DOSSIERS
Alle dossiers

Diversen  

IEF 11146

Programmagegevens tegen marktconforme vergoeding

Wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met aanpassing van de rijksmediabijdrage, beëindiging van de wettelijke taken van de Stichting Radio Nederland Wereldomroep en aanpassingen van meer technische aard, Kamerstukken II, 33 019, nr. 9.

Artikel 2.139 komt te luiden:

1. De landelijke publieke media-instellingen stellen de volgende gegevens van hun programma-aanbod ter beschikking van de NPO: per programma de titel, een korte omschrijving, de naam van de landelijke publieke mediainstelling die het programma verzorgt, het programmakanaal waarop het programma wordt verspreid, de datum en het tijdstip van verspreiding, en de classificatie, bedoeld in artikel 4.2.
2. De landelijke publieke media-instellingen aanvaarden dat de NPO de gegevens voor vermenigvuldiging en openbaarmaking aan het publiek via gedrukte of elektronische programmagidsen ter beschikking stelt aan de omroepverenigingen en tegen een marktconforme vergoeding aan andere afnemers die daarom verzoeken.

Toelichting:
In het regeerakkoord is afgesproken dat de beschikbaarheid van de programmagegevensvan de publieke omroep zal worden verruimd. Hiervoor is een wijziging van de Mediawet 2008 noodzakelijk. De in artikel 2.139 geregelde verplichting om programmagegevens beschikbaar te stellen wordt verruimd. Doel van het amendement is de programmagegevens van de publieke omroep versneld vrij te geven tegen een realistische marktconforme vergoeding. Uitgangspunt is het advies dat het Commissariaat voor de Media hierover gegeven heeft in het op verzoek van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap opgestelde rapport “Is er nog iets op TV?”. Een realistische prijs ligt volgens het Commissariaat tussen de 0,5 en 3,4 cent voor gebruik in papieren gidsen. Het Commissariaat vindt het niet verstandig om bij de start uit te gaan van de hoogste of laagste prijs. Geadviseerd wordt te starten met de gemiddelde waarde van 1,95 cent en deze periodiek her te berekenen aan de hand van de marktontwikkelingen. Het model dat uitgaat van de gemiddelde waarde biedt marktpartijen mogelijkheden om snel en tegen redelijke exploitatievoorwaarden aan de slag te gaan. Voor elektronische en online-programmagidsen zullen, gelet op hun aard, lagere tarieven moeten gelden. Het amendement regelt dat de programmagegevens van de publieke omroep beschikbaar komen tegen door het Commissariaat vast te stellen prijzen. De startprijzen worden in het amendement vast gelegd. Het Commissariaat zal deze prijzen elke twee jaar herberekenen.

Naast het bepalen van de marktconforme prijs zijn de leveringsvoorwaarden, het veilig stellen van de betrouwbaarheid van de gegevens en de verrijking van de gegevens van belang. In het amendement worden de leveringsvoorwaarden die de NPO aan de beschikbaarstelling mag verbinden limitatief beperkt tot hetgeen nodig is om de betrouwbaarheid van de gegevens voor de consument te garanderen. De beschikbaargestelde gegevens mogen door gebruikers niet gewijzigd worden. Zij mogen wel verrijkt worden met aanvullende informatie.

IEF 11143

Reflecties

Erwin Angad-Gaur, 'Reflecties' in Sena Performers Magazine, 2012, p.16-17 (met toestemming).

Een bijdrage van Erwin Angad-Gaur, Platform Makers, secretaris/directeur van de Ntb.

In ons land, maar ook internationaal, is er veel discussie over auteursrechten op het internet [zoekopdracht Amsterdam Balie Bulletin]. Zijn die wel te handhaven? En moet het auteursrecht niet drastisch worden aangepast voor het internet? Weinig mensen weten dat de wetgever juist voor de digitale wereld van het internet andere regels heeft gesteld dan gelden in de aloude wereld van baksteen en cement. Terwijl die oude, beproefde regels over het algemeen goed te handhaven zijn en prima werken.

