DOSSIERS
Alle dossiers

Overig  

IEF 15197

Reliance: een overbodige eis aan het onderscheidend vermogen

Een bijdrage van Antoon Quaedvlieg, Klos Morel Vos & Reeskamp. Merkenrecht. Op 11 juni leverde A-G Wathelet zijn Conclusie af in de zaak over het Kitkat-vormmerk (C-215/14). In deze zaak stelt de Engelse rechter aan het Luxemburgse hof onder meer een vraag over het onderscheidend vermogen, te weten of voor het hebben van onderscheidend vermogen vereist is dat de leden van het publiek ‘rely upon the mark’. Dit begrip van reliance is (buiten Engeland) nieuw.

In Kitkat bakent de Engelse rechter reliance af als het afgaan op het teken en niet (afgaan) op eventuele andere aanwezige merken als aanduiding van de herkomst van de waren. Dat ‘afgaan op’ wordt dan onderscheiden van het herkennen van het teken en het associëren ervan met de herkomst van de waar. Volledig geciteerd luidt de vraag als volgt:
“Hoeft de merkaanvrager, met het oog op de vaststelling of een merk onderscheidend vermogen heeft verkregen als gevolg van het gebruik dat ervan is gemaakt in de zin van artikel 3, lid 3, van de merkenrichtlijn, enkel te bewijzen dat op de relevante datum een aanzienlijk deel van de betrokken kringen het teken herkent en associeert met zijn waren in de zin dat zij de aanvrager zouden identificeren als degene die de waren met dat teken op de markt heeft gebracht, of moet de merkaanvrager bewijzen dat een aanzienlijk deel van de betrokken kringen afgaat op het teken (en niet op eventuele andere aanwezige merken) als aanduiding van de herkomst van de waren?”
Deze formulering is moeilijk te doorgronden. Er is dan wel taalkundig verschil tussen het ‘afgaan op’ een teken als aanduiding van de herkomst van de waren en ‘associëren’ ervan met de herkomst van de waar, maar in het licht van het onderscheidend vermogen is dat niet relevant; het ‘afgaan op’ is een consumentengedrag dat direct voortvloeit uit het ‘associëren met’. Het is moeilijk te achterhalen welk element reliance hier merkenrechtelijk toevoegt.
Of zit het onderscheidende kenmerk van de reliance erin dat de betrokken kringen, zoals de vragende rechter tussen haakjes toevoegt, niet afgaan op eventuele andere aanwezige merken? Maar die eis is al helemaal moeilijk te plaatsen. In het geval van KitKat betreft het – zoals in zoveel gevallen – twee merken van dezelfde onderneming. Als het publiek die tekens ieder voor zich herkent en associeert met de waren van Kitkat producent Nestlé, dan zou – in de reliance optiek – niettemin geen van beide onderscheidend vermogen hebben, omdat niet gezegd kan worden dat een aanzienlijk deel van het publiek afgaat op slechts één van die merken, en niet op het andere? Merkwaardig.
Het is trouwens niet anders als er twee merken van verschillende ondernemingen op de waar staan, die allebei iets zeggen over de commerciële herkomst (“Intel Inside” op computers). Ook dan zou in de reliance opvatting onderscheidend vermogen kennelijk aan beide ontzegd moeten worden, omdat de betrokken kringen niet uitsluitend afgaan op één van de twee. Wat reliance naar Britse interpretatie ook mag zijn, op grond van deze Kitkat-formulering valt er moeilijk kaas van te maken. Zij vormt niettemin de basis waarop Luxemburg recht zal moeten doen.
