DOSSIERS
Alle dossiers

Vormgeving  

IEF 10649

In de loop van de tijd gangbaar geworden

Vzr. Rechtbank Amsterdam 8 december 2011, LJN BU7623 (Aussenhandelsgesellschaft Wachsmuth & Krogmann tegen Modular Lighting Instruments N.V.)

Met dank aan Willem Hoyng en Claudia Zeri, Hoyng Monegier.

Auteursrecht op lampontwerpen. W&K is een internationaal opererend groothandelsbedrijf. ML legt zich toe op het ontwerpen en produceren van designlampen, waaronder de Nomad (eind jaren '90). Aldi koopt van W&K in grote aantallen type Lamp I in. Deze worden teruggehaald na sommatie van ML aan de zijde van Aldi en na wijziging wordt Lamp II uitgebracht.

Lamp II lijkt in grote lijnen op de Nomad, echter, zo oordeelt de voorzieningenrechter, het is niet evident dat sprake is van inbreuk. De beschermingsomvang kan wel worden beperkt, omdat sommige aspecten van het ontwerp in de loop van de tijd gangbaar zijn geworden. Dit kan tot verwatering leiden. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af en verwijst W&K in de proceskosten gemaakt aan de zijde van ML ad €560 aan vastrecht en €19.000 aan advocaatkosten.

4.8. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is op voorhand niet evident dat geen sprake is van inbreuk. Daarbij wordt aangetekend dat, zoals namens ML te zitting is betoogd, de vraag of sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk moet worden beoordeeld naar de situatie ten tijde van het tot stand komen, althans de eerste publicatie, van het werk en doet de vraag of bepaalde aspecten sindsdien gebruikelijk zijn geworden daaraan niet af. De beschermingsomvang van het werk kan door het feit dat sommige aspecten van de Nomad in de loop van de tijd gangbaar zijn geworden echter wel worden beperkt. Dit zou ertoe kunnen leiden dat in een bodemprocedure wordt geoordeeld dat de oorspronkelijkheid van de Nomad is verwaterd doordat het toepassen van kenmerken van industriële vormgeving op binnenhuisarchitectuur gemeengoed is geworden.

4.9 ... niet als evident kan worden aangenomen dat Lamp II geen inbreuk maakt op het op de Nomad rustende auteursrecht zodat thans niet kan worden gezegd dat ML onrechtmatig handelt door te weigeren om op voorhand af te zien van rechtsmaatregelen tegen het op de markt brengen van Lamp II.

Lees het vonnis hier (LJN / grosse / schone pdf).

IEF 10640

De rechtsgronden waarvoor zij opteert

Rechtbank 's-Gravenhage 7 december 2011, HA ZA 09-1300 (Carodel N.V. tegen Zeeman Textielsupers B.V.)

Met dank aan Jan-Kees Govers, GoversVanZoest Advocaten

Auteursrecht. Werkgeversauteursrecht. Overdracht van rechten. Tussenvonnis betreffende de grondslagen voor fashion design in diverse Europese landen.

Carodel is een onderneming die sinds 1986 actief is in de textielwereld, jaarlijks ontwerpt zij een volledig nieuwe collectie. Zeeman brengt textiel en basiskleding op de markt voor een lage prijs. Carodel heeft in België gerechtelijke stappen gezet die uitsluitend zien op de gestelde inbreuk aldaar. Carodel zoekt bescherming in Nederland, Duitsland, Frankrijk en Luxemburg voor de ontwerpen van de Carodelkleding op basis van het auteursrecht, onrechtmatige daad en slaafse nabootsing.

Delchambre, een styliste, verklaart in dienst van Carodel te zijn geweest, maar verklaart ook al haar rechten over te dragen aan Zeeman; omdat deze verklaring zoveel vragen oproept,  wordt deze door de rechtbank terzijde gelegd. Ex art. 3.8 BVIE is de werkgever  te beschouwen als ontwerper van een tekening of model dat door een werknemer in de uitoefening van zijn functie is ontworpen, tenzij anders is overeengekomen. (r.o. 4.16). In Nederland komt de kleding voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking en Carodel is houdster van auteursrecht.

Duitsland: de aangevoerde opinies zijn onvoldoende om aan te nemen dat de kleding naar Duits recht auteursrechtelijk is beschermd. Inbreuk op welke rechtsgrond dan ook, staat nog niet vast. Partijen krijgen de gelegenheid hun standpunt nader te onderbouwen.
Frankrijk: Carodel zal de rechtbank nader moeten informeren.
Luxemburg: de rechtbank is onvoldoende ingelicht omtrent de inhoud van het Luxemburgse recht. De rechtbank verzoekt Carodel tot voorlichting op het gebied van bescherming van kledingontwerpen.

