Filter
  • Datum
  • Dossier
  • Instantie
zoeken

Dossiers

 
 
19.863 artikelen gevonden
IEF 18262

Prejudicieel gestelde vraag aan HvJ EU: schendt videobewakingssysteem Unierecht?

HvJ EU 2 okt 2018, IEF 18262; (Asociaţia de Proprietari bloc M5A-ScaraA), https://ie-forum.nl/artikelen/prejudicieel-gestelde-vraag-aan-hvj-eu-schendt-videobewakingssysteem-unierecht

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 2 oktober 2018; IEF 18262; IEFbe 2828; IT 2717; C-708/18 (Asociaţia de Proprietari bloc M5A-ScaraA) Via MinBuza: Verweerster (de vereniging van eigenaren van het appartementencomplex) heeft een videobewakingssysteem geïnstalleerd in de gemeenschappelijke ruimten van het appartementencomplex. Verzoeker had ook ingestemd met het bewakingssysteem. De videobeelden zijn verwerkt zonder dat verweerster was geregistreerd als verantwoordelijke voor de verwerking. Deze gegevens zijn op verzoek van verweerster gewist, nadat er klachten waren ingediend door verzoeker. Later heeft een gespecialiseerd bedrijf de drie videocamera’s op verzoek van de vereniging van eigenaren gedemonteerd en overgedragen aan de verweerster. Zij heeft vervolgens geweigerd de camera's te demonteren. Verzoeker verzocht om een verklaring dat zijn recht op persoonlijke levenssfeer door verweerster is geschonden en om een bevel de camera’s te verwijderen en het hele videobewakingssysteem te ontmantelen, op straffe van een civielrechtelijke boete. Verzoeker voert aan dat het videobewakingssysteem vijf maanden na 21 oktober 2016 (de datum waarop de beelden zijn gewist) nog altijd aanwezig is. Verweerster heeft aangevoerd dat zij te goeder trouw, transparant en met de beste bedoelingen videocamera’s heeft geïnstalleerd met het doel het appartementencomplex M5A zo doelmatig mogelijk te beschermen. De verwijzende rechter verzoekt het hof daarom om uitlegging van de bepalingen van Unierecht, aangezien het recht op privéleven en familie- en gezinsleven van verzoeker niet in de kern mag worden aangetast door het aanbrengen van een videobewakingssysteem en het verwerken van gegevens door verweerster nadat deze de formaliteiten voor het verkrijgen van de status van voor de verwerking verantwoordelijke had vervuld.

IEF 18276

Prejudiciële vragen aan HvJ EU: in hoeverre mag nationale wetgeving privacy beperken bij een opsporingsonderzoek?

HvJ EU 18 jan 2019, IEF 18276; (Telefoontap), https://ie-forum.nl/artikelen/prejudici-le-vragen-aan-hvj-eu-in-hoeverre-mag-nationale-wetgeving-privacy-beperken-bij-een-opsporin

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 18 januari 2019, IEF 18276, IT 2720, IEFbe 2831; C-746/18 (Telefoontap) Via MinBuZa: Verzoeker is door de Estse rechter veroordeeld tot een gevangenisstraf. Bij het opsporingsonderzoek naar de strafbare feiten die verzoeker vermeend heeft begaan is door het Estse OM gebruik gemaakt van gegevens die zijn verstrekt door een telecommunicatiebedrijf. Deze gegevens heeft het OM opgevraagd op grond van de Estse wet inzake telecommunicatie. Mede op basis van deze gegevens is verzoeker in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren. Tegen dit vonnis is verzoeker in hoger beroep gegaan. In hoger beroep is de rechter tot een min of meer gelijk vonnis gekomen. Hierna heeft verzoeker beroep in cassatie ingesteld, met als voornaamste argument dat het verkregen bewijs niet als bewijs had mogen dienen en dat verzoeker dus ten onrechte is veroordeeld. Hierbij zijn met name artikel 15(1) van richtlijn 2002/58/EG en het Handvest van belang, die meer ruimte laten voor de privacy voor de burgers van de EU. De Estse wetgeving laat dus minder ruimte voor privacy, en biedt onder meer de mogelijkheid de gegevens van bellers bij een telecommunicatie te onderzoeken. De vraag is of de Estse wetgeving in lijn is met artikel 15(1) van richtlijn 2002/58/EG en het Handvest.

