraagde inbreukverbod bestaat, niet volgt dat een zodanig belang óók bestaat bij toewijzing van een geldsom als voorschot op een ter zake van reeds gepleegde inbreuken verschuldigde schadevergoeding.

HR 29 juni 2001, LJN AB2391 (Impag/Hasbro)
Voldoen spelletjes aan de oorspronkelijkheidseis en derhalve auteursrechtelijk beschermd.

HR 8 februari 2002, LJN AD6093 (E.P. Controls/GEC)
Auteursrecht geschonden door het openbaarmaken van werktekeningen aan een derde.

HR 29 november 2002, LJN AE8456 (Una Voce Particolare)
De totaalindrukken van beide werken verschillen te weinig om te spreken van een zelfstandige werk.

HR 2 mei 2003, LJN AF3416 (SBS/IPA; Breekijzer)
Anders dan door gelaatstrekken, kan door 'andere identificerende factoren' van een portret worden gesproken.

HR 6 februari 2004, LJN AN7830 (Jelles tegen gemeente Zwolle)
"Aantasting van gebouw" kan niet worden aangemerkt als "een totale vernietiging van een werk".

EHRM 24 juni 2004, nr. 59320/00 (Caroline von Hannover/Bondsrepubliek Duitsland)
Foto's van 't privéleven van Caroline von Hannover mogen niet gepubliceerd worden, valt onder de bescherming van art. 8 EVRM.

HR 24 februari 2005, LJN AU7508 (Technip/Goossens)
Met de door het Hof gebruikte term "subjectieve beoordeling" wordt bedoeld EOK + PS, inzake´n kinetisch schema.

HR 16 juni 2006, LJN AU8940 (Lancome/Kecofa)
Auteursrechtelijke bescherming van een geur; technisch effect is begrenzing van EOK+PS, bij parfum is hiervan geen sprake is.

HvJ EG 7 december 2006, zaak C-306/05 (SGAE/Rafael Hoteles)
Muziekafspeler aanwezig in hotelkamer valt onder "openbaarmaking" in de zin van de Auteurswet.

HR 30 mei 2008, LJN BC2153 (Endstra/Uitgeverij Nieuw Amsterdam)
Valt een opgenomen gesprek onder een werk in de in zin van de Auteurswet.

HvJ EG 16 juni 2009, zaak C-5/08 (Infopaq/Danske Dagblades Forening)
Elf woorden overnemen valt onder 't reproductierecht, als 't de intellectuele schepping van de auteur uitdrukt.

HR 19 juni 2009, LJN BH7602 (BUMA/Chellomedia)
Het begrip "openbaarmaking" van art. 12 Auteurswet moet beantwoorden aan het begrip "mededeling aan het publiek"

HvJ EG 23 maart 2010, gevoegde zaken C‑236/08 en C-238/08 (Google France / Louis Vuitton Malletier)
Geen inbreuk op 't auteursrecht indien Google geen kennis of controle had over de door zijn diensten gepleegde inbreuken.

HvJ EG 22 december 2010, zaak C-393/09 (BSA, Bezpečnostní softwarová asociace / Ministerstvo kultury)
Grafische gebruikersinterface is geen auteursrechtelijk beschermd computerprogramma.
 


Heeft u een afschrift van een 'klassieker' die nog niet digitaal beschikbaar is, of meent u dat een andere inhoudsindicatie treffender is, tipt u dan de redactie: redactie@ie-forum.nl. Leest u vooral ook het Overzicht auteursrechtpraktijk HvJ EU, een zogenaamd, continue bijgewerkt living document, over aanhangige procedures en de meer recente uitspraken, IEF 10559.

IEF 11871

Identieke functionaliteiten, omdat software hetzelfde doel dient

Rechtbank Leeuwarden 10 oktober 2012, LJN BX9971 (Lennoc Development tegen [A] en Probe-ASP B.V.)

Flight delayed... again!Auteursrecht. Claimsbrieven gebaseerd op (vertragingsclaims)Verordening. Software.