4.29 Samengevat komt het er dus op neer dat Carodel zich nu uitdrukkelijk moet uitspraken over de rechtsgronden waarvoor zij opteert voor zover haar vorderingen zien op Frankrijk, Duitsland. en Luxemburg. Indien zij zich, zoals zij desgevraagd voor Nederland heeft gedaan, wil beperken het auteursrecht als de juridische grondslag van de vorderingen dient zij van de genoemde landen opinies over te leggen welke ingaan op de vraag of de ontwerpen voor de Carodelkleding voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking kunnen komen. Zeeman zal daar dan op kunnen reageren. De rechtbank behoeft alsdan niet te worden geïnformeerd omtrent de auteursrechtelijk titulariteit omdat zij al heeft geoordeeld dat daarvoor Belgisch recht toepasselijk is. Indien Carodel zich alsnog wil beperken tot de juridische grond niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht hoeft zij de rechtbank niet nader te informeren omdat dat van toepassing is het geharmoniseerde recht neergelegd in de GmodVo. 

Lees het vonnis hier (grosse / schone pdf)

IEF 10638

Om de datering van de gemaakte foto’s digitaal te wijzigen

Rechtbank 's-Gravenhage 7 december 2011, LJN BU7342 (Golden Dream B.V. c.s. tegen Polyether Beddenhal (PBH) B.V.)

In navolging van IEF 9249 en IEF 9733Auteursrecht. Niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrechten. Onrechtmatig handelen. Bewijswaardering.

Golden Dream is een onderneming die zich bezig houdt met de import en verkoop van slaapkamermeubelen. Golden Dream biedt een modelbed te koop aan onder de naam ‘Baltimore’, die zij inkoopt bij Empire. [X] is een ontwerper die zijn ontwerpen middels Empire exploiteert. Empire vervaardigt en verhandelt de door [X] ontworpen meubelen. Empire heeft het model Baltimore als Pools model geregistreerd.

PBH is een groothandel in bedden, lattenbodems, matrassen, kussens en aanverwante artikelen. In haar stand op de HTC beurs en op haar website heeft zij onder de naam ‘Magic’ een bed tentoongesteld. Dit bed werd afgenomen van Lion, die dit bed onder de naam ´Miami´ aanbiedt. In deze zaak draait het om de vraag of [X] zich met recht beroept op het makerschap van model Baltimore en of [X] en/of Empire zich kan beroepen op een Gemeenschapsmodelrecht dat voldoet aan de nieuwheidseis.

Bewijzen: X verwijst naar vermelde schets met datumvermelding 12.08. Dit toont niet het makerschap aan en de datumvermelding op de schetsen kan er later op geplaatst zijn of kan duiden op de datum 12 augustus in enig jaar.

PBH geeft aan dat het model vóór december 2008 werd verhandeld. Echter de bewijzen middels foto’s en de verklaringen van Lion’s directeur en de CEO van diens leverancier vormen op zichzelf echter geen sluitend bewijs van het feit dat Lion deze foto’s ook daadwerkelijk in 2008 heeft gemaakt. Het is immers niet erg moeilijk om de datering van de gemaakte foto’s digitaal te wijzigen alvorens de gegevens op de schermafdrukken zichtbaar te maken en de directeuren van Lion en haar leverancier hebben zelf ook belang bij hun bevestigende verklaringen. Zo volgen meer bewijsstukken middels afleveradressen, verkoopadministratie, correspondentie en foto's.

Slotsom: Het model Baltimore is op 9 februari 2009 niet nieuw in de zin van artikel 5 GModVo. Eveneens geen sprake van slaafse nabootsing. Golden Dream c.s. wordt veroordeeld in de proceskosten ex 1019h Rv aan de zijde van PBH gevallen ad €4.940,13. Wettelijke rente vanaf datum van dit vonnis, niet vanaf conclusie van antwoord zoals door PBH gevorderd.

4.2. [X] wijst, ter onderbouwing van zijn stelling dat hij model Baltimore in december 2008 heeft ontworpen, uitsluitend op de hiervoor in 3.2. weergegeven ontwerptekeningen. Deze tonen echter geenszins aan dat [X] de maker is van het ontwerp. Zijn naam is niet op de schetsen vermeld. De tekeningen tonen bovendien niet aan wanneer de schetsen zijn gemaakt. De datumvermelding ‘12.08’ op de schetsen kan er later op geplaatst zijn of kan duiden op de datum 12 augustus in enig jaar.

4.3. [X] heeft geen gehoor gegeven aan het bij tussenvonnis gegeven bevel van de rechtbank om in persoon bij de comparitie van partijen te verschijnen. Daardoor heeft de rechtbank niet van hem persoonlijk kunnen vernemen hoe en wanneer hij het ontwerp precies tot stand heeft gebracht, zoals hij stelt. Golden Dream c.s. hebben ook geen gehoor gegeven aan het verzoek van de rechtbank voorafgaand aan de comparitie om, gezien de verweren van Lion in het in 2.13. beschreven kort geding die PBH in de onderhavige procedure tot de hare heeft gemaakt, stukken in het geding te brengen ter nadere onderbouwing van het gestelde makerschap en Gemeenschapsmodelrecht.

