Modellenrecht  

IEF 16256

Vraag aan HvJ EU: Impliceert de exceptie van onbevoegdheid van de nationale rechter een aanvaarding van de rechtsonbevoegdheid?

HvJ EU 5 apr 2016, IEF 16256; C-433/16 (Bayerische Motoren Werke), https://ie-forum.nl/artikelen/vraag-aan-hvj-eu-impliceert-de-exceptie-van-onbevoegdheid-van-de-nationale-rechter-een-aanvaarding-v

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ 5 april 2016, C-433/16; IEF 16256; IEFbe 1932 (Bayerische Motoren Werke) Octrooirecht. Gemeenschapsmodel. Inbreuk. Acacia heeft verzoekster gedagvaard ter verkrijging van een uitspraak tot vaststelling van niet-inbreuk op gemeenschapsmodellen van allooivelgen voor autobanden, in eigendom of onder octrooi van verzoekster. Zij vordert dat vragen aan het HvJEU worden gesteld voor wat betreft de bevoegdheid van de ITA rechter. Verzoekster heeft (onder meer) de onbevoegdheid van de ITA rechter als exceptie opgeworpen, die beide de DUI rechtbanken als bevoegd aanwijzen. Voor wat betreft het verwijt van misbruik van machtspositie stelt zij dat ‘de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’ niet dezelfde is en niet dezelfde kan zijn als die waar de uiteindelijke economische schade aan het vermogen van de beweerde schadelijder zich heeft voorgedaan, aangezien aldus het forum van artikel 5, lid 3, van de Vo. Brussel I zou samenvallen met het forum actoris, hetgeen in strijd is met het algemeen criterium van de woonplaats van verweerder. Zij wijst op het feit dat verweerster geen enkele vordering tot schadevergoeding tegen haar heeft ingediend zodat de plaats van de schade zich niet in ITA kan bevinden. 

IEF 16224

Vraag aan HvJ EU: Interpretatie van een reparatieclausule en het modelrecht

HvJ EU , IEF 16224; C-397/16 (Acacia), https://ie-forum.nl/artikelen/vraag-aan-hvj-eu-interpretatie-van-een-reparatieclausule-en-het-modelrecht

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 2016, C-397/16; IEF 16224; IEFBE 1915 (acacia) Modelrecht. Rechtsbeginselen. Vrij verkeer van goederen. Sluiten de beginselen van het vrije verkeer van goederen (…) de wettelijke interpretatie (die een reparatieclausule bevat die uitsluitend uit replica wielen die esthetisch identiek aan origineel wielen zijn), met het oog op de reparatie van dit samengestelde voortbrengsel en het herstel van zijn oorspronkelijke vorm, uit? Indien de eerste vraag negatief beantwoord wordt, zijn de regels inzake exclusieve industriële rechten met betrekking tot geregistreerde ontwerpen dan in overeenstemming met de wensen van de klant? In het geval dat de tweede vraag ontkennend beantwoord wordt, welke stappen moet een fabrikant van replica wielen nemen om het vrije verkeer van de producten van het beoogde gebruik van reparatie van een complex product en het herstel van zijn oorspronkelijke vorm te verzekeren?

Verweersters Audi en de inmiddels failliete Pneusgarda hebben verzoekster Acacia gedagvaard wegens inbreuk op een aan verweerster toebehorend gemeenschapsmodel (lichtmetalen wielvelgen voor de Audi’s). Verzoekster wordt gesommeerd te stoppen met de invoer, productie of verkoop van replicavelgen of daarvoor reclame te maken. Bij de rechter in eerste aanleg wordt verweerster in het gelijk gesteld, waarna verzoekster (01-07-2015) in beroep gaat bij de verwijzende rechter. Zij stelt dat de door haar geproduceerde wielen vallen onder de definitie van het Reglement VN/ECE waarin onderscheid wordt gemaakt tussen wielen die de voertuigfabrikant monteert en die welke tijdens de levensduur van het voertuig (ter vervanging) worden geplaatst. Zij oppert vragen aan het HvJEU voor te leggen om na te gaan of het recht van de EU zich ertegen verzet dat de overgangsregeling met betrekking tot de “reparatieclausule” van artikel 110 van Vo. 6/2002 aldus wordt uitgelegd dat modellen van replicawielen vallen onder de categorie ‘onderdelen van een samengesteld voortbrengsel’.