De A-G heeft zich door een en ander niet laten ontmoedigen. In zijn visie vraagt de Engelse rechter of het bewijs van onderscheidend vermogen volstaat, dan wel of het publiek op het teken moet steunen als een waarborg van commerciële herkomst:
“35.      De onderhavige zaak biedt het Hof dus thans de gelegenheid uit te maken of het loutere bewijs dat de vorm van een op de markt gebrachte waar door een aanzienlijk deel van het relevante publiek wordt herkend als een aanduiding van de waren van een bepaalde marktdeelnemer, volstaat tot bewijs dat een merk onderscheidend vermogen heeft verkregen als gevolg van het gebruik dat ervan is gemaakt, dan wel of dient te worden aangetoond dat het relevante publiek de vorm gebruikt en erop steunt als een waarborg van de commerciële herkomst.
De rechtspraak van het HvJEU biedt geen steun voor deze veronderstelde tegenstelling. Herkenning als herkomstteken en waarborg van commerciële herkomst vallen samen. Doordat het merk onderscheidt, waarborgt het de identiteit van oorsprong, ofwel de commerciële herkomst uit één en dezelfde onderneming. De waarborg vloeit immers daaruit voort dat het exclusief recht aan de merkhouder de mogelijkheid verschaft controle uit te oefenen dat de waren of diensten onder zijn controle worden vervaardigd of verricht. Dat onderschrijft – enigszins verrassend - ook de Conclusie zelf (nrs. 38 en 39), maar zij houdt het onderscheid tussen herkomst en waarborg toch overeind.
De tegenspraken verdwijnen niet als de A-G in de nrs. 43-55 ingaat op de consequenties van de reliance opvatting in de KitKat-zaak. De A-G zegt (nrs. 43-44) niet de opvatting van Nestlé te delen, dat niet noodzakelijk is dat een merk afzonderlijk is gebruikt om door het gebruik onderscheidend vermogen te verwerven (het KitKat-vormmerk is uiteraard altijd in combinatie met woord- en beeldmerken gebruikt), maar lijkt daar vooral me te bedoelen, dat het teken ook dan onderscheidend vermogen moet hebben, als het los van dat andere teken wordt gebruikt (nrs. 47-53). Maar dat is natuurlijk evident, ook los van reliance overwegingen: het vloeit voort uit de eerdere rechtspraak van het HvJEU, die de A-G ook hier weer aanhaalt en dus geenszins over het hoofd heeft gezien.
Desondanks richt de A-G in zijn slotoverweging toch weer het kanon van de reliance leer op deze reusachtige open deur. Het volstaat niet om aan te tonen dat het relevante publiek het teken associeert met de herkomst, het moet dat met dit teken doen “in tegenstelling tot eventuele andere merken”:1 
“55.      Gelet op het voorgaande dient mijns inziens op de eerste prejudiciële vraag te worden geantwoord dat de merkaanvrager niet kan volstaan met aan te tonen dat de betrokken kringen het merk waarvan inschrijving wordt aangevraagd, herkennen en associëren met zijn waren of diensten. Hij moet bewijzen dat het aangevraagde merk op zich de exclusieve herkomst van de betrokken waren of diensten aanduidt, in tegenstelling tot eventuele andere aanwezige merken en zonder gevaar voor verwarring.”
Het valt maar te hopen dat het HvJEU nuchter en volgens de staande jurisprudentie beslist dat volstaat dat een vormmerk zelfstandig onderscheidend vermogen heeft. Wat de betekenis ook moge zijn van de aanvullende eis: “in tegenstelling tot eventuele andere aanwezige merken”, toegevoegde waarde biedt die mijns inziens niet, verwarrend is zij wel.
 