IEF 18268

Uitspraak ingezonden door Daniël Haije en Maarten Haak, Hoogenraad & Haak.

Pils van Lidl maakt geen inbreuk op merkrechten Grolsch

Rechtbanken 28 feb 2019, IEF 18268; Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RBROT:2019:1591 (Grolsch tegen Lidl NL), https://ie-forum.nl/artikelen/pils-van-lidl-maakt-geen-inbreuk-op-merkrechten-grolsch

Rechtbank Rotterdam 28 februari 2019, IEF 18268; ECLI:NL:RBROT:2019:1591 (Grolsch tegen Lidl NL). Grolsch is een bierbrouwerij die pils op de markt brengt onder de naam Kornuit. Dit pils is op verschillende locaties verkrijgbaar. KORNUIT is door Grolsch ingeschreven als woord- en beeldmerk. Lidl NL exploiteert supermarkten en heeft een pils laten ontwikkelen dat zij op de markt heeft gebracht onder de naam Kordaat. Ook Lidl NL heeft haar teken in laten schrijven als woord- en beeldmerk. Grolsch stelt dat Lidl NL met Kordaat een inbreuk maakt op haar merkrecht, en spant daarom een kort geding aan voor de Rechtbank Rotterdam. Lidl NL voert hierop gemotiveerd verweer. Grolsch stelt dat er auditieve en visuele overeenstemming is, terwijl Lidl NL aanvoert dat er begripsmatig juist grote verschillen bestaan. Nu er discussie is over de vraag of de betekenis van de begrippen beiden bij het grote publiek bekend zijn kan de rechtbank hieromtrent in dit kort geding geen conclusie trekken. Hierna oordeelt de rechtbank dat de auditieve overeenstemming gering is en de visuele overeenstemming eveneens beperkt is. De rechtbank komt dus tot de conclusie dat er geen sprake is van verwarringsgevaar. Met betrekking tot de vordering van Grolsch op grond van sub c van artikel 2.20 lid 1 BVIE oordeelt de rechtbank dat onvoldoende is gebleken dat het publiek een verband legt tussen Kordaat en Kornuit. Al met al komt de Rechtbank tot het oordeel dat het niet in de lijn der verwachting ligt dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat Lidl NL een inbreuk maakt op het merkrecht van Grolsch zodat de vorderingen dienen te worden afgewezen.

IEF 18269

SOLV en Deikwijs bundelen krachten

Per 1 maart a.s. treden Deikwijs-partners Douwe Linders en Eva de Vries als partners toe tot SOLV Advocaten. Met de komst van deze twee doorgewinterde specialisten en meekomend talent Jacintha van Dorp bevestigt SOLV haar positie als toonaangevend nichekantoor op het gebied van ICT, privacy, intellectueel eigendomsrecht en mediarecht.

IEF 18258

Hof vernietigt vonnis: MyBrand maakt wel inbreuk op woordmerk SHRUNK

Gerechtshoven 19 feb 2019, IEF 18258; ECLI:NL:GHAMS:2019:478 (Scotch & Soda tegen MyBrand c.s.), https://ie-forum.nl/artikelen/hof-vernietigt-vonnis-mybrand-maakt-wel-inbreuk-op-woordmerk-shrunk

