DOSSIERS
Alle dossiers

Vormgeving  

IEF 11088

Drijfverenscan

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 22 maart 2012, KG ZA 12-105 (A(...) & C(...) tegen Q(...))

Uitspraak ingezonden door Mark Tsoutsanis en Paul Wezelenburg, RWV advocaten.

A(...) exploiteert de IE-Rechten van moedermaatschappij C(...). A(...) gebruikt, in het kader van haar Profile Dynamics analyse voor gedragspatronen, teksten zoals een brochure, vragenlijst(en), rapportages en andere teksten, met als basis de theorie van Graves. Q(...) biedt meetinstrumenten aan, zoals de "drijfverenscan", die op dezelfde theorie is gebaseerd.

Q(...) voert aan dat zij al op 23 november 2011, de dag van ontvangst van de sommatie zijdens A(...), de beweerdelijke inbreuk heeft gestaakt en gestaakt heeft gehouden, door het off line plaatsen van de drijfverenscan. In de twee weken na betekening van de dagvaarding heeft Q(...) alles in het werk gezet om A(...) tegemoet te komen. Dit resulteerde in het op 17 februari 2012 gedane voorstel, waarmee aan alle vorderingen werd voldaan en waarin zelfs is aangeboden een bedrag van € 7.350 te betalen. De feitelijke terugroeping welke Q(...) is aangevangen op 14 december 2011 is eveneens een voldoende tegemoetkoming.

Bij deze stand van zaken is er aan de zijde van A(...) niet meer sprake van voldoende spoedeisend belang bij de gevorderde voorlopige voorzieningen. Deze zullen dan ook worden geweigerd.

Een bijzondere proceskostenbetwisting:

4.16. A(...) heeft deze kosten betwist, vooral omdat kosten zijn gedeclareerd voor werkzaamheden door een vermoedelijke student-stagiaire en door een der advocaten over de periode voor zijn beëdiging. De voorzieningenrechter heeft opgemerkt dat wat betreft de student-stagiaire niet alle bestede uren zijn gedeclareerd. Overigens is niet gesteld of gebleken dat de gedeclareerde uren niet ten behoeve van de zaak zijn gemaakt, dan wel niet evenredig zijn of niet voldoen aan de maatstaf van redelijkheid. De voorzieningenrechter weegt voorts mee dat aan de zijde van A(...) vrijwel eenzelfde bedrag is gedeclareerd en dat de proceshouding van de zijde van A(...) zeker niet aan vermindering van de proceskosten heeft bijgedragen. Het door Q(...) gevorderde bedrag zal daarom worden toegewezen.
IEF 11041

Zo korte afstand volgen van de serie

Hof 's-Hertogenbosch 14 maart 2012, LJN BV9043  (All Round tegen Dutch Designz)

Uitspraak ingezonden door Muriel van den Hazenkamp, Van Zinnicq Bergmann.

In navolging van IEF 9354. Beide partijen houden zich bezig met het ontwikkelen en verhandelen van sieraden en sinds 2009 is er een sieradenlijn opgezet van hangers en munten. Eiser (klik afbeelding voor vergroting - links) heeft dit onder de handelsnaam Mi Moneda Quoins gedaan, gedaagde onder de naam Quoins (rechts).

Dutch Designz heeft betwist dat eisers munten auteursrechtelijk beschermde werken zijn. Zij heeft daartoe aangevoerd dat (de ontwerpen van) deze sieraden deels zijn ontleend, deels triviaal/banaal zijn en deels functioneel bepaald zijn. All Round betoogt anders: de houder van een cirkelvormige munt hoeft niet dezelfde vorm te hebben; er zijn technische alternatieven voor het plaatsen van een munt; het scharnier kan anders worden gepositioneerd; de dikte van de hanger en de vorm van de sluiting kan variëren.

Ten aanzien van de hangers wordt geen auteursrechtinbreuk aangenomen. Onder andere omdat de versiering op de rand en de verbinding op het achterste deel van de hanger anders is vormgegeven, waardoor de totaalindrukken niet te weinig verschillen (r.o. 4.7.4). Ten aanzien van de munten oordeelt het Hof dat deze niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen. Als zij al bescherming genieten, dan is deze zwak en er wordt geen inbreuk gemaakt door Dutch Designz. Ten aanzien van de combinatie oordeelt het Hof dat de totaalindruk gelijkend kan zijn, omdat het grootste oppervlakte van het sieraad door de geplaatste munt wordt bepaald. Het is echter onvoldoende aannemelijk geworden dat bij het publiek behoefte bestaat aan een een zekere standaardisatie: compatibiliteit en uitwisselbaarheid zijn geen rechtvaardiging voor het verwarringwekkend nabootsen van de sieraden (4.9.5).

De slaafse nabootsing (vanwege het nauwlettend volgen van de serie) wordt wél aangenomen. Het eerdere vonnis in Kort Geding wordt deels in stand gehouden. De proceskosten in eerste aanleg worden gecompenseerd zodat iedere partij haar eigen kosten betaald. Het hof veroordeelt All Round in de proceskosten in het hoger beroep All Round  (60% auteursrecht, 40% slaafse nabootsing).

