DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 1267

Nog meer rechtspraak

Gerechtshof Amsterdam, 15 september 2005, LJN: AU6843. Technos B.V tegen [X], handelend onder de naam [X] Telecom. Databankenrecht.

“Immers, al aangenomen dat Technos een databankrecht heeft verkregen met betrekking tot het bestand van de gegevens van de door haar aangebrachte klanten, voordat zij die gegevens aan ICC doorgaf, en zelfs dat zij dit recht behield met betrekking tot het gegevensbestand dat zij bewaarde nadat zij de klanten bij ICC had aangebracht, Technos maakt niet duidelijk hoe dit recht zich nog zou kunnen uitstrekken over het geheel van de van Technos afkomstige gegevens die in het klantenbestand van ICC waren opgenomen. Zelfs als het geheel van de van Technos afkomstige gegevens als aparte databank binnen het klantenbestand van ICC zou kunnen worden onderscheiden, valt nog niet in te zien hoe Technos ten aanzien van die aparte databank als gerechtigde zou kunnen gelden. Technos stelt geen feiten die aanleiding geven tot de gevolgtrekking dat zij als gerechtigde met betrekking tot een zodanige aparte databank kan worden aangemerkt. Ten slotte is er, bij gebreke van toereikende feitelijke stelling, ook geen aanleiding om aan te nemen dat Technos mede-databankgerechtigde, laat staan algeheel databankgerechtigde, is geworden met betrekking tot het gehele klantenbestand van ICC.” Lees arrest hier.

Rechtbank Haarlem, 24 november 2005, LJN: AU6845. KPN Telecom B.V tegen Pretium Telecom B.V. Misleidende vergelijkende reclame door Pretium.

"Bij vonnis van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank te Haarlem d.d. 25 november 2005 zijn wij veroordeeld om u langs deze weg op de hoogte te stellen van het navolgende.

Op vordering van KPN is ons met onmiddellijke ingang verboden om nog langer mede te delen of te suggereren dat u bij Pretium altijd tegen de laagste kosten belt. Dit soort uitingen is misleidend. In werkelijkheid hangt het namelijk in belangrijke mate af van het belgedrag van individuele consumenten of zij bij de ene of bij de andere aanbieder goedkoper uit zijn.

Ook mogen wij niet langer met de Pretium Garantie Voice de suggestie wekken dat Pretium altijd de goedkoopste zou zijn. Dit onder meer omdat wij ten onrechte stelden dat wij u dubbel het verschil zouden uitbetalen wanneer u bij een andere aanbieder lagere telefoonkosten per maand zou hebben gehad, terwijl wij in werkelijkheid in die vergelijking de voordeelregelingen van andere aanbieders, zoals VoordeelNummers en BelPlus van KPN, buiten beschouwing lieten. De rechter heeft geoordeeld dat wij u hiermee hebben misleid.

Pretium Telecom B.V."

Vordering van Pretium tot schorsing van de executie van een eerder vonnis, waarbij het haar werd verboden mededelingen te doen die een absolute prioriteitsclaim inzake kosten inhouden, wordt afgewezen omdat is vastgesteld dat Pretium in strijd met dat eerdere vonnis heeft gehandeld.  Lees vonnis hier.


Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 7 november 2005,  LJN: AU6784. Auto-campingsport deurne B.V. tegen E. Auto/camping/sport v.o.f.

4.3.4. De drie woorden op zichzelf genomen hebben geen specifieke betekenis. Zo kan bij 'auto' gedacht worden aan autoaccessoires, maar ook aan autohandel, speelgoed, verhuur enz. Bij camping zal de eerste gedachte gaan naar een plaats waar gekampeerd kan worden. Bij sport aan een plaats waar gesport kan worden. In alle drie de gevallen zal een winkel zich bedienen van een handelsnaam waarin het woord auto of camping of sport staat in combinatie met het woord artikelen of materialen of iets dergelijks, zoals automaterialen, campingartikelen of sportkleding enz. Zonder deze nadere aanduiding en dan drie woorden tegelijk en dat in een bepaalde volgorde is, zoals ook blijkt uit het handelsregister zodanig uniek dat het gebruik door twee vrijwel naast elkaar gelegen ondernemingen tot verwarring bij het publiek aanleiding kan en zal geven.

