DOSSIERS
Alle dossiers

Kamerstukken & EU  

IEF 9284

In het kader van zijn dienstbetrekking

Staatscourant Jaargang 2010, nr. 19909. Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 december 2010 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor Dagbladjournalisten.

Artikel 8.5 Auteursrecht 1

a. Onverminderd het in artikel 4.1 lid 2 sub i bepaalde geldt dat indien van een door een journalist in het kader van zijn dienstbetrekking gemaakt werk een ander gebruik wordt gemaakt dan ten behoeve van het blad of bladen waarvoor de journalist krachtens zijn arbeidsovereenkomst is aangesteld, daarvoor toestemming is vereist van zowel uitgever als journalist.

b. Onder werken ten behoeve van het blad of bladen waarvoor de journalist krachtens zijn arbeidsovereenkomst is aangesteld, wordt ook verstaan werken waarvan gebruik gemaakt wordt binnen enigerlei vorm van vast redactioneel samenwerkingsverband.

c. Het onder a bedoelde en hierna in de leden 2 en 3 verder uitgewerkte vereiste blijft ook na beëindiging van de arbeidsovereenkomst van kracht.
2. Indien een journalist een ander gebruik wil maken van zijn in dienstverband tot stand gekomen werk dan voor het blad of de bladen waarvoor hij is aangesteld, mag de uitgever zijn toestemming tot verder gebruik slechts onthouden, als de normen van artikel 8.4 voor medewerking aan andere publiciteitsorganen niet in acht worden genomen.

3.
a. Indien een uitgever een ander gebruik van het werk van een journalist wil maken dan voor het blad of bladen waarvoor deze is aangesteld, mag de journalist zijn toestemming tot verder gebruik slechts onthouden:

1e. hetzij om redenen van principiële aard, verband houdende met het journalistieke karakter, de aard of richting van het andere publiciteitsorgaan;

2e. hetzij als hem geen redelijke vergoeding wordt aangeboden.

b. Indien de uitgever aan de journalist een redelijke vergoeding aanbiedt, en in redelijkheid niet kan weten of vermoeden dat de journalist het in het vorige lid sub 1 genoemde bezwaar zal aanvoeren, behoeft hij in spoedeisende gevallen geen toestemming vooraf van de journalist.

c. Voor de bepaling van wat een redelijke vergoeding is wordt gelet op hetgeen bij de betrokken onderneming gebruikelijk is, voor zover dit niet te ver in ongunstige zin afwijkt van hetgeen bij andere ondernemingen gebruikelijk is.”

Lees de gehele CAO hier.

IEF 9269

Spreektijd bij pleidooi

Staatscourant, Jaargang 2010, Nr. 19241. Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven.

9.5 Zaken betreffende intellectuele eigendom (alleen van toepassing bij het gerechtshof ’s-Gravenhage)

9.5.1 Algemene bepaling. Op zaken betreffende intellectuele eigendom zijn de bepalingen in de hoofdstukken 1 tot en met 8 van overeenkomstige toepassing, behoudens indien en voor zover daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken.

9.5.2 Spreektijd bij pleidooi. In afwijking van het bepaalde in artikel 4.4, krijgt iedere partij de gelegenheid haar standpunt in eerste termijn gedurende ten hoogste 45 minuten toe te lichten en krijgt zij vervolgens ten hoogste 15 minuten voor repliek of dupliek. Indien een partij langer wenst te pleiten, verzoekt zij dit gemotiveerd bij het vragen van het pleidooi, onder opgave van de gewenste spreektijd.

Lees het gehele reglement hier.

IEF 9268

Ik had het mij grootser en meeslepender voorgesteld

maxime verhagenKamerstuk 21501-30 nr. 245. Raad voor Concurrentievermogen; Verslag van een algemeen overleg; Verslag van een algemeen overleg, gehouden 17 november 2010, inzake Raad voor Concurrentievermogen

Minister Verhagen: “Alle leden hebben hun teleurstelling uitgesproken over de gang van zaken in de Raad rond het octrooi. Het is inderdaad teleurstellend en mijn eerste optreden in deze functie in Europa had ik mij dan ook zeker grootser en meeslepender voorgesteld. Ondanks manmoedige pogingen van het Belgische voorzitterschap bleek het niet mogelijk om te komen tot een eensluidende opinie. Dat had op zichzelf overigens niet eens zo veel te maken met nut en noodzaak om te komen tot een EU-octrooi als wel met de trots van bepaalde landen op hun eigen taal.