Afgezien van de contract- en arbeidsrechtelijke aspecten van een vaststellingsovereenkomst, afstand van geheimhouding en non-concurrentiebeding, voert Lennoc aan dat oud-werknemer [A] onrechtmatige concurrentie voert en hiervan profiteert met de opgerichte onderneming en of er inbreuk wordt gemaakt op de auteursrechten van oud-werkgever op (onder meer) software. Deze software verricht geautomatiseerde afhandeling van claims van vliegtuigpassagiers en er worden daartoe (door toenmalige bedrijfsjurist opgestelde) claimbrieven gebruikt.

Echter, zo oordeelt de rechtbank zijn, de claimbrieven zijn weinig oorspronkelijk. De brieven bevatten immers met name een weergave van de rechten en aanspraken die passagiers van een vertraagde vlucht op grond van de Verordening en de jurisprudentie hebben. Dat de claimbrieven van Lennoc en ARAG inhoudelijk gelijkenis vertonen is naar het oordeel van de rechtbank niet verwonderlijk en onvermijdbaar, nu de (op de Verordening en de jurisprudentie gegronde) rechten van passagiers die een vertraagde vlucht hebben gehad daarin zijn opgenomen.

Nu Lennoc enkel heeft volstaan met de stelling dat de functionaliteiten van de software van ProBe volkomen identiek is aan haar software en zij deze stelling niet nader heeft toegelicht, terwijl dit gemotiveerd is betwist (logisch, omdat de software hetzelfde doel dient) is de rechtbank van oordeel dat hetgeen Lennoc ter onderbouwing van haar stelling aanvoert, geen schending van de auteursrechten van Lennoc oplevert. De vorderingen worden afgewezen.

Auteursrechten
4.16.  Gelet op dit debat is de kern van het geschil de vraag of Lennoc auteursrechten heeft op de claimbrieven die door haar voormalig bedrijfsjurist zijn opgesteld, en zo ja, of [A] en ProBe inbreuk hebben gemaakt op deze auteursrechten. (...)

4.17.  De rechtbank is van oordeel dat op de claimbrieven van Lennoc geen auteursrecht rust, nu deze brieven weinig oorspronkelijk zijn. De brieven bevatten immers met name een weergave van de rechten en aanspraken die passagiers van een vertraagde vlucht op grond van de Verordening en de jurisprudentie hebben. Reeds daarom dienen de vorderingen van Lennoc te worden afgewezen, voor zover zij gegrond zijn op de door haar gestelde auteursrechtelijke inbreuk op haar claimbrieven. De overige verweren die [A] en ProBe hebben aangevoerd tegen voornoemde stelling van Lennoc behoeven derhalve geen bespreking meer.

Geschriftenbescherming
4.18.  De rechtbank overweegt als volgt met betrekking tot de vraag of aan de claimbrieven van Lennoc geschriftenbescherming toekomt. Geschriftenbescherming komt toe aan geschriften die niet voldoen aan de criteria voor auteursrechtelijke bescherming, mits die geschriften openbaar gemaakt zijn dan wel zijn bestemd om openbaar gemaakt te worden (zie onder meer HR 8 februari 2002, NJ 2002, 515). De rechtbank is van oordeel dat het beroep van Lennoc op de geschriftenbescherming reeds afstuit op de omstandigheid dat Lennoc haar stelling dat [A] en ProBe zich schuldig hebben gemaakt aan het door ontlening overnemen van de inhoud van haar claimbrieven - gelet op de gemotiveerde betwisting hiervan door [A] en ProBe - niet dan wel onvoldoende hebben onderbouwd. [A] en ProBe hebben immers aangevoerd dat zij de claimbrieven van Lennoc niet hebben aangeleverd aan ARAG, maar dat de juristen van ARAG zelf claimbrieven hebben opgesteld. Dat de claimbrieven van Lennoc en ARAG inhoudelijk gelijkenis vertonen is naar het oordeel van de rechtbank niet verwonderlijk en onvermijdbaar, nu de (op de Verordening en de jurisprudentie gegronde) rechten van passagiers die een vertraagde vlucht hebben gehad daarin zijn opgenomen. De claimbrieven van ARAG maken naar het oordeel van de rechtbank ook om die reden geen inbreuk op de geschriftenbescherming die op de claimbrieven van Lennoc rust, zodat Lennoc zich tegen het gebruik hiervan ook niet kan verzetten.