4.3.5. Aan vorenstaand geconstateerd verwarringsgevaar kan niet afdoen dat de hier bedoelde (drie) onderdelen van de naam elk voor zich weinig onderscheidend zijn en op zichzelf genomen niet tot zodanige verwarring kunnen leiden, in samenhang met de overige woorden van de handelsnaam, dat in die gevallen anders geoordeeld moet worden.

4.3.6. Van een monopoliseren, dat wil zeggen van een gebruik dat een andere onderneming ongerechtvaardigd belemmerd in het vinden en kunnen gebruiken van een handelsnaam die bij haar activiteiten past, is geen sprake, getuige het feit dat er in Nederland tal van winkels zijn die dezelfde activiteiten ontplooien maar zich niet van hier bedoelde combinatie bedienen.

4.4. De conclusie is dan dat de grieven in het principaal appel slagen en dat [Y.] een handelsnaam voert die in strijd komt met het verbod van artikel 5 Hnw.

4.4.1. [X.] verzoekt [Y.] te bevelen haar handelsnaam zodanig te wijzigen dat daarin niet meer voorkomt het woord/ de woorden 'auto', 'camping', of 'sport' noch woorden/letterverbindingen die daarmee in hoofdzaak overeenstemmen. Dit verzoek gaat te ver. [Y.] kan niet worden verboden om tenminste één van de drie gewraakte woorden in haar naam te voeren, zeker niet in combinatie met andere woorden, zoals de woorden automaterialen, campingartikelen, sportkleding enz. In het verbod ligt de verplichting besloten voor [Y.] om haar handelsnaam te wijzigen.

4.4.2. Het is niet aan het hof om reeds thans specifiek vast te stellen welke nieuwe handelsnaam verboden of toelaatbaar zal zijn. Het is aan [Y.] om eerst zelf een nieuwe naam aan te nemen. Het hof kan hier wel aan toevoegen dat een naam waarin een andere volgorde van de drie gewraakte woorden wordt gebruikt (bijvoorbeeld camping/sport/auto), niet toelaatbaar zal zijn. Dit zal in het algemeen ook het geval kunnen zijn bij het gebruik van twee van de drie woorden met of zonder verdere toevoegingen (bijvoorbeeld camping/sport of '[Y.] automaterialen en sportartikelen'). Daarbij komt dat de gevorderde dwangsom alleen toewijsbaar is ten aanzien van eenduidig bepaalbare handelsnamen. Lees arrest hier.

IEF 1253

Kost dat?

Twee beslissingen van de Reclame Code Commissie van 22 november 2005:

-
Het is niet de eerste keer dat telefoonaanbieders elkaar het (reclame)licht in de ogen niet gunnen. Dit keer is Tele2 ten strijde getrokken tegen UPC als Tiscali. Allereerst klaagt Tele2 tegen twee commercials van Tiscali. Tele2 stelt dat de reclames onvolledig en misleidend zijn, omdat niet onmiskenbaar duidelijk wordt gemaakt dat het in de commercial genoemde bedrag slechts voor de eerste drie maanden geldt. De commissie gaat hier in mee. Het feit dat onder in beeld de mededeling dat het product "De eerste drie maanden € 24,95 per maand" kost doet hieraan niet af. Ook de verwijzing naar de website neemt de onvolledigheid niet weg. De Commissie beveelt dan ook aan niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

- De tweede klacht betreft 3 commercials van UPC, waarin groot in beeld verschijnt: "Tijdelijk € 24,95 per maand". De RCC oordeelt hierover: "Weliswaar wordt duidelijk gezegd en in beeld gebracht dat het bedrag van € 24,95 per maand een tijdelijk karakter heeft doch niet duidelijk is hoelang sprake is van deze tijdelijke prijs en welk (hogere) bedrag de resterende maanden van de voor het product geldende minimale abonnementsperiode van één jaar verschuldigd is". Ook hier geldt dat de verwijzing naar de website de onvolledigheid niet wegneemt. Evenmin kan een beroep worden gedaan op de gehanteerde 'try & buy"-garantie. Het bestaan van deze garantie betekent niet dat de consument niet duidelijk moet worden geïnformeerd over een zo essentieel gegeven als de prijs van het product. Tot slot leidt ook het feit dat men zich slechts via de website of telefonisch kan abonneren niet tot een ander oordeel.