4.4. PBH heeft gemotiveerd gesteld dat het ontwerp van model ‘Magic’ al voor december 2008 door Lion werd verhandeld onder de naam ‘Miami’. Zij heeft daarbij in de eerste plaats gewezen op foto’s die Lion zou hebben gemaakt van dit bed bij bezoeken aan haar leverancier in China in de loop van 2008. De directeur van Lion heeft dit ter comparitie bevestigd en ook de in 2.11. beschreven affidavit bevestigt deze stelling. Blijkens de overgelegde schermafdrukken waarop gegevens van deze foto’s in een venster worden getoond, dateren deze foto’s van 25 maart 2008 en 3 juli 2008. Alhoewel de zijkanten van het bed op de foto’s niet zichtbaar zijn, is het vooraanzicht identiek aan het door Lion verhandelde model Miami. Deze foto’s en de verklaringen van Lion’s directeur en de CEO van diens leverancier vormen op zichzelf echter geen sluitend bewijs van het feit dat Lion deze foto’s ook daadwerkelijk in 2008 heeft gemaakt. Het is immers niet erg moeilijk om de datering van de gemaakte foto’s digitaal te wijzigen alvorens de gegevens op de schermafdrukken zichtbaar te maken en de directeuren van Lion en haar leverancier hebben zelf ook belang bij hun bevestigende verklaringen.

4.10. Gelet op de in 4.2. en 4.3. beschreven magere onderbouwing van haar eigen stellingen door Golden Dream c.s. enerzijds en de hiervoor beschreven waardering van de door PBH in het geding gebrachte bewijsstukken anderzijds, gaat de rechtbank voorbij aan het bewijsaanbod van Golden Dream c.s. van het makerschap van [X] en komt zij tot de vaststelling dat Lion het bed ‘Miami’ al voor december 2008 in de Gemeenschap heeft ingekocht, te koop heeft aangeboden en verkocht en [X] derhalve niet de maker kan zijn. Dit betekent dat Golden Dream c.s. geen beroep kan doen op een auteursrecht op grond van het makerschap van [X].

Lees het vonnis hier (LJN / pdf)

IEF 10632

In het licht van genoemde verschillen

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 6 december 2011, KG ZA 11-1244 (New Steps B.V. tegen Schuurman Schoenen B.V.)

Met dank aan Nils Winthagen, Klos Morel Vos & Schaap.

Auteursrechten. News Steps produceert en verhandelt schoeisel en aanverwante modeartikelen, waaronder de Yellow Cab Chopper (ontwerpschets oktober 2007). Bugatti verhandelt schoeisel via winkels en online. Bugatti wordt in februari 2011 aangeschreven om het verhandelen van de Bugatti-enkellaars te staken. Vordering op basis van modelrechten trekt New Steps in.

Er is sprake van een auteursrechtelijk werk, op haar beurt weer gebaseerd op een model dat reeds in het publieke domein valt. Echter in het licht van genoemde verschillen [schuin naar binnenlopende hak met gladde zool vs. rechte hak, met zichtbare profielzool; afgeplatte vorm neus vs. bolle neus, etc.] zijn de overeenkomsten onvoldoende om het totaalbeeld te bepalen en wekken beide laarzen naar voorlopig oordeel niet dezelfde totaalindruk. Om dezelfde reden wordt de vordering gebaseerd op slaafse nabootsing afgewezen.

New Steps wordt veroordeeld in de proceskosten waarvan 90% voor het IE-deel van de procedure ex 1019h Rv ad €16.540,93.

4.1. De voorzieningenrechter neemt tot uitgangspunt dat de Chopper laarzen auteursrechtelijk beschermde werken zijn in de zin van artikel 10 van de Auteurswet (hierna te noemen: “Aw”) indien zij een eigen, oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen. Dat deze laarzen een eigen, oorspronkelijk karakter moeten bezitten, houdt, kort gezegd, in dat de vorm ervan niet ontleend mag zijn aan die van een ander werk. De eis dat de modellen het persoonlijk stempel van de maker moeten dragen, betekent dat sprake moet zijn van een vorm die het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes, en die aldus voortbrengsel is van de menselijke geest 1. Daarbuiten valt in elk geval al hetgeen een vorm heeft die zo banaal of triviaal is, dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt aan te wijzen 2. Daarenboven vindt het werkbegrip van artikel 10 Aw zijn begrenzing waar het eigen, oorspronkelijk karakter enkel datgene betreft wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect 3. Ten slotte voert toepassing van een bepaalde stijl als zodanig niet tot auteursrechtelijk beschermd werk 4.

4.7. De basisvorm van de Bugatti-laars vertoont gelijkenis met die van de Chopper laars. In aanmerking genomen evenwel dat in de onder 2.7. getoonde Area Forte laars dezelfde basisvorm kenbaar is – de vorm van en onderlinge verhoudingen tussen de neus met apart neusstuk, de wreef en de tot over de wreef doorlopende schacht – en die Area Forte in het publieke domein beschikbaar was vòòr de Chopper laars die New Steps als uitgangspunt neemt voor haar auteursrechtelijke vorderingen, kan gelet op de uitdrukkelijke betwisting door Schuurmans, niet worden aangenomen dat de basisvorm van de Bugatti nu juist aan de Chopper (en – zo de vorm van de Bugatti-laars al ergens aan zou zijn ontleend – niet aan de Area Forte) is ontleend.