4.9.4. Door een serie sieraden op de markt te brengen die deze serie Mi Moneda sieraden zo nauwlettend volgt en van die Mi Moneda sieraden zo weinig afstand houdt, heeft Dutch Designz naar het voorlopig oordeel van het hof met deze Quoins de betreffende Mi Mondeda sieraden slaafs nagebootst. Dutch Designz had immers, zonder aan de deugdelijkheid en gebruikbaarheid van haar producten af te doen, evengoed een andere weg kunnen inslaan. Zij had immers evengoed andere thema´s (dan een dikke en een slanke Buddha en de Vitrubiusman van Da Vinci) kunnen gebruiken (...). Een enkele munthanger uit deze serie op zichzelf beschouwd leidt niet snel tot het oordeel slaafse nabootsing, maar het op zo korte afstand volgen van de serie van munthanger wel.

Lees het arrest hier (grosse HD 200.084.455, LJN BV9043).

 

IEF 11040

Technisch kenmerk niet beschermd omdat alternatieven voorhanden zijn

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 14 maart 2012, KG ZA 12-76 (Fatboy tegen Garden Impressions)

Uitspraak ingezonden door Rik Geurts en Rutger van Rompaey, QuestIE advocatuur.

Modellenrecht. Auteursrecht. Fatboy heeft onder de naam HEADDEMOCK een hangmat op de markt gebracht en heeft daarvoor een gemeenschapsmodel met nummer 531694-0001 geregistreerd. Garden Impressions heeft een hangmat verhandeld onder de naam OTTOWA. De kenmerken die volgens Fatboy zouden zijn overgenomen zijn: zeskantige (dichte) vorm met brede maatvoering en een nader omschreven stikselpatroon van de gewatteerde stof.

Modellenrecht: wat betreft de omzoomde band langs de omtrek moet dit kenmerk buiten beschouwing blijven omdat het de technische functie heeft van versteviging. Voorzover Fatboy heeft willen betogen dat een technisch kenmerk voor bescherming in aanmerking komt indien er technische alternatieven voorhanden zijn, wordt die stelling vooralsnog onjuist geoordeeld. Omdat Fatboy in de vergelijking de onderzijde niet heeft betrokken, moet worden aangenomen dat die zijde geen vergelijkbaar patroon heeft. Ook ontbreekt het opvallend uitstekende vlak en is het bevestigingspunt rechthoekig in plaats van rond. Daarom ontstaat er een andere algemene indruk en is er geen modelrechtinbreuk.

Alle mogelijk auteursrechtelijke trekken worden op basis van de technische functie afgewezen. Dit betreft: de basisvorm van de hangmat, de omzoomde band, de brede maatvoering (voor meerdere personen), de wattering (voor comfort), de stofkeuze (weerbestendig) en de onderverdeling in banen (voorkomen dat de wattering zich op één plek ophoopt). Vorderingen worden afgewezen en Fatboy wordt veroordeeld in de proceskosten.

Auteursrecht
4.15. Om redenen al hiervoor overwogen is de basisvorm van de Headdemock niet aan te merken als een auteursrechtelijk beschermde trek en moet de omzoomde band geacht worden een technische functie  te hebben, waardoor het eveneens van auteursrechtelijke bescherming is uitgesloten.

4.16 De laatste geldt ook voor de brede maatvoering (nodig om de hangmat geschikt te maken voor gebruik door meerdere personen), het gebruik van stevig stof (dat  de duurzaamheid en veiligheid van de hangmat dientt) en de wattering van de stof (waardoo de hangmat zachter zal aanvoelen). De in de Headdemock gebruikte, naar de voorzieningenrechter begrijpt, polyester stof zoals getoond ter zitting iss voor een hangmat, zoals Garden Impressions onweersproken heeft gesteld, een gebruikelijk materiaal voor producten die buiten huis gebruikt worden omdat het goed weerbestendig is. Ook dit kenmerk kan niet als een auteursrechtelijk beschermde trek worden aangemerkt. De onderverdeling van de wattering in banen heeft, naar Garden Impressions onweersproken ter zitting heeft aangevoerd, de technische functie te voorkomen dat de wattering zich op één plek ophoopt.
Op andere blogs:
DeGier|Stam advocaten (IE-zaak over hangmatten: allesbehalve slaapverwekkend!)
IEF 11032

Door politie-striping exclusief te houden

Vzr. Rechtbank Zutphen 13 maart 2012, KG ZA 12-24 (Staat der Nederlanden tegen Globe Holding) - LJN BV8590 - persbericht

Uitspraak ingezonden door Sikke Kingma, Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn. Persbericht ingezonden door Globe Holding.

Auteursrecht op striping. De staat heeft in 1992 een extern bureau opdracht gegeven om een huisstijl te ontwerpen. De auteursrechten zijn onder voorbehoud ex 15b Auteurswet (door of vanwege de openbare macht) overgedragen aan de staat. Globe Holding heeft voor haar beveiligingsbedrijf striping aangebracht op haar vervoersmiddelen in de kleuren blauw en geel. Zij heeft daarbij afwijkende kleuren gebruikt en bovendien staat haar bedrijfslogo op de achterkant en de zijkanten.

