Overeenkomst wijst uit dat ook merkenrechten voor Taiwan en China moeten worden overgedragen
Vzr. Rb. Rotterdam 10 januari 2024, IEF; ECLI:NL:RBROT:2024:2262 (CCL, CCBM en Zomerss tegen Brozo en gedaagde sub 2). Kort geding. Gedaagde sub 2 is enig bestuurder en aandeelhouder van Brozo. Brozo is houder van het merknaam [merknaam] (hierna: het Merk) in Taiwan en China. Persoon A en de aan hem gelieerde ondernemingen CCL, CCBM en Zomerss (hierna: CCL c.s.) hebben in het verleden investeringen gedaan in een vennootschap die toebehoorde aan Brozo. Na een herstructurering is er een overeenkomst (hierna: de Overeenkomst) gesloten tussen Zomerss en Brozo waarin staat vermeld dat Brozo direct de merkrechten aan CCBM zal overdragen. Tussen de partijen is in geschil de verplichting tot overdracht van het Merk door Brozo aan CCBM. CCL c.s. vordert om Brozo en gedaagde sub 2 te bevelen om mee te werken aan de overdrachten van de IE-rechten in Taiwan en China aan CCBM. Ook vordert zij dat Brozo en gedaagde sub 2 geen relaties van CCL c.s. meer benaderen met de stelling dat Brozo gerechtigde is van het merkenrecht.