Bij de verwijzende ITA rechter (Hof van Beroep Milaan) beroept verzoekster zich nogmaals op de reparatieclausule (zowel in de RL als in de Vo.) waarvoor zij aan alle voorwaarden heeft voldaan. Haar actie is erop gericht de auto zijn oorspronkelijke vorm terug te geven: het model velg is op esthetisch vlak complementair aan het ‘samengestelde’ voortbrengsel dat een auto is. Verweerster stelt dat de vorm van lichtmetalen velgen voor auto’s niet onveranderlijk vastligt ten opzichte van de gehele uiterlijke verschijning van het samengestelde voortbrengsel omdat er keuze mogelijk is uit velgen die op verschillende automodellen kunnen worden geplaatst. Zij stelt dat de reparatieclausule een uitzondering is en een lex specialis is ten opzichte van de regel van bescherming van eigendomsrechten en dat zij dan ook niet zo ruim mag worden uitgelegd dat deze producten daaronder vallen.

De verwijzende rechter stelt vast dat in onderhavige zaak de bewijslast dat de replicavelg op esthetisch vlak al dan niet complementair is aan de auto, op verzoekster dan wel verweerster zal rusten naar gelang dat de overgangsbepaling die voorziet in de reparatieclausule moet worden beschouwd als een norm die een uitzondering bevat op de bescherming van de industriële eigendom of integendeel als de uitdrukking van het algemene beginsel van vrije mededinging op de markt. Voor zover hij weet heeft het HvJEU nog geen uitspraak gedaan over uitleg van artikel 110 van Vo. 6/2002. Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:

IEF 16218

Uitspraak ingezonden door Paul Mazel, Trip Advocaten & Notarissen.

Bandajanas slippers: voorzieningenrechter past Leidraad indicatietarieven toe in IE-zaken

Rechtbank Midden-Nederland 31 aug 2016, IEF 16218; (Bandajanas tegen de Bondt b.v.), https://ie-forum.nl/artikelen/bandajanas-slippers-voorzieningenrechter-past-leidraad-indicatietarieven-toe-in-ie-zaken

Rechtbank Midden-Nederland 31 augustus 2016, IEF 16218 (Bandajanas tegen De Bondt b.v.) Modelrecht. Auteursrecht. Slaafse natbootsing. Bandajanas stelt ten onrechte dat De Bondt inbreuk maakt op de Benelux modelrechten ten aanzien van de vormgeving van de slipperzolen van Bandajanas. Het model van de Bandajanas slipperzolen zijn niet nieuw, en hadden daarom niet als model ingeschreven kunnen worden. Dit komt o.a. door de onduidelijkheid en algemene indruk van de slipperzolen. Ook is er geen sprake van slaafse nabootsing nu de slipperzool geen eigen plaats inneemt op de markt. De proceskosten worden begroot met inachtneming van de Leidraad indicatietarieven in IE-zaken.

IEF 16214

Uitspraak mede ingezonden door Annelot Sitsen en Marissa Brinks, BINGH.

Technische functie van e-bike beschermhoezen

Rechtbank Den Haag 31 aug 2016, IEF 16214; ECLI:NL:RBDHA:2016:10130 (Fahrer tegen Tranig To), https://ie-forum.nl/artikelen/technische-functie-van-e-bike-beschermhoezen

