DOSSIERS
Alle dossiers

Tekst  

IEF 13278

Onduidelijkheid of Thuiskopie-AMvB in strijd is met Richtlijn - Acer moet 50 procent betalen

Vzr. Rechtbank Den Haag 22 november 2013, KG ZA 13-1065 (Stichting de Thuiskopie tegen Acer Computer B.V.)
Uitspraak ingezonden door Arnout Groen en Aimée van Hattum, Hofhuis Alkema Groen.
Thuiskopie. Geen bescherming WNR niet-Rome opname. Onderscheid legale/illegale bron. Professioneel/thuisgebruik. Begrip 'onverwijlde opgave'. De Thuiskopie int en verdeelt vergoedingen op grond van art. 16c Aw. Het aantal voorwerpen is bij AMvB van 23 oktober 2012 uitgebreid, de werking van deze AMvB is verlengd tot 1 januari 2016. Acer heeft samen met branchevereniging FIAR CE een bodemprocedure aangespannen tegen de Staat en stellen dat de Staat onrechtmatig handelt. In deze procedure vordert De Thuiskopie opgave door Acer en vervolgens telkens onverwijld opgave te doen na import of fabricage en betaling van de thuiskopievergoeding.

De voorzieningenrechter beveelt Acer opgave te doen voor de periode van 1 januari 2013 tot 22 november 2013. En gebiedt Acer om 50% van de in de AMvB bepaalde billijke vergoeding te betalen voor al het gebruik (professioneel en privé). Onverwijlde opgave hiervan dient maandelijks te worden gedaan.

De Wet op de naburige rechten (WNR) biedt geen bescherming aan niet-Rome visuele opnamen en dus is er geen billijke thuiskopievergoeding verschuldigd. Een niet te verwaarlozen deel van het totale thuiskopiegebruik betreft opnamen uit de Verenigde Staten die behoren tot deze categorie niet-Rome opnamen. Er is onduidelijkheid of de schade, veroorzaakt door thuiskopieën uit illegale bron, door een thuiskopievergoeding gecompenseerd mag worden.

Het bezwaar gericht tegen het onderscheid tussen professioneel en privé gebruik is een bezwaar tegen het restitutiestelsel, en niet tegen de AMvB, zodat dit niet tot een onverbindendverklaring kan leiden. De voorzieningenrechter acht een voorziening waarbij Acer 50% van de verschuldigde vergoeding voor alle heffingsplichtige producten dient te betalen een bewarende maatregel die recht doet aan de belangen van beide partijen.

Het begrip 'onverwijlde opgave' uit artikel 16f Aw betekent niet dat er 'op dezelfde dag' gerapporteerd dient te worden nu De Thuiskopie pas na afsluiting van een boekjaar verdeeld. Een maandelijkse opgave, binnen een week na het einde van de maand is voldoende.

Bezwaar A: Strijd met Richtlijn omdat AMvB niet uitgaat van daadwerkelijk geleden schade
5.17 Naar voorlopig oordeel is de AMvB derhalve in strijd met het vereiste dat de vergoeding gebaseerd dient te zijn op de door de rechthebbenden geleden schade doordat geen rekening is gehouden met het aandeel niet-Rome visuele opnamen in het gemeten thuiskopiegebruik. Onverbindendverklaring van de AMvB vanwege bezwaar E zou tot gevolg hebben dat De Thuiskopie geen vorderingsrecht op Acer zou hebben.

Bezwaar B: AMvB gaat uit van alle thuiskopieën uit legale en illegale bron:
5.20 In de ACI/Thuiskopie zaak heeft de Hoge Raad zoals gezegd vragen van uitleg gesteld aan het Europese Hof van Justitie. Het standpunt dat de huidige thuiskopieregeling op dat punt in strijd is met de Richtlijn, is daarom in ieder geval niet zo evident onjuist dat de Hoge Raad meende daarover te kunnen beslissen zonder prejudiciële vragen te stellen. Acer heeft ter zitting onweersproken gesteld dat in die procedure bij het Europese Hof van Justitie inmiddels pleidooi heeft plaatsgevonden, waarbij de Europese Commissie heeft bepleit dat kopiëren uit illegale bron niet onder de uitzondering voor thuiskopiëren valt. De voorzieningenrechter acht het dan ook geenszins uitgesloten dat het Hof van Justitie zal antwoorden dat de uitzondering voor thuiskopiëren uitsluitend betrekking heeft op het kopiëren uit legale bron.

5.21. Anderzijds is van belang dat de hoogste Nederlandse rechter die daarover tot nu toe heeft geoordeeld, het Hof Den Haag in de ACI/Thuiskopie zaak [red. IEF 9217], heeft geoordeeld dat de Nederlandse thuiskopieregeling op dit punt niet in strijd is met de Richtlijn. (...) In dat laatste geval zou de in de AMvB vastgestelde thuiskopievergoeding in strijd zijn met de Richtlijn, zodat (...) dit bezwaar van Acer c.s. tot gevolg heeft dat De Thuiskopie geen vordering op Acer ter zake thuiskopievergoeding heeft.

Bezwaar C: Onderscheid professioneel en privé gebruik
5.26 Ook voor deze bezwaren van Acer c.s. geldt echter dat die niet gericht zijn tegen de AMvB, maar tegen het door De Thuiskopie gehanteerde restitutiestelsel. Ook dit bezwaar zal naar voorlopig oordeel derhalve niet leiden tot onverbindendverklaring van de AMvB en het oordeel dat er dientengevolge geen grond is voor de vorderingen van De Thuiskopie tot betaling van thuiskopievergoeding.

Bezwaar D: Strijd met beginselen van behoorlijk bestuur, onzorgvuldigheid en willekeur.
5.28. Naar voorlopig oordeel zal dit bezwaar niet slagen. De staatssecretaris heeft de SONT gevraagd om advies. Zoals uit het SONT-advies blijkt, konden partijen in de SONT geen overeenstemming bereiken, zodat de voorzitter gebruik heeft gemaakt van zijn statutaire bevoegdheid om bij een impasse zelf een advies uit te brengen. De SONT heeft derhalve wel inspraak gehad, al kunnen Acer c.s. zich niet met het SONT-advies vereniging. Waarom Acer c.s. of haar branchevereniging daarnaast recht zouden hebben op inspraak bij de vaststelling van de AMvB, hebben zij in dit kort geding onvoldoende gemotiveerd.

Overig
5.35. Acer heeft zelf aangeboden 50% van de door haar op grond van AMvB verschuldigde vergoedingen voor producten voor de niet-professionele markt te betalen en de overige 50% van die vergoedingen op een kwaliteitsrekening van een notaris te storten. Blijkens dat aanbod is Acer echter niet bereid vrijwillig een vergoeding te betalen voor producten die zij afzet via kanalen die zich richten op de professionele markt. Voorshands is echter niet aannemelijk dat er een scherp onderscheid gemaakt kan worden tussen de markten voor professionele en particuliere gebruikers, noch dat in alle gevallen reeds bij import duidelijk is of een product bestemd is voor de professionele of particuliere markt. Een voorlopige maatregel volgens de lijnen van het aanbod van Acer zal daarom naar verwachting tot executiegeschillen aanleiding geven.