Laat ik als voorbeeld in grote lijnen het kader schetsen van de traditionele auteursrechtelijke praktijk rond muziekgebruik. Dat is geen willekeurig voorbeeld: muziek was immers de eerste cultuuruiting die nadrukkelijk en grootschalig met verspreiding via het internet te maken kreeg – en dus ook met piraterij. Van de ervaring daarmee valt veel te leren voor nieuwsmedia, maar ook voor uitgevers van boeken en films.

Offline praktijk

Hoe is buiten het internet de vergoeding voor muziekgebruik geregeld? Voor het persen en verkopen van cd’s en muziek-dvd’s worden auteursrechten betaald aan Stemra of aan de individuele auteur, als die niet bij Stemra aangesloten is. Voor het persen is tevens toestemming vereist van de producent, de eigenaar van de opname, en van de uitvoerende kunstenaars. In de praktijk komt dat doorgaans neer op de producent, die al bij voorbaat de toestemming van de artiest heeft verkregen door het platencontract. Het is van belang te beseffen dat naast het auteursrecht, dat onder meer tekstschrijvers en componisten beschermt, ook het naburig recht van toepassing is. Dit naburig recht geeft uitvoerende kunstenaars en de producenten die eigenaren zijn van de opnamen, eveneens recht op een vergoeding voor het gebruik van een opname. Bij het openbaar ten gehore brengen van muziek mag dit recht niet individueel worden uitgeoefend. Wettelijk bestaat er alleen recht op een collectief te incasseren vergoeding. Bij wet is hiervoor aangewezen de stichting Sena, die voor het naburig recht eenzelfde rol vervult als Buma voor de uitvoering van muziek.

Als een café, een omroep of een sportvereniging muziek ten gehore brengt, dienen daarvoor dus twee verschillende vergoedingen te worden betaald: voor het auteursrecht moet worden afgedragen aan Buma; voor het naburig recht aan Sena. Hoewel hierover vaak geklaagd wordt, zijn deze tarieven heel redelijk. Een gemiddelde bruine kroeg betaalt bijvoorbeeld een bedrag van €1,19 per dag voor zijn totale muziekgebruik: minder dan de prijs van een biertje. Al met al is dit zonder meer een overzichtelijk en billijk systeem. Daarnaast bestaat er in Nederland een vergoedingsrecht voor ‘thuiskopiëren’ van beeld en geluid. Omdat het door de wetgever nutteloos, onuitvoerbaar en onwenselijk wordt geacht om bij mensen thuis te gaan controleren of ze misschien een cd’tje kopiëren voor in de auto, is er daarvoor een uitzondering gemaakt op de exclusieve rechten van artiesten en producenten in het auteursrecht en het naburige recht. Zo heeft iedereen in Nederland, net als in vrijwel alle andere Europese landen, dus het volste recht om van muziek op geluidsdragers voor eigen gebruik een kopie te maken. Hiervoor is dan alleen wel een vergoeding verschuldigd. Die vergoeding wordt geïncasseerd door een heffing op de hardware waarop de kopieën worden gemaakt, zoals onbespeelde cd’s, dvd’s, cassette- en videobanden. De opbrengsten komen voor een derde ten goede aan de auteurs van de muziek, voor een derde aan de uitvoerenden en voor een derde aan de producenten.

Hoewel ook over de rechtvaardigheid van dit stelsel graag en veel geklaagd wordt, bestaat er in feite geen alternatief voor. Want dan zouden platenmaatschappijen bijvoorbeeld bij mensen thuis moeten gaan uitzoeken of er misschien kopietjes zijn gemaakt van een bij de bibliotheek geleend cd’tje. Een soortgelijk systeem als voor de thuiskopie bestaat al langer voor alle uitleningen van bibliotheken: boeken, periodieken, maar ook cd’s en dvd’s mogen door de bibliotheek worden uitgeleend, maar hiervoor is wel een vergoeding verschuldigd. Die wordt geïncasseerd door de Stichting Leenrecht, die het geld weer verdeelt onder de rechthebbenden.

In hoeverre gaan deze regels voor auteursrecht en naburig recht ook op voor het internet? Voor downloads geldt min of meer hetzelfde systeem als voor het persen en verkopen van cd’s: hier geldt in beginsel een individueel stelsel van toestemming, al hebben de meeste muziekauteurs zich verenigd in Buma/Stemra om ook voor dit gebruik collectief af te kunnen rekenen.