Lees hier en hier de beslissingen (Met dank aan Erik Vollebregt, Clifford Chance).

IEF 1229

Altijd gratis bellen

Voorzieningenrechter Amsterdam, 17 november 2005, KPN/ Tiscali, KG 05-2108.

Als laatste in een reeks van (min of meer) klinkende overwinningen voor KPN in vergelijkende reclame zaken, deze uitspraak van de voorzieningenrechter te Amsterdam. KPN betichtte Tiscali van misleidende reclame en misbruik van haar merknaam. Tiscali beloofde in haar reclame-uitingen op de televisie en op haar website immers altijd gratis bellen, het besparen van 300 EURO, 24,95 per maand en geen KPN meer nodig.

In disclaimers, die niet bij elke uiting aanwezig waren, vermelde Tiscali eventuele beperkende voorwaarden. Na sommaties van de advocaat van KPN heeft Tiscali de uitingen aangepast door disclaimers te plaatsen en bestaande teksten anders te formuleren. Zo werd 'bespaar 300 EURO', 'bespaar gemiddeld 300 EURO per jaar' waarbij Tiscali uitging van een gemiddelde besparing uitgaande van de gemiddelde kosten die (waarschijnlijk door de gemiddelde) consument wordt gemaakt. Dit gemiddelde haalde Tiscali uit een onderzoeksrapport dat verder niet toegankelijk was voor de consument.

Tiscali verweerde zich tijdens het kort geding door te wijzen op de aangepaste teksten en de opgenomen disclaimers. Rullmann heeft echter geen sympathie voor de argumenten van Tiscali. Misleidende reclame wordt aangenomen voor alle televisie-uitingen (dus niet voor uitingen op de website) omdat de dislcaimers in het korte tijdbestek van de commercial niet voldoende opvielen. Echter op één punt kreeg Tiscali gelijk van Rullmann. De uiting 'geen KPN meer nodig' is geen inbreuk op het merkrecht van KPN omdat Tiscali een geldige reden heeft om KPN te noemen. Het is voor de consument immers nieuw dat ze geen abonnement bij KPN meer nodig hebben. Tiscali mag de consument hierover informeren. 

Tiscali moet op haar website rectificeren. Rullmann vond rectificatie in een commercial op televisie, zoals was gevorderd door KPN, disproportioneel en wees deze vordering dan ook af.

Lees het vonnis hier. Zie eerder bericht hier. (Met dank aan Jolette Wiersema, DLA Schutgrosheide).

IEF 1135

Tot rechtstreeks of onrechtstreeks gevolg

Voorzieningenrechter Rechtbank Rotterdam, 18 oktober 2005, LJN: AU5259. Hajenius & Ritmeester tegen de Minister van VWS. Rechtbank kan geen duidelijkheid verschaffen over de rechtmatigheid van bepaalde handhavingspraktijken met betrekking tot het verbod op tabaksreclame. 

Ingevolge artikel 5 van de Tabakswet is verboden iedere uitreiking om niet of tegen een symbolische vergoeding, die het aanprijzen van een tabaksproduct ten doel of tot rechtstreeks of onrechtstreeks gevolg heeft. Hajenius & Ritmeester verzoeken de voorzieningenrechter om de handhavingspraktijk, voorzover die praktijk er op neerkomt dat aan eiseressen niet wordt toegestaan op beurzen bestemd voor professionele afnemers van tabaksproducten gratis tabaksproducten uit te reiken, buiten werking te stellen totdat daarover op enigerlei wijze onherroepelijk is beslist. Verzoeksters hebben er groot belang bij dat zij, totdat onherroepelijk is beslist over verweerders handhavingspraktijk, niet met herhaalde boeteoplegging wegens het gratis uitdelen van sigaren op beurzen worden geconfronteerd.

Maar net zoals de rechtbank (vanwege het gekozen systeem van bestuursrechtelijke rechtsbescherming) in de hoofdzaken niet bevoegd zal zijn om de toekomstige op verzoeksters gerichte handhaving van de Tabakswet door verweerder buiten werking te stellen, heeft ook voor de voorzieningenrechter te gelden dat hij niet bevoegd is enige voorziening te treffen die niet betrekking heeft op de besluiten en de met die besluiten gehandhaafde boeten. Lees vonnis hier.