Hof Amsterdam 19 februari 2019, IEF 18258; ECLI:NL:GHAMS:2019:478 (Scotch & Soda tegen Mybrand). Hoger beroep naar aanleiding van IEF 16197. Scotch & Soda is in hoger beroep gekomen tegen een eerdere uitspraak waarin het hof heeft bepaald dat MyBrand c.s. (hierna: MyBrand) geen inbreuk maakt op het woordmerk ‘SCOTCH SHRUNK’. Scotch & Soda voert twee grieven aan: allereerst dat ook aan het woordmerk ‘SHRUNK’ betekenis moet toekomen, nu de inbreuk ook na inschrijving (23 november 2015) heeft plaatsgevonden, en daarnaast dat niet ‘SCOTCH’, maar ‘SHRUNK’ het dominante bestanddeel is. Met betrekking tot de tweede grief (die het hof eerst heeft behandeld) oordeelt het hof dat er geen sprake is van verwarringsgevaar ten aanzien van ‘SCOTCH SHRUNK’, nu ‘SHRUNK’ vooral beschrijvend is. Met betrekking tot het woordmerk ‘SHRUNK’ voert MyBrand aan dat er geen sprake kan zijn van merkenrechtelijke bescherming nu deze term puur beschrijvend is. Het hof gaat hier echter niet in mee, nu ‘SHRUNK’ zeker enig onderscheidend vermogen toekomt. Nu ‘SHRUNK’ een merk is dat bescherming verdient, heeft MyBrand met haar verkopen inbreuk gemaakt op de merkrechten van Scotch & Soda. Het hof oordeelt dus dat er sprake is van een inbreuk, en veroordeelt MyBrand in de proceskosten.

IEF 18265

Uitspraak ingezonden door Fulco Blokhuis van Boekx

BLiP maakt inbreuk op auteursrechten met foto ter promotie zangeres

Rechtbanken 8 feb 2019, IEF 18265; 6716709 / CV EXPL 18-5221 (Hollandse Hoogte tegen BLiP c.s.), https://ie-forum.nl/artikelen/blip-maakt-inbreuk-op-auteursrechten-met-foto-ter-promotie-zangeres

Rechtbank Amsterdam 8 februari 2019, IEF 18265; 6716709/CV EXPL 18-5221 (Hollandse Hoogte tegen BLiP c.s.) Auteursrecht. Eerste aanleg. Bodemzaak. Hollandse Hoogte exploiteert auteursrechtelijk beschermde beelden via sub-licentiëring. BLiP vertegenwoordigt als boekings- en managementkantoor de popband The Mysterons. In een media-bericht heeft BLiP gebruik gemaakt van een foto van de zangeres van The Mysterons. De foto is opgenomen in de beeldbank van Hollandse Hoogte. Hollandse Hoogte stelt dat er een inbreuk is gemaakt op haar auteursrechten en vordert onder meer schadevergoeding. Dat er sprake is van een inbreuk staat in deze zaak niet ter discussie. Hollandse Hoogte stelt de gevorderde schadevergoeding te hebben berekend aan de hand van de door haar gehanteerde tarieven. BLiP c.s. stelt niet in volle omvang aansprakelijk te zijn, nu zij niet aansprakelijk is voor gebruik door andere partijen. De rechter stelt dat nu BLiP de foto expliciet heeft gepresenteerd als persfoto en daarmee heeft beoogd dat anderen deze foto zouden gebruiken, zij ook aansprakelijk is voor de schade die voortvloeit uit gebruik door partijen die de foto rechtstreeks van BLiP hebben ontvangen. De rechter neemt als uitgangspunt voor de schadevergoeding de gederfde licentievergoeding. Hollandse Hoogte betoogt nog dat de schadevergoeding hoger zou moeten zijn dan de licentievergoeding, omdat het derden anders vrij zou staan om inbreuk te maken op auteursrechten. Dit is echter strijdig met het Nederlandse systeem waarin geen ruimte is voor ‘punitive damages’. 

IEF 18267

Excursie naar pleidooi in auteursrecht-zaak in Luxemburg op 1 en 2 april (Tom Kabinet)

Deze excursie is inmiddels volgeboekt. Aanmelding is niet meer mogelijk.