Het zou voor de hand liggen om de openbaarmakingsrechten bij het zogeheten streaming net zo te regelen als dat offline bij de omroep en in de kroeg in zijn werk gaat. Bij het uitsluitend ten gehore brengen van muziek op het internet, waar streaming op neerkomt, zou het internetplatform verantwoordelijk moeten zijn voor het betalen van een vergoeding. Dus niet de consument, niet de muziekliefhebber die een filmpje op YouTube zet en ook niet de internetprovider. Wettelijk is echter vastgelegd dat er voor het naburige recht, als het gaat om on demand-diensten, uitgegaan moet worden van individuele exploitatie. Daarom kan Sena alleen al op zuiver juridische gronden hier geen rol spelen. Hier loopt de regelgeving in feite spaak.

Waar betaling en toestemming voor een jukebox in een café eenvoudig te regelen is, is een jukebox op het internet een nachtmerrie. De wet dwingt ertoe dat voor elk liedje individueel toestemming moet worden verkregen van de betreffende platenmaatschappij of exploitant. Die weigert bovendien deze toestemming vaak – om niet altijd even heldere redenen. Dat verklaart waarom YouTube weliswaar een overeenkomst kon sluiten met Buma, maar daarmee is het nog steeds niet mogelijk een filmpje op YouTube te zetten van een meisje dat danst op de nieuwe single van Lady Gaga. Hiervoor is per geval toestemming van de platenmaatschappij noodzakelijk: een ingewikkeld en in feite ondoenlijk proces.

Als alle vormen van streaming op internetplatforms als You- Tube, MySpace en Hyves zouden worden behandeld zoals in de wereld offline met radiostations en kroegen gebeurt, zou een zeer groot deel van het muziekgebruik op het internet relatief eenvoudig geregeld kunnen worden.

Peer-to-peer

Dan resteert nog het probleem van het zogenaamde peerto- peer of p2p-gebruik: het niet-commercieel uitwisselen van bestanden door individuele consumenten. Dit gebruik is in hoge mate vergelijkbaar met het aloude thuiskopiëren. Ook hier geldt: het is ondoenlijk, onwenselijk en uiteindelijk onuitvoerbaar om bij iedereen thuis te controleren wat er op de computer wordt uitgespookt. Er valt daarom veel voor te zeggen om naar het voorbeeld van de thuiskopieregeling ook het niet-commercieel up- en downloaden van beschermde werken door privépersonen (dus buiten internetplatforms als YouTube) toe te staan, als de vergoedingsaanspraak wordt erkend en op een zo praktisch mogelijke manier kan worden afgehandeld. Bijvoorbeeld door een vergoeding die tegelijk betaald wordt met het internetabonnement.

Tegenover deze voor de hand liggende oplossingen, die offline in feite hun elegantie en effectiviteit al jarenlang bewezen hebben, staan vooral Europese Richtlijnen. Het gaat dan met name om de Auteursrechtrichtlijn, die voorschrijft dat het bij digitale on demand-diensten om individuele exploitatie gaat. Daarnaast zit ook de E-commercerichtlijn in de weg, die internetproviders en internetplatforms grotendeels vrijwaart voor auteursrechtelijke claims.

Precies zoals bij radiostations, bibliotheken en het thuiskopiëren, is het voor een individuele auteur, muzikant of fotograaf vrijwel ondoenlijk het gebruik van zijn werk op het internet zelf te controleren en over een vergoeding te onderhandelen. Net zo min als het voor verreweg de meeste individuele gebruikers van werken op het internet doenlijk is om alle individuele rechthebbenden van werken daarover te benaderen.

Hiervoor werd in Nederland jaren geleden al de oplossing van het collectief beheer bedacht: Lira voor schrijvers, Buma voor muziekauteurs en Sena en Norma voor uitvoerende kunstenaars. Het ligt voor de hand ook op het internet voor dit soort collectieve oplossingen te kiezen. Temeer omdat de ontwikkeling van de techniek het goed mogelijk maakt om vrij exact het werkelijke gebruik met individuele auteurs en artiesten af te rekenen. Let wel: het gaat hierbij om auteurs en artiesten die nu vaak geen enkele vergoeding voor het (illegale) gebruik van hun werk ontvangen. De vergoedingen voor het primaire gebruik – de opdracht, de verkoop van fysieke geluidsdragers en downloads – kan onderwerp van individuele onderhandeling blijven. De vergoedingen voor kopiëren, openbaarmakingen en privégebruik zouden vervolgens het beste via het loket van collectieve rechtenorganisaties kunnen verlopen.