Antoon Quaedvlieg, Klos, Morel, Vos & Reeskamp

1. par opposition à toute autre marque pouvant également être présente / as opposed to any other trade marks which may also be present.

IEF 15192

Cecil de Leeuw 'het merk'

Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. Wat hebben Maxima en de leeuw Cecil gemeen? Beiden werden in korte tijd verschillende keren als merk gedeponeerd. Bij Maxima gebeurde dat in 1999. Direct toen het grote publiek lucht kreeg van haar relatie met Willem Alexander werd Maxima een hype en stortte de commercie zich met een groot aantal merkregistraties op onze koningin in spe. Het merk Maxima zou de kassa moeten doen rinkelen.

CECIL EEN HIT
Een paar weken geleden overkwam de leeuw Cecil hetzelfde, al heeft het ongelukkige beest er zelf helaas weinig van meegekregen. Eind juli werd Cecil een wereldwijde hit toen bekend werd dat het beest in Zimbabwe was doodgeschoten door de Amerikaanse tandarts Walter Palmer. Nog geen dag later dienden verschillende ondernemers merkdepots: niet alleen het merk Cecil werd aangevraagd, maar ook Cecile the Lion en King Cecil.

HYPES
Het is inmiddels een bekend fenomeen: op elke hype – of het nu gaat om een blijde gebeurtenis of een rampzalig incident – volgt een golf aan merkregistraties. Zo was het niet alleen bij de geboorte van prinses Amalia dringen aan de poort van het merkenbureau, maar stonden na de aanslag op Charlie Hebdo de ondernemers ook in de rij voor het merk Je Suis Charlie.

SPEELGOED
Bij een merkregistratie moet je aangeven voor welke producten je het merk claimt. Cecil blijkt vooral populair te zijn voor speelgoed. Speelgoedfabrikant Ty heeft de naam Cecil in Europa en Verenigde aangevraagd voor knuffelbeesten. Dat kan nog wel eens een strijd worden met i-Star Entertainment, een Amerikaanse onderneming die Cecil the Lion op dezelfde dag, 30 juli 2015, ook voor speelgoed heeft gedeponeerd.

JE SUIS CECIL
Verder heeft een organisatie voor ‘exclusieve avonturen’ natuurlijk een aanvraag lopen en is de Canadese Colette Ledoux helemaal de weg kwijt. Met haar Amerikaanse merkdepot van Je suis Cecil lijkt zij nu twee hypes door elkaar te halen.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in NRC Handelsblad Cecil de leeuw Het Merk NRC 19-8-2015.
IEF 15185

Katy Perry in gestolen ontwerp

Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. Zouden die grote internationale modehuizen nu echt denken dat voor graffiti de regels van het auteursrecht niet gelden en dat je deze werken gewoon zonder toestemming in je collectie kunt opnemen? Na modekoning Roberto Cavalli, die al ruim een jaar een juridische strijd voert met drie graffiti-artiesten over het gebruik van hun muurschilderingen voor een Cavalli-kledinglijn, is het nu de beurt aan kledinglabel Moschino.


KLACHT TEGEN MOSCHINO
Vorige week diende graffiti -kunstenaar Joseph Tierney, alias ‘Rime’, bij de rechtbank in Californië een klacht in waarmee hij bezwaar maakt tegen het nieuwe ontwerp van Moschino-designer Jeremy Scott. Op de kleding is de muurschildering Scandal Eyes, die Rime in 2012 in Detroit maakte, in zijn geheel overgenomen.

KATY PERRY
In mei van dit jaar trok de collectie veel media-aandacht toen zangeres Katy Perry, gesponsord door Moschino, samen met ontwerper Scott tijdens het Metropolitan Museum of Art gala in New York in de nieuwe look verscheen. Rime eist nu dat de kleding uit de handel wordt gehaald en dat Moschino hem een schadevergoeding betaalt.

GEPAINTBRUSHTE ROLLS ROYCE
Uit de aanklacht blijkt overigens dat het de kunstenaar niet alleen om het geld gaat. Hij is vooral nijdig dat Moschino zo schaamteloos de indruk wekt dat het bedrijf zelf verantwoordelijk is voor designwerk op de kleding. Om die reden schoot met name ook het optreden van Perry en Scott bij het gala in New York Rime in het verkeerde keelgat. De twee maakten hun entree in een gepaintbrushte Rolls Royce en toonden aan de uitgelopen journalisten spuitbussen voorzien van het Moschino-merk, alsof ze net zelf de laatste hand hadden gelegd aan het graffiti-werk op de kleding.