De bus gaat weer rijden. Op 2 april 2019 vindt in Luxemburg het pleidooi plaats in de Tom Kabinet-zaak over de vraag of legaal gekochte/gedownloade e-books tweedehands mogen worden doorverkocht. De sectie IE in Leiden organiseert in verband daarmee een busreis voor belangstellenden. De bus vertrekt op maandag 1 april, om 12 uur vanuit Amsterdam en om 13 uur vanuit Leiden. Voor studenten bestaat de mogelijkheid om te overnachten in de jeugdherberg in Luxemburg stad. Het pleidooi is de volgende ochtend om 9.30 uur. Rond het middaguur gaat de bus weer terug. Onderweg wordt er geluncht en tegen de avond arriveert de bus in Leiden en Amsterdam. Voor Leidse studenten is de busreis en de overnachting in de jeugdherberg (in vierpersoonskamers) gratis. Het is ook mogelijk zelf alternatieve accommodatie te regelen op eigen kosten. Andere studenten betalen € 25 pp. (bus plus overnachting jeugdherberg). Andere belangstellenden betalen € 25 voor de bus en regelen hun accommodatie in Luxemburg stad zelf. Eten en drinken zijn voor iedereen voor eigen rekening. Er zijn momenteel nog 12 plaatsen beschikbaar in de bus en in de jeugdherberg, deelname in volgorde van aanmelding. Aanmelden kan (z.s.m.) bij de reisleider, prof. mr. D.J.G. Visser, d.j.g.visser@law.leidenuniv.nl.

IEF 18263

Uitspraak ingezonden door Rutger Stoop en Darya Bondarchuk, Brinkhof.

Prijsdifferentiatie in Google Shopping is geen misleidende reclame

Rechtbanken 25 feb 2019, IEF 18263; C/16/4772285 (123inkt tegen Prindo), https://ie-forum.nl/artikelen/prijsdifferentiatie-in-google-shopping-is-geen-misleidende-reclame

Rechtbank Midden-Nederland 25 februari 2019, IEF18263, Rb 3284; C/16/4772285 (123inkt tegen Prindo). Kort geding. 123inkt en Prindo houden zich beide bezig met de verkoop van printerbenodigdheden en kantoorartikelen via webshops. Beide ondernemingen bieden hun producten aan via Google Shopping. 123inkt is van mening dat Prindo zich bij het gebruik van Google Shopping schuldig maakt aan misleidende reclame, misleidende (oneerlijke) handelspraktijken en misleidende vergelijkende reclame omdat Prindo op haar eigen site hogere prijzen hanteert dan bij prijsvergelijkingen van Google Shopping. De rechtbank overweegt met betrekking tot de misleidende reclame dat Prindo onrechtmatig handelt indien de mededeling in een of meer opzichten misleidend is. Volgens 123inkt is dit het geval nu (bij Google Shopping) nergens melding wordt gemaakt van het feit dat de getoonde prijs in feite een actie betreft. De voorzieningenrechter volgt 123inkt echter niet in dit verweer en overweegt dat een ondernemer in beginsel vrij is om zijn producten aan te bieden waar hij wil tegen de prijs die hij wil. Daarnaast kunnen klanten van Prindo het product gewoon bestellen, en krijgen zij deze dan ook geleverd tegen de in Google Shopping getoonde prijs. Nu 123inkt zich met betrekking tot haar vorderingen die zien op misleidende (oneerlijke) handelspraktijken en misleidende vergelijkende reclame op dezelfde feiten beroept, wijst de rechter ook alle vorderingen van 123print af. Daarnaast wordt 123inkt veroordeeld in de proceskosten.

IEF 18809

Uitspraak ingezonden door de Nederlandstalige Ondernemingsrechtbank Brussel.