De voorzieningenrechter verbiedt de eigenaar van het beveiligingsbedrijf om de auteursrechtelijk beschermde politiestriping te verveelvoudigen op zijn bedrijfsauto’s. De stelling dat er sprake is van willekeur wordt niet gevolgd. De Staat is succesvol in en buiten rechte opgetreden tegen een aantal van de genoemde voorbeelden. Ook andere voorbeelden vertonen duidelijke verschillen met de auteursrechtelijk beschermde striping van de Staat.

4.4. Hoewel er tussen de beide stripings inderdaad verschillen bestaan, stemmen de totaalindrukken zodanig overeen dat de (...) gestelde vraag voorhands bevestigend dient te worden beantwoord. Bij alle voertuigen is sprake van tweekleurige, (even) schuin geplaatste strepen van een vergelijkbare dikte met een horizon op een witte achtergrond. De strepen op de voorzijde van de voertuigen vormen tezamen een V. Van belang is met name dat de strepen in het ontwerp voor de politie volgens een dusdanig ingewikkeld patroon zijn aangebracht dat niet kan worden verwacht dat het publiek de betrekkelijk kleine verschillen tussen beide stripings zal opmerken, zodat er gevaar voor verwarring te duchten valt. Het feit dat de kleuren zoals gebruikt door gedaagde - geel met blauw - afwijken van de kleuren zoals gebruikt door de Staat - rood/oranje met blauw - en daarnaast het logo van Globe Holding op de voertuigen is afgebeeld, doet niet af aan nabootsing van de politie-striping en het bestaan van verwarringsgevaar. Van het publiek kan immers niet worden verwacht dat het zo vertrouwd is met de kleuren die politievoertuigen voeren dat deze afwijkingen terstond zal opmerken. Bovendien is gebleken dat bij andere overheidsdiensten soortgelijke huisstijlen - met inbegrip van stripings - worden gevoerd in andere kleuren dan die, welke de politie gebruikt.

4.5. Globe Holding wordt in haar stelling, dat sprake is van willekeur omdat er heel veel auto's met soortgelijke stripings rondrijden waar de Staat niets aan doet, niet gevolgd. De Staat heeft de stelling onderbouwd betwist. Van de zijde van de Staat is ter ziting gereageerd op een grroot aantal van de door Globe Holding overlegde foto's van voertuigen met stripings. Van een aantal daarvan heeft de Staat onbetwist gesteld dat de stripings naar aanleiding van sommaties reeds zijn verwijderd of aangepast. Van andere voorbeelden heeft de Staat onbetwist gesteld dat deze - met thans circa 140 andere zaken - nog in behandeling zijn. De Staat heeft daarbij verklaard dat niet in alle gevallen wordt geprocedeerd omdat in veel gevallen de stripings al worden verwijderd of aangepast na sommatie. Van andere voorbeelden heeft de Staat uitgelegd waarom deze door duidelijke verschillen niet in strijd zijn met het auteursrecht. De staat heeft onweersproken gesteld in die gevallen geen actie te ondernemen, maar in alle - hem bekende - gevallen hard op te treden en daar net zo lang mee door te gaan als nodig is om de inbreuk te stoppen. Dat de Staat bij het optreden tegen litigieuze stripings willekeurig te werk gaat, wordt daarom niet gevolgd.

4.6. (...) Juist door politie-striping exclusief te behouden voor de politie door op te treden tegen inbreuk op het auteursrecht kan de Staat bewerkstelligen dat die betrouwbare en optimale herkenbaarheid van die striping voor de politie gehandhaafd blijft, hetgeen van groot belang is voor het functioneren van de politie.

Zie ook site: politiestriping.nl.

IEF 10989

Geen nieuwe bouwtekeningen bij gemeente ingediend

Rechtbank Dordrecht 29 februari 2012, LJN BV7644 (Finnhouse Houtbouw B.V. tegen gedaagde) - persbericht Rechtspraak.nl

In navolging van eerdere Finnhouse-zaken.

Auteursrecht op huis. Een bouwvergunning en bouwtekeningen als bewijs voor inbreuk? De leverancier van een bouwpakkethuis spreekt haar afnemer aan wegens inbreuk op auteursrecht op de ontwerptekeningen nadat afnemer door brand het tenietgegaan huis vervangt door een huis van een andere leverancier. Afnemer stelt onbetwist zelf schetsen te hebben gemaakt voor de leverancier en die ook ter beschikking te hebben gesteld aan de andere leverancier. Er komt echter – anders dan Finnhouse kennelijk beoogt te betogen – niet vast te staan dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht dat rust op de door Finnhouse ten behoeve in 2004 verleende bouwvergunning gemaakte tekeningen, doch slechts dat de gemeente heeft geconcludeerd dat voor de bouw van de in opdracht van [gedaagde] door Honka geleverde woning niet opnieuw een bouwvergunning vereist is en dat er kennelijk geen nieuwe bouwtekeningen bij de gemeente zijn ingediend. Finnhouse moet bewijzen dat aan andere leverancier haar ontwerpschetsen ter beschikking zijn gesteld.