NIET DE EERSTE KEER
Voor ontwerper Jeremy Scott is het overigens niet de eerste keer dat hij verwikkeld raakt in een conflict over copyrights. De gevierde ontwerper, die ook voor adidas en Britney Spears werkt, laat zich wel vaker ‘inspireren’ door werk van anderen en wordt regelmatig door rechthebbenden op het matje geroepen.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in NRC Handelsblad Katy Perry in gestolen ontwerp NRC 14-08-2015

IEF 15128

Heinz bekend merk in China

Bijdrage ingezonden door Bas Kist en Volkert Teding van Berkhout, Chiever. Heinz heeft een belangrijke overwinning geboekt in China. Onlangs bepaalde de Chinese rechter dat Heinz in China een bekend merk is. Dat geeft Heinz goede kansen om op te treden tegen Chinese kapers, die het merk Heinz voor andere producten hebben geregistreerd. Bijvoorbeeld voor condooms.

Nul op rekest
In 2006 deponeerde een kaper de Chinese variant van het merk Heinz, onder andere voor condooms. Heinz, dat zelf in China (uiteraard) geen merkregistratie voor condooms bezit, diende oppositie in maar kreeg in twee instanties nul op het rekest. Volgens de rechter was Heinz geen bekend merk. Alleen als een merk bekend is in China kan de merkhouder optreden tegen registraties buiten de eigen productcategorie.

Heinz toch bekend
In 2014 ging Heinz in beroep bij de Beijing Higher People’s Court. Op basis van dezelfde bewijzen die Heinz al eerder had ingediend, oordeelde de hoogste rechter nu dat Heinz in China wel degelijk een bekend merk is. De kwestie over de Heinz-condooms moet nu worden overgedaan en de kans lijkt groot dat Heinz dit keer wel aan het langste eind gaat trekken.

Viagra
De Chinese rechters leggen de lat voor bekende merken extreem hoog, met name voor buitenlandse merken. Een sprekend voorbeeld is een zaak van farmaceut Pfizer, dat na bijna 11 jaar procederen te horen kreeg dat Viagra toch geen bekend merk is in China. Sinds de inwerkingtreding van de nieuwe Chinese merkenwet in 2014 lijkt er echter wat meer ruimte voor bekende merken te komen, en dat is goed nieuws.

Tips voor houders van bekende merken
Wat kun je doen om je (enigszins) te wapenen tegen dit verschijnsel?

  • registreer (en gebruik) ook de Chinese variant van het merk. Die wordt vermoedelijk eerder als bekend merk erkend dan de internationale versie
  • registreer voor meer klassen (echter, dat is natuurlijk wel kostbaar en je kunt nooit alle producten dekken)
  • in geval van een logo: doe ook een copyright-registratie. Copyright kan ook in opposities worden ingezet en staat los van de productcategorie
  • en tenslotte: hoop vooral dat de Chinese rechters de lat voor bekendheid in China inderdaad lager gaan leggen
IEF 15099

Nivea-blauw - 50 procent herkenning toch voldoende

Bijdrage ingezonden door Bas Kist en Volkert Teding van Berkhout, Chiever. De deur naar merkbescherming voor Nivea-blauw staat nog steeds op een kiertje. Maar dan zal fabrikant Beiersdorf wel met degelijk marktonderzoek moeten aantonen dat het blauw van Nivea door de consument ook echt als merk herkend wordt. Dat heeft het Duitse Bundesgerichthof (BGH) recent bepaald.

Unilever wil ook blauw. In 2013 had concurrent Unilever, dat voor zijn Dove-merk ook gebruik maakt van donkerblauw, met succes de nietigheid van de merkregistratie van Nivea-blauw in Duitsland ingeroepen. Om de kleur blauw als merk te kunnen beschermen moest volgens het Duitse Bundespatentgericht tenminste 75 % van de consumenten deze kleur met Nivea associëren. Echter, uit marktonderzoek van Beiersdorf bleek dat dit ‘slechts’ 58 % was.

50% herkenning voldoende. Op 9 juli 2015 heeft het BGH in hoger beroep nu echter bepaald dat het voor een kleurmerk voldoende is dat 50 % van de consumenten een verband tussen de kleur en het merk legt. Echter, daarmee is Beiersdorf er nog niet, want volgens het Hof is het marktonderzoek van het bedrijf in twee opzichten niet deugdelijk verricht.