5.36 Alles afwegend acht de voorzieningenrechter een voorziening waarbij Acer 50% van de verschuldigde vergoeding voor alle heffingsplichtige producten dient te betalen een bewarende maatregel die recht doet aan de belangen van beide partijen. Daarbij heeft de voorzieningenrechter in overweging genomen dat de administratieve problemen die De Thuiskopie stelt te ondervinden bij restitutie-aanvragen door afnemers van Acer daarmee niet worden opgelost. De Thuiskopie heeft echter zelf gekozen voor een systeem waarbij geen restitutie aan importeurs wordt verstrekt, maar slechts aan eindgebruikers, om ontduiking van thuiskopieheffing te voorkomen. De Thuiskopie dient zelf ook de administratieve nadelen van dat systeem te dragen.

5.39. (...) Daarbij geldt echter wel dat, nu het gaat om een administratieve opgave die benodigd is voor het vaststellen van een heffing die De Thuiskopie pas na afsluiting van een boekjaar verdeelt, het begrip 'onverwijld' niet opgevat kan worden als 'op dezelfde dag'. (...) Naar voorlopig oordeel voldoet onder deze omstandigheden een maandelijkse opgave waarbij binnen een week na het einde van de maand opgave wordt gedaan van hetgeen in die maand door Acer is geïmporteerd of gefabriceerd. Acer zal daarom worden bevolen om telkens binnen één week na het einde van een maand de gevorderde opgave te doen.

Op andere blogs:
Thuiskopie.nl (Rechtbank veroordeelt Acer tot opgave en betaling thuiskopievergoeding)

IEF 13255

Google Books Library Project is fair use. Wat betekent dat voor bibliotheken?

US District Court Southern District of New York 14 november 2013, 05Cv.8136 (The Authors Guild tegen Google Inc.)
Een redactionele bijdragen van Raymond Snijders, LinkedIn-profiel.
Afgelopen donderdag kwam er dan eindelijk een einde aan een langslepende rechtszaak die het Amerikaanse Authors Guild al in 2005 aangespannen had tegen Google. Een rechtszaak waarbij de vakvereniging van auteurs(rechthebbenden) stelde dat het Google Books Library Project – het project van Google waarin 20 miljoen boeken van bibliotheken wereldwijd ingescand en digitaal beschikbaar gemaakt worden – inbreuk maakte op hun auteursrechten. Behalve het Authors Guild deed ook de Association of American Publishers (AAP) een duit in het zakje want namens de vijf grote uitgevers in Amerika (McGraw-Hill, Pearson Education, Penguin Group USA, John Wiley & Sons, and Simon & Schuster) spanden ook zij een rechtszaak aan tegen Google in dat jaar.

Lange aanloop
De Association of American Publishers trok zich vorig jaar echter terug uit de rechtszaak toen ze een schikking troffen met Google. De zorgen van de AAP gingen vooral over de impact van de beschikbaarheid van korte fragmenten uit boeken die nog steeds verkocht werden, en dan natuurlijk specifiek over de kans dat mensen minder boeken zouden kopen als ze korte stukken gratis digitaal konden raadplegen. In de schikking werd afgesproken dat uitgevers zelf meer controle kregen over titels die wel of niet opgenomen zouden worden in Google Books maar ook dat uitgevers die meewerken zelf ook digitale exemplaren konden gaan exploiteren.

Ondanks het afhaken door de AAP zette het Authors Guild de zaak tegen Google onverminderd door en begon er ook prompt nog eentje tegen de HathiTrust.

HathiTrust is een samenwerkingsverband van een groot aantal (voornamelijk Amerikaanse) onderzoeksinstituten en universiteitsbibliotheken met als doel een digitale bibliotheek te bouwen, bestaande uit de gedigitaliseerde collecties van alle deelnemende bibliotheken. Een collectie boeken die door Google in het kader van hun Library Project dus gedigitaliseerd werd en waarbij er zowel digitale exemplaren naar de bibliotheken gingen die het fysieke exemplaar in hun collectie hadden, naar de digitale bibliotheek van HathiTrust en natuurlijk richting Google Books. HathiTrust claimde dat deze scanactiviteiten onder de fair use bepaling vielen en kregen daar een jaar geleden ook gelijk in van de rechter. Het digitaliseren van boeken, met als doel het doorzoekbaar maken en preserveren ervan, viel ruim binnen de fair use beperking op het auteursrecht.

Ik dacht toen dat het Authors Guild met die uitspraak, plus de schikking tussen Google en de AAP, de bui wel zag hangen en ook zou aansturen op een schikking maar nee dus. Ze gingen in hoger beroep tegen HathiTrust en gingen onverminderd door met hun zaak tegen Google. Na flink veel juridisch vijven en zessen deed de oorspronkelijke rechter, die in 2005 de zaak kreeg, dus afgelopen donderdag uitspraak.

Google Books Library Project is fair use
De rechter nam het argument van Google over dat het scannen van meer dan 20 miljoen boeken ten behoeve van een digitale database, waarbij fragmenten van die boeken online beschikbaar worden gesteld, onder de fair use beperking op het auteursrecht valt. Google pleegt dus geen inbreuk op de auteursrechten en de boeken kunnen zonder toestemming van of vergoeding aan rechthebbenden ingescand worden voor het Google Books Library.

Nu is fair use iets specifieks voor het Amerikaanse auteursrecht. Er wordt – meestal door een rechter – gekeken naar waarvoor een auteursrechtelijk beschermd werk gebruikt wordt, de aard van dat werk, hoeveel van dat werk gebruikt wordt en wat het effect van dat gebruik op de markt is. In de uitspraak (PDF) gaat de rechter dan hier ook op in maar bestrijdt eigenlijk alle door de Authors Guild aangevoerde argumenten. Het interessantste betoog en onderbouwing van de fair use uitspraak gaat mijns inziens over wat het Library Project en de Google Books dienst allemaal als voordelen oplevert:

The benefits of the Library Project are many. First, Google Books provides a new and efficient way for readers and researchers to find books.It makes tens of millions of books searchable by words and phrases. It provides a searchable index linking each word in any book to all books in which that word appears. Google Books has become an essential research tool, as it helps librarians identify and find research sources, it makes the process of interlibrary lending more efficient, and it facilitates finding and checking citations. Indeed, Google Books has become such an important tool for researchers and librarians that it has been integrated into the educational system — it is taught as part of the information literacy curriculum to students at all levels.

Daarnaast ziet de rechter grote voordelen voor taalkundig en historisch onderzoek, een bijdrage aan de verbeterde toegankelijkheid van boeken voor blinden en slechtzienden, het beschikbaar houden van boeken die niet meer gekocht kunnen worden en ziet zelfs inkomstenstijgingen voor auteurs en uitgevers dankzij Google Books.

Wat betekent het voor (Nederlandse) bibliotheken?
Een hele directe impact zal de uitspraak niet hebben voor digitaliseringsprojecten van Nederlandse bibliotheken. De Koninklijke Bibliotheek, die meedoet aan het Google Books Library Project, heeft zich moeten beperken tot 160.000 rechtenvrije boeken uit haar collectie en kan nog steeds niet zo maar alle werken van na 1940 laten inscannen. De beperkingen in de Nederlandse Auteurswet zijn niet vergelijkbaar met de fair use bepaling uit het Amerikaanse recht en lenen zich niet voor dit soort digitaliseringstrajecten.