Met de betwisting dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op enig auteursrecht door zijn eigen schetsen ter besschikking te stellen van Honka voor het realiseren van de nieuwe woning, betwist [gedaagde] dat Finnhouse auteursrecht kan doen gelden op het ontwerp dat in die door [gedaagde] gemaakte schetsen is vervat. Die betwisting snijdt hout.

5.3.  Van een inbreuk op auteursrecht van Finnhouse kan gelet op het voorgaande sprake zijn indien komt vast te staan dat [gedaagde] ten behoeve van de bouw van de nieuwe woning door Honka wederom gebruik heeft gemaakt of doen maken van de ontwerptekeningen en bestektekeningen die eerder door Finnhouse voor [gedaagde] waren gemaakt. Finhouse heeft zich ter onderbouwing van die stelling beroepen op de brief van de gemeente Zijpe van 19 juli 2010 aan de advocaat van Finnhouse, waarin de gemeente heeft bericht dat de “zomerwoning zoals deze is gerealiseerd in 2009, is gebouwd volgende de bouwvergunning van 2004.” En: “Er zijn dus geen andere tekeningen aanwezig, dan de bouwtekeningen behorende bij bouwvergunning 2004,139, waar u reeds kopieën van heeft ontvangen.”

Hiermee komt echter – anders dan Finnhouse kennelijk beoogt te betogen – niet vast te staan dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht dat rust op de door Finnhouse ten behoeve in 2004 verleende bouwvergunning gemaakte tekeningen, doch slechts dat de gemeente heeft geconcludeerd dat voor de bouw van de in opdracht van [gedaagde] door Honka geleverde woning niet opnieuw een bouwvergunning vereist is en dat er kennelijk geen nieuwe bouwtekeningen bij de gemeente zijn ingediend.

5.4.  [gedaagde] heeft de stelling van Finnhouse dat inbreuk is gemaakt op haar auteursrecht gemotiveerd betwist door te stellen en een eerste onderbouwing te leveren van de stelling, dat hij slechts zijn eigen schetsen ter beschikking van Honka heeft gesteld voorafgaand aan de bouw van de nieuwe woning en dat hij Honka voorts heeft geïnformeerd over de maten van de al aanwezige fundering/kelder, waarop ook de nieuwe woning moest worden gebouwd, en de beperking van de goothoogte ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan.

Gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] van de stellingen van Finnhouse, zal de rechtbank laatstgenoemde opdragen te bewijzen dat [gedaagde] bij de bouw van de nieuwe woning in 2009 gebruik heeft gemaakt of doen maken van door Finnhouse aan [gedaagde] verstrekte tekeningen.

Lees het tussenvonnis hier (LJN, schone pdf).

IEF 10976

Welkom In Onze Buurt (staking executie)

Vzr. Rechtbank Utrecht 29 februari 2012, LJN BV7359 (Miecmarketing/premium solutions tegen Buurt & Co)

Staking van executie ná IEF 10009.

Staking executie van het format. Auteursrechten vormgeving. Buurt & Co heeft een format ontwikkeld dat zij exploiteert onder de naam BuurtKadoos (hierna: het BuurtKadoos-format). Een onderdeel van het BuurtKadoos-format betreft een doos met vouchers van ondernemers (hierna: de BuurtKadoos), die per post aan nieuwe bewoners in een bepaalde regio wordt gezonden voor advertentie- en acquisitiedoeleinden. Buurt & Co heeft met succes bij de voorzieningenrechter een inbreukverbod tegen de Welkom In Onze Buurt-format van Miec Marketing gekregen.

Miec Marketing legt uit dat niet volledig aan het vonnis is voldaan, aangezien er 119 WIOB-overeenkomsten zijn gesloten en in de opgave vermelding was 118 overeenkomsten. Dit is een dermate geringe afwijking dat geen dwangsommen zijn verbeurt. En Buurt & Co heeft niet direct nadat zij bekend geworden met dit feit dat de opgave niet volledig is geweest Miec Marketing aangesproken en zo het bedrag aan dwangsommen heeft laten oplopen.

Geringe overtreding Uit strijdige verklaringen omtrent de 119e WIOB-overeenkomst volgt - zo de voorzieningenrechter - dat de overeenkomst met betrekking tot de WIOB-doos niet heeft opgezegd en is het afnemer [A] niet verteld dat het om een ander marketingproduct gaat dan de WIOB-doos bij het aangaan van de overeenkomst. Aldus is er geen sprake van een geringe overtreding van het gebod.

Bekendheid Het is niet aannemelijk geworden dat Buurt & Co eerder bekend was met de onvolledigheid van de opgave, omdat zij op de genoemde datum pas beschikte over de ondertekende WIOB-overeenkomst.

Conclusie Gelet op het vorenstaande is er geen grond voor de door Miec Marketing c.s. gevorderde staking van de executie en daardoor evenmin voor de door haar gevorderde (terug)betaling van eventueel reeds verbeurde dwangsommen en van door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten. Het gevorderde zal daarom worden afgewezen.