Rechtbank Den Haag 31 augustus 2016, IEF 16214; ECLI:NL:RBDHA:2016:10130 (Fahrer tegen Trading To) Auteursrecht. Modelrecht. Slaafse nabootsing. In deze kwestie is de eiser een in Duitsland woonachtige ondernemer die zich bezighoudt met het ontwerpen, ontwikkelen en verhandelen van accessoires voor elektrische fietsen. Hij heeft een hoes ontwikkeld die om een onder de bagagedrager geplaatste accu wordt aangebracht. Trading, een distributeur van van de eiser, is een onderneming die zich bezighoudt met de verkoop van accessoires voor elektrische fietsen. Tot deze accessoires behoren o.a. beschermhoesjes. In de loop van 2015 is Trading een eigen lijn van beschermhoezen op de markt gaan brengen onder het merk Mellen. Alle door eiser als relevant voor de modelrechtelijke bescherming beschouwde uiterlijke kenmerken van de hoezen, met uitzondering van het label en de plaatsing daarvan, worden geacht uitsluitend door hun technische functie te zijn bepaald. Vorderingen op grond van modelrecht, auteursrecht en slaafse nabootsing worden afgewezen.

IEF 16190

Afstand van IE-rechten 'Paaltjesvoetbal' voor 185.000euro

Rechtbank Rotterdam 13 jul 2016, IEF 16190; ECLI:NL:RBROT:2016:5304 (Pole Soccer tegen Ermilusto), https://ie-forum.nl/artikelen/afstand-van-ie-rechten-paaltjesvoetbal-voor-185-000euro

Vzr. Rechtbank Rotterdam 13 juli 2016, IEF 16190; ECLI:NL:RBROT:2016:5304 (Pole Soccer tegen Ermilusto) Auteursrecht. Contractenrecht. Bij het spel “paaltjesvoetbal” dienen voetballers een op de grond geplaatste paal van de tegenstander met een voetbal om te schieten. Gedaagde heeft dit uitgewerkt in het concept “Pole Soccer” voor een speelveld met boarding en specifieke spelregels. Het is voldoende aannemelijk dat gedaagde zijn intellectuele eigendomsrechten heeft overgedragen aan Pole Soccer BV. Het verweer dat het bedongen recht op een bedrag van 185.000 een licentievergoeding zou zijn in plaats van een overeengekomen vergoeding voor afstand van de rechten, faalt. Gedaagde moet uitvoering geven aan verplichting uit de overeenkomst, waaronder overdracht auteursrecht op bij Notaris gedeponeerde format en spelregels (auteursrecht), de auteurs- en modelrechten op de ontworpen Soccer Fields en woordbeeldmerk Pole Soccer. Tevens wordt een verbod op inbreukmakende domeinnamen gegeven.

IEF 16182

Getipt door Charles Gielen, NautaDutilh.

Vraag aan HvJ EU over technische uitsluitingsgrond in modellenrecht

Duitse Gerechten 7 jul 2015, IEF 16182; (Schweisszentrierstiften), https://ie-forum.nl/artikelen/vraag-aan-hvj-eu-over-technische-uitsluitingsgrond-in-modellenrecht

OLG Düsseldorf 7 juli 2015, I-20 U 124/15 (Schweisszentrierstiften- DOCERAM)
Prejudicieel verzoek; C-395/16 via Minbuza: Modellenrecht. Verzoekster produceert onderdelen uit technisch keramiek aan klanten uit de machine-industrie (auto’s, textiel, e.d.) en installatiebouw (pennen voor lasprocessen). Zij is houdster van diverse gemeenschapsmodellen die centreerpennen beschermen in drie verschillende geometrische vormen met telkens zes verschillende types. Verweerster Ceramtec produceert soortgelijke producten. Zij levert naar aanleiding van een testkoop op initiatief van verzoekster aan een derde. Verzoekster start daarop een procedure wegens schending van haar rechten. Verweerster stelt als reconventionele vordering nietigverklaring van de betreffende modellen omdat de bekendgemaakte uiterlijke kenmerken van de producten uitsluitend dor de technische functie worden bepaald. De rechter in eerste aanleg verklaart de modellen nietig op grond van artikel 8.1 van Vo. 6/2002 nietig en volgt daarmee de uitspraak van het BHIM in de zaak ‘Hakselaar’. De overweging daarin dat wanneer de uitwerking van de vormgeving niet van belang is voor het design van het product, maar het design alleen berust op overwegingen inzake functionaliteit, er geen aanleiding bestaat om modelbescherming te verlenen, is volgens het Landgericht overtuigend. Verzoekster gaat tegen deze beslissing in hoger beroep bij de verwijzende rechter.