4.19.  Lennoc heeft tevens gesteld dat ARAG inbreuk heeft gemaakt op haar auteursrechten, omdat de bijlage die bij de standaard eerste claimbrief van ARAG wordt gevoegd - met uitzondering van de gehanteerde kleur in het eerste blok - een getrouwe kopie is van de bijlage die wordt gehanteerd door het platform van Lennoc en waarop een auteursrecht rust. Omdat ARAG de bijlage volgens Lennoc van ProBe heeft gekregen en ProBe de bijlage op haar beurt van [A] heeft gekregen, hebben [A] en ProBe de bijlage naar de mening van Lennoc verveelvoudigd en hebben zij ook in strijd gehandeld met haar auteursrechten.

Bijlage bij claimbrief
4.21.  De rechtbank is van oordeel dat voor zover er al een auteursrecht zou rusten op de bijlage die Lennoc bij haar eerste claimbrief heeft gevoegd en ARAG hierop inbreuk zou hebben gemaakt, Lennoc niet dan wel onvoldoende feiten heeft aangedragen voor haar stelling dat [A] en ProBe inbreuk op haar auteursrecht hebben gemaakt door deze bijlage te verveelvoudigen. De enkele omstandigheid dat ARAG een soortgelijke bijlage als Lennoc gebruikt en deze bijlage deel uitmaakt van de software die ARAG van ProBe heeft betrokken, impliceert naar het oordeel van de rechtbank niet dat ARAG de bijlage van Lennoc van ProBe heeft gekregen en dat ProBe de bijlage op haar beurt in handen heeft gekregen via [A]. De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat [A] en ProBe onweersproken hebben aangevoerd dat ARAG zelf reeds over voornoemde bijlage van Lennoc beschikte, omdat zij in het verleden vertragingsclaims van haar verzekerden heeft laten afhandelen door EUclaim. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de vorderingen van Lennoc afwijzen, voor zover deze zijn gegrond op de stelling dat [A] en ProBe inbreuk hebben gemaakt op haar auteursrechten ten aanzien van de bijlage bij de door haar gehanteerde eerste claimbrieven. Nu ARAG niet in de onderhavige procedure betrokken is, behoeft de vraag er daadwerkelijk een auteursrecht rust op de bijlage en of ARAG met de door haar gebruikte bijlage bij de claimbrieven daadwerkelijk inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van Lennoc, verder geen bespreking.

Software
4.26.  De rechtbank is van oordeel dat Lennoc onvoldoende feiten heeft aangevoerd voor haar stelling dat [A] en ProBe inbreuk hebben gemaakt op de auteursrechten die op haar software rusten, in het licht van de gemotiveerde betwisting hiervan door [A] en ProBe. De rechtbank overweegt daartoe dat [A] en ProBe voldoende onderbouwd hebben aangevoerd dat [A] in opdracht van ProBe en met behulp van de heer [N] en het bedrijf Qubiz binnen zes maanden daadwerkelijk de technische kant van een SAP-Killer heeft ontwikkeld en dat een specifieke toepassing hiervan de zelfstandig ontwikkelde en op maat gemaakte software voor vertragingsclaims voor ARAG betreft. Nu Lennoc enkel heeft volstaan met de stelling dat de functionaliteiten van de software van ProBe volkomen identiek is aan haar software en zij deze stelling niet nader heeft toegelicht, terwijl [A] en ProBe gemotiveerd hebben betwist dat voornoemde software volkomen identiek is en zij bovendien onderbouwd hebben aangevoerd dat het logisch is dat de functionaliteiten van de software overeenkomen - zoals de automatische generatie van (de bijlage bij) de claimbrieven - omdat de software hetzelfde doel dient, namelijk het geautomatiseerd afhandelen van vertragingsclaims, is de rechtbank van oordeel dat hetgeen Lennoc ter onderbouwing van haar stelling aanvoert, geen schending van de auteursrechten van Lennoc oplevert. Voor bewijslevering is geen plaats, gelet op het vorenoverwogene.