Alleen blauw. In de eerste plaats had Beiersdorf de respondenten niet een afbeelding mogen laten zien van een blauwe kaart met een witte rand. Daarmee maak je het namelijk makkelijker om de link met Nivea te leggen, omdat Nivea ook altijd de combinatie blauw en wit gebruikt. Beiersdorf had alleen de kleur blauw moeten tonen.

Verschillende producten. Ook is het testpanel ten onrechte gevraagd naar associaties van de kleur blauw met ‘huid en lichaamsverzorgingsproducten’. Volgens de rechter had er meer onderscheid gemaakt moeten worden naar de verschillende producten die onder deze brede term kunnen vallen. Beiersdorf zal zijn onderzoek dus over moeten doen, maar de deur voor het kleurmerk staat nog wel op een kiertje.
 
Conclusies voor de praktijk. Hoewel de uitspraak in principe alleen in Duitsland geldt, kun je er toch wel wat conclusies uit trekken. Als een bedrijf een kleur als merk wil registreren, zal het zijn claim met deugdelijk en objectief marktonderzoek moeten onderbouwen. Daarbij ligt de lat hoog (50 % herkenning), maar ook weer niet te hoog (75 % herkenning).

IEF 15047

Mr. proef maar niet ‘foolproof’?

Bijdrage ingezonden door Terry Häcker, drs Terry (D.W.F.) HÄCKER Marktonderzoekadvies. In Mr., website voor juristen (vrijdag 19 juni 2015), en overgenomen op ie-forum.nl van maandag 22 juni 2015 - IEF 15040, schreef Dirk Visser een bijdrage naar aanleiding van de uitspraak van de Gelderse rechtbank die in de zaak van Heksenkaas. De Gelderse rechtbank kwam aan de vraag of een bepaalde smeerdip inbreuk maakte op de smeerdip van Heksenkaas niet toe, omdat onvoldoende zou zijn gesteld “welke elementen of combinatie van elementen van de smaak van het Heksenkaas product leiden tot het vereiste eigen, oorspronkelijke karakter en persoonlijk stempel”. Maar vooral omdat de rechtbank niet wilde proeven. En dat vond hij vreemd, omdat een Haagse rechter eerder dit jaar wel proefde en een bewijsbeslag toe stond tegen de maker van een andere Heksenkaas taste-alike.

De rechter had ook zelf moeten proeven, zo stelt Visser. De vraag of een product voldoende creatief is om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen is altijd tamelijk subjectief, maar moet uiteindelijk door de feitenrechter worden beantwoord, bij voorkeur op basis van eigen waarneming.

Deze opvatting lijkt te zijn gebaseerd op een uitspraak van de Hoge Raad dat rechters zelf mogen proeven, gedaan in een zaak over de smaak van een sterke drank in verband met de accijns-tariefindeling: “Voorts is voor het beoordelen van de organoleptische eigenschappen het instellen van een smaakpanel (van deskundigen) niet vereist, aangezien de rechter ook zelf proefondervindelijk tot een oordeel kan komen over de smaak, de geur en het uiterlijk van dranken”.

En dat laatste vind ik vreemd.

Natuurlijk kan een rechter zelf proeven, als hij/zij nog over zijn smaak- en reukorganen beschikt. Maar de een kan goed proeven, en de ander minder goed.

De Hoge Raad en Visser zetten naar mijn opvatting de deur veel te ver open voor een uiterst subjectief smaakoordeel van één rechter, in het beste geval bijgestaan door een of meer griffiers. Het lijkt er op dat we met deze uitspraak de klok terugdraaien naar de ‘dienstbode-arresten‘ van weleer.
Zoals Gellaerts en ondergetekende in 2011 betoogden in ‘Juridisch marktonderzoek – haal de onderste steen boven! (berichten industriële eigendom, januari 2011’) kan marktonderzoek uitgevoerd onder het relevante publiek een nuttige bijdrage leveren aan de rechtspraak, waardoor een uitspraak niet afhankelijk is van het min of meer toevallige oordeel van één rechter en zijn ‘dienstbode’.