IEF 1056

Voorshands niet onder het bereik

Vers op rechtspraak.nl: Rechtbank Arnhem, 14 oktober 2005, LJN: AU4312,131513. Kort geding Astrazeneca, Merck Sharp & Dohme, Pfizer en Altana Pharma tegen Menzis.

De zaak betreft een geschil tussen een aantal farmaceutische fabrikanten en zorgverzekeraar Menzis over het voorstel van de verzekeraar in de Module ‘Rationeel voorschrijven’ om artsen die relatief goedkope cholesterolverlagende en maagzuurremmende medicijnen in plaats van duurdere voor te schrijven, een premie in het vooruitzicht te stellen.

Volgens de voorzieningenrechter maakt de verzekeraar daarmee reclame voor zichzelf als zorgverzekeraar, door zich te profileren als een kostenbesparende verzekeraar, dan wel als een verzekeraar die nadenkt over de herverdeling van de beperkt beschikbare middelen. Deze reclame is niet van belang voor dit kort geding. Het optreden van de zorgverzekeraar kan tot gevolg hebben dat de relatief goedkope geneesmiddelen beter verkocht gaan worden ten nadele van de omzet in spécialité’s. In zoverre kan zijn optreden het effect van reclame voor deze generieke geneesmiddelen hebben.

De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat Menzis c.s. als zorgverzekeraar niet onder het bereik van het Reclamebesluit valt. Het voorgaande laat onverlet dat Menzis c.s. desbewust een situatie kan creëren waarin het voorschrijven van geneesmiddelen op een ontoelaatbare wijze wordt gepropageerd en waardoor derden schade lijden.
Menzis c.s. mag geen reclame maken voor geneesmiddelen omdat zij de artsenijbereidkunst niet mag uitoefenen, stelt AstraZeneca c.s. terecht. Voorshands is de voorzieningenrechter echter van oordeel dat deze regel in het kader van dit geschil niet aan de orde is, omdat, zoals hiervoor is overwogen, Menzis c.s. niet op grond van de inhoud reclame maakt – de reclame die het professionele voorschrijfbeleid van de arts raakt –, maar een reclame maakt voor haar eigen beleid die een commercieel effect heeft bij de uiteindelijke keuze van de arts.

Als Menzis c.s. de reclame al mag maken, dan is deze volgens AstraZeneca c.s. ongeoorloofd omdat het niet toegestaan is de arts te beïnvloeden in zijn voorschrijfbeleid. Van die beïnvloeding naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake is. Menzis c.s. handelt volgens AstraZeneca c.s. in strijd met het verbod reclame te maken voor receptgeneesmiddelen. Het verbod bestaat omdat beïnvloeding van de arts in zijn voorschrijfbeleid ontoelaatbaar is. Ook dit betoog strandt op hetgeen hiervoor is overwogen.

De farmaceutische fabrikanten stellen dat de zorgverzekeraar zich door de premies toe te zeggen in een streng gereguleerde markt wringt. Deze strenge regulering van de markt betreft vooral de reclame en de kostenbeheersing. De strenge regulering van de markt dient een aantal doeleinden. Dat zijn vooral: - de vrijheid van de arts om aan de hand van zijn professionele normen medicijnen voor te schrijven, - de normen waaraan reclame voor geneesmiddelen ten aanzien van inhoud en verspreiding in het belang van de volksgezondheid en – in dat kader – een goede publieksvoorlichting moet voldoen, - de beheersing van de kosten in de gezondheidszorg, - de kwaliteit van de gezondheidszorg. Op deze markt spelen de fabrikanten van geneesmiddelen een belangrijke rol. Zij hebben als fabrikanten commerciële belangen.

Niet één van de hier bedoelde regels biedt een bijzondere bescherming voor die commerciële belangen. Waar de fabrikanten stellen dat zij door het optreden van de zorgverzekeraar in deze belangen worden geschaad, zouden al hun stellingen dus kunnen stranden op het oordeel dat zij zich beroepen op overtreding van normen die niet strekken tot bescherming van de commerciële belangen waarin zij stellen te worden geschaad. De stellingen van partijen dwingen tot een nader onderzoek, waarbij aan de orde is de vraag of de zorgverzekeraar hetzij door overtreding van enige wettelijke regel, hetzij door gebruik te maken van de ruimte die de wet hem laat, onrechtmatig nadeel toebrengt aan de fabrikanten. Daarvan is volgens de kort gedingrechter geen sprake.