Maar de achterliggende redenen en onderbouwing van die uitspraak over de aantoonbare voordelen van Google Books gaan wel degelijk over de grenzen heen. Voor onderwijs- en onderzoeksdoeleinden is een bron als Google Books niet meer weg te denken en na deze uitspraak mag je veronderstellen dat het alleen maar verder zal groeien. De doos van Pandora is geopend en zal niet sluiten omdat in een groot aantal landen de auteursrechtwetgeving geen fair use bepaling kent. Hopelijk zal het nu één van de zoveel redenen zijn om op Europees niveau naar herziening van auteursrechtwetgeving te kijken en, vergelijkbaar met het traject om een uitzondering op het auteursrecht te introduceren voor het beschikbaar maken van materiaal voor mensen met een visuele beperking, het besef opleveren dat er voor dit soort digitaliseringstrajecten van bibliotheken, musea en andere culturele erfgoedinstellingen ook een wettelijke uitzondering gemaakt moet worden.

En tot die tijd moeten bibliotheken, al dan niet samen met Google, misschien maar de grenzen van het auteursrecht gaan opzoeken. If you want to achieve greatness stop asking for permission, of zoals we in Nederland zouden zeggen: men kan geen omelet maken zonder eieren te breken.

IEF 13245

Prejudiciële vragen: billijke vergoeding voor reproducties, forfaitaire bedragen en bladmuziek

Hof van Beroep Brussel 23 oktober 2013, 2012/AR/3265 (Hewlett-Packard Belgium tegen Reprobel)

Uitspraak ingezonden door Thierry van Innis en Dieter Delarue, Van Innis Delarue.
In steekwoorden: Thuiskopie-exceptie. Reproductierecht. Billijke vergoeding voor enkel reproductie op papier of anders. Is een forfaitair vast te stellen bedrag afhankelijk van de snelheid van het aantal kopieën per minuut van het kopieerapparaat zonder enig verband met de eventuele geleden schade? En over de impliciete dekking van de vergoeding voor het overnemen van (delen van) bladmuziek in een ongedifferentieerd vergoedingstarief.

Aan het Hof van Justitie EU worden de volgende (Franstalige) vragen gesteld:

1. Les termes 'compensation équitable' repris á l'article 5.2. sous a) et 5.2. sous b) de la directive 2001/29 doivent-ils recevoir une interprétation différente selon que la reproduction effectuée sur papier ou sur support similaire au moyen de toute technique photographique ou de tout autre procédé ayant des effect similaires l'est par tout utilisatour ou par une personne physique pour un usage privé à des fins non directement oud indirectement commerciales? En cas de réponse positive, sur quels critéres cette difference d'interprétation doit-elle se fonder?

Deuxième question:
Les articles 5.2. sous a) et 5.2. sous b) de la directive 2001/29 doivent-ils être interprétés comme autorisant les Etats membres à fixer la compensation équitable revenant aux titulaires de droits sous la forme :
1) d'une rémunération forfaitaire versée par le fabricant, l'importateur au l'acquéreur intracommunautaire d'appareils permettant la copie des oeuvres protégées, lors de la mise en circulation de ces appareils sur le territoire national dont le montant est uniquement calculé en fonction de la vitesse avec laquelle le copieur est susceptible de réaliser un nombre de copies par minute, sans autre lien avec le préjudice éventuellement subi par les titulaires de droits,
et,
2) d'une rémunération proportionnelle, déterminée uniquement par un prix unitaire multiplié par le nombre de copies réalisées, qui varie selon que le débiteur a coopéré ou non à la perception de cette rémunération, laquelle est à charge des personnes physiques ou morales qui réalisent des copies d'oeuvres ou, le cas échéant, à la décharge des premières, par celles qui tiennent à disposition à titre onéreux ou gratuit un appareil de reproduction à la disposition d'autrui.

En cas de réponse négative à cette question, quels sont les critères pertinents et cohérents que les Etats membres doivent suivre pour que, conformément au droit de l'Union, la compensation puisse être considérée comme équitable et qu'un juste équilibre soit instauré entre les personnes concernées?

Troisième question:
Les articles 5.2. sous a) et 5.2. sous b) de la directive 2001/29 doivent-ils être interprétés comme autorisant les Etats membres à attribuer la moitié de la compensation équitable revenant aux titulaires de droits aux éditeurs des oeuvres créées par les auteurs, sans obligation quelconque pour les éditeurs de faire bénéficier, même indirectement, les auteurs d'une partie de la compensation dont ils sont privés?

Quatrième question:
Les articles 5.2. sous a) et 5.2. sous b) de la directive 2001/29 doivent-ils être interprétés comme autorisant les Etats membres à mettre en place un système indifférencié de perception de la compensation équitable revenant aux titulaires de droits, sous la forme d'un forfait et d'un montant par copie réalisée, couvrant implicitement mais certainement et pour partie, la copie de partitions de musique et de reproductions contrefaisantes?

IEF 13218

Auteursrechtinbreuk in het verleden en gevreesde handelsnaaminbreuk webshop in nabije toekomst

Vzr. Rechtbank Amsterdam 7 november 2013, KG ZA 13-1242 (Ekirana tegen An Info Systems c.s.)
Uitspraak ingezonden door Filip van Eeckhoutte, Van Eeckhoutte Advocatuur.
Autersrecht. Handelsnaamrecht. Domeinnaam. Inschrijving KvK Eiser Ekirana drijft een webshop met de domeinnaam ekirana.nl en verkoopt hoofdzakelijk Indiase en Aziatische voedsel- en drankwaren, cosmetica en keukengereedschap. Ekirana stelt dat An Info c.s. inbreuk maakt op haar auteurs-, databanken en handelsnaamrechten. Dit doet zij door middel van de website www.masalaexpress.biz, de domeinnaam www.ekirana-nl.nl en de handelsnaam Ekirana.

Of er nog steeds inbreuk wordt gemaakt op auteursrechten kan niet op grond van de in het geding aangebrachte stukken worden vastgesteld. Het is wel duidelijk dat er in het verleden sprake is geweest van dergelijke inbreuken. Er kan niet zonder meer vanuit worden gegaan dat An info c.s. zich van verdere inbreuken zal onthouden, het verbod wordt toegewezen. Een inbreuk op het databankenrecht van Ekirana is gesteld noch gebleken. Op het moment is er ook geen sprake van een handelsnaaminbreuk. De enkele inschrijving van Ekirana in het handelsregister en het gebruik van het woord 'Ekirana' in een webadres vormen geen inbreuk op het handelsnaamrecht. Uit het geheel van omstandigheden is alleen bij eiser de terechte vrees ontstaan dat het in de nabije toekomst wel tot een inbreuk op haar handelsnaamrecht zou komen. Daarom wordt ook dit verbod tot inbreuk toegewezen en moet de handelsnaam worden doorgehaald.

Beoordeling
4.4. Tussen partijen is evenwel niet in geschil dat in het verleden wel sprake is geweest van inbreuken op het auteursrecht van Eiser. Gezien de gebeurtenissen in de aanloop naar dit proces kan er niet zonder meer vanuit worden gegaan dat An Info c.s‚ zich daarvan in de toekomst zal onthouden. Om die reden zal het gevorderde gebod worden toegewezen.

4.5. Dat er sprake is (geweest) van een inbreuk op een aan Eiser toekomend databankenrecht is gesteld noch gebleken, zodat dat deel van de vordering zal worden afgewezen.