En als het er om gaat vast te stellen of er een ‘objectief’ (wat dat dan ook moge zijn) verschil bestaat tussen twee producten, dan zou ik adviseren een organoleptische beoordeling van de producten door een smaakpanel van deskundigen te laten uitvoeren. Maar helaas willen sommige (hoge) rechters en advocaten daar blijkbaar niet aan, en vinden zij hun persoonlijk oordeel nog steeds belangrijker. Of zijn ze bang een stukje autoriteit te verliezen als zij deskundigen uit een ander vakgebied raadplegen?

drs Terry (D.W.F.) HÄCKER
marktonderzoekadvies, -begeleiding & expert opinion
specialisatie: merkenrechtelijk (IE) marktonderzoek

IEF 15045

Online aanvragen merkregistratie vernieuwd

Merkaanvragen via de website (BOIP Online Filing) is gewijzigd, voor BMB Connect is er niets gewijzigd. Om online een merkaanvraag in te dienen moet u verplicht inloggen met uw MijnBBIE-account. Indien u nog geen account heeft, kunt u dit op onze website gratis en eenvoudig aanmaken. Het inloggen na invoer van de aanvraag zoals u gewend bent in de huidige omgeving, is dus niet meer mogelijk. U dient direct online te betalen met iDEAL, Bancontact, creditcard of lopende rekening.

De vernieuwde omgeving biedt als voordeel dat u direct na het indienen van uw aanvraag een bevestiging als pdf in uw mailbox ontvangt met uw depotnummer en financieel overzicht. U ontvangt dus geen papieren bevestiging meer van ons.

Voor deze elektronische procedure moet u inloggen op Mijn BBIE. Indien u voor andere toepassingen al een account bezit voor Mijn BBIE maken wij u erop attent dat de accountbeheerder ervoor moet zorgen dat uw accountgebruikers (medewerkers) de rechten krijgen om gebruik te kunnen maken van deze nieuwe toepassing.

À compter de cette semaine, vous pouvez introduire vos demandes d'enregistrement de marque en ligne via notre nouvel environnement web. En collaboration avec le Réseau européen des marques, dessins et modèles (ETMDN), nous travaillons continuellement à l'amélioration de nos services à l'adresse d'un vaste éventail d'utilisateurs.

Dans le cadre de l'utilisation du nouvel environnement web, veuillez tenir compte des points suivants :
- Afin d'introduire une demande d'enregistrement de marque en ligne, vous devez premièrement vous identifier à votre compte Mon OBPI. Si vous n'avez pas encore de compte, vous pouvez en créer un gratuitement et en toute facilité sur notre site.
- Le paiement doit être directement effectué en ligne via iDEAL, Bancontact, carte de crédit ou compte courant.

Le nouvel environnement n'entraîne aucun changement sur les demandes introduites via BMB Connect.

IEF 15044

Trade mark package in a nutshell

BMM bericht: Hieronder een overzicht in 10 punten van de twee belangrijke Europese teksten die op ons afkomen (Verordening inzake EU merk en de nieuwe merkenrichtlijn). De drie Europese instellingen (Commissie, Parlement en Raad) hebben een politiek compromis bereikt, waardoor de teksten vermoedelijk niet meer zullen veranderen. Na de zomervakantie, zullen de teksten ter definitieve goedkeuring aan de Raad en het Parlement worden voorgelegd. In geval van goedkeuring, wordt de definitieve tekst gepubliceerd en treedt het merendeel van de wijzigingen van de nieuwe verordening 90 dagen later (dus waarschijnlijk in de eerste helft van 2016) in werking. De Lidstaten zullen in principe 3 jaar de tijd hebben om de nieuwe richtlijn in hun wetgeving om te zetten.

1. Nieuwe benamingen
Zeg niet meer “Gemeenschapsmerk”, maar “EU merk” (“European Union trade mark”).
Zeg niet meer “Bureau voor Harmonisatie binnen de Interne markt (tekeningen en modellen)”, maar “EU Bureau voor de Intellectuele Eigendom” (“European Union Intellectual Property Office”).

2. Geen eis meer van grafische voorstelling
De nieuwe teksten schrappen het vereiste van grafische voorstelling van het merk. Het merk moet steeds precies en duidelijk worden weergegeven.