De belangrijkste redenen voor die conclusie zijn: - het gegeven dat de zorgverzekeraar het voorschrijven van de goedkopere middelen weliswaar propageert, maar dat doet voor de situatie waarin de arts reeds op grond van zijn professionele normen een keuze heeft gemaakt die het voorschrijven van deze middelen mogelijk maakt, - het feit dat de bijzondere regelingen geen verboden opleggen aan de zorgverzekeraars, - het feit dat, het voorgaande in aanmerking genomen, er geen normen zijn die zich verzetten tegen een optreden van de zorgverzekeraar als verzekeraar (dus, deels, als financier van de afnemers binnen de gezondheidszorg) waardoor de omzet van eiseressen wordt verkleind, met andere woorden: - het feit dat de regelingen in de gezondheidszorg commerciële belangen ongemoeid laten.

Lees vonnis hier.
IEF 1049

Valbescherming misleidend

Voorzieningenrechter Rechtbank Dordrecht, 13 oktober 2005, LJN: AU4279, KG ZA 05-134. Latchways Plc en Eurosafe Solutions BV tegen Kedge Safety Systems BV (KSS) en Consolidated Nederland BV. Misleidende reclame.

Partijen liggen in de clinch of een verankeringsvoorziening voor valbeveiliging bij het werken op het dak van Kedge wel aan de Europese Norm EN 795 van juli 1996 voldoet. Partijen vervaardigen beiden een dergelijk product. Latchways vervaardigt het product Mansafe, dat door middel van schroeven moet worden aangebracht in de dakbeplating. KSS brengt de Kedge op de markt. Dit product wordt bevestigd op/aan de bitumineuze bedekking van het dak. KSS heeft de Kedge door een onafhankelijk instituut (Prüf- und Zertifizierungsstelle im BG-Prüfzert Zentrum für Sicherheitstechnik der Bau-Berufsgenossenschaft Rheinland und Wetsfalen ("ZS") laten testen of deze aan de EN 795 voldoet.

Op basis van van dit onderzoek verkondigt KSS in haar reclameuitingen onder meer "Productsterkte Kedge voldoet aan eisen gesteld in EN 795; getest op diverse daksystemen in praktijkomgeving en testopstellingen door ZS (Zentrum für Sicherheitstechnik, Duitsland), volgens EN 795; Thermische eigenschappen; Gebruikstemperatuur getest bij -20ºC tot +60ºC."

Latchways heeft de Kedge ook laten testen. Volgens deze testresultaten is de Kedge niet zo veilig als KSS doet geloven. Latchways vordert dat de voorzieningrechter KSS zal bevelen iedere overtreding van art. 18 Warenwet in het bijzonder wegens onveiligheid de verhandeling van de Kedge te staken en iedere misleidende mededeling over het product te staken. KSS mag van de voorzieningenrechter geen misleidende mededelingen meer doen over haar product Kedge.

De voorzieningenrechter volgt niet het betoog van Latchways dat de Kedge onveilig is in de zin van art. 18 Warenwet. "De norm van onveiligheid in art. 18, aanhef en onder c Warenwet is niet gerelateerd aan de vereisten van EN 795. Het enkele niet (volledig) voldoen aan de vereisten van EN 795 brengt nog niet met zich dat een product een bijzonder gevaar kan opleveren in de zin van art. 18 Warenwet." Ook al zou er sprake zijn dat het product niet aan alle vereisten van EN 795 zou voldoen, dan betekent dat niet dat het product een bijzonder gevaar oplevert voor de veiligheid als bedoelt in art. 18 Warenwet.