IEF 11863

Grenspost (Arrest HR)

HR 12 oktober 2012, LJN BW8301 (Stichting De Thuiskopie tegen Opus Supplies Deutschland GmbH)

Uitspraak ingezonden door Tobias Cohen Jehoram en Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek.

Auteursrecht. Thuiskopie. Niet-doorberekenen van billijke vergoeding was een keuze van Opus. Leveringsvoorwaarden waarin klantverhouding als importeur werd bestempeld, maakt de billijke vergoeding oninbaar. Over de uitleg van art. 16c Auteurswet, de procedure voortgezet na het tussenarrest van de Hoge Raad van 20 november 2009 (IEF 8367) en na het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 juni 2011 (IEF 9791) en de conclusie A-G (IEF 11412). De Hoge Raad vernietigt het arrest van 12 juli 2007 (IEF 4391) en verwijst naar Hof Amsterdam.

Een Duitse aanbieder verkoopt vanuit Duitsland via internet blanco-gegevensdragers aan Nederlandse consumenten. De vraag is wie dan als ‘importeur’ (op wie de verplichting tot betaling van de thuiskopievergoeding rust) in de zin van art. 16c lid 2 Aw moet worden aangemerkt.

2.4 (...) In het licht van de in het tussenarrest vastgestelde feiten, zoals herhaald en samengevat in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.18, en in aanmerking genomen

(i) dat, zoals in het tussenarrest al is overwogen, indien de koper/consument voor de toepassing van art. 16c lid 2 Aw als importeur heeft te gelden op de grond dat hij ingevolge de leveringsvoorwaarden van de verkoper in de rechtsverhouding tussen partijen als zodanig is aangemerkt, zulks zou leiden tot de situatie dat de billijke vergoeding in feite oninbaar zou zijn en daarmee sprake is van het "onmogelijk" zijn als bedoeld aan het slot van het tweede antwoord van het HvJEU,
(ii) dat in de door het hof vastgestelde feiten besloten ligt dat op het grondgebied van Nederland het nadeel ontstaat dat auteurs van auteursrechtelijk beschermde werken lijden als gevolg van reproduceren, bedoeld in art. 16c lid 1 Aw, van zulke werken op de informatiedrager door de in Nederland wonende kopers daarvan, en
(iii) dat Opus GmbH over de mogelijkheid beschikt het bedrag van deze billijke vergoeding door te berekenen in de door de kopers betaalde prijs voor de informatiedragers,

moet worden geoordeeld dat Opus GmbH in de zin van art. 16c lid 2 Aw als importeur van de informatiedragers in Nederland heeft te gelden en dus de in deze bepaling bedoelde billijke vergoeding is verschuldigd.

2.5. Daaraan doet niet af dat Opus GmbH geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid het bedrag van deze billijke vergoeding door te berekenen aan de kopers van de informatiedragers. Dit berust op een door Opus GmbH gemaakte keuze waarvan de gevolgen voor haar rekening komen.

2.6. Gelet op het antwoord dat het HvJEU heeft gegeven op de tweede door de Hoge Raad gestelde vraag van uitleg staat aan de hiervoor in 2.4 aan art. 16c lid 2 Aw gegeven uitleg voor het onderhavige geval, evenmin in de weg dat Opus GmbH een niet in Nederland gevestigde rechtspersoon is.

Lees de grosse nr. 07/13259, LJN BW8301.