Individueel of collectief

Waarom moeilijk doen als de praktijk heeft bewezen dat het makkelijk kan? Veel uitgevers, filmproducenten en platenmaatschappijen zijn tegenstanders van een dergelijke aanpak, omdat zij menen dat zij uiteindelijk aan individuele exploitatie meer kunnen verdienen dan aan collectieve incasso. Met een individueel exploitatiecontract hoeven zij ook minder af te staan aan de auteur of de artiest. En door individuele toestemming voor gebruik hopen zij hogere bedragen als vergoeding te kunnen incasseren, door de toegang tot het aanbod te beperken. Maar zou wat offline de gewoonste zaak van de wereld is, niet beter ook online de norm kunnen worden? Zeker als wij er gezamenlijk veel beter van zouden worden. Moet een redelijke, werkzame relatie tussen consumenten en makers niet centraal worden gesteld in het denken over het auteursrecht? Of moeten wij aanvaarden dat de exploitant voor eens en voor altijd de toonaangevende tussenpersoon blijft?

Erwin Angad-Gaur

IEF 11142

Laatste stoelen: Kunst & IE-Recht

Laatste stoelen beschikbaar! Helaas alle stoelen zijn vergeven, meer evenement hier
Van Abbemuseum Eindhoven, 5 april 2012 van 14.00 tot 17.15 uur, volledige uitnodiging.

Op donderdag 5 april 2012 organiseert deLex, uitgever van onder meer IE-Forum.nl, een interessante themamiddag op de scheidslijn van Intellectuele Eigendomsrechten en de wereld van de Kunst. Tijdens deze bijeenkomst brengen juridisch adviseur en raadsheer-plv. mr. René Klomp en advocaat mr. Marianne Korpershoek u op de hoogte van actuele ontwikkelingen in o.a. het intellectuele eigendomsrecht, valse kunst, volgrecht.

Het evenement zal geheel in stijl plaatsvinden in het Van Abbemuseum te Eindhoven. Aansluitend heeft u de gelegenheid na te borrelen en het museum te bezoeken tijdens de avondopenstelling.

Aanmelden hier

IEF 11139

Verwijdering steenstrip en belettering

Gem. Hof van Aruba e.a. 21 februari 2012, LJN BW0535 (AOB tegen vereniging SHAAREI TZEDEK)

Auteursrecht. Arbitragerecht in intellectuele eigendomskwestie. Tussen partijen zijn de Algemene regelen voor de honorering van de architect en de verdere rechtsverhouding tussen de opdrachtgever en architect van toepassing, waarin de UNCITRAL Model Law on International Commercial Abritration-clausule is opgenomen.

In geschil is inbreuk op het auteursrecht van architectenbureau AOB. Shaareit Tzedek weigert vrijwillig te voldoen aan het verwijderen van steenstriprand en belettering van de gebogen muur waartoe zij bij arbitraal vonnis is veroordeeld.

In geschil is het aanbrengen van letters op het gebouw dat ontworpen is door AOB. Betreft het vervolg op LJN BT6499 [IEF 10279]. Het verweer faalt dat AOB misbruik maakt van haar bevoegdheid door het arbitrale vonnis te willen executeren. De stelling dat het arbitragegerecht niet bevoegd is faalt. De vereniging is verschenen op het arbitraal geding en diende dit verweer voor alle andere weren te doen.