4.8. De Bugatti-laars heeft daarnaast nog een aantal (subjectieve) elementen gemeen met de Chopper, zoals de vormgeving van de heelflap komend vanuit het hielstuk die vrijwel de hele hoogte van de hak, tot een centimeter van voren bedekt, een op de buitenzijde van de wreef geplaatste ronde brandstamp, het gebruik van suède voor de schacht en de dubbele hielstukken met een enigszins golvende vorm. Zoals blijkt uit de opsomming van de verschillen hieronder wijken deze in (dit segment van) de schoenenindustrie gebruikelijke stijlelementen in de uitvoering van de Bugatti-laars echter wel weer af. In het licht van de hierna te noemen verdere verschillen zijn de overeenkomsten onvoldoende om het totaalbeeld te bepalen en wekken beide laarzen naar voorlopig oordeel niet dezelfde totaalindruk.

IEF 10628

Ongeschikt voor één rechter

Kantonrechter Rechtbank Alkmaar 16 november 2011, LJN BU6768 (Dobla tegen Chocolate King B.V.)

In navolging van IEF 9635. Procesrecht. Auteursrecht, herkomstfunctie. Slaafse (onrechtmatige) nabootsing. Bevoegdheid kantonrechter. Op grond van artikel 98 Rv wordt de zaak verwezen naar de meervoudige kamer van de sector civiel vanwege de ingewikkeldheid van de zaak. Verzet tegen volledige verwijzing naar meervoudige kamer wordt gepasseerd.

3.1De vordering van eiseressen is gebaseerd op zowel schending van auteursrecht c.q. onrechtmatige daad als op schending van arbeidsrechtelijke bedingen aangaande gedaagden sub 2 en 3.
Daarmee is de zaak terecht aangebracht bij de kantonrechter. Immers, de kantonrechter is bevoegd inzake de vordering tegen gedaagden sub 2 en 3, terwijl hij op grond van de hechte samenhang met de vordering tegen gedaagde sub 1 ook die zaak zou mogen behandelen.
Echter, de kantonrechter is met eiseressen van oordeel dat de zaak ongeschikt is voor de behandeling en beslissing door één rechter, zodat hij de zaak op grond van art. 98 Rv jo art. 15 lid 2 Rv en art. 71 lid 1 Rv zal verwijzen naar een meervoudige kamer van de sector civiel van deze rechtbank.

Weliswaar verzetten gedaagden zich tegen (volledige) verwijzing van de zaak naar de (meervoudige kamer van) sector civiel, maar de kantonrechter passeert dit verweer, omdat naar zijn oordeel er sprake is van een dusdanige samenhang van de vorderingen tegen enerzijds gedaagde sub 1 en anderzijds gedaagden sub 2 en 3 dat uit proceseconomisch oogpunt en ter voorkoming van tegenstrijdige beslissingen verwijzing naar de meervoudige kamer juist voorkomt.

IEF 10558

Technische tekeningen geen werk

Rechtbank Breda 23 november 2011, LJN: BU5696 (Vissers Heftruck Service BV tegen VGM Special Products en VGM Visser & De Goeij Machines B.V.)

Auteursrecht, onrechtmatige daad, slaafse nabootsing en merkenrecht. artikel 1019h Rv.

VHS houdt zich bezig met de verhuur en verkoop van machines in het algemeen en van verreikers. De ManiRail is een verreiker van het merk Manitoe die middels een technische aanpassing geschikt gemaakt voor gebruik op het spoorwegnet. Werknemers hebben tekeningen van de Manirail aan VGM c.s. gegeven en deze heeft op haar beurt de Telerailer gemaakt, welke een inbreuk op auteursrechten vormt, althans een geval van slaafse nabootsing betreft.

Echter de technische tekeningen kunnen niet worden aangemerkt als werk in de zin van artikel 10 Aw. Ze zijn gemaakt met het oog op realisatie van een technisch effect. Ten overvloede meldt de rechtbank dat er er geen verkrijging van octrooirecht van rechtswege is en daartoe is zij ook niet bevoegd.

Geen slaafse nabootsing, daartoe heeft VHS niet voldaan aan haar stelplicht.

VHS stelt dat zij de naam bij (lees: door) Manitou Holding heeft geregistreerd in het merkenregister. VHS is dus geen merknaamhouder en niet ontvankelijk gelet op art. 2.19 lid 2 BVIE. Voorts volgt nog een niet-succesvolle schadevergoedingsactie stellende dat [x] een ManiRail wilde kopen en door toedoen van VGM c.s. niet is ingegaan op de offerte van VHS, hiertoe is geen causaal verband gevonden. Proceskostenveroordeling ex 1019h Rv ad €2.944.