3. Nieuwe taksen voor EU merken
Er komen nieuwe taksen voor EU merken. De tarieven zijn voortaan identiek voor een nieuwe aanvraag als voor de hernieuwing van een inschrijving :
850 EUR voor 1 klasse
900 EUR voor 2 klassen
150 EUR per klasse boven de 2 eerste klassen
​4. Uitzonderlijk IP Translator regime van 6 maanden
Houders van EU merken die vóór 22 juni 2012 werden aangevraagd voor Nice class headings zullen 6 maanden de tijd hebben om bij het EU Bureau een verklaring neer te leggen ter verduidelijking van hun EU merken.

5. Niet enkel de vorm kan aanleiding geven tot weigering
Voortaan zullen worden geweigerd tekens die uitsluitend bestaan uit :
de vorm of een ander kenmerk die door de aard van de waar bepaald wordt ;
de vorm of een ander kenmerk die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen ;
de vorm of een ander kenmerk die een wezenlijke waarde aan de waar geeft.

6. Geen merkbescherming voor bepaalde benamingen
Beschermde oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen, traditionele aanduidingen voor wijn, gegarandeerde traditionele specialiteiten en merken die uit oudere benamingen van beschermde kweekproducten bestaan, kunnen in principe geen merk zijn.

7. Kortere oppositietermijn tegen IR merken die de EU aanduiden
Oppositie tegen een IR merkaanvraag die de EU aanduidt, blijft mogelijk gedurende een termijn van drie maanden. Het startpunt van de termijn verandert evenwel : het wordt nu één maand (i.p.v. zes maanden) na de publicatie van de aanvraag. De termijn wordt m.a.w. met vijf maanden verkort.

8. Optreden tegen transitgoederen
Merkhouders zullen kunnen optreden tegen namaakgoederen afkomstig uit derde landen, zelfs indien de goederen (nog) niet in het vrije verkeer van de EU werden gebracht, tenzij het bewijs geleverd wordt dat de merkhouder in het land van eindbestemming geen recht heeft om tegen de goederen op te treden. Dit bewijs moet worden geleverd binnen de termijnen van de procedure ter bepaling van de inbreuk overeenkomstig de Douaneverordening (EU) nr. 608/2013.

9. Nietigheids- en vervalprocedures bij het Benelux Bureau
Onverminderd de bevoegdheid van de gerechtshoven en rechtbanken, zullen de nationale bureaus administratieve procedures moeten invoeren voor het inroepen van nietigheid of verval van een merk. Dit behelst zowel het verval wegens gebrek aan normaal gebruik of verwording tot soortnaam als absolute of relatieve nietigheidsgronden, waaronder de beoordeling van beweerde kwade trouw.

10. Keurmerken (certification marks)
Naast het systeem van collectieve merken, wordt er een nieuw en specifiek systeem voor keurmerken ingevoerd.

IEF 15024

Beter goed gejat dan slecht bedacht?

Bijdrage ingezonden door Theo-Willem van Leeuwen, Abcor BV. Een aantal grote supermarkten schept er genoegen in om heel nadrukkelijk aan te haken bij bekende A-merken. Tot voor kort werd vooral aangehaakt bij de verpakking. Tegenwoordig deinst men er ook niet voor terug om aan te haken bij de merknaam. De een vindt dit een briljante marketing move, de ander gewoon een vorm van ongegeneerd meeliften. De vraag is daarom, kan dit nu zomaar? (Dit artikel is tevens verschenen in de weekendbijlage van de HDC kranten.)

Al vele jaren haken supermarkten met hun huismerken aan bij de verpakkingen van bekende A-merken. Met dezelfde styling wordt meegelift op de reputatie van het A-merk. De verpakkingen lijken zo op elkaar, dat de consument ze niet alleen per ongeluk koopt (denkend dat dit het A-merk is of dat het uit dezelfde fabriek komt) maar ook zal denken dat het product wel enigszins dezelfde kwaliteit zal hebben. Voor vele fabrikanten is dit aanhaken een doorn in het oog. Echter ruzie maken met de grote supermarkt is gevaarlijk gezien de grote commerciële belangen. Vaak worden de relletjes intern geblust, maar soms volgt er toch een rechtszaak.