Dictum: Het hof veroordeelt Shaarei Tzedek de steenstriprand en de belettering van de gebogen muur te verwijderen, conform de in het arbitraal vonnis van 1 december 2009 gegeven veroordeling, zulks binnen twee maanden na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van NAF. 5.000,= per week of gedeelte van een week dat Shaarei Tzedek in gebreke blijft hieraan te voldoen, met een maximum van NAF. 100.000,= aan verbeurde dwangsommen;

2.8. Het verweer van Shaarei Tzedek dat AOB misbruik van bevoegdheid maakt door het arbitrale vonnis te willen executeren, is onvoldoende gemotiveerd. In elk geval is niet aannemelijk dat, uitgaande van de onaantastbaarheid van het arbitraal vonnis, van misbruik van bevoegdheid sprake is. AOB is een in Curaçao gevestigd architectenbureau dat in dit arbitraal vonnis (productie 3 bij inleidend verzoekschrift) in het gelijk gesteld is wat betreft zijn stelling dat sprake is van een wezenlijke aantasting van het ontwerp. Niet aannemelijk is dat het nastreven van ongedaanmaking van een wezenlijke aantasting misbruik van bevoegdheid oplevert.

IEF 11136

Blokkade voor de 'gemiddelde internetter' een utopie

In reactie op de discussie rondom het interview in het Amsterdams Balie Bulletin, een bijdrage van Janneke Slöetjes, Bits of Freedom.

Bits of Freedom pleit voor een realistische en eerlijke benadering van de auteursrechtproblematiek op internet. Kunstenaars hebben recht op een eerlijke vergoeding voor het werk dat ze maken. Daar is iedereen het over eens. En de meeste mensen zijn het er ook over eens dat auteursrecht op internet op grote schaal wordt geschonden. Maar de vraag is nog niet gesteld waarom het auteursrecht online massaal geschonden wordt.

Natuurlijk spelen technische mogelijkheden daarbij een rol. Napster is verboden en Kazaa wordt al verspreid. En net zo lijkt het blokkeren van grote filesharing platforms op korte termijn wel succesvol, maar uiteindelijk zal het alleen de ontwikkeling van geavanceerdere filesharing technologieen stimuleren. Daarom ook is een blokkade voor de 'gemiddelde internetter' een utopie. De gemiddelde internetter die geconfronteerd wordt met een blokkade van the Pirate Bay zal snel genoeg overstappen op een alternatieve aanbieder of dienst.

De onderliggende oorzaak is dan ook niet alleen technologisch, maar grotendeels maatschappelijk. Er is een gebrek aan draagvlak voor de handhaving van het auteursrecht. Een hele generatie van internetters is opgegroeid met de vrije beschikbaarheid van muziek en films, en is niet vertrouwd met het idee dat daar voor betaald kan, of hoeft te worden. En dat komt weer doordat de afgelopen jaren het vrijwel onmogelijk bleek om te betalen voor materiaal. Dat is nu mondjesmaat aan het veranderen, maar de contentindustrie mist nog steeds een gevoel van urgentie.

Deze onderliggende oorzaak kan niet worden aangepakt door sterkere handhaving. En het ontbreken van draagvlak is precies de reden waarom de handhaving door Stichting Brein een eindeloos kat-en-muisspel is – waar kunstenaars geen cent beter van worden. Gelukkig is het ook onnodig en kunnen we beter energie steken in een discussie over alternatieve vergoedingsstructuren. Wij deden eind 2011 al een voorzet [zie hier]. We hopen dat het parlement de discussie voortzet.

Bovenstaande is een reactie de op IE-Forum gevoerde discussie Kuik, Hugenholtz, Kuik, De Vries en Angad-Gaur.

IEF 11133

Ontbreken van overgangstermijn

Rechtbank 's-Gravenhage 15 maart 2012, LJN BW0349 (X tegen belastinginspecteur)

Als randvermelding. Verhoging BTW-tarief beeldende kunst per 1 januari 2011. Ontbreken van een overgangsregeling of een overgangstermijn. Rechter mag wet in formele zin niet toetsen aan algemene rechtsbeginselen. Geen schending van het eigendomsrecht van artikel 1, Eerste Protocol bij het EVRM. Eiser had ingevolge artikel 52 Wet op de omzetbelasting 1968 de meer verschuldigde omzetbelasting kunnen verhalen op zijn afnemer.

Eiser heeft in december 2010 een kunstwerk verkocht aan [E] voor € 8.500. De levering van het kunstwerk vond plaats op 3 januari 2011. Eiser heeft, ter zake van deze levering, het sinds 1 januari 2011 geldende normale tarief verschuldigde omzetbelasting aangegeven en betaald. Tegen deze voldoening op aangifte heeft eiser bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar van 2 september 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiser afgewezen.