3.6. De technische tekeningen die met het oog op de ontwikkeling van de “ManiRail” zijn gemaakt en het uiteindelijke product de “ManiRail” kunnen niet worden aangemerkt als een werk in de zin van artikel 10 Aw. Het werkbegrip van de Auteurswet vindt namelijk zijn begrenzing waar het eigen, oorspronkelijk karakter van het gemaakte werk enkel datgene betreft wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect. De “Manitou” verreiker bestond al. De tekeningen en modellen die ten behoeve van de ontwikkeling van de “ManiRail” zijn gemaakt, zijn gemaakt met het oog op de realisatie van een technisch effect ten aanzien van die “Manitou” verreiker, te weten een voor het spoorwegnet geschikte verreiker die roterende bewegingen kan maken. De persoonlijke invulling van de maker stond daarbij niet voorop. VHS kan zich dan ook niet beroepen op een auteursrecht betreffende de “ManiRail” om nabootsing ervan te verbieden. De overige discussiepunten ten aanzien van het auteursrecht kunnen onbesproken blijven. Om voormelde reden is bescherming op grond van het Beneluxverdrag intellectuele eigendom (BVIE) ook niet aan de orde. Artikel 3.2. van dat verdrag sluit tekeningen en modellen waarbij het gaat om het technische effect van bescherming uit.

3.7. Artikel 2 van de Rijksoctrooiwet (ROW) bepaalt dat vatbaar voor octrooi zijn uitvindingen op alle gebieden van de technologie die nieuw zijn, op uitvinderswerkzaamheid berusten en toegepast kunnen worden op het gebied van de nijverheid. De uitvinding van de “ManiRail” is er één op het gebied van de technologie en derhalve vatbaar voor een Nederlands octrooi, indien aan de eisen van artikel 2 ROW en de overige eisen van de ROW wordt voldaan. Ook bescherming op grond van het Europees Octrooi Verdrag (EOV) kan aan de orde zijn indien aan de eisen van dat verdrag wordt voldaan. Zowel voor de ROW als het EOV geldt dat zij een octrooirecht niet van rechtswege toekennen, terwijl VHS zich ook niet heeft beroepen op bescherming op grond van de ROW of het EOV. Bovendien zou deze rechtbank onbevoegd zijn te oordelen over het bestaan van een octrooirecht of bescherming op grond van de ROW of het EOV; die beoordeling is voorbehouden aan de rechtbank in ’s-Gravenhage.

Slaafse nabootsing
3.12. De rechtbank moet vaststellen dat VHS in de kern niet meer stelt dan dat het totaalbeeld van de twee machines gelijk is. Wanneer een product, dat niet door een recht van intellectuele eigendom tegen nabootsing wordt beschermd, door een concurrent wordt nagebootst, zodanig dat tussen de beide producten gelijkenis bestaat, betekent dat nog niet dat van onrechtmatig handelen sprake is, zelfs niet indien door die gelijkenis bij het relevante publiek verwarring mocht ontstaan. Van onrechtmatig handelen is slechts sprake indien die gelijkenis onnódig is in de in 3.10. weergegeven zin. VHS heeft echter niets gesteld over hetgeen voor VGM c.s. redelijkerwijs, zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid of bruikbaarheid van de “Telerailer”, mogelijk is om van de “ManiRail” onderscheidende elementen aan te brengen. Dat was van haar in het kader van haar stelplicht wel te vergen. Waar VHS niet aan haar stelplicht heeft voldaan moet de conclusie luiden dat niet komt vast te staan dat van slaafse nabootsing door VGM c.s. sprake is.

Handelsnaam / merknaam
3.16. Voor zover VHS heeft gesteld dat zij de naam “ManiRail” heeft bedacht en als handelsnaam voert en dat het VGM c.s. om die reden verboden is die naam te gebruiken, wordt die stelling verworpen. Wanneer sprake is van een handelsnaam in de zin van de Handelsnaamwet is het een ander verboden een handelsnaam te voeren die kort gezegd verwarring wekt over wie de onderneming drijft of die het merk van een ander bevat. VHS heeft niet gesteld dat VGM c.s. als handelsnaam “ManiRail” voeren. Uit de stellingen van VHS maakt de rechtbank op dat zij erop doelt dat zij de merknaam “ManiRail” heeft bedacht. Zij stelt dat zij de naam bij “Manitou” heeft laten registreren. Zij stelt ook dat haar holdingmaatschappij het merk als zodanig inmiddels heeft laten registreren. Bij gebreke van een nadere toelichting op een en ander van VHS moet de rechtbank het ervoor houden dat de holdingmaatschappij toestemming heeft verkregen van VHS voor de registratie van de merknaam in het Benelux merkenregister en dat VHS zich niet tegen de inschrijving heeft verzet.

3.17. Artikel 2.19., lid 1 BVIE bepaalt dat alleen de merkhouder in rechte bescherming kan inroepen tegen gebruik van een teken. Artikel 2.20., lid 1 BVIE bepaalt dat de houder van een merk het uitsluitend recht heeft het gebruik van een teken te verbieden. Waar de holdingmaatschappij de merknaam “ManiRail” heeft ingeschreven is zij de merkhouder. Alleen zij kan gelet op voormelde artikelen een vordering instellen tot een verbod op het gebruik van het teken “ManiRail”. VHS behoort in deze vorderingen dan ook, gelet op artikel 2.19., lid 2 BVIE, niet-ontvankelijk te worden verklaard. Wanneer de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat inschrijving bij het Benelux merkenregister heeft plaatsgehad, behoort VHS eveneens op grond van artikel 2.19., lid 2 BVIE niet-ontvankelijk te worden verklaard. Er is dan immers geen sprake van een merkhouder.