De mededelingen met de strekking dat het product Kedge ook onder praktijkomstandigheden en onder temperaturen van -20ºC tot +60ºC volgens EN 795 is getest acht de voorzieningenrechter misleidend. "Waar tussen partijen niet in geschil is dat, wil een verankeringsvoorziening commercieel verhandelbaar zijn, het relevante publiek verwacht dat deze volgens EN 795 is getest, is
-naar voorlopig oordeel- het openbaar doen van zodanige mededelingen over de Kedge, zonder de juistheid c.q. volledigheid ervan waar te maken, onrechtmatig jegens concurrenten op de markt voor verankeringsvoorzieningen, zoals Latchways en haar Nederlandse distributeurs, zoals Eurosafe." Lees vonnis

IEF 1019

duidelijk leesbare voetnoten

Rechtbank Haarlem, 6 oktober 2005, KG ZA 05-460, KPN Telecom tegen Pretium Telecom (Met dank aan Bird & Bird voor het aanleveren van het vonnis, eerder bericht hier). Niet heel spannend, wel interessant voor liefhebbers van vergelijkende telecomreclame.

Bij dit soort zaken weet je het nooit zeker, is de rechtzaak nou een gevolg van een reclamecampagne of onderdeel van een reclamecampagne? Hoe dan ook, een lamp zullen ze er geen van beiden mee winnen. Een script van 20 pagina’s waarin de hoofdpersonen hun uiterste best doen om op ieder slakje, hoe minuscuul ook, zoveel mogelijk zout te leggen is nu eenmaal geen goede basis voor een reclameklassieker. Zeker als het ook nog eens min of meer eindigt met een gelijkspel.

De rechter wijst de vorderingen in conventie en reconventie gedeeltelijk toe en af. Pretium heeft zich o.a.  in haar reclame-uitingen gedeeltelijk misleidend gedragen en gedeeltelijk niet, KPN informeert o.a. haar abonnees soms onvolledig, maar maakt zich niet schuldig aan het gestelde bedrog en uitlokking van een strafbaar feit. Pretium moet wat staken en rectificeren en KPN wordt veroordeeld tot het plaatsen van een aantal “duidelijk leesbare voetnoten.” Omdat partijen over en weer op enkele punten in het gelijk en in het ongelijk worden gesteld dienen zij ieder hun eigen kosten dragen.

Opmerkelijk is weldat Pretium in reconventie ook de advocaat van KPN in persoon het verwijt maakt dat hij zelf onrechtmatige uitlatingen zou hebben gedaan, door in de aanloop naar het geding in de media te stellen dat ‘de laagste kostengarantie van Pretium slechts een holle kreet is.’ Gelukkig gaat de rechter hier niet in mee en oordeelt: “De uitlatingen van mr. Hustinx zijn gepubliceerd in het kader van de berichtgeving van het onderhavige kort geding. Mr. Hustinx geeft daarin het standpunt  weer dat zijn cliënte KPN in deze procedure zou innemen. Dat is toegestaan, ook al zouden de gewraakte uitlatingen niet juist zijn.(…) Een verbod om dergelijke uitlatingen te doen zou een onaanvaardbare beperking van de vrijheid van meningsuiting inhouden.” Zo wordt een gelijkspel in ieder geval  nog een kleine overwinning voor de vrijheid van meningsuiting.  Lees vonnis (met bijlagen!) hier.

IEF 984

Bewijs het maar eens.. (Hoog van de toren 2)

Met dank aan Marc van Wijngaarden, Arnold & Siedsmavoor het aanleveren van het vonnis: Rechtbank Haarlem, 23 september 2005, KG ZA 05-495. Pharmachemie tegen Merck. Sharp & Dohme. Vergelijkende reclame in octrooitwist.

De farmaceuten Merck Sharp & Dohme (MSD) en Pharmachemie zijn inmiddels goede bekenden bij de rechtbank. Sinds de registratie door Pharmachemie van generieke Fosamax (een veel verkocht merkgeneesmiddel van MSD voor de behandeling van osteoporose) zijn partijen op meerdere fronten verwikkeld in een juridisch gevecht. MSD is van mening dat de generieke registraties van Pharmachemie inbreuk maken op haar octrooirechten en dat de registraties niet hadden mogen worden verleend omdat zij niet "in wezen gelijkwaardig zijn" aan Fosamax (zoals vereist voor generieke registraties op grond van artikel artikel 10, lid 1, aanhef en onderdeel A (iii) van Richtlijn 2001/83/EG).