Mevrouw Dijksma refereert aan de compromisvoorstellen van het Belgische voorzitterschap en plaatst daar kritische kanttekeningen bij. Eigenlijk vindt zij dat er te veel water in de wijn is gedaan, omdat de drie werktalen, Frans, Duits en Engels, plus een taal naar keuze blijven bestaan. Verder stoort zij zich ook aan het lange overgangsregime. Ik kan mij daar wel iets bij voorstellen, maar wil je op korte termijn een compromis bereiken, dan zul je ervoor moeten zorgen dat in ieder geval de Fransen niet afhaken. De heer Verhoeven verwijst in dit verband overigens terecht naar de jarenlange discussies hierover. Als je de Spanjaarden binnenboord houdt en de Fransen haken af, dan ben je misschien nog wel verder van huis. Met name voor ons bedrijfsleven is het Belgische compromisvoorstel een enorme sprong voorwaarts, want nu moet een bedrijf een octrooi vaak in 22 talen opstellen en heeft het te maken met enorme concurrentie van de VS en Japan. Ik zou dan ook zeggen: wees blij als wij dit kunnen realiseren. Het levert immers enorm grote voordelen op. Ik heb het Belgische voorzitterschap dan ook geprezen en gesteund bij de stappen die het heeft gezet. Ik ben het echter met de commissie eens dat dit onverlet laat dat de ideale situatie eruit bestaat dat alles in het Engels kan en "that's it". Maar ook hier geldt: er zijn 27 lidstaten en die denken niet altijd hetzelfde als wij.”

Lees het volledige verslag hier.

IEF 9266

Zoveel mogelijk op overeenkomstige wijze regelen

Staatsblad Jaargang 2010, nr. 775. Besluit van 1 november 2010, houdende bekendmaking van de tekst van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden.

“Artikel 39 1. Het burgerlijk en handelsrecht, de burgerlijke rechtsvordering, het strafrecht, de strafvordering, het auteursrecht, de industriële eigendom, het notarisambt, zomede bepalingen omtrent maten en gewichten worden in Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten zoveel mogelijk op overeenkomstige wijze geregeld.”

Lees het besluit hier.

IEF 9265

Geen specifieke ambush-wetten

Handelingen Tweede Kamer, aanhangselnummer 612.  Antwoorden minister Schipper (VWS) op vragen van het Lid Leijten (SP) over de gespreksverslagen en afspraken tussen de beoogde speelsteden en het ministerie over het WK-Bid.

Antwoord 12:  Vooropgesteld wordt dat Nederland geen specifieke ambush-wetten kent. Nederlandse wetgeving bevat wel bepalingen waarmee commerciële rechten civielrechtelijk worden beschermd. Zoals gemeld in het verslag van het schriftelijk overleg (Kamerstukken II 32 371, nr. 8) kan dat in beginsel op drie manieren, namelijk via wetgeving op het gebied van het intellectuele eigendomsrecht (waaronder auteursrecht en merkenrecht), via wetgeving inzake oneerlijke mededinging (zoals oneerlijke handelspraktijken en misleidende reclame) en via de onrechtmatige daad. Inbreuken op het auteursrecht en het merkenrecht kunnen daarnaast ook strafrechtelijk worden gesanctioneerd. Uitgangspunt hierbij is dat strafrechtelijke handhaving een ultimum remedium is dat alleen wordt toegepast bij die inbreuken waardoor het algemeen belang wordt getroffen.

Het dragen van kleding van een concurrerend merk als zodanig leidt niet tot een auteursrecht- of merkinbreuk. Indien het ontwerp van de kleding is gekopieerdkan wel sprake zijn van een auteursrechtinbreuk. Ook mag niet ten onrechte het FIFA-embleem op de kleding worden aangebracht.

Ik herhaal hierbij de opvatting van mijn ambtsvoorganger dat mocht na toewijzing van het WK aan Nederland en België in de daarop volgende jaren aanvullende wetgeving alsnog nodig blijken, daartoe uiteraard de gebruikelijke parlementaire weg gevolgd zal worden.

Lees de antwoorden hier.

IEF 9264

Het downloaden van materiaal

Kamervragen nr. 2010Z18483. Vragen van het lid Gesthuizen (SP) aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over twee recente gerechtelijke uitspraken over de thuiskopieheffing en downloaden. (Ingezonden 3 december 2010).

1. Wat is uw reactie op twee recente gerechterlijke uitspraken, namelijk over de thuiskopieheffing en over het strafbaar stellen van het verwijzen naar downloadbare bestanden?

2. Hoe interpreteert u de gerechtelijke uitspraak over de thuiskopieheffing? Bent u het eens met de uitspraak dat de thuiskopieheffing bedoeld is als vergoeding voor het downloaden van materiaal? Zo ja, hoe groot acht u de kans dat de kopieerheffing wordt uitgebreid door deze uitspraak?