ABC niet dienstig aan basisoctrooi

Belgische gerechten 26 feb 2019, IEF 18809; (Gilhead Sciences tegen Mylan), https://ie-forum.nl/artikelen/abc-niet-dienstig-aan-basisoctrooi

Nederlandstalige Ondernemingsrechtbank Brussel 26 februari 2019, IEFbe 2984, LS&R 1753, A/17/02947 (Gilead Sciences tegen Mylan) Gilead commercialiseert tenofovir disoprocxil en emtricitabine gecombineerd onder de naam Truvada. Mylan is een Belgische onderneming die generieke geneesmiddelen commercialiseert. Gilead is houdster van het Europese octrooi en heeft een marktvergunning voor dit octrooi. Gilead is tevens houdster van een aanvullend beschermingscertificaat dat werd toegekend voor het combinatieproduct 'Emtricitabine/tenefovir disoproxil'. Mylan is voornemens het generiek combinatieproduct met de bestanddelen tenofovir disoproxil en emtricitabine op de Belgische markt te brengen. Dit geneesmiddel zal worden gecommercialiseerd onder de naam 'Emtricitabine/Tenofovir disoproxil Mylan'. Gilead beweert dat Mylan hiermee inbreuk maakt op haar octrooi en aanvullend beschermingscertificaat. Gilead wordt in dit geschil in het ongelijk gesteld. Met betrekking tot Truvada is niet voldaan aan de tweeledige voorwaarde, voortvloeiende uit het Teva-arrest. De combinatie van werkzame stoffen (emtricitabine en tenofovir disoproxil) valt in het licht van de beschrijving niet noodzakelijkerwijs onder de uitvinding waarvoor het octrooi geldt. Ook kunnen emtricitabine en tenofovir disoproxil niet worden geïdentificeerd in het licht van alle door het basisoctrooi bekendgemaakte gegevens. Het aanvullende beschermingscertificaat is niet dienstig aan het basisoctrooi en is om deze reden nietig verklaard. 

IEF 18255

Uitspraak ingezonden door Bas Evers, Groot & Evers.

Publicatieverbod Bild rechtmatig in het licht van art. 8 EVRM

Duitse Gerechten 4 dec 2018, IEF 18255; ECLI:CE:ECHR:2018:1204DEC006272113 (Bild GmbH & Co. KG and Axel Springer v. Germany), https://ie-forum.nl/artikelen/publicatieverbod-bild-rechtmatig-in-het-licht-van-art-8-evrm

EHRM 4 december 2018, IEF 18255, IEFbe 2826; ECLI:CE:ECHR:2018:1204DEC006272113 (Bild GmbH & Co. KG and Axel Springer v. Germany). Artikel 8 EVRM. Een bekende Zwitserse journalist was gearresteerd en in voorlopige hechtenis genomen op verdenking van de verkrachting en aanranding van zijn voormalige vriendin. Enige maanden later publiceerde Bild, een Duits tijdschrift en klager in onderhavige zaak, een artikel met twee foto's, waarvan er één - het onderwerp van het geschil - de journalist met een ontbloot bovenlijf op de binnenplaats van een gevangenis liet zien omringd door andere gevangenen. Uiteindelijk werd de journalist vrijgesproken. De journalist is een zaak tegen Bild gestart om een verbod op verdere publicatie af te dwingen. De Duitse rechter heeft toen geoordeeld dat de publicatie en distributie van de foto onwettig was. Klager heeft geklaagd dat de Duitse rechter het recht op vrijheid van meningsuiting heeft geschonden. Het Hof is van oordeel dat de Duitse rechter het recht van klager op vrijheid van meningsuiting en het recht op respect voor het privéleven van de journalist naar behoren heeft afgewogen. De rechter heeft acht geslagen op het feit dat de foto zonder toestemming was genomen, er geen link was tussen de foto en een nieuwe relevante gebeurtenis, de foto geen informatiewaarde had en was genomen op een plaats waar de journalist niet had hoeven te verwachten dat hij gefotografeerd zou worden. Gelet op de beoordelingsmarge die aan de lidstaten is toegekend, ziet het Hof geen duidelijke redenen op grond waarvan haar mening zou moeten verschillen van de Duitse rechter. Klager wordt niet-ontvankelijk verklaard.