In een kort geding waarin door de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem op 12 juli 2005 vonnis is gewezen, werd beslist dat MSD onrechtmatig had gehandeld jegens Pharmachemie door het versturen van de brieven aan groothandels en apothekers waarin zij hen wees op de octrooirechten van MSD voor Fosamax zónder in die brieven te vermelden dat door de rechtbank Den Haag in een eerder kort geding was geoordeeld dat er een gerede kans bestaat dat de octrooirechten van MSD in de bodemprocedure nietig zullen worden geoordeeld.

Op 16 september stonden partijen weer tegenover elkaar bij de voorzieningenrechter in Haarlem in verband met brieven die door MSD waren verstuurd aan groothandels, artsen en apothekers.

In die brieven maakt MSD melding van "recente generieke varianten van Fosamax" (zonder daarbij de naam of de producten van Pharmachemie te noemen) en wijst zij op bepaalde mogelijk nadelige verschillen met Fosamax. In de brieven wordt onder meer gesuggereerd dat het effectiviteit- en veiligheidsprofiel van de generieke varianten mogelijk niet gelijkwaardig is aan Fosamax en gesteld dat MSD bezwaar heeft aangetekend tegen generieke registraties bij het College Beoordeling Geneesmiddelen (CBG).

Bij vonnis van 23 september oordeelt de voorzieningenrechter dat de brieven van MSD te beschouwen zijn als vergelijkende reclame en dat de brieven van MSD op een aantal punten misleidend zijn, met name wegens gebrek aan voldoende onderbouwing van de juistheid van de stellingen of suggesties van MSD in de brieven. Van de voorzieningenrechter mag MSD best vergelijken, zo lijkt het, mits zij de juistheid van die vergelijkingen maar voldoende kan onderbouwen. Daarvoor zijn verwijzingen naar wetenschappelijke studies kennelijk niet noodzakelijkerwijs voldoende.

De poging van Pharmachemie om MSD te laten veroordelen tot een rectificatie waarin ook de prijzen van Fosamax en de generieke producten van Pharmachemie worden vermeld, strandt. Zoals de voorzieningenrechter terecht opmerkt, is het niet de bedoeling van een rectificatie om (vergelijkende) reclame te maken. Zij veroordeelt MSD daarom tot een rectificatie die door haar wel redelijk wordt geacht. Lees hier het vonnis van 23 september. Lees hier het bericht dat eerder op IEForum verscheen over het vonnis van 12 juli 2005.

IEF 981

de onjuiste suggestie

Uitspraak Codecommissie CGR in kort geding,  K05.008,  Boehringer Ingelheim BV tegen GlaxoSmithKline BV inzake Seretide.

De klacht van Boehringer Ingelheim heeft betrekking op een aantal reclame-uitingen van GSK voor haar geneesmiddel Seretide. De Codecommissie is van oordeel dat de claims in de advertentie “Als u alleen kortademigheid bij COPD behandelt, wat mist u dan?”, “de bronchusverwijding voorbij”, “maakt daarmee een blijvend verschil, nu en in de toekomst” – mede gelet op de context waarin zij zijn gebezigd – suggereren dat de beroepsbeoefenaar ‘iets mist’, indien hij bij de behandeling van COPD geen combinatiepreparaat zoals Seretide voorschrijft. Ook wordt met deze claims de onjuiste suggestie gewekt dat andere geneesmiddelen dan Seretide (met name bronchusverwijders) onvoldoende zijn voor een adequate behandeling, dat behandeling met bronchusverwijders een achterhaalde therapie is en dat Seretide méér doet dan bronchusverwijders. Bovengenoemde suggesties zijn onjuist. Lees uitspraak hier.

IEF 934

Recept voor een procedure

O.a. de Telegraaf en het FD berichten dat vier farmaciebedrijven een procedure zijn begonnen tegen zorgverzekeraar Menzis, omdat deze huisartsen beloont als zij hun patiënten goedkopere varianten van cholesterolverlagers en maagzuurremmers voorschrijven. De vier farmaciebedrijven, producenten van duurdere medicijnen, vinden ook dat Menzis ongeoorloofd reclame maakt voor de generieke medicijnen omeprazol en simvastatine.

Menzis ontkent dat reclame wordt gemaakt voor omeprazol en simvastatine en verwijst naar een brief van de Inspectie voor de Gezondheidszorg die Menzis hierin gelijk geeft. Het kort geding dient maandag 3 oktober bij de rechtbank in Arnhem. Zie hier een persbericht van Menzis over doelmatig voorschrijven.