Schadevergoedingsactie
3.18. De rechtbank beoordeelt nu de vordering tot schadevergoeding van VHS. VHS stelt dat zij schade heeft geleden ten bedrage van EURO 57.500,- omdat [x] in oktober 2009 slechts bereid was EURO 200.000,- voor een “ManiRail” van VHS te betalen, terwijl [x] door toedoen van (uiteindelijk) VGM c.s. niet is ingegaan op de offerte van augustus 2008 van VHS ten bedrage van EURO 257.500,-.

3.19. Naar aanleiding van het verweer van VGM c.s. dat geen causaal verband bestaat tussen enig handelen van VGM c.s. en de door VHS geclaimde schade overweegt de rechtbank als volgt. Als VHS zou worden gevolgd in haar stelling dat [x] bij VHS geen “ManiRail” heeft gekocht in reactie op de offerte van augustus 2008 van VHS vanwege het destijds belemmeren van de verkoop daarvan door [verkoopdirecteur] en [bestuurder] en/of vanwege het maken van de “Telerailer”, dan nog staat vast dat [x] in oktober 2009 alsnog een “ManiRail” van VHS heeft gekocht. Dat betekent dat het door VHS (uiteindelijk) aan VGM c.s. verweten handelen er niet toe heeft geleid dat VHS geen “ManiRail” aan [x] heeft kunnen verkopen.

IEF 10538

Technisch-mechanische robotachtige indruk

Hof Amsterdam 22 november 2011, zaaknr 200.080.118/01 KG (Dyson tegen Royal Appliance International)

Met dank aan Charles Gielen en Farihan Keramati, NautaDutilh N.V.
In navolging van IEF 9216, dit arrest bekrachtigd het vonnis.

Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Stofzuigers & reclamemateriaal.

Wel auteursrechtelijke bescherming, maar het Hof sluit zich aan bij het oordeel de Vzr. dat de totaalindruk zeer afwijkt, doordat de verscheidene elementen anders zijn vormgegeven. Een gebruiksvoorwarp als het onderhavige heeft immers veel kenmerken die (hoe vernieuwend ook) door de gebruiksbestemming daarbij zijn bepaald. De technische functies zijn in het ontwerp benadrukt en uitvergroot.

Marktonderzoeken zijn uitgevoerd, maar beide apparaten staan afgebeeld met een dubbel om de stofzuiger gedrapeerde slang en het is goed denkbaar dat feitelijk waargenomen stofzuigers minder beduidend is, omdat bij aanschaf het apparaat zelf aandacht trekt en dus zonder de relatief onbelangrijke accessoir als de slang. Slechts betrekkelijke waarde kan aan het marktonderzoek worden gehecht.

Vorderingen afgewezen. Dyson c.s. worden in de kosten veroordeeld ad €24.473,85.

3.5.4. (...) Het hof sluit zich in dit verband aan bij het oordeel van de voorzieningenrechter dat het oorsponkelijke karakter van de Dyson-stofzuigers met name is gelegen in de wijze waarop de verschillende elementen van deze stofzuigers op en fraaie wijze in het ontwerp zijn geïntegreerd, waardoor de stofzuigers een robuust karakter hebben een sterk technisch-mechanische robotachtige indruk maken.
De technische functies zijn in het ontwerp benadrukt en uitvergroot. Voorts doet de felgekleurde kap waarme de cyclonen worden afgedekt denken aan een op het apparaat geplaatste kroon.

3.5.6. Daar komt bij dat het hof, anders dan de voorzieningenrechter, voorhands van oordeel is dat de transparantie van de stofbak en de wijze waarop de slang om het apparaat wordt heengeslagen dermate functioneel zijn bepaald (het gemak van het in een oogopslag kunnen zien of de stofbak moet worden geleefd respectievelijk het gemak bij het opbergen van het apparaat naaar Royal Appliance onweersproken heeft gesteld, onderdeel uitmaakt van een in de Verenigde Staten gedane octrooiaanvraag) geen betekenis toekomt bij het bepalen van de (auteursrechtelijke) beschermingsomvang van het model. Dit geldt ook voor het op de deksel geplaatste gebogen handvat en de relatief grote wielen van de stofzuiger, welke laatste er toe leiden dat dezee gemakkelijker, onder meer over drempels, voort te trekken is. Ook valt voorhands niet uit te sluiten dat ook de schuine ligging van de bak technische voordelen oplevert bij het gebruik van de stofzuiger met gevolg dat deze (eveneens) als objectieve trek van de stofzuiger moet worden beschouwd.

3.6. Voor het oordeel dat Royal Appliance de Dyson-stofzuiger heeft nagebootst op een wijze die als onrechmatig jegens Dyson moet worden gekwalificeerd is voorhands evenmin voldoende grond. He hof sluit zich in dit verband aan bij de overweging van de voorzieningenrechter dat het zich door een ontwerp of door details van dat ontwerp laten inspireren op zichzelf niet onrechtmatig is. Dit geldt ook voor het volgen van een door een concurrent ingezette trend of stijl.
Dat er een zodanige gelijkenis bestaat tussen de wederzijdse apparaten dat aannemelijk is dat het publiek bij het aanschouwen van de VS8 in relevante mate op het verkeede been zal worden gezet is vooralsnog onvoldoende aannemelijk.
(...)
Dyson heeft marktonderzoeken laten doen (...) waaruit valt op te maken dat de wederzijdse modellen met elkaar geassocieerd worden.