De verwijzende DUI rechter (Oberlandesgericht Düsseldorf) stelt vast dat de litigieuze modellen nieuw zijn en een eigen karakter hebben. Relevant is dan ook of sprake is van technische bepaaldheid die bescherming in de zin van artikel 8.1 van Vo. 6/2002 uitsluit wanneer de (technische) functionaliteit de enige factor is die het design bepaalt. In rechtspraak en doctrine is daarover geen eenduidige mening. De rechter constateert dat de laatste tijd het aantal rechtsgeschillen over modelrechtelijk beschermde producten aanzienlijk toeneemt. Daarbij is hem gebleken dat uiterlijke kenmerken van een product voor het relevante professionele publiek helemaal niet belangrijk zijn. Blijft voor hem de vraag of de bescherming zich al dan niet dient uit te strekken tot onderdelen die onzichtbaar zijn wanneer eenmaal op hun plaats zijn aangebracht. Hij stelt het HvJEU de volgende vragen:

1. Is ook sprake van technische bepaaldheid die bescherming uitsluit in de zin van artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende gemeenschapsmodellen (PB 2002, L 3, blz.1), wanneer de uitwerking van de vormgeving niet van belang is voor het design van het product, maar de (technische) functionaliteit de enige factor is die het design bepaalt?

2. Voor het geval dat het Hof de eerste vraag bevestigend beantwoordt:

Vanuit welk oogpunt moet worden beoordeeld of de afzonderlijke ontwerpkenmerken van een product alleen op basis van overwegingen inzake functionaliteit zijn gekozen? Moet worden uitgegaan van een “objectieve waarnemer” en zo ja, hoe moet deze worden omschreven?
 

via Gov.uk:

1. Does a technical function that precludes protection within the meaning of Article 8(1) of Council Regulation (EC) No 6/2002 of 12 December 2001 on Community designs (OJ 2002 L 3, p. 1) also exist if the design effect is of no significance for the product design, but the (technical) functionality is the sole factor that dictates the design?

2. If the Court answers Question 1 in the affirmative: From which point of view is it to be assessed whether the individual design features of a product have been chosen solely on the basis of considerations of functionality? Is an ‘objective observer’ required and, if so, how is such an observer to be defined?

In de oorspronkelijke taal:

IEF 16167

Modelrecht voor slipperzool uit samenstelconcept waarschijnlijk nietig

Rechtbank Midden-Nederland , IEF 16167; ECLI:NL:RBMNE:2016:4395 (Bandajanas tegen BV), https://ie-forum.nl/artikelen/modelrecht-voor-slipperzool-uit-samenstelconcept-waarschijnlijk-nietig

Vzr. Rechtbank 29 juli 2016, IEF 16167; ECLI:NL:RBMNE:2016:4395 (eiser tegen BV)
Modelrecht. Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Eiser heeft een concept bedacht van teenslippers die je kunt samenstellen door een keuze te maken voor een kleur zool, het materiaal en de kleur van de aan de zool te bevestigen bandjes en accessoires. Hiervoor is een Benelux-model gedeponeerd. De door eiser overgelegde voorbeelden van marketing en reclame is er steeds sprake van het gehele concept/de gehele Bandajana-slipper (zool plus bandjes en eventuele accessoires). De oudere JOLI-slipper was eerder op de markt dan BANDAJANAS-modeldepot. Het is onvoldoende aannemelijk dat eiseres met succes een beroep kan doen op bescherming van haar slipperzool op grond van intellectuele eigendomsrechten of slaafse nabootsing.

IEF 16137

Uitspraak ingezonden door Dirk Visser, Jacqueline Schaap en Patty de Leeuwe, Visser Schaap & Kreijger.