4.7.  Met in achtneming van het vooromschreven toetsingskader is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk geworden dat de overtreding van het gebod zodanig gering is dat alle omstandigheden in aanmerking genomen geen dwangsommen zijn verbeurd. Voor dit oordeel is het volgende redengevend. Duidelijk is dat de verschillende door partijen overgelegde verklaringen over de gang van zaken met betrekking tot de niet vermelde overeenkomst strijdig met elkaar zijn. Indien de verklaring van [A] van 2 februari 2012 juist is, dan heeft [A] (anders dan Miec Marketing stelt) de overeenkomst met betrekking tot de WIOB-doos niet opgezegd en is [A] op 30 juni 2011 niet verteld dat het nieuwe stuk dat hij moest ondertekenen betrekking had op een ander marketingproduct dan de WIOB-doos. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat Miec Marketing c.s. per vergissing de overeenkomst van 9 juni 2011 niet in de opgave heeft vermeld. Dan is de overtreding van het gebod naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ook niet zo gering van aard dat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet leiden tot toewijzing van de ingestelde vordering(en). Dit alles leidt tot het voorlopig oordeel dat Miec Marketing c.s. - gelet op de verklaring van [A] en de gemotiveerde stellingen van Buurt & Co (zie 4.5.) - voorshands onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat van een geringe overtreding van het gebod sprake is. Reeds hierom moeten de gevraagde voorzieningen worden afgewezen. De strekking van het gebod in het vonnis van 27 juli 2011 biedt voor een ander oordeel geen aanleiding. De voorzieningenrechter heeft in dat vonnis het gevorderde gebod tot het verstrekken van de opgave immers toegewezen met het oog op het zwaarwegende belang van Buurt & Co bij die informatie voor het bepalen en beperken van haar schade (zie 2.3.). Door het ontbreken van de besproken overeenkomst in de opgave is het met het gebod beoogde doel niet (volledig) bereikt. Het feit dat Buurt & Co de schadebegroting in de bodemprocedure om haar moverende redenen (onzekerheid met betrekking tot de juistheid van de opgave) niet primair op de opgave baseert, brengt hierin geen verandering.


4.11.  Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is niet aannemelijk geworden dat de Buurt & Co eerder dan op 25 november 2011 beschikte over de door [A] ondertekende WIOB-overeenkomst. Daarmee is dus ook niet aannemelijk geworden dat Buurt & Co eerder dan deze datum bekend was met de onvolledigheid van de opgave. Miec Marketing c.s. stelt dat [A] tegenover [B] heeft verklaard dat een medewerker van Buurt & Co maximaal twee maanden na 10 juni 2011 de overeenkomst van hem heeft ontvangen. Zij verwijst ter zake naar de als productie 6 overgelegde e-mail van [B] van 29 december 2011 waarin hij daarover aan de heer [D] bericht: “Ook heeft hij (rb: [A]) mij in het gesprek verteld toen ik hem nader toelichtte over het omvang van de rechtszaak dat de mensen van de buurtkadoos de kopie van het origineel wiob contract wat hij nog in het bezit had ,een of maximaal twee maanden later na het cancelen dus 10-06-2011 van het contract bij hem hadden opgehaald dus ergens in juli of augustus 2011.” Deze verklaring wordt echter weersproken in de van de zijde van Buurt & Co als productie 9 overgelegde verklaring van haar medewerker de heer [E] van 3 februari 2012. Hij verklaart ter zake: “Voor zover nodig, bevestig ik u dat ik degene ben geweest die namens Buurtkadoos contact heeft gehad met meneer [A]. Dat was niet in juli of augustus 2011 (toen werkte ik nog helemaal niet voor Buurtkadoos), maar op 25 november 2011. Ik heb de documenten die ik van meneer [A] had gekregen doorgezonden naar mijn werkgever en ik begrijp dat die op zijn beurt alle stukken weer door heeft gestuurd naar onze advocaten.” Nu Buurt & Co de stellingen van Miec Marketing c.s. gemotiveerd heeft betwist, de inhoud van de door beide partijen overgelegde stukken strijdig met elkaar is en nadere bewijslevering onder andere door het horen van getuigen in het kader van dit kort geding niet mogelijk is, staat thans niet vast dat Buurt & Co eerder dan 25 november 2011 het bewijs in handen heeft gekregen van de onvolledigheid van de opgave. Nu geen andere feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die meebrengen dat Buurt & Co in redelijkheid geen gebruik mag maken van haar executiebevoegdheid, gaat de voorzieningenrechter voorshands uit van de rechtmatigheid van de executie.

Lees het vonnis hier (LJN / pdf)

IEF 10973

Bijkletsen en beschuitje eten

Hof 's-Hertogenbosch 28 februari 2012, LJN BV7194 (Van Geffen/Blond Amsterdam tegen Xenos B.V.)

In navolging van IEF 8502. Wel auteursrecht, geen inbreuk. Wel slaafse nabootsing. Stijlnabootsing.

Van Geffen is medeontwerpster van de afbeeldingen die zijn aangebracht op de producten van onder meer aardewerk en textiel. Blond c.s. brengt de productlijn 'Even bijkletsen' op de markt. Xenos verkoopt in haarwinkels voorraadbussen, koektrommels enz. met de teksten 'gezellig zo samen een beschuitje eten', soms voorzien van een geel en roze rand.