4.6. Wat betreft het handelsnaamrecht voert An Info c.s. aan dat een enkele inschrijving in het handelsregister geen inbreuk op het handelsnaamrecht vormt, evenmin als het gebruik Van het woord ‘ekirana’ in een webadres dat wordt gebruikt als doorlinkt naar een andere website. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze stellingen op zichzelf juist zijn, maar dat uit het geheel van omstandigheden bij Eiser de terechte vrees is ontstaan dat het in de nabije toekomst wel tot een inbreuk op haar handelsnaamrecht zou komen. Het gevorderde gebod zal daarom worden toegewezen als hierna in het dictum te melden.

4.7. Gedaagde heeft een wijzigingsformulier overgelegd ter onderbouwing van zijn verweer dat hij de Kamer van Koophandel heeft verzocht de door hem geregistreerde handelsnaam ‘ekirana’ te wijzigen. Niet is echter gebleken dat de wijziging daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, terwijl de inschrijving naar het oordeel van de voorzieningenrechter onrechtmatig is jegens Eiser. Daarom zal de vordering die ertoe strekt dat de inschrijving wordt doorgehaald, zo nodig doordat dit vonnis in de plaats komt van de daartoe te verrichten handeling, worden toegewezen.

IEF 13200

Hosting provider handelt onrechtmatig door IP-adres van steeds terugkerende ebooks inbreukmaker niet te blokkeren

Vzr. Rechtbank Den Haag 1 november 2013, KG ZA 13-925 (Eksmo Publishing House tegen Ecatel Ltd)
Geen auteursrechtinbreuk e-books. Wel onrechtmatig door IP-adres niet te blokkeren. Tijdelijk veranderen van provider en terugkomen. Eksmo is een Russische uitgeverij die met een groot aantal auteurs (licentie-)overeenkomsten heeft gesloten met betrekking tot (de exploitatie van) de auteursrechten op werken van die auteurs.

[Y] exploiteert en is verantwoordelijk voor de websites waarop digitale kopieën van een groot aantal boeken worden aangeboden, waaronder werken van auteurs met wie Eksmo overeenkomsten heeft gesloten. Voor het hosten van de genoemde sites maakt [Y] gebruik van de diensten van de hostingprovider Ecatel.

Er is geen sprake van auteursrechtinbreuk. Ecatel maakt immers zelf geen auteursrechtelijk beschermde werken openbaar, noch verveelvoudigt zij die werken. Zij biedt uitsluitend diensten aan die door derden gebruikt worden om dit te doen Ecatel voert aan dat zij de websites eerder in de tussenliggende periode al eens ontoegankelijk heeft gemaakt. [Y] zou de websites vervolgens tijdelijk bij een andere provider hebben ondergebracht en enige tijd later opnieuw de diensten van Ecatel hebben ingeroepen. Er is bovendien gebruik gemaakt van hetzelfde IP-adres, dat is niet te rijmen met de toelichting van Ecatel dat de websites een ander IP-adres zouden krijgen als ze opnieuw door Ecatel zouden worden gehost. Ecatel heeft pas eerst in augustus 2013 gehoor heeft gegeven aan het verzoek van Eksmo.

Er kan niet gesproken worden van prompt handelen in de zin van artikel 6:196c lid 4 onder b BW. Ecatel wordt bevolen de websites “lib.rus.ec” en/of “coollib.net” en/of de website die door haar is gehost onder het genoemde IP-adres binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te blokkeren en geblokkeerd te houden.

4.4. Naar door Eksmo onweersproken is gesteld, zijn de auteurs van wie kopieën van werken op de desbetreffende websites zijn opgenomen hetzij onderdaan van de Russische Federatie dan wel zijn de desbetreffende werken voor het eerst in de Russische Federatie gepubliceerd, zodat de werken volgens de Berner Conventie (waar zowel de Russische Federatie als Nederland bij zijn aangesloten) in Nederland worden beschermd onder de Auteurswet (Aw). Dat op de websites waartegen de vorderingen zich richten inbreukmakend materiaal wordt aangeboden, is niet bestreden. Dat Eksmo rechthebbende is met betrekking tot dit materiaal, althans in rechte kan optreden ter handhaving van de ingeroepen auteursrechten, is evenmin bestreden. Ten slotte is geen verweer gevoerd tegen de stelling van Eksmo dat [Y] verantwoordelijk is voor de inhoud van de desbetreffende websites en deze exploiteert. Gelet hierop is voorshands sprake van inbreuk door [Y] op de auteursrechten van Eksmo door het via internet door de desbetreffende websites beschikbaar maken van e-books.

4.5. De vorderingen tegen Ecatel voor zover gericht op het geven van een verbod op auteursrechtinbreuk zullen echter worden afgewezen. De handelingen van Ecatel zijn naar voorlopig oordeel weliswaar onrechtmatig, zoals hierna zal worden toegelicht, ze zijn niet aan te merken als inbreuken op het auteursrecht. Ecatel maakt immers zelf geen auteursrechtelijk beschermde werken openbaar, noch verveelvoudigt zij die werken. Zij biedt uitsluitend diensten aan die door derden gebruikt worden om dit te doen.

4.7. Ecatel heeft er ter zitting op gewezen dat zij voldoende voortvarend heeft gehandeld voor een succesvol beroep op de uitzonderingsgrond van artikel 6:196c lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Zij zou “zo spoedig als de jegens haar klant in acht te nemen zorgvuldigheid toestond” hebben gehandeld. Volgens Eksmo heeft Ecatel echter te lang gewacht met het ontoegankelijk maken van de websites, zodat zij niet heeft voldaan aan het conform sub b van het artikel vereiste “prompt” te handelen zodra zij door Eksmo op de hoogte was gesteld van het onrechtmatige karakter van de websites.

4.8. Ecatel voert in dit verband aan dat zij de websites eerder in de tussenliggende periode al eens ontoegankelijk heeft gemaakt. [Y] zou de websites vervolgens tijdelijk bij een andere provider hebben ondergebracht en enige tijd later opnieuw de diensten van Ecatel hebben ingeroepen. Ecatel heeft ter onderbouwing van deze stelling niets in het geding gebracht. Bovendien is sprake van een IP-adres dat zowel in januari als in augustus werd gebruikt, wat niet te rijmen is met de toelichting van Ecatel dat de websites een ander IP-adres zouden krijgen als ze – na enige tijd ergens anders te zijn ondergebracht – opnieuw door Ecatel zouden worden gehost. Gelet hierop neemt de voorzieningenrechter als uitgangspunt dat Ecatel eerst in augustus 2013 gehoor heeft gegeven aan het verzoek van Eksmo.

4.9. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet kan worden gesproken van prompt handelen in de zin van artikel 6:196c lid 4 onder b BW. De door Ecatel ingeroepen uitzonderingsgrond is niet aan de orde, nu naar voorlopig oordeel te veel tijd is verstreken tussen de eerste melding van Eksmo, in januari 2013, en de specificering van haar bezwaren in februari enerzijds, en het ontoegankelijk maken van de websites door Ecatel in augustus anderzijds. De verplichting zorgvuldig te handelen jegens haar klanten, waarop Ecatel in dit verband heeft gewezen, is voorshands geen rechtvaardiging voor de maanden die zijn verstreken alvorens zij heeft gehandeld. Ook het feit dat zij grote aantallen meldingen krijgt over onrechtmatige websites is – zonder meer – niet voldoende om de lange periode van stilzitten van Ecatel aanvaardbaar te maken.