3. Hoe interpreteert u de gerechtelijke uitspraak over het strafbaar stellen van het verwijzen naar downloadbare bestanden? Hoe oordeelt u over het feit dat de rechter het verwijzen naar downloadbare bestanden strafbaar heeft gesteld? Is hier naar uw mening een mogelijke tegenstelling met een eerdere gerechtelijke uitspraak in de zaak Minninova, zoals in het artikel gesuggereerd wordt? Wat is uw oordeel over deze tegenstelling?

4. Welke maatregelen kunt u nemen om de ontwikkeling van kwalitatief hoogwaardige en klantvriendelijke legale downloadmogelijkheden te stimuleren?

Lees de Kamervragen hier.

IEF 9245

Ik volsta met een verwijzing

Kamerstukken. Auteursrecht. Flitsenregeling. Antwoorden op de schriftelijke vragen van het Kamerlid Van Dam (ingezonden d.d. 11 oktober 2010, kenmerk 2010Z14577, IEF 9160).

Vraag 2: Welke gevolgen verbindt u aan de interpretatie van de rechtbank dat artikel 5.4 van de Mediawet de regionale omroepen wel het recht geeft flitsen op te vragen, maar dat dit artikel noch de beperkingen op de Auteurswet en de Wet op de Naburige Rechten hen het recht geven om deze beelden ook daadwerkelijk uit te zenden?

Antwoord: De uitspraak van de rechtbank Utrecht van 12 mei 2010 betreft een vonnis in kort geding. De gevolgen hiervan zijn niet definitief aangezien in deze zaak de bodemprocedure, die is aangespannen door de Eredivisie C.V. c.s., nog loopt. Het gaat niet aan te treden in een geschil dat onder de rechter is. Ik wacht daarom de uitspraak in de bodemprocedure af.

Vraag 3: Deelt u de mening dat het de bedoeling van de wetgever was dat omroeporganisaties die de beelden mogen opvragen, deze ook mogen uitzenden en dat artikel 5.4 anders een betekenisloos artikel is? Zo ja, gaat u de wetgeving dan aanpassen zodat omroeporganisaties de betreffende beelden ook mogen uitzenden?

Antwoord: Ik moet in dit verband voorop stellen dat, zoals aangegeven in het voorgaande antwoord, het juridisch geschil nog onder de rechter is. Ik volsta om die reden met een verwijzing naar de wettekst en de wetsgeschiedenis bij artikel 5.4 van de Mediawet 2008 (Kamerstukken 31 876) en het daaraan ten grondslag liggende artikel in de Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten (huidige artikel 15 van de Richtlijn 2010/13/EU). Volledigheidshalve meld ik u dat het ministerie van OCW een brief aan Stichting ROOS heeft gezonden. Ik voeg de brief als bijlage toe.

 (…)

Antwoord op de vragen 4, 5, 6, 7 en 8: Pas nadat het vonnis van de rechter in de bodemprocedure kracht van gewijsde heeft gekregen, kan worden beoordeeld of er ongerechtvaardigde belemmeringen worden opgeworpen voor de vrije nieuwsgaring en of de wet aanpassing behoeft. Indien een onherroepelijke uitspraak aanleiding vormt voor het nemen van vervolgstappen, zal ik u daarover te zijner tijd nader informeren.

Lees de volledige vragen en antwoorden hier.

IEF 9207

Take for instance copyright

Neelie KroesSpeech Neelie Kroes, EU-Commissaris Digitale Agenda, Avignon, 5 november: A digital world of opportunities

"Today our fragmented copyright system is ill-adapted to the real essence of art, which has no frontiers. Instead, that system has ended up giving a more prominent role to intermediaries than to artists. It irritates the public who often cannot access what artists want to offer and leaves a vacuum which is served by illegal content, depriving the artists of their well deserved remuneration. And copyright enforcement is often entangled in sensitive questions about privacy, data protection or even net neutrality."

"(…) I believe that those who will prosper in the digital age are those who understand that convergence is one of the keys. The convergence of media provides an incredible opportunity for the artists and creators of our times, and also for their public – you and me. Just like cinema did not kill theatre, nor did television kill radio. The internet won't kill any other media either. (…) I think that is a realistic vision. But for that, we need to have the right building blocks.

Take for instance copyright. For 200 years, it has proved a powerful way to remunerate our artists and to build our creative industries. But copyright is not an end in itself. Copyright exists to ensure that artists will continue to create. Yet we see more and more often that it is not respected. In some sectors, the levels of piracy demand that we ask ourselves what are we doing wrong. We must ensure that copyright serves as a building block, not a stumbling block.

Look at the situation of those trying to digitise cultural works. Europeana, the online portal of libraries, museums and archives in Europe, is one key example. What a digital wonder this is: a single access point for cultural treasures that would otherwise be difficult to access, hidden or even forgotten.

Will this 12 million-strong collection of books, pictures, maps, music pieces and videos stall because copyright gets in the way? I hope not. But when it comes to 20th century materials, even to digitise and publish orphan works and out-of-distribution works, we have a large problem indeed. (…) Time alone will not solve the problems that have emerged.