Ondanks dat op diverse elementen het auteursrecht berust (maar niet op tekening van een hartje, aardbei en cupcake), worden er geen inbreukvorderingen toegewezen. 

Blond c.s. roepen de bescherming van artikel 6:162 BW in tegen de slaafse nabootsing. Xenos betwist gemotiveerd dat de door Blond c.s. gestelde eigen plaats op de markt slaafs is nagebootst. De negatieve reflexwerking van het auteursrecht brengt mee dat in dit geval geen beroep gedaan kan worden op de aanvullen bescherming van 6:162 BW.

Naar voorlopig oordeel van het hof heeft Blond c.s. voldoende aannemelijk gemaakt dat de productlijn 'Even bijkletsen' en de producten daarvan een eigen positie in de markt bezitten. De partijen twisten over de verwarringssoort: herkomst- of productverwarring.

In lijn met 6:162 BW, mede gelet op de algemene formulering van artikel 10bis van het Unieverdrag van Parijs, biedt zij bescherming tegen beiden. Er Xenos heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij alles heeft gedaan wat redelijkerwijs mogelijk en nodig is om te voorkomen dat er verwarring ontstaat of wordt vergroot. Het eerdere vonnis wordt vernietigd en het gebod wordt ondersteund met dwangsommen van €20.000  per dag, met een maximum van €1.000.000.

4.17.10. Xenos heeft niet aangevoerd en ook anderszins is niet aannemelijk geworden dat zij alles heeft gedaan wat redelijkerwijs mogelijk en nodig is om te voorkomen dat door gelijkheid van de r.o. 4.17.6 genoemde producten gevaar voor verwarring ontstaat of vergroot wordt. Zij had evengoed voor een andere vormgeving kunnen kiezen zonder aan deugdelijkheid en bruikbaarheid van de producten afbreuk te doen. Dat blijkt reeds uit de meer recentere productlijn van Xenos, waarvan ook producten bij gelegenheid van pleidooi aan het hof zijn getoond, waarop bijvoorbeeld prominent rode, blauwe en groene rastermotieven zijn aangebracht en waarop veel meer heldere kleuren aanwezig zijn dan bijvoorbeeld de roze pasteltinten op de producten van Blond c.s..

4.17.11. Het voorgaande leidt er toe dat in r.o. 4.17.6 genoemde producten van Xenos geacht worden slaafs te zijn nagebootst van (de producten van) de productlijn 'Even bijkletsen' van Blond c.s. In zoverre heeft Xenos onrechtmatig jegens Blond c.s. gehandeld en slaagt de tweede grief.

Lees het arrest hier (grosse HD 200.055.449, LJN BV7194, schone pdf).

IEF 10972

Een inbreukverbod volstaat (niet)

Rechtbank 's-Gravenhage 29 februari 2012, HA ZA 09-287 (Bonnie Doon Europe tegen Angro) - schone pdf

Uitspraak ingezonden door Floor de Ruijter, Bingh advocaten.

Auteursrecht. Niet-ingeschreven gemeenschapsmodel. Partijen kwamen elkaar al eerder tegen, zie hier. Na tussenvonnis [IEF 9197] slaagt Angro er niet in bewijs te leveren van haar stelling dat de Angro Legging in mei 2006 is ontworpen en daarmee maakt zij inbreuk op auteursrecht en het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht. Het verbod op auteursrechtinbreuk wordt toegewezen. Maar het inbreukverbod op het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel is niet toewijsbaar omdat de bescherming daarvan in januari 2010 is verstreken. Er is - tot slot - geen belang bij verbod op slaafse nabootsing naast het toegewezen auteursrechtelijke inbreukverbod.

De nevenvordering betreffende het afgeven van telefoon- en faxgegevens van afnemers wordt niet toegewezen. De grond om deze gegevens verstrekt te krijgen is rekening en verantwoording over genoten winst in de zin van artikel 27a Aw. Daarvoor ziet de rechtbank niet in dat voor dat doel contactgegevens nodig zijn.

Angro verweert zich tegen de afgifte (en vernietiging) van gegevens omdat een inbreukverbod volstaat. Dit verweer wordt verworpen op grond van artikel 28 lid 1 Aw.

2.19. De gevorderde afgifte van de nog in voorraad zijnde Angro Leggings zal worden toegewezen. De stelling van Angro dat een inbreukverbod volstaat, wordt verworpen. Op grond van artikel 28 lid 1 Aw kan Bonnie Doon aanspraak maken op vernietiging van inbreukmakende goederen. Een rechtmatig belang bij behoud van de goederen heeft Angro niet aangevoerd. De bevole afgifte dient, anders dan Angro heeft betoogd, ook de goederen te omvatten die haar afnemers aan haar hebben geretourneerd naar aanleiding van de brief die Angro op grond van het kort geding vonnis heeft rondgestuurd. Ook die goederen zijn immers inbreukmakend en worden door Angro in voorraad gehouden. Het dat Angro op grond van het kort geding vonnis niet verplicht was om in de brief te verzoeken om retournering, maakt dat niet anders. Dat feit sluit immers niet uit dat afnemers die producten wel hebben geretourneerd.