In 2005 was voor Unilever de maat vol toen Albert Heijn de zoveelste look-a-like introduceerde. In de rechtszaak kreeg Unilever (tot verbazing van vele) slechts gelijk bij twee van de twaalf producten. De pindakaas met lichtblauwe dop (een toen nog gekke kleur voor light pindakaas) en het kuipje huismerk margarine met de letterlijke teksten van het Blue Band kuipje waren inbreuk. De andere verpakkingen niet omdat de gebruikte kleuren op de verpakking een smaakaanduiding zouden zijn. De consument zou daarom de kleur niet herkennen als merk. Met deze uitspraak werd de poort open gezet om vrijelijk aan te haken bij A-merken.

Gelukkig kwam er een correctie van het Europese Hof. In de Carbonell zaak (het beroemde rode blik olijfolie met een dame en een olijfgaard op de achtergrond) werd bepaald dat gebruik van een vergelijkbare verpakking merkinbreuk was. De Nederlandse rechtspraak ging in 2011 alsnog overstag in de zaak TUC/ Apéro. Het gebruik van de kleur geel, witte letters, de blauwe band en de koekjes op dezelfde plek leek te veel op de opmaak van de TUC verpakking. De rechter oordeelde dat consumenten supermarktproducten vaak onbedacht kopen. Visuele aspecten zoals kleur en opmaak zijn doorslaggevend bij de aankoop, ook als er een andere naam op staat. Een zege voor de A-merk fabrikanten.

Toch blijven sommige supermarkten nog steeds bewust aanhaken bij A-merk producten, waarbij de LIDL misschien wel ‘topscorder’ is. Opvallend hierbij is, dat er tegenwoordig niet alleen aangehaakt wordt bij de verpakking, maar ook bij de merknaam. Zo verkoopt LIDL drop onder het eigen merk BROMMERDROP. Een naam (en verpakking) die, waarschijnlijk niet geheel toevallig, bijzonder veel lijkt op die van AUTODROP. Tevens hebben ze: DUETTI chocopasta (Duo Penotti), Zagerman worsten (familie van Stegeman?) , Shirley’s whisky cream (Baileys) en nu dus ook VLUGGE JAPIE snijkoekplakken (parodie op SNELLE JELLE?). Merkenrechtelijk lijkt mij dit een stap te ver. Benieuwd of Peijnenburg dit over zich heen laat gaan of dat dit tot een rechtszaak komt.

Ook al komen supermarkten (door de grote commerciële belangen) tot op heden meestal met dit kopieergedrag niet in problemen, toch is het raadzaam om als MKB-er meer afstand te nemen. Vaak zijn de namen en het design van de verpakking als merk of model geregistreerd. Als kleinere onderneming delf je dan snel het onderspit als je te dicht aanhaakt bij het design van bekende verpakkingen.
Eerder verschenen in HDC en in de nieuwsbrief.

IEF 15011

Aanpassingen Europees merkenrecht door Coreper goedgekeurd

Draft regulation on the Community trade mark
Draft directive to approximate the laws of the Member States relating to trade marks
Trade marks reform: Presidency secures provisional agreement
Uit het persbericht: On 10 June 2015, the Council's Permanent Representatives Committee (Coreper) approved a compromise agreement on the reform of the European trade mark system. The reform of the current system will improve the conditions for businesses to innovate and to benefit from more effective trade mark protection against counterfeits, including fake goods in transit through the EU's territory. The new legal framework is also aimed at making trade mark registration systems throughout the European Union more accessible and efficient for businesses in terms of lower costs and complexity, increased speed, greater predictability and legal certainty.

Next steps After endorsement of the compromise agreement by the Legal Affairs committee of the European Parliament, the legal texts will come back to the Council for political agreement, followed by the usual legal-linguistic revision before the formal adoption of the Council's position at first reading. Afterwards, the texts will be put for a vote in second reading at a plenary session of the European Parliament.