IEF 10518

In een twitterbericht aangekondigd

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 2 november 2011, KG ZA 11-1288 (Alcomij B.V. tegen KG Systems B.V.)

Met gelijktijdige dank aan Maarten Haak, Hoogenraad & Haak | advertising + ip advocaten.

Auteursrecht en niet-ingeschreven modelrechten hoekprofiel. Zowel Alcomij en KG Systems houdt zich bezig met de ontwikkeling, productie en verhandeling van metalen producten voor de glastuinbouw, waaronder aluminium containers, zoals de Moduline rolcontainer voor kweek van potplanten en automatisch transport binnen een kas. In juli 2011 heeft Alcomij voor het eerst een hoekprofiel aan het publiek gepresenteerd.

KG Systems heeft interesse getoond, maar tot samenwerking is het niet gekomen. In een twitterbericht van 31 oktober 2011 heeft KG aangekondigd een nieuw modelhoekstuk te presenteren tijdens de Hortifair 1-4 november te Amsterdam.

Alcomij heeft "met haar hoekstuk als eerste een nieuwe weg is ingeslagen en zij [kan] om die reden aanspraak maken op een ruime(re) bescherming" en "handelt KG Systems (...) onrechtmatig door (een aanzienlijk deel van) de niet-technisch bepaalde auteursrechtelijk beschermde trekken van het hoekstuk"

Er wordt auteursrechtelijke bescherming aangenomen, maar er is geen overeenstemmende totaalindruk, gelet op de beschermde trekken en waarbij in acht is genomen dat de vormgevingsvrijheid voor de producten in kwestie in aanzienlijke mate door functionele vereisten wordt beperkt. Veroordeelt Alcomij ad  1019h Rv in de proceskosten, aan de zijde van KG Systems tot op heden begroot op EUR 4.222,77.

4.4. Veronderstellenderwijs tot uitgangspunt nemend dat het hoekstuk van Alcomij auteursrechtelijk beschermd is en dat de auteursrechten bij Alcomij berusten, is naar voorlopig oordeel geen sprake van een voldoende overeenstemmende totaalindruk, gelet op de beschermde trekken en waarbij in acht is genomen dat de vormgevingsvrijheid voor de producten in kwestie in aanzienlijke mate door functionele vereisten wordt beperkt. De voorzieningenrechter constateert met KG Systems een aanzienlijk aantal in het oog springende verschillen: 
- het hoekstuk van KG Systems heeft in de onderste laag geen verdikte band, waardoor dat hoekstuk een (recht)hoekiger aanblik heeft dan het Alcomij-hoekstuk; 
- de zichtbare flappen in de middelste laag van het hoekstuk van Alcomij hebben elk een naad die ontbreekt in het hoekstuk van KG Systems;
- de afronding van de middelste laag van het hoekstuk van KG Systems heeft een aanzienlijk kleinere straal dan die van het Alcomij hoekstuk, waardoor het bovendien over een kleiner gebied is verbonden met het onderste gedeelte en ook op dit punt een (recht)hoekiger aanblik heeft; 
- de plaatsing van de schroeven wijkt af; 
- de op de hoekstukken aangebrachte bedrijfslogo’s verschillen, zowel qua inhoud als plaatsing, waarbij bovendien het logo van Alcomij in tegenstelling tot dat van KG Systems in reliëf zichtbaar is.

4.5. Dat het hoekstuk van KG Systems op onderdelen gelijkenis vertoont met het Alcomij-hoekstuk – zoals in de vormgeving van de bovenste laag, die bij beide hoekstukken een rechthoekige uitsparing laat zien, doordat beide hoekstukken in essentie het profiel van de wanddelen volgen en zichtbare overliggende flappen in de middelste laag hebben – is voorshands onvoldoende om tot een andersluidend oordeel te komen. Het volgen van het profiel van de wanddelen heeft een functionele achtergrond, getuige de – niet weersproken – stelling van KG Systems dat dit de hanteerbaarheid bevordert doordat minder gevaar bestaat voor het blijven haken aan uitstekende delen. De andere punten van overeenstemming zijn, in vergelijking met voormelde opvallende verschillen, niet van dien aard dat ze tot een overeenstemmende totaalindruk leiden.

4.6. Voor zover gegrond op het auteursrecht dienen de vorderingen van Alcomij te worden afgewezen. Het beroep van Alcomij op haar niet-geregistreerde Gemeenschapsmodelrecht, alsmede het beroep op slaafse nabootsing, treffen eenzelfde lot. Ook ten aanzien van deze grondslagen geldt dat de hoekstukken naar voorlopig oordeel te
weinig overeenstemmen om tot toewijzing van de vorderingen te komen.