Op andere blogs:
Cassatieblog (Thuiskopievergoeding kan worden geheven van buitenlandse verkoper van informatiedragers)
Internetrechtspraak (Hoge Raad 12 oktober 2012 (in buitenland gevestigde importeur))

IEF 11846

De broncode is maar een tussenstap voor compilatie

Vzr. Rechtbank Amsterdam 4 oktober 2012, rolnr. 523771/ KG ZA 12-1133 HJ/BB (Harlequins Interactive tegen Bell Curve)

Uitspraak ingezonden door Dieuwke Levinson-Arps, LA-Law.NL.

Auteursrecht. Gezamenlijk auteursrecht software. Einde opdracht. De broncode is echter geen doel op zich maar een tussenstap om tot het computerprogramma te komen en na compilatie van de broncode is één geheel ontstaan.

Eiser houdt zich bezig met het verrichten van multimediawerkzaamheden. Gedaagde [Bell Curve] is programmeur en heeft in de periode december 2011 tot en met februari 2012 voor dan wel samen met [eiser] aan opdrachten voor derden gewerkt, waaronder het zogenoemde CloudOrderBook-project. De opdracht omvatte het bouwen van een mobiele applicatie voor de iPad en Android tablet, een backend App website-onderdeel en de website van CloudOrderBook waarop de producten en diensten van CloudOrderBook worden gepresenteerd. De samenwerking is beëindigd en Bell Curve is als ZZP'er verder gegaan met de ontwikkeling van de applicatie. Bij [eiser] is de opdracht ingetrokken met een schikking met een geldbedrag, waarvan Bell Curve slechts een voorschotbedrag van heeft ontvangen.

[Eiser] stelt dat gedaagde inbreuk maakt op zijn auteursrechten op de App, doordat [Bell Curve] zonder toestemming van [eiser] de broncode van de App aan CloudOrderBook ter beschikking zou hebben gesteld en vervolgens heeft meegewerkt aan de verdere ontwikkeling daarvan, maar ziet zijn vorderingen afgewezen. Uit de bereikte schikking is geen overdracht van het auteursrecht op te maken.

Na compilatie van de broncode is één geheel ontstaan, waarin in ieder geval voor derden niet meer aanwijsbaar is welke auteur welk deel van het programma heeft geschreven. Voorshands is dan ook een gezamenlijk auteursrecht het meest waarschijnlijk. De vorderingen (auteursrecht / onrechtmatige daad) worden afgewezen. In reconventie wordt een voorschot of de vergoeding voor de door [Bell Curve] verrichte werkzaamheden gegeven.

In reconventie wordt [Bell Curve] een voorschot op een vergoeding toegekend voor de in het kader van de samenwerking door hem verrichtte arbeidsprestatie, “nu het niet tot de oprichting van een gezamenlijk bedrijf is gekomen en de beloning voor de arbeidsprestatie van [eiser] en [Bell Curve] gezamenlijk geheel bij [eiser] terecht is gekomen”, en wel naar de mate waarin ieder tot het programma heeft bijgedragen, waarbij door de Vrz. wordt uitgegaan van het gemiddelde van de door partijen ter zitting genoemde bijdrage, te weten 65% [Bell Curve], 35% [eiser]. Er wordt als voorschot op deze vergoeding een schatting gemaakt van € 2.800,=.

5.2. (…) Uit de aard van het werk, te weten een computerprogramma, volgt dat de bijdragen van de auteurs niet van elkaar gescheiden kunnen worden. Weliswaar zou wellicht op broncodeniveau kunnen worden uitgemaakt wie welke code geschreven heeft. De broncode is echter geen doel op zich maar een tussenstap om tot het computerprogramma te komen en na compilatie van de broncode is één geheel ontstaan, waarin in ieder geval voor derden niet meer aanwijsbaar is welke auteur welk deel van het programma heeft geschreven. Voorshands is dan ook een gezamenlijk auteursrecht het meest waarschijnlijk.

5.3. (…) Als er veronderstellendewijs vanuit gegaan zou worden dat CloudOrderBook het auteursrecht niet overgedragen heeft gekregen zou dat betekenen dat dit nog bij [eiser] en [Bell Curve] tezamen is blijven rusten.