6. Naar de rechtbank begrijpt, ziet eisers beroep op artikel 1, eerste protocol, bij het EVRM op de - zijns inziens - te snelle overgang van het lage tarief naar het normale tarief voor kunstvoorwerpen als bedoeld in Tabel I, post 29, onder b, ten 1o, behorende bij artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de omzetbelasting 1968, waardoor hij zou zijn getroffen door een individuele en buitensporige last.

7. Aangaande de vraag of eiser is getroffen door een individuele en buitensporige last, overweegt de rechtbank als volgt. Volgens artikel 52 van de Wet op de omzetbelasting 1968 is in een geval als het onderhavige een leverancier of dienstverrichter bevoegd om de als gevolg van eenwetswijziging meer verschuldigde omzetbelasting te verhalen op zijn afnemer en zijn daarmee strijdige bedingen nietig. Nu eiser ter zitting uitdrukkelijk heeft verklaard dat de koopovereenkomst reeds in december 2010 is gesloten en het kunstwerk op 3 januari 2011 is geleverd, is eiser bevoegd de ter zake van de onderhavige levering door de tariefsverhoging meer verschuldigde omzetbelasting te verhalen op zijn afnemer. Daargelaten of die last buitensporig is, vindt de individuele last die eiser heeft getroffen niet zijn oorzaak in de tariefwijziging, maar in de keuze van eiser om zich jegens zijn afnemer niet op artikel 52 te beroepen. Voorts heeft eiser met de enkele stelling dat de tariefwijziging snel is ingevoerd niet aannemelijk gemaakt dat die wijziging ter zake van de onderhavige levering onvoorzienbaar in de uitoefening was.

8. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond, en behoeft hetgeen eiser overigens heeft aangevoerd niet te worden behandeld.

IEF 11132

Winstoogmerk zou een rol kunnen spelen

Na de eerdere reactie (hier, hier) van het Belgische SABAM op "het Turijnse tandartsarrest" [IEF11045], reageert ook BUMA/Stemra op de op 15 maart 2012 gewezen uitspraak: De vraag die hierbij speelde was of sprake was van openbaarmaking. Buma heeft naar aanleiding van deze uitspraak onderzocht of een aanpassing in de huidige licentiepraktijk nodig is. De conclusie luidt dat dit niet het geval is.

De toepasselijkheid van de uitspraak is, ook voor het naburig recht, sowieso beperkt omdat het Hof van Justitie een aantal cumulatieve voorwaarden lijkt te hebben geformuleerd die in concrete gevallen door de nationale rechter moeten worden getoetst. In het ene geval zal, zo blijkt uit het arrest, het ene criterium zwaarder kunnen wegen dan in het andere.

Verder heeft het Hof van Justitie in haar uitspraak benadrukt dat openbaarmaking in de zin van het naburige recht niet hetzelfde is als openbaarmaking in de zin van het auteursrecht. De gedachte daarbij is dat beide rechten een ander doel hebben. Het auteursrecht is een absoluut recht van de auteur om gebruik van zijn werk te verbieden, terwijl het naburig recht een ‘recht van vergoedende aard’ is. In dat laatste geval zou het winstoogmerk bij het gebruik van muziek een rol kunnen spelen.

Hoe dan ook, Buma is een auteursrechtenorganisatie en kijkt daarnaast in alle gevallen altijd al concreet naar feitelijke situaties. Dit blijven we doen.

IEF 11115

Heffing op hardware is gevolg keuze van de politiek

D.J.G. Visser, ‘Heffing op hardware is gevolg keuze van de politiek’, IEF 11115.

Een bijdrage van Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap en Universiteit Leiden.

Op 26 maart 2012 schreef professor Bernt Hugenholtz van het Instituut voor Informatierecht dat hij drie jaar lang juridisch, economisch en sociologisch onderzoek gaat doen naar wat een wenselijk regime is voor auteursrecht op internet. Hij schreef: “Over drie jaar weten we meer”. [IEF 11104]

Drie jaar wachten bleek niet nodig. Eén dag later, op 27 maart 2012, besliste het Gerechtshof in Den Haag dat de Staat der Nederlanden de afgelopen vier jaar onrechtmatig heeft gehandeld door geen thuiskopieheffing op mp3-spelers en digitale videorecorders in te voeren. De Staat is daarvoor aansprakelijk en moet mogelijk een schadevergoeding van tientallen miljoenen euro’s betalen. En zo snel mogelijk de heffing drastisch uitbreiden. [IEF 11110, na IEF 10377]