4.12. Ecatel zal worden bevolen de websites “lib.rus.ec” en/of “coollib.net” en/of de website die door haar is gehost onder het IP-adres 93.174.88.192 binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te blokkeren voor zover zij deze niet reeds heeft geblokkeerd, en deze geblokkeerd te houden. De aan dit bevel te verbinden dwangsom zal worden gemaximeerd.

Op andere blogs:
BREIN (Hosting provider Ecatel door rechter op vingers getikt)
MediaReport (Hostingprovider haalt illegale ebookwebsites te laat offline)

IEF 13194

"Het Geheim van een Goed Huwelijk" niet onrechtmatig TV-format

Vzr. Rechtbank Amsterdam 31 oktober 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:7183 (Red Arrow tegen SBS Broadcasting/Talpa)
Uitspraak ingezonden door Otto Volgenant, Kennedy Van der Laan, mede ingezonden door Jacqueline Schaap en Sebastiaan Brommersma, Klos Morel Vos & Schaap.
Programmaformat. Auteursrecht. Onrechtmatige daad. Rechtspraak.nl bericht: TV-producent/distributeur Red Arrow heeft met SBS en RTL onderhandeld over verkoop van het TV-format "Married at First Sight", dat in Denemarken onlangs met groot succes is uitgezonden. Kort nadat het format aan RTL is verkocht brengt SBS een persbericht naar buiten waarin zij aankondigt een programma met soortgelijke elementen te zullen gaan uitzenden als in het format waarover is onderhandeld: "Ja ik wil! een wildvreemde", later getiteld "Het Geheim van een Goed Huwelijk". Zij heeft dat programma gekocht van Talpa. Red Arrow eist een verbod voor SBS en Talpa om het programma te produceren/distribueren/uit te zenden.

De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af. Red Arrow beroept zich niet op auteursrechtelijke bescherming maar op onrechtmatige daad. De voorzieningenrechter acht de drie kernelementen waarop Red Arrow zich beroept onvoldoende onderscheidend/uniek om daaraan rechten te kunnen ontlenen. Die elementen komen reeds in verschillende vormen in nationale en internationale formats/TV-programma’s voor. In de tweede plaats zijn beide formats weliswaar gebaseerd op hetzelfde thema, maar verschilt de uitwerking – voor zover die in de procedure is kenbaar gemaakt – zodanig dat sprake is van een andere totaalindruk.

Verder is voldoende aannemelijk geworden dat Talpa reeds lange tijd bezig was met het ontwikkelen van haar format, en dat SBS daarover al vóór de onderhandelingen met Red Arrow en vóórdat het programma in Denemarken is uitgezonden contact met Talpa heeft gehad. Toen de onderhandelingen mislukten, en ook al in de periode daarvoor, heeft SBS opnieuw contact opgenomen met Talpa, heeft zij duidelijk gemaakt zeer geïnteresseerd te zijn in het format als Talpa dat snel zou kunnen leveren. De ontwikkeling van het format van Talpa is vervolgens in een stroomversnelling gekomen.

Niet valt in te zien dat het handelen van SBS onrechtmatig is. Het stond SBS vrij om na stukgelopen onderhandelingen met de ene producent/distributeur in zee te gaan met een andere producent. In de commerciële TV-branche is sprake van harde concurrentie op basis van wie het eerst komt, het eerst maalt, en het komt geregeld voor dat concurrerende partijen, die beide hebben geboden op een bepaald format, uiteindelijk programma’s met eenzelfde thema uitzenden.

4.5. Red Arrow doet geen beroep op auteursrechtelijke bescherming maar beroept zich op onrechtmatig handelen. Voor de vraag of SBS en Talpa onrechtmatig hebben gehandeld is in de eerste plaats van belang of het format waarop Red Arrow zich beroept, althans dat deel van het format dat door haar in het geding is gebracht, een te beschermen goed is, en als dat het geval is, of het format De geheimen van een goed huwelijk zodanig overeenstemt met het format Married at First Sight, dat SBS en Talpa gelet op de onderhandelingen tussen Red Arrow en SBS onrechtmatig handelen door dat format te produceren/ uit te zenden.

4.6. Voordat een programma gereed is voor uitzending bestaan verschillende stadia van ontwikkeling. Elk programma begint met een bepaald idee/thema. Dat thema wordt vervolgens verder uitgewerkt tot een format. Partijen verstaan onder format de Format Bible, een document waarin tot in detail staat beschreven hoe het programma gemaakt gaat worden, welk soort kandidaten zullen worden gezocht, welk type sponsors zullen worden benaderd, waar de camera’s staan opgesteld, uit welke verschillende scènes het programma wordt opgebouwd et cetera. De inhoud en wijze van productie van het programma ligt daarmee voor het grootste deel vast. Wel verschilt het format soms per land waar het wordt uitgezonden.

4.7. De ontwikkeling van Married at First Sight is geheel voltooid, het programma is immers reeds uitgezonden – in Denemarken – zodat slechts nog lokale wijzigingen behoeven te worden aangebracht. De geheimen van een goed huwelijk is nog niet geheel voltooid. Op grond van de thans bekende feiten is voldoende aannemelijk dat de ontwikkeling zich ergens tussen het stadium van thema en het stadium van format bevindt. In ieder geval is het format zodanig gereed dat SBS en Talpa een overeenkomst hebben kunnen sluiten over de aankoop van het format. Wel zijn in de week van 7 oktober 2013 nog enkele wijzigingen aangebracht, zo is de naam van het programma gewijzigd en bestaat nog onduidelijkheid over welk type wetenschappers zullen worden gebruikt. Het bovenstaande dient in aanmerking te worden genomen wanneer hierna over ‘format’ wordt gesproken.

4.8. Nu de voorzieningenrechter niet beschikt over Format Bibles, wordt het oordeel gebaseerd op de korte omschrijving van beide partijen van ‘hun’ format, zoals die ter zitting respectievelijk door middel van de overgelegde producties kenbaar is gemaakt. De kernelementen waarop Red Arrow zich beroept, en die in beide formats terugkomen, zijn de volgende:
- partnerkeuze door wetenschappers en experts,
- trouwen met de geselecteerde partner bij de eerste ontmoeting,
- het volgen van de koppels en het wel of niet doorzetten van de relatie.
Met SBS en Talpa is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze drie elementen reeds in verschillende vormen in nationale en internationale formats/TV-programma’s voorkomen. SBS heeft gewezen op (Arranged) Marriage van CBS in de Verenigde Staten en op het format Blind Marriage¸ later genaamd Een goed begin. Dit format is door Endemol gebruikt voor een pilotaflevering, die in 2005 via de zender Talpa is uitgezonden. Ook in dit format worden partners gekoppeld door deskundigen en trouwen zij zonder elkaar daarvoor te hebben gezien. Talpa bezit 50% van de rechten op Een goed begin, zoals blijkt uit productie 7 van SBS en Talpa. Ook heeft SBS in 2012 gesproken met een Amerikaans productiebedrijf over het format I married a stranger, dat in augustus 2013 gereed zou zijn voor uitzending. Productie 6 van SBS en Talpa wijst verder op het programma Science of Love, dat in het seizoen 2006-2007 door NBC (Verenigde Staten) is uitgezonden.
Alle voornoemde formats/programma’s bevatten één of meerdere van de genoemde kernelementen. De drie genoemde elementen zijn dan ook onvoldoende onderscheidend/uniek ten opzichte van reeds bestaande formats/thema’s/ideeën om daaraan rechtstreeks rechten te kunnen ontlenen.