IEF 10492

Dit is (nog net) een werk

Vzr. Rechtbank Amsterdam 15 november 2011, KG ZA 11-1602 HJ/TF (Next Team S.R.L. tegen Kawasaki Motors Europe N.V.)

Met dank aan Bas Le Poole en Anne Bekema, Houthoff Buruma.

In't kort. Auteursrecht. Over branding, Corporate Identity dmv drie rechte lime-groene strepen. Dit is (nog net) een werk, er is sprake van inbreuk. Maar omdat Next Team haar ontwerp in opdracht van Kawasaki en tegen betaling door Kawasaki heeft gemaakt, was branding niet het eigenlijke onderwerp van de opdracht, maar de oplevering van het materiaal. Deze omstandigheden maken dat een beroep op het auteursrecht dat jegens een andere inbreukmaker mogelijk zou zijn, juist tegenover Kawasaki naar maatstaven van redelijkheid en billijheid onaanvaardbaar is. Weigert de gevraagde voorzieningen. Proceskostenveroordeling €38.060,00

4.4 (...) De voorzieningenrechter acht een werk bestaande uit enige rechte strepen een creatie die op de grens ligt van het alledaagse, dat niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt. Immers zoals woorden de basiselementen zijn in de taal, die als zodanig niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen (zie het genoemde Infopax-arrest, rechtsoverweging 45 en 46), zijn basisvormen zoals rechte lijnen, cirkels, driehoeken, vierkanten, veelhoeken, sinusgolven, parabolen, etc. basisvormen in grafische ontwerpen, die evenmin voor auteursrechtelijk beschermin in aanmerking komen. Voor zover de maker van een grafisch ontwerp dergelijke basiselementen verwerkt, kan hij enkel via de keuze, de schikking en de combinatie van dergelijke elementen uitdrukking geven aan zijn creatieve geest en tot een resultaat komen dat een intellectuele schepping vormt. (...) Dit is (nog net) een werk, maar het gaat hier - ook als de stripe studies in ogenschouw worden genomen - wel om een minimun oorspronkelijkheid. Naar mate de mate van oorspronkelijkheid geringer is, zal een gestelde inbreuk een grotere mate van gelijkenis moeten hebben om als inbreuk te gelden.

4.5 (...) De voorzieningenrechter is van oordeel dat de verschillen tussen beide werken zo gering zijn en dat de beide werken een zodanig op elkaar lijkende totaalindruk maken, dat sprake is van een inbreuk.

4.6. Next Team heeft haar ontwerp in opdracht van Kawasaki en tegen betaling door Kawasaki gemaakt. De Branding was niet het eigenlijke onderwerp van de opdracht, dit was het ontwerp en de levering van materiaal voor showrooms; de "branding" was een ondergeschikt onderdeel van die opdracht. Deze omstandigheden bij elkaar genomen maken dat een beroep op het auteursrecht dat jegens een andere inbreukmaker mogelijk zou zijn, juist tegenover Kawasaki naar maatstaven van redelijkheid en billijheid onaanvaardbaar is.

IEF 10482

Architect is niet geconsulteerd

Rechtbank Rotterdam 3 november 2011, LJN BU4071 (eisers tegen College B&W Schiedam en vergunninghouder)

Bestuursrecht. Dakopbouwvergunning zonder consultatie architect. Het College van B&W van gemeente Schiedam verleent ontheffing voor het plaatsen van een dakopbouw op een bestaande garage. Eisers hebben bezwaar gemaakt, mede op auteursrechtelijke gronden (architect zou niet zijn geconsulteerd). Er is geen sprake van een evident privaatrechtelijke belemmering en de burgerlijke rechter is de eerst aangewezene om auteursrechtschending (lees: schending van persoonlijkheidsrechten) vast te stellen. Dit kan echter niet leiden dat B&W niet tot de verleende ontheffing had kunnen komen. Vordering wordt, evenals de kort geding rechter reeds had besloten, afgewezen.

r.o.2.3.4.1. (...) [Eisers] wijzen er verder op dat de auteursrechthebbende architect die de woningen heeft ontworpen, niet is geconsulteerd en dat deze architect evenzeer tegen de geplande opbouw bezwaren heeft.

2.3.4.2 (...) Het betoog vanar eisers dat de architect die de woningen heeft ontworpen, ten onrechte niet is geconsulteerd en dat deze architect evenzeer tegen de dakopbouw bezwaren heeft, kan niet leiden tot het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid de ontheffing heeft kunnen verlenen. Voor verweerder bestaat geen rechtsplicht bij de beoordeling van het verzoek om een ontheffing de oorspronkelijke architect van het in geding zijnde bouwwerk te raadplegen. Voor zover er al – vanwege schending van het auteursrecht van de architect – een privaatrechtelijke belemmering zou zijn, overweegt de rechtbank dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 april 2010, LJN BM2614) voor het oordeel door de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de verlening van een ontheffing in de weg staat, slechts aanleiding is wanneer deze belemmering een evident karakter heeft. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat van een evidente privaatrechtelijke belemmering sprake is. De burgerlijke rechter is de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of het auteursrecht van de architect geschonden zou zijn.