Er moet volgens het Haagse Hof een heffing komen op alle geheugenmedia waarvan blijkt dat ze in de praktijk voor een meer dan verwaarloosbaar deel voor kopiëren van beschermd materiaal worden benut. Dat betekent een heffing op van alles en nog wat: mobiele telefoons, harde schijven, usb-sticks, externe harddisks etc. Die heffing moet, alweer volgens het Haagse Hof blijkens een eerder arrest, alle schade die het gevolg is van privé-kopiëren uit illegale bron compenseren. Dus die heffing zal niet bij een paar euro blijven.

De enige manier om dit te voorkomen is door het thuiskopiëren te verbieden of drastisch te beperken door kopiëren uit illegale bron toe te verbieden. Voor die maatregel is echter op dit moment geen Kamermeerderheid. In een motie hebben PVV, D66, GroenLinks en PvdA zich recent tegen een dergelijke maatregel uitgesproken (Motie nr. 33 in dossier 29 838 (Auteursrechtbeleid)).

De juridische consequentie daarvan wordt nu glashelder: geen verbod op kopiëren uit illegale bron betekent onvermijdelijk een forse uitbreiding van de auteursrechtelijke heffingen naar allerlei geheugendragers. De praktische consequentie daarvan zal weer zijn dat alle gebruikers die weten dat ze al zo’n heffing betalen, zich, niet onbegrijpelijk, gelegitimeerd voelen om alles wat los en vast zitten gratis uit illegale bron te downloaden en te uploaden. Ze hebben daar immers toch al voor betaald via een heffing?

Dit betekent dat het draagvlak voor het handhaven van auteursrecht op internet nog veel sneller zal afnemen. De politieke keuze lijkt te zijn gemaakt en de gevolgen zijn nu ook duidelijk.

Waar dit uiteindelijk toe zal leiden, voorspelde Hugenholtz al in 2007: een miljoenenheffing op een universele geheugenchip. Zie B. Hugenholtz, 'Memento' in de spoorbundel Een eigen oorspronkelijk karakter, uitgeverij deLex 2007.

Hugenholtz voorspelde in deze publicatie overigens ook dat we in 2042 zijn teruggekeerd naar de gulden. En daar zou hij ook wel eens gelijk in kunnen krijgen.

Mogelijk krijgen we per 1 juli a.s. al een forse heffing op hardware, dus wie nog zonder heffing wil kopen moet snel zijn.

 

Dirk Visser
Advocaat van de betalingsplichtigen van de thuiskopieheffing
Hoogleraar Intellectuele Eigendomsrecht in Leiden

IEF 11114

Een aantal goede modellen

Een resumé en bijdrage van Caroline de Vries, SOLV advocaten in de eerdere discussie.

Hugenholtz is het met Kuik eens dat dit allemaal erg onrechtvaardig is tegenover de auteurs, die inkomsten mislopen. Maar, zo stelt hij, we moeten wel realistisch zijn: hoe streng de handhaving door partijen als Brein ook is, de huidige digitale consument wil (en zal) blijven up- en downloaden. Het grootschalig uitwisselen van films en muziek via het internet zal niet verdwijnen.

Verder is Hugenholtz (vanzelfsprekend) met Kuik eens dat iedere auteur recht heeft op inkomsten. In dat licht is het volgens hem des te tragischer dat die inkomsten nog verder zullen teruglopen als het door Brein gewenste downloadverbod er komt, waardoor de thuiskopieheffing feitelijk zal worden afgeschaft.

Om die reden pleit Hugenholtz al jaren voor een andere oplossing: het legaliseren van filesharing in combinatie met een eerlijke vergoeding voor muziekauteurs en artiesten. Dit kan bijvoorbeeld worden vormgegeven door een wettelijke licentie, door subsidiemaatregelen of door een vrijwillige collectieve licentie.