De rechtbank
3.1. stelt vast dat niet hoeft te worden beslist op de voorwaardelijk ingestelde vorderingen
3.2. beveelt Angro met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis in de Europese Unie te staken en gestaakt te houden iedere inbreuk op het auteursrecht van Bonnie Doon met betrekking tot haar Exquisite Legging.

Op andere blogs:
DeGier|Stam
(strak vonnis)

IEF 10967

Waterkoeler met een extreem grootbeeld flatscreen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 9 april 2009, LJN BV7091 (Het Oplaadpunt h.o.d.n. TENQ en Stichting Waterwijs tegen gedaagde h.o.d.n. JOINTHEPIPE.ORG), LJN BV7091 (herstelvonnis - gedaagden wordt eiseressen) en Hof Amsterdam 9 februari 2010, LJN BM9465 (appellanten tegen Stichting Waterwijs en Het Oplaadpunt)

Auteursrecht, merkenrecht. Waterwijs zet zich in om jongeren te stimuleren meer water te drinken. Om dit doel te bereiken stelt Oplaadpunt in samenwerking met Waterwijs gratis aan scholen en tegen betaling aan bedrijven en diverse andere instellingen waterkoelers met beeldscherm, de zogenaamde TENQ’s, ter beschikking. De TENQ geeft gekoeld leidingwater. TENQ is een multimedia apparaat waarmee jong en oud worden geïnteresseerd in een gezonde levensstijl en ideële boodschappen. TENQ bestaat uit een strak vormgegeven waterkoeler met ingebouwd beeldscherm, met daaraan gekoppeld een extreem grootbeeld flatscreen. Op het beeldscherm worden ondermeer uitzendingen getoond die de gezondheidsgedachte stimuleren en onderwijsinformatie gegeven. Ook worden er entertainmentprogramma’s voor jongeren aangeboden.

Doordat gedaagde foto's van de TENQ, tevens als gemeenschapswoordmerk geregistreerd door Oplaadpunt, te gebruiken, wordt inbreuk op respectievelijk auteursrechten en merkenrecht gepleegd. Oplaadpunt is houder van Gemeenschapsmerk JOIN THE PIPE. Na een tijd is dit ook als  Beneluxmerk geregistreerd, waarop Oplaadpunt gedaagde met succes aanspreekt op het gebruik daarvan.

4.5.  Ten aanzien van de intellectuele eigendomsrechten geldt het volgende.
Voor toewijzing van de vordering in kort geding dient voorshands aannemelijk te zijn dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat er sprake is van inbreuk op het auteursrecht van de gedaagden. Het multimediale waterkoelsysteem, TENQ, waarvoor door eiseressen de bescherming wordt ingeroepen voldoet aan de daarvoor noodzakelijke in de Auteurswet gestelde eisen.
Het gaat immers om een werk dat een eigen karakter en een zekere mate van oorspronkelijkheid bezit, en dat een persoonlijk stempel van de maker draagt. Van dit werk zijn foto’s gebruikt op de website en in folders van gedaagden waardoor het werk is verveelvoudigd. In die zin is sprake geweest van inbreuk op het auteursrecht. Gedaagden zal dan ook worden verboden nog verder inbreuk op het auteursrecht van eiseressen te maken en zij dienen daartoe ieder gebruik van de afbeeldingen van TENQ te staken.

In beroep Hof Amsterdam 9 februari 2010, LJN BM9465 (appellanten tegen Stichting Waterwijs en Het Oplaadpunt)

Gemeenschapsmerk prevaleert in rangorde boven Benelux-merk. Geen relevant (voor)gebruik. Het enkele aandragen van een aanduiding maakt het depot daarvan als merk door een ander nog niet te kwader trouw. Kostenveroordeling deels volgens liquidatietarief.

Het Hof Amsterdam...vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover de vorderingen van Waterwijs c.s. betreffende de inbreuk op de merkrechten van Oplaadpunt op het teken JOIN THE PIPE en het verbod op het verrichten van concurrerende activiteiten daarbij (gedeeltelijk) zijn afgewezen;

4.5. Vast staat dat het door Het Oplaadpunt op 22 augustus 2008 ingeschreven Gemeenschapsmerk met betrekking tot het teken JOIN THE PIPE in rangorde prevaleert boven het onder 4.1 sub ix bedoelde Benelux-merk van [B]. Het hof acht voorshands niet aannemelijk dat het depot van Het Oplaadpunt te kwader trouw is verricht in de zin van artikel 2.4 sub f BVIE en om die reden nietig zal worden verklaard.

Vast staat immers dat het teken JOIN THE PIPE in juni 2008 is gebruikt in het kader van de voorgenomen internationale activiteiten van Waterwijs c.s. Dat het de bedoeling van de betrokken partijen was om ook de domeinnaam JointhePipe.org in dit kader te gebruiken, vindt steun in het feit dat de abonnementskosten met betrekking tot deze domeinnaam aan Het Oplaadpunt in rekening zijn gebracht (vgl. productie 3 van Waterwijs c.s. in hoger beroep).