4.11. Aannemelijk is voorts dat de korte termijn waarbinnen die onderhandelingen met Talpa hebben plaatsgevonden en zijn gefinaliseerd, het resultaat is van de stukgelopen onderhandelingen met Red Arrow, en met de wens van SBS om als eerste met haar aankondiging te komen, vóórdat RTL dat zou doen. Niet valt in te zien dat dit handelen van SBS onrechtmatig is. Het stond haar in beginsel immers vrij om na stukgelopen onderhandelingen met de ene producent/distributeur in zee te gaan met een andere producent. Dat het op basis van de code of conduct, de ongeschreven regels in de TV-wereld, niet is toegestaan na verloren onderhandelingen met betrekking tot het onderwerp daarvan met een deels overlappend format te komen – zoals Red Arrow heeft gesteld – is, gegeven de betwisting hiervan door SBS, vooralsnog onvoldoende aannemelijk gemaakt. Zoals blijkt uit de genoemde voorbeelden van de programma’s MasterChef/Topchef, Come Dine With Me/ Wie is de Chef? en Move like Michael Jackson/ My name is Michael is in de commerciële TV-branche sprake van harde concurrentie op basis van wie het eerst komt, het eerst maalt, en komt het, zo valt uit de overgelegde producties en ter zitting niet voldoende gemotiveerd bestreden standpunten op te maken, geregeld voor dat concurrerende partijen, die beide hebben geboden op een bepaald format, uiteindelijk programma’s met eenzelfde thema uitzenden. Hoewel Red Arrow heeft gesteld dat in die gevallen sprake is van heel verschillende programma’s is in ieder geval duidelijk dat die programma’s eenzelfde thema/idee hebben.

Lees de uitspraak hier:
Rechtspraak.nl (link)
ECLI (pdf)

Op andere blogs:
Wieringa advocaten
Klos Morel Vos & Schaap
Quafi (Uitspraak: verkeerde rechtsgrond)
SOLV ("Het Geheim van een Goed Huwelijk” geen onrechtmatig TV-format)

IEF 13170

Ter download ter beschikking stellen van e-books is een openbaarmaking

Ex parte beschikking Vzr. Rechtbank Den Haag 29 augustus 2013 (D E-books op verzoek van Stichting BREIN)
Sony eBook ReaderBeschikking ingezonden door Bastiaan van Ramshorst, Stichting BREIN.
Uit het toegewezen verzoek:
Gerekwestreerde heeft meer dan 10.000 voornamelijk Nederlandstalige e-books via eigen website en sites van anderen ongeautoriseerd ter beschikking gesteld aan het publiek. Duizenden e-books worden op diverse gebruikersvriendelijke manieren gerangschikt aangeboden, voorzien van een zoekfunctie. BREIN heeft een selectie van boeken gedownload die vrijwel allemaal tevens commercieel verkrijgbaar zijn en evident ongeautoriseerd gekopieerd zijn. De ter download ter beschikking stelling van e-books door D. aan een nieuw publiek geldt als een openbaarmaking. BREIN heeft tevens opgemerkt dat de gratis "Bibliotheek voor e-books" ook de aandacht krijgt op facebook en dat de illegale dienst ook via Google te vinden is.

Het verzoek wordt toegestaan zodat het inbreukmakend handelen, waaronder openbaarmaking van werken via eigen website of sites van derden gestaakt dient te worden. Dit onder last van een dwangsom ad €2.000 per dag(deel) of €1.000 voor iedere individuele openbaarmaking met een maximum van €50.000.

23. BREIN heeft een voldoende - zeer spoedeisend - belang bij de gevraagde voorzieningen, te weten het belang om zo spoedig mogelijk een einde te maken aan de inbreukmakende activiteiten van D. die nu elke dag onverminderd doorgaan zonder dat de rechthebbenden op enigerlei wijze worden gecompenseerd. Het spoedeisend belang een zo spoedig mogelijk einde te maken aan deze activiteiten bestaat hierin dat door deze activiteiten door de Belanghebbenden aanzienlijke en onherstelbare schade wordt geleden. Inmiddels is BREIN gebleken dat het aanbode van de gratis "Bibliotheek voor e-books" niet onopgemerkt is gebleven en ook aandacht krijgt op bijvoorbeeld facebook (zie de afbeelding). Ook is de illegale dienst via Google te vinden. Dit vormt temeer reden voor BREIN om de inbreuk zo spoedig mogelijk te doen beëindigen.

IEF 13167

Het verbod strekte niet tot boeken gedrukt tijdens de overeenkomst

Rechtbank Amsterdam 7 augustus 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:6935 (Vermeulen tegen Emryss)
Herstelvonnis. Auteursrecht. Persoonlijkheidsrecht. Contractrecht. Dwangsommen. Zie eerder IEF 11860 en IEF 12919.
Emryss was veroordeeld om iedere inbreuk op auteursrechten van Vermeulen op de werken te staken en gestaakt te houden. Emryss verzoekt de rechtbank om verbetering van het op 24 juli 2013 gewezen vonnis, in die zin dat de uitgesproken veroordelen beperkt dienen te worden tot werken die Emryss na 30 maart 2010 heeft laten (her-)drukken. De rechtbank had vastgesteld dat Emrys bevoegd is de boeken die zij voor 30 maart 2010 in voorraad had te verkopen. Vervolgens had de rechtbank verboden om verdere inbreuken te maken op het auteursrecht, wat inhield dat ook de boeken gedrukt voor 30 maart 2010 niet meer verkocht konden worden. De rechtbank wijzigt het verbod: Emryss mag geen inbreuk meer maken met in het bijzonder exemplaren die na 30 maart 2010 zijn gedrukt.

De beoordeling
2.1. In r.o. 2.15. is geoordeeld:
[D]e overeenkomst bepaalt in artikel 15 lid 4 expliciet: “Ondanks de opzegging of beëindiging dezer overeenkomst, is de uitgever gerechtigd de verkoop van de nog in voorraad zijnde exemplaren van het werk voort te zetten” en geeft de auteur het recht deze boeken tegen 40% van de particuliere prijs te kopen. Voor de boeken die Emryss op 30 maart 2010 in voorraad had, geldt derhalve dat Emryss bevoegd was die boeken te verkopen.

2.2. Anders dan [eiser] aanvoert is niet geoordeeld dat dat recht is komen te vervallen, gelet op het tijdsverloop. Dat is immers ook niet aangevoerd in de procedure.