Ik ben het volledig met professor Hugenholtz eens. Ook ik ben geen voorstander van de invoering van een downloadverbod, eveneens omdat ik niet denk dat het voor auteursrechthebbenden het beoogde (positieve) effect zal hebben. Zij zullen niet meer verdienen door strengere handhaving. En, zoals Hugenholtz ook al stelt, iedere poging om filesharing te bestrijden is tot nu toe mislukt en heeft zelfs geleid tot de ontwikkeling van nieuwe technologieën, die moeilijker aan te pakken zijn. Filesharing hoort – ongeacht de vraag of dit wenselijk is – tot de onmiskenbare realiteit van het internet.

Het wordt tijd dat de entertainmentindustrie dit erkent en haar toevlucht zoekt in andere, serieuze oplossingen en betaalmodellen die tegemoet komen aan de auteursrechtproblematiek op internet, in plaats van hardnekkig vast te houden aan steeds strenger wordende auteursrechthandhaving. Hugenholtz suggereert al een aantal goede modellen. Ook andere partijen dragen oplossingen aan. Zo stelde Bits of Freedom voor om een “entertainmentbundel” (een vrijwillige bijdrage die internetters betalen aan hun internet provider ) in te voeren, of “stream-en downloadgeld” te vragen (een verplichte bijdrage die internetters moeten betalen, te verdelen via collectieve beheersorganisaties). Het is tijd dat dergelijke alternatieven gehoord en besproken worden.

Caroline de Vries,
SOLV advocaten

Eerder:
Interview met professor Bernt Hugenholtz in Het Amsterdams Balie Bulletin [IE-Forum kort nieuws 21 maart 2012]
Op verzoek geschreven reactie door Tim Kuik (RE: Beroemdsheidseconomie niet voor de meerderheid, IEF 11100)
Reactie door professor Bernt Hugenholtz, (Illegaal uitwisselen van bestanden zal niet verdwijnen, IEF 11104).
Bijdrage door Tim Kuik (Het aangehaalde 'hydra' effect bestaat niet, IEF 11106)

IEF 11106

Het aangehaalde 'hydra' effect bestaat niet

Een bijdrage van Tim Kuik, Stichting BREIN in de eerdere discussie.

Ik waardeer Bernt's gedrevenheid maar we moeten de realiteit inderdaad onder ogen blijven zien. Het aangehaalde 'hydra' effect (dat er voor elke gesloten site tien terugkomen) bestaat niet. BREIN haalde vorig jaar meer dan 600 sites neer en er zijn er nu geen 6000 voor in plaats gekomen. Integendeel, geen enkele site kan meer zo groot groeien als The Pirate Bay en als elk land zo zou handhaven als Nederland dan hoefde BREIN niet eens aan access providers te vragen om te blokkeren. Het file sharen neemt wel af, zeker nu er naast handhaving ook steeds meer legale platforms komen. De legitimatie van handhaving neemt enkel af indien er tezamen met handhaving geen legaal alternatief geboden zou worden en het is inmiddels gelukkig achterhaald om te stellen dat dit nog onvoldoende het geval is. Bovendien handhaaft BREIN niet tegen gebruikers, maar tegen sites.

Het 'downloadverbod' (dwz het opheffen van de uitzondering voor privé downloaden van evident illegaal aanbod) rechtvaardigt niet het afschaffen van de thuiskopieheffing die bovendien helemaal niet over downloaden gaat (want enkel op blanco cd's en dvd's geheven wordt). Ik gun het IViR een lang leven en veel subsidie maar de genoemde toekenning van een subsidie voor onderzoek naar een alternatief vergoedingssysteem is helaas mede gebaseerd op de onjuiste aanname dat het auteursrecht niet zou zijn te handhaven op het internet. Gelukkig lees ik dat het nog drie jaar duurt voordat het onderzoek is afgerond. Dus tegen die tijd moet de markt het ongelijk van Bernt's premisses maar bewezen hebben. Dat lijkt me een schone taak.

Eerder:
Interview met professor Bernt Hugenholtz in Het Amsterdams Balie Bulletin [IE-Forum kort nieuws 21 maart 2012]
Op verzoek geschreven reactie door Tim Kuik (RE: Beroemdsheidseconomie niet voor de meerderheid, IEF 11100)
Reactie door professor Bernt Hugenholtz, (Illegaal uitwisselen van bestanden zal niet verdwijnen, IEF 11104).