Hof bevestigt inbreuk modelrecht ligzak LAMZAC

Hof Den Haag 20 jul 2016, IEF 16137; ECLI:NL:GHDHA:2016:2232 (Massive Air tegen LAMZAC), https://ie-forum.nl/artikelen/hof-bevestigt-inbreuk-modelrecht-ligzak-lamzac

Hof Den Haag 20 juli 2016, IEF 16137; ECLI:NL:GHDHA:2016:2232 (Massive Air tegen LAMZAC) Modelrecht. Inbreukverbod Gemeenschapsmodelrecht op luchtscheppende loungezak is toegewezen. Gemeenschapsmodelrecht. Kort: Oomen is ontwerper van de LAMZAC Hangout een middels 'luchtscheppen' te vullen ligzak, en heeft een Gemeenschapsmodel voor een 'chaisse longue'. Massive is een geldwervingscampagne via indiegogo gestart voor de KAISR ligzak. In kort geding werd Massive Air bevolen inbreuk inbreuk op modelrechten te staken [IEF 15948] in dit hoger beroep wordt dat bekrachtigd. Fatboy stelt terecht dat Massive Air met de “KAISR” inbreuk maakt/dreigt te maken op haar Gemeenschapsmodelrechten. Massive Air stelt dat het recht op het model niet geldt voor de uiterlijke kenmerken die uitsluitend door de technische functie worden bepaald. De dichtgenaaide worstvorm is niet uitsluitend technisch bepaald, nu andere vormen mogelijk zijn die aan dezelfde eisen voldoen. Geen spoedeisend belang bij aantal andere vorderingen.

IEF 16102

Uitspraak ingezonden door Dirk Visser en Jacqueline Schaap, Visser Schaap & Kreijger.

Massive Air mag geen alternatieve ligzakken leveren aan haar crowfunding backers

Rechtbank Den Haag 14 jul 2016, IEF 16102; (Massive Air tegen Fatboy), https://ie-forum.nl/artikelen/massive-air-mag-geen-alternatieve-ligzakken-leveren-aan-haar-crowfunding-backers

Rechtbank Den Haag 14 juli 2016, IEF 16102; ECLI:NL:RBDHA:2016:7941 (Massive Air tegen Fatboy)
Gemeenschapsmodelrecht. Ontwerper van de 'Lamzac'-ligzak heeft ondernemingsactiviteiten overgedragen aan Fatboy. Procedure na IEF 15948, waarin met succes een beroep op modelrecht voor de ligzak LAMZAC werd gedaan. Het door Massive Air gevorderde wapperverbod wordt afgewezen. Massive Air kan via crowdfunding systeem de backers een ander product sturen, retourneren is niet mogelijk, maar wordt verboden alternatieve ligzakken te leveren. Rectificatie van het woord 'original' wordt afgewezen, het woord kan ook worden opgevat als 'afkomstig van'.

IEF 16059

Uitspraak ingezonden door Sjo Anne Hoogcarspel, Brinkhof.

Verschil met prior art te groot, Auping-bed terug naar nietigheidsafdeling

EUIPO - OHIM 11 mei 2016, IEF 16059; (Koninklijke Auping tegen Napco Beds), https://ie-forum.nl/artikelen/verschil-met-prior-art-te-groot-auping-bed-terug-naar-nietigheidsafdeling

EU IPO Board of Appeal 11 mei 2016, IEF 16059; IEFbe 1846 (Koninklijke Auping tegen Napco Beds)
Modellenrecht. Auping is houdster van Gemeenschapsmodel 2094615-0001 voor een bed. Napco verzoekt om de nietigheid van het model vanwege ontbreken van nieuwheid of eigen karakter, de 'avek model noflik' waren eerder. De verschillen* beïnvloeden de algemene indruk en zullen door de geïnformeerde gebruiker worden opgemerkt. De nietigheidsafdeling heeft de het model nietig verklaard, de kamer van beroep vernietigt en verwijst de zaak terug.