2.3. Het onder 3.4. geformuleerde verbod houdt in:
[1] veroordeelt Emryss om te (doen) staken en gestaakt te (doen) houden iedere inbreuk op de auteursrechten van [eiser] op de werken als genoemd in het lichaam van de dagvaarding en [2] verbiedt Emryss in het bijzonder de werken te (doen) openbaarmaken of te (doen) verveelvoudigen, op welke wijze dan ook, waaronder onder meer het aanbieden en/of verkopen via internet of andere kanalen, [3] zulks op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 10.000,00, voor elke overtreding en voor iedere dag dat deze overtreding voortduurt, met een maximum van € 100.000,00, [nummering toegevoegd, rechtbank]

2.4. Het onder 3.4.[2] geformuleerde verbod is een verduidelijking van het onder 3.4.[1] gegeven verbod en biedt geen grondslag voor het verbieden van een handeling die geen inbreuk op het auteursrecht oplevert. Voor een dergelijk verbod ontbreekt ook een grondslag in de overwegingen van het vonnis. Aangezien onder 2.15 is geoordeeld dat Emryss bevoegd was de werken die zij op 30 maart 2010 in voorraad had te verkopen, en omdat niet geoordeeld is dat die bevoegdheid is vervallen, levert de verkoop van die werken geen inbreuk op het auteursrecht van [eiser] op en is dat ook Emryss niet verboden. Er is zodoende in het vonnis van 24 juli 2013 sprake is van een kennelijke fout, die zich voor eenvoudig herstel leent. De rechtbank zal het verzoek dan ook toewijzen als volgt.

IEF 13162

Toestemming zelfstandig uitgeven van boek volgt niet uit gemaakte afspraken

Vzr. Rechtbank Amsterdam 18 oktober 2013, KG ZA 13-1168 SR/MV (Nederlandse Loodsencorporatie tegen Van Oorschot)
Ingezonden door Arjan Kleinhout en Paul Tjiam, De Brauw Blackstone Westbroek N.V.
Ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van het Loodswezen heeft de Nederlandse Loodsencorporatie (NLC) festiviteiten georganiseerd, waaronder een boek over het verleden, heden en de toekomst van het Nederlands Loodswezen. Met Van Oorschot is overeengekomen dat hij een dergelijk boek ging maken, echter de conceptstukken voldeden niet aan de verwachting en de NLC beëindigt de samenwerking. Van Oorschot wil nu het boek zelf commercieel gaan uitbrengen. De NLC vordert dat Van Oorschot interviews, foto's van geportretteerden en informatie verkregen uit interne dossiers van de NLC op geen enkele wijze mag verspreiden of openbaar maken, op straffe van dwangsommen. Ook wil de NLC dat Van Oorschot zijn uitgever op de hoogte stelt van dit vonnis.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het boek ten behoeve van de NLC werd uitgegeven en de NLC de eindredactie had. Het staat de NLC verder vrij het boek niet uit te geven. Uit de gemaakte afspraken volgt niet dat Van Oorschot het boek mag publiceren. Ook een mogelijk exclusief auteursrecht op foto's en teksten geeft Van Oorschot dit recht niet. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen in zoverre toe dat Van Oorschot geen interviews, foto's van geportretteerden en informatie verkregen uit dossiers openbaar mag maken onder last van een dwangsom.

De beoordeling
4.1 (...)Uit de wederzijdse standpunten die partijen in dit geding hebben ingenomen, blijkt dat zij de overeenkomst op geheel verschillende wij ze opvatten, Ter beantwoording van de vraag welke opvatting de juiste is, komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs mochten toekennen aan de gemaakte afspraken en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.

4.2. Uitgangspunt hierbij is dat het initiatief voor het boek lag bij de Nederlandse Loodsencorporatie en dat het boek moest verschijnen vanwege het 25 - jarig jubileum van het Nederlands Loodswezen.

4.3 (...) Hieruit volgt dat hij bereid is de werkzaamheden voor de Nederlandse Loodsencorporatie op uurtarief te verrichten, dat de drukkosten van het boek voor rekening van de Nederlandse Loodsencorporatie komen en dat partij en (kennelijk) uitgingen van een oplage van 2000. Bovendien betitelt Van Oorschot het boek als Jullie nieuwe boek (...)

4.4. Als vaststaand feit kan verder worden aangenomen dat de geïnterviewden en geportretteerden zijn uitgekozen door de Nederlandse loodsencorporatie. De geïnterviewden hebben hun medewerking toegezegd op basis van de onder 2.7 en 2.8 geciteerde e-mails in eerste instantie aan de Nederlandse Loodsencorporatie door wie ze ook zijn benaderd. Hun medewerking zag derhalve op het uitbrengen in opdracht van de Nederlandse Loodsencorporatie van een boek ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum. Hun medewerking zag niet op een (willekeurig) door Van Oorschot uit te geven boek.

4.5. Voorts heeft de Nederlandse Loodsencorporatie voldoende aannemelijk gemaakt dat gedurende het proces van schrijven Van Oorschot regelmatig om input van de Nederlandse Loodsencorporatie vroeg, dat van Van Oorschot zijn teksten.

4.6. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de voorzieningenrechter van oordeel dat Van Oorschot de tussen partij en gemaakte afspraken redelijkerwijs zo heeft moeten begrijpen dat het boek zou worden uitgegeven door en ten behoeve van de Nederlandse Loodsencorporatie (in het kader van het jubileum) en dat de Nederlandse Loodsencorporatie de uiteindelijke zeggenschap had over de in het boek op te nemen teksten (de eindredactie). Dat het Van Oorschot vrij zou staan het boek in een onbeperkte oplage en op commerciële wijze uit te geven valt in het geheel niet af te leiden uit de in het geding gebrachte stukken. Zo is nooit gesproken over een andere oplage dan 2000 en kwamen de drukkosten van het boek (ook volgens Van Oorschot) hoe dan ook voor rekening van de Nederlandse Loodsencorporatie. Verder is in het geheel niet komen vast te staan dat het boek een door een cultureel antropoloog geschreven wetenschappelijk werk moest zijn, zoals door Van Oorschot aangevoerd, waarvoor strenge regels zouden gelden over het intact laten van bronnen etc. Voldoende aannemelijk is dat hij heeft moeten begrijpen dat hij voor het boek is benaderd omdat de Nederlandse Loodsencorporatie een eerder boek van zijn hand kende en dat het boek moest dienen als jubileumboek en relatiegeschenk. (...) Op grond van de gesignaleerde verschillen kan niet worden aangenomen dat Van Oorschot er in redelijkheid vanuit mocht gaan dat de gang van zaken bij het onderhavige boek dezelfde zou zijn als bij “De elementen van het spel”. Overigens blijkt uit de stukken op geen enkele wijze dat de Nederlandse Loodsencorporatie een afnameplicht van 2000 boeken had jegens Van Oorschot.

4.7. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het de Nederlandse Loodsencorporatie vrijstond te beslissen het boek niet uit te geven. Als oorzaak hiervoor heeft zij aangegeven dat sprake was van wrijvingen met Van Oorschot en dat Van Oorschot zijn werk niet naar behoren verrichtte. Of dit laatste juist is, hoeft in dit kort geding niet te worden onderzocht omdat het afgesproken honorarium, ondanks de kritiek van de Nederlandse Loodsencorporatie op het functioneren van Van Oorschot, aan Van Oorschot is betaald. Waar het in dit geding om gaat is dat het Van Oorschot niet vrij staat het boek wel uit te geven. Dat hij het boek zou mogen uitgeven, volgt niet uit de gemaakte afspraken. Ook als geoordeeld zou worden dat Van Oorschot het exclusieve auteursrecht op de teksten en de foto’s zou toekomen, geeft dit hem niet het recht het boek uit te geven. Een (exclusief) auteursrecht geeft immers niet het recht een werk te openbaren, als gemaakte afspraken hieraan in de weg staan. Derhalve hoeft in dit kort geding evenmin te worden onderzocht aan wie het auteursrecht toekomt. Dat de geïnterviewden, althans een aantal van hen, aanvankelijk de door Van Oorschot uitgewerkte interviews hebben geaccordeerd, kan evenmin iets aan de uitkomst van dit geding veranderen. Uit het feit dat zij thans tot de eisers in dit kort geding behoren, blijkt dat zij geen algemene toestemming hebben willen geven voor elke publicatie (in welke vorm dan ook).