5.4. Of het CloudOrderBook vrijstond de applicatie zoals deze door [eiser] en [Bell Curve] was ontwikkeld verder te ontwikkelen zal afhangen van de vraag of haar het auteursrecht is overgedragen in het kader van de schikking. De werkzaamheden die [Bell Curve] in dat kader heeft verricht vormen naar het voorlopig oordeel van de Vrz. geen zelfstandige auteursrechtinbreuk, omdat deze noch als verveelvoudiging noch als openbaarmaking kunnen worden gezien.

IEF 11785

Technische voorziening: systeem dat een herkenningscode op videogamedrager nagaat

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 14 september 2012, zaak C-355/12 (Nintendo e.a. tegen PC Box Srl, 9Net Srl)

timz84 gelinkt van spritestitch

Prejudiciële vragen gesteld door Tribunale di Milano, Italië.

Auteursrecht. Technische beschermingsvoorziening is dat ook een systeem om na te gaan of een afzonderlijke drager een herkenningscode bevat? Richtlijn 2001/29/EG. Twee vragen:

1. Moet artikel 6 van richtlijn 2001/29/EG, mede in het licht van punt 48 van de considerans ervan, aldus worden uitgelegd dat de bescherming van technische beschermingsvoorzieningen voor auteursrechtelijk beschermde werken of materiaal zich ook kan uitstrekken tot een systeem dat is vervaardigd en in de handel gebracht door een onderneming die in haar eigen hardware een inrichting heeft opgenomen om na te gaan of een afzonderlijke drager met het beschermde werk (een videogame dat is ontwikkeld door de betrokken onderneming en door derden die houders van de rechten op de beschermde werken zijn) een herkenningscode bevat, bij gebreke waarvan dit werk niet kan worden weergegeven of uitgevoerd op het systeem, zodat interoperabiliteit van het apparaat met apparaten en producten die niet afkomstig zijn van de onderneming die het systeem heeft vervaardigd, is uitgesloten?

 

 

2. Kan artikel 6 van richtlijn 2001/29/EG, mede in het licht van punt 48 van de considerans ervan, aldus worden uitgelegd dat de nationale rechter, wanneer hij moet beoordelen of het gebruik van een product of onderdeel met het doel, een technische beschermingsvoorziening te omzeilen, zwaarder weegt dan andere commercieel relevante doeleinden of gebruikswijzen, criteria moet aanleggen waarbij de bestemming die is toegekend door de rechthebbende op het product waarin de beschermde inhoud is opgenomen, een rol speelt, of, in plaats daarvan of in combinatie daarmee, kwantitatieve criteria ontleend aan het aandeel van deze gebruikswijzen in verhouding tot andere, of kwalitatieve criteria ontleend aan de aard en het gewicht van deze gebruikswijzen?

Verzoeksters (diverse Nintendo’s) produceren videogames. De producten kunnen worden onderverdeeld in draagbare en vaste systemen. De draagbare zijn voorzien van controlemechanismen (verificatieprocedure bij inschakeling) en de vaste zijn voorzien van een systeem waardoor illegaal kopiëren wordt verhinderd. Verzoeksters stellen dat verweerster PC Box systemen in de handel brengt die door het omzeilen van de beschermingsmechanismen het illegaal kopiëren mogelijk maken.

 

Verweerster stelt op haar beurt de vraag of ‘videogames’ wel juist gekwalificeerd worden in het kader van de bescherming van het auteursrecht: zijn het computerprogramma’s of voortbrengselen van de geest? Zij verkoopt Nintendo-games tezamen met extra software van onafhankelijke producenten die speciaal voor de consoles is ontworpen en die voorziet in het opheffen van de belemmering voor het aflezen van programma’s van derden. Zij meent echter dat dat niets met illegaal kopiëren te maken heeft en verwijt verzoeksters dan ook te willen verhinderen dat de console ook als een computer kan worden gebruikt.

De tweede verweerster (9NET) voelt zich niet aansprakelijk omdat zij alleen als hostingprovider van PC Box dienst doet en de verwijzende Italiaanse rechter legt het Hof de bovenstaande vragen voor.