Today our fragmented copyright system is ill-adapted to the real essence of art, which has no frontiers. Instead, that system has ended up giving a more prominent role to intermediaries than to artists. It irritates the public who often cannot access what artists want to offer and leaves a vacuum which is served by illegal content, depriving the artists of their well deserved remuneration. And copyright enforcement is often entangled in sensitive questions about privacy, data protection or even net neutrality.

It may suit some vested interests to avoid a debate, or to frame the debate on copyright in moralistic terms that merely demonise millions of citizens. But that is not a sustainable approach. We need this debate because we need action to promote a legal digital Single Marketin Europe.

My position is that we must look beyond national and corporatist self-interest to establish a new approach to copyright. We want "une Europe des cultures" and for this we need a debate at European level.

The Commission will soon make legislative proposals on orphan works and on the transparency and governance of the collective management societies. We will examine again the problem of divergent national private copy levies. We will also look into multi-territorial and pan-European licensing. And we will not stop exploring ideas for as long as the system is not working.

Instead of a dysfunctional system based on a series of cultural Berlin walls, I want a return to sense. A system where there is scope to create new opportunities for artists and creators, and new business models that better fit the digital age. We want to help you seize the opportunities of this age.

In conclusion, let the debate continue. It will be fierce, there are indeed hurdles. But our job is to look past them in order to clear them.

Speaking for myself, I will remember artists and citizens with each step forward. My sight will remain firmly on 'une Europe des cultures'.

Artists cast light on our world; our job is to let the light shine in. "

Lees de gehele speech hier.

IEF 9206

Akte voor de interne markt

Internetconsultatie Europese Commissie m.b.t. de Akte voor de interne markt: “De Europese Commissie wil een brede discussie op gang brengen over haar plannen om de interne markt een extra stimulans te geven. Laat ook uw stem horen en doe mee aan ons online debat  (de Nederlandse versie volgt binnenkort).” O.a. voorstellen m.b.t. octrooi- en auteursrecht:

Voorstel nr. 1: Het Europees Parlement en de Raad dienen het nodige te doen om de voorstellen inzake het octrooi van de Europese Unie, de daarvoor geldende talenregeling en het uniforme systeem voor geschillenbeslechting aan te nemen. Het is de bedoeling dat de eerste EU-octrooien in 2014 worden verleend. Onverwijld Een Innovatie- Unie

Voorstel nr. 2: De Commissie zal in 2011 een kaderrichtlijn inzake het beheer van auteursrechten voorstellen teneinde de toegang tot online-inhoud open te stellen door de governance, de transparantie en het elektronische beheer van auteursrechten te verbeteren. De Commissie zal een voorstel voor een richtlijn betreffende "verweesde werken" indienen. 2011 Een digitale agenda voor Europa

(“De Commissie is zich ervan bewust dat van uiteenlopende nationale regelingen inzake heffingen op het kopiëren voor particulier gebruik een negatief effect uitgaat op grensoverschrijdende verkoopdiensten en op de productie van mediadragers. De Commissie zal rekening houden met de uitkomst van de dialoog tussen de verschillende belanghebbende partijen om elementen voor een degelijke oplossing aan te dragen.”)

Voorstel nr. 3: In 2010 zal de Commissie komen met een actieplan ter bestrijding van namaak en piraterij dat zowel wetgevende als niet-wetgevende maatregelen zal omvatten. Voorts zal zij in 2011 wetgevingsvoorstellen indienen om het wettelijk kader aan te passen aan de behoeften die door de ontwikkeling van het internet zijn ontstaan. Daarnaast zal zij toezien op een krachtdadiger optreden van de douane op dit gebied en zal zij haar strategie inzake de handhaving van intellectueleeigendomsrechten.

Lees hier meer.

IEF 9200

Ongewoon specialisme

Kamerstukken 32 021, Eerste Kamer. Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie. Verslag van de vaste commissie voor justitie.

“De leden van de PvdA-fractie zijn er van overtuigd, dat specialisatie binnen de rechterlijke macht een absolute noodzaak is. Generalistische rechters zijn veelal geen partij voor hooggespecialiseerde advocaten, onder meer in insolventierecht, internationale transportzaken of zaken met betrekking tot intellectueel eigendom. Voor sommige specialismen zal dit er ongetwijfeld toe leiden, dat rechtspraak op minder locaties, dan wel slechts één landelijke locatie, kan worden aangeboden. Hier zal de kwaliteit van de rechtspraak voorrang moeten hebben op de fysieke bereikbaarheid van de rechtspraak. Voor andere - wat gewonere - specialismen kan worden volstaan met het specialiseren binnen één rechtspraaklocatie.”

Lees het gehele verslag hier.