4‚8. Dat het belang van Van Oorschot bij publicatie van het boek zwaarder zou wegen dan de belangen van de Nederlandse Loodsencorporatie en de andere eisers (de geïnterviewden) bij het niet publiceren van het boek, is evenmin relevant. Een belang schept immers nog geen recht.

4.9. Op grond Van het bovenstaande liggen de Vorderingen van eisers voor toewijzing gereed. Omdat Van Oorschot kenbaar heeft gemaakt (elk moment) over te willen gaan tot het “in eigen beheer” uitgeven van het boek, hebben eisers een spoedeisend belang bij toewijzing van de vorderingen. Toewijzing van de vorderingen betekent niet, zoals eisers wellicht menen, dat Van Oorschot in het geheel geen boek zou mogen schrijven over het Nederlands Loodsen. De vrijheid van meningsuiting zou in de weg staan aan een dergelijk algemeen verbod. Het staat Van Oorschot vrij om een boek te schrijven op basis van openbare bronnen en andere informatie die hij buiten het kader van het onderhavige boek heeft verkregen of zal krijgen. De uit te spreken veroordeling ziet op grond van gemaakte afspraken op de interviews en op de foto’s. Voor wat de informatie uit de “interne” dossiers betreft, geldt voorshands dat eisers voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat aan Van Oorschot interne dossiers ter beschikking zijn gesteld, die hij alleen ten behoeve van het boek mocht gebruiken, zodat ook de vordering die hierop ziet kan worden toegewezen. De “blote” ontkenning van Van Oorschot dat hem geen dossiers ter beschikking zijn gesteld, volstaat in dit verband niet. Een van de dossiers die volgens eisers aan Van Oorschot ter beschikking is gesteld, is getiteld “pensioenproblematiek”. Dit dossier komt (onder dezelfde titel) voor op een door Van Oorschot samengestelde inhoudsopgave van het boek (zie productie 8 van eisers).

5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. beveelt dat Van Oorschot de interviews (of gedeelten daarvan) van de geïnterviewden op geen enkele wijze mag verspreiden, openbaren of gebruiken, waaronder mede wordt begrepen het (door derden laten) gebruiken van de interviews ten behoeve van enige publicatie (in welke vorm dan ook) over het Loodswezen, op straffe van een dwangsom van € 20.000,-, te vermeerderen met een dwangsom van € 5.000,- voor elke publicatie waarmee of elke keer dat Van Oorschot dit bevel overtreedt, met een maximum van in totaal € 50.000,-,

5.2. beveelt dat Van Oorschot de foto’s van de geportretteerden op geen enkele wijze mag verspreiden, openbaren of gebruiken, Waaronder mede wordt begrepen het (door derden laten) gebruiken van de foto’s ten behoeve van enige publicatie (in welke vorm dan ook) over het Loodswezen, op straffe van een dwangsom van € 20.000,-, te vermeerderen met een dwangsom van € 5.000; voor elke publicatie waarmee of elke keer dat Van Oorschot dit bevel overtreedt, met een maximum van in totaal € 50.000,-,

5.3. beveelt dat Van Oorschot de informatie uit de in paragraaf 23 van de dagvaarding genoemde dossiers, met uitzondering van die informatie die uit publieke bronnen bekend is, op geen enkele wijze mag verspreiden, openbaren of gebruiken, waaronder mede wordt begrepen het (door derden laten) gebruiken van deze dossiers ten behoeve van enige publicatie (in welke vorm dan ook) over het Loodswezen, op straffe van een dwangsom van € 20.000,-, te vermeerderen met een dwangsom van € 5.000,- voor elke publicatie waarmee of elke keer dat Van Oorschot dit bevel overtreedt, met een maximum van in totaal € 50.000,-,

5.4. veroordeelt Van Oorschot in de kosten van dit geding gevallen aan de zij de van eisers, begroot op € 92,82 aan dagvaardingskosten, € 589,- aan griffierecht en € 816,- aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over deze bedragen, vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis, tot aan de dag van voldoening,

5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.

IEF 13101

HvJ EU: Plaats waar schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen

HvJ EU 3 oktober 2013, zaak C-170/12 (Pinckney tegen KDG Mediatech) - dossier
Verzoek om een prejudiciële beslissing, Cour de cassation.
Materiële drager waarop beschermd werk wordt gekopieerd. Terbeschikkingstelling via internet. Bepaling van plaats waar schade is ingetreden.

Uitlegging van artikel 5, punt 3 EEX. Bevoegdheid van de nationale rechter ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad. Criteria om „plaats waar schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen” te bepalen. Inbreuk op vermogensrechten van auteur veroorzaakt door feit dat content in gedematerialiseerde vorm of materiële drager waarop deze content is gekopieerd op internet werd geplaatst. Voor publiek bestemde content. Het Hof verklaart voor recht:

Artikel 5, punt 3 [EEX-Verordening] moet aldus worden uitgelegd dat wanneer een inbreuk wordt aangevoerd op aan het auteursrecht verbonden vermogensrechten die worden gewaarborgd door de lidstaat van de aangezochte rechter, deze bevoegd is kennis te nemen van een door de auteur van een werk ingeleide aansprakelijkheidsvordering tegen een in een andere lidstaat gevestigde onderneming die daar dat werk heeft gekopieerd op een materiële drager die vervolgens is verkocht door in een derde lidstaat gevestigde ondernemingen via een website die ook toegankelijk is in het rechtsgebied van de aangezochte rechter. Die rechter mag slechts uitspraak doen over de schade die is veroorzaakt op het grondgebied van zijn lidstaat.

Gestelde vraag:

1)      Moet artikel 5, punt 3, van [de] verordening [...] aldus worden uitgelegd dat in geval van een beweerde schending van de aan het auteursrecht verbonden vermogensrechten door op internet geplaatste content,
– de persoon die zich gelaedeerd acht, bij de gerechten van elke lidstaat op het grondgebied waarvan een op internet geplaatste content toegankelijk is of is geweest, een vordering kan instellen tot vergoeding van de schade die is veroorzaakt op het grondgebied van de lidstaat van het aangezochte gerecht,
of
– moet deze content bovendien bestemd zijn of zijn geweest voor het op het grondgebied van die lidstaat gevestigde publiek, of moet er sprake zijn van een ander aanknopingspunt?
2) Moet de eerste vraag op dezelfde wijze worden beantwoord wanneer de beweerde schending van de aan het auteursrecht verbonden vermogensrechten niet voortvloeit uit het feit dat content in gedematerialiseerde vorm op internet werd geplaatst, maar, zoals in casu, uit het feit dat een materiële drager waarop deze content is gekopieerd, op internet wordt aangeboden?

Op andere blogs:
KluwerCopyrightBlog (Jurisdiction in EU copyright cases: accessibility of a website is a criterion)
MediaReport (Pinckney-arrest HvJ EU: welke rechter bevoegd bij online auteursrechtinbreuk?)
Out-law (Copyright holders have qualified right to bring claims of 'internet sale' infringements before any court within the EU)