Daar komt bij dat [A] c.s. geen (concrete) feiten hebben gesteld die de gevolgtrekking rechtvaardigen dat The Soon Institute B.V. en/of [B] in augustus 2008 doende waren om met gebruikmaking van het teken JOIN THE PIPE waren en/of diensten aan te bieden, dan wel op dat moment van een ander relevant (voor)gebruik sprake was.

Anders dan [A] c.s. kennelijk menen, is het enkele feit dat het [B] is geweest die de aanduiding JOIN THE PIPE heeft aangedragen op zichzelf niet voldoende om het depot daarvan als merk door Het Oplaadpunt als depot te kwader trouw te beschouwen, laat staan dat een en ander in dit stadium reeds tot de gevolgtrekking leidt dat Het Oplaadpunt aan het door haar gedaan depot niet het recht ontleent om tegen het gebruik door [A] c.s. van het desbetreffende teken op te treden.

Dit brengt mee dat grief 1 in het incidenteel appel slaagt en de in de conclusie van de memorie van grieven in het incidenteel appel onder i geformuleerde vordering alsnog toewijsbaar moet worden geacht.

IEF 10959

Originaliteit vereist geen persoonlijk stempel meer?

Hof van Cassatie van België 26 januari 2012, C.11.0108.N (Artessuto nv tegen B&T Textilia en Indecor-Europe)

Gesignaleerd door en met samenvatting van Hannes Abraham.

België. Tekeningen in opdracht gemaakt. Auteursrecht. Wandtapijt in 'oude kleuren'.
 
Het eerste middel van eiseres in cassatie is gericht tegen het afwijzen door de appelrechters van een beroep op het Tekeningen- en Modellenrecht, louter wegens afwezigheid van een depot. Het Hof van Cassatie beslist dat de appelrechters niet antwoorden op de argumenten van eiseres daaromtrent.
 
Het belang van dit arrest ligt echter in het tweede middel. Het betreft de originaliteitsvereiste in het auteursrecht. De appelrechters stellen vast dat er een eigen intellectuele schepping van de auteur plaats vond, maar dat een persoonlijke stempel van deze ontbreekt, om vervolgens te beslissen dat er geen sprake is van de vereiste originaliteit. Deze invulling van het originaliteitsbegrip komt overigens overeen met vaste rechtspraak van het Hof van Cassatie (Cass. 25 oktober 1989, Arr. Cass. 1989-90, 272; Cass. 24 februari 1995, Arr. Cass. 1995, 210; Cass. 5 maart 2005, www.cass.be).
 
Het Hof van Cassatie lijkt echter terug te komen op haar voorgaande rechtspraak door in deze zaak uitdrukkelijk te beslissen dat het niet vereist is dat een werk de stempel van de persoonlijkheid van de auteur draagt. Door het werk aan deze vereiste te toetsen hanteren de appelrechters volgens het Hof een extra voorwaarde die niet door de wet gesteld wordt. Daarom wordt het bestreden arrest verbroken.
 
De vraag kan gesteld worden of deze ommekeer in de rechtspraak in overeenstemming is met de geldende rechtspraak van het Hof van Justitie. Het Infopaq-arrest vereist een “eigen intellectuele schepping van de auteur” die moet kunnen “uitdrukking geven aan zijn creatieve geest” (HvJ 16 juli 2009, Infopaq/Danske Dagblades Forening, C-5/08, punten 32-45). Volgens een enge interpretatie kan het nieuwe criterium van het Hof van Cassatie in dit communautaire originaliteitsbegrip passen. Maar wat vangt men dan aan met het criterium uit het Painer-arrest: “een intellectuele schepping van de auteur die de persoonlijkheid van deze laatste weerspiegelt”(HvJ 1 december 2011, Painer/Standard Verlags GmbH, punt 2)? Wordt ongetwijfeld vervolgd…

4. Een werk van letterkunde of kunst wordt krachtens deze bepaling auteursrechtelijk beschermd als het oorspronkelijk is in die zin dat het gaat om een eigen intellectuele schepping van de auteur. Hierbij is niet vereist dat het werk de stempel draagt van de persoonlijkheid van de auteur.

5. De appelrechters oordelen: “De variaties die [de eiseres] aangebracht heeft in de bestaande stadsgezichten vormen geen intellectuele inspanning die aan het werk het nodige individuele karakter geven waardoor een vorm ontstaat. De vorm draagt niet de stempel van de persoonlijkheid van Mevrouw C.. De vorm is niet zodanig beïnvloed door haar persoon dat het werk een eigen persoonlijk, karakter vertoont. De intellectuele schepping van de auteur is niet aantoonbaar in de tekeningen.”

6. De appelrechters die aldus vereisen dat een werk om de bescherming van het auteursrecht te genieten de stempel dient te dragen van de persoonlijkheid van de auteur, verantwoorden hun beslissing niet naar recht.

Het middel is gegrond.

Op andere blogs:
KluwerCopyrightBlog
(Belgian Supreme Court: against the tide of the CJEU’s case law on “originality”?)
Schoups advocaten