Exclusief auteursrecht en uitingvrijheid geven niet het recht om een werk tegen afspraken in te openbaren
Hof Amsterdam 10 november 2015, IEF 15412 (Van Oorschot tegen Nedederlandse Loodsencorporatie)
Uitspraak ingezonden door Arjan Kleinhout, De Brauw Blackstone Westbroek en Paul Tjiam, Simmons & Simmons. Mediarecht. Auteursrecht. Nederlandse Loodsencorporatie heeft Van Oorschot opdracht gegeven tot het schrijven van het jubileumboek. In het kader van deze opdracht heeft Van Oorschot verschillende loodsen geïnterviewd en geportretteerd. Het boek voldeed niet aan de verwachtingen van De Nederlandse Loodsencorporatie en de opdracht is voortijdig beëindigd. Van Oorschot wil het boek zelf publiceren en beroept zich op het auteursrecht en zijn recht op vrijheid van meningsuiting. Het Hof oordeelt dat met de voorzieningenrechter [IEF 13162] dat ook een exclusief auteursrecht niet het recht geeft om een werk te openbaren als gemaakte afspraken daardoor worden geschonden. Hetzelfde geldt voor het beroep op vrijheid van meningsuiting. Volgens het Hof gaat de door dit grondrecht gewaarborgde vrijheid niet zo ver dat deze in omstandigheden als de onderhavige de schending van gemaakte afspraken en/of gewekte verwachtingen rechtvaardigt. Het hof oordeelt dat Van Oorschot de interviews met en de portretten van de Loodsen op geen enkele wijze mag verveelvoudigen, verspreiden of openbaren.
3.5.3. In het licht van het voorgaande moet worden aangenomen dat tussen partijen een overeenkomst van opdracht is gesloten die strekt tot het door Van Oorschot samenstellen van een jubileumboek. Dit brengt mee dat Nederlandse Loodsencorporatie in beginsel gerechtigd was de overeenkomst met Van Oorschot op te zeggen en te besluiten het boek niet uit te brengen, om dat deze door haar ongeschikt werd geacht voor het daarmee beoogde doel. Van feiten of omstandigheden die dit anders maken, dan wel die tot het oordeel leiden dat Van Oorschot gerechtigd is om het in opdracht en op kosten van Nederladnse Loodsencorporatie gemaakt boek zelf uit te geven is onvoldoende gebleken. De enkele omstandigheden dat Van Oorschot met een idee voor het boek is gekomen, een wetenschappelijke achtergrond heeft en naar hij stelt, een voor het schrijven van het boek relatief lage vergoeding heeft bedongen, zijn in dit verband ontoereikend. Gelet op de context waarin het boek tot stand zou komen had het als gezegd op zijn weg gelegen om een eventuele wens om het boek ook zelf voor commerciële (of andere) doeleinden uit te brengen uitdrukkelijk aan de orde te stellen en daarover met Nederlandse Loodsencorporatie afspraken te maken. Nu daarvan niet is gebleken moet worden aangenomen dat de sterkking van het tussen partijen overeengekomene meebrengt dat zulks hem niet vrijstond.
3.5.4. De omstandigheid dat Van Oorschot als maker van het boek in auteursrechtelijk zin zou zijn te kwalificeren brengt niet mee dat over het voorgaande anders moet worden geoordeeld. De voorzieningenrechter heeft terecht overwogen dat ook een exclusief auteursrecht niet het recht geeft om een werk te openbaren als gemaakte afspraken daardoor worden geschonden. (...)
3.6.3. Voor zover het Nederlandse Loodsencorporatie betreft is met name als onzorgvuldig te kwalificeren het tegen haar wensen in (of op grotere schaal er met een ander doel dan door de Nederlandse Loodsencorporatie voorzien) openbaar maken van informatie waarvan het vertrouwelijk karakter door Nederlandse Loodsencorporatie aan Van Oorschot kenbaar is gemaakt. (...)
3.7. Van Oorschot heeft zich in het kader van zijn verweer beroepen op zijn recht op vrijheid van meningsuiting en het geven van informatie (...)De door dit grondrecht gewaarborgde vrijheid gaat echter niet zo ver dat deze in omstandigheden als de onderhavige de schending van gemaakte afspraken en/of gewekte verwachtingen rechtvaardigt. Het aannemen van een beperking als hier bedoeld voldoet aan hetgeen in artikel 10 lid 2 EVRM is bepaald. Zoals reeds is overwogen is die schending jegens de betrokkenen onrechtmatig.
Reclamerecht. Toewijzing. Artikel 7 en 8.2 NRC. Het betreft een advertentie (advertorial) in de Trouw met als aanhef: “Juiste frequentie bij Become Healthy E-Lybra brengt lichaam in balans." De voorzitter acht het opmerkelijk dat de bij adverteerder betrokken personen die blijkens het artikel zelf een opleiding bij de ontwikkelaar van het apparaat hebben gevolgd, desondanks de naam van deze persoon verkeerd doen vermelden in het artikel, dat door hen voorafgaand aan de plaatsing is gelezen en goedgekeurd. Door deze onjuiste vermelding zal de gemiddelde consument, indien deze in verband met de advertentie de naam “[naam]” googelt, ten onrechte in de veronderstelling verkeren dat bedoelde internist bij e-Lybra is betrokken. Aan deze onjuiste indruk dragen ook de mededelingen “wetenschappelijk” en “kunnen wetenschappelijk worden aangetoond” in de uiting bij. Van betrokkenheid van een gespecialiseerde arts of het bestaan van enig wetenschappelijk bewijs is geen sprake.
Bijdrage ingezonden door Bas Kist,
ctrooirecht. Procesrecht. Uitleg 'intrekking' beroep op oude octrooiconclusies. Bij de pleidooizitting heeft het hof beslist dat de door High Point bij de akte beperking octrooiconclusies naar voren gebrachte nieuwe octrooiconclusies niet toelaatbaar zijn op grond van de twee-conclusies-regel. Weigering van de nieuwe octrooiconclusies op grond van de twee-conclusies-regel impliceert dat niet wordt toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de nieuwe conclusies. Als High Point zich nu ook niet meer zou kunnen beroepen op de oude
Handelsnaamrecht. Contractenrecht. Na het einde van de samenwerkingsovereenkomst vordert Glassconnect met succes dat gedaagden geen gebruik maakt van haar naam, de bedrijfsmiddelen c.q. het reclamemateriaal dat hij nog bezit. Gedaagde wil in reconventie een redelijke termijn om in zijn eigen deel de openstaande facturen af te handelen en zo nodig problemen op te lossen. Glassconnect moet volledige en ongelimiteerde toegang verschaffen tot het gedeelte van gedaagden in de webapplicatie betreffende het factuurportaal van GlassConnect voor de periode van maximaal acht weken.
Mediarecht. Het hof van discipline bekrachtigt de door de raad ongegronde verklaarde klacht [
Databankenrecht. Privacy. Woman Capital is een Head Hunters bureau met een ‘Executive Search’ karakter. Het (in beslaggenomen) databestand bestaat uit informatie van circa 10.000 zogenaamde topvrouwen uit het bedrijfsleven verdeeld over circa 6.000 organisaties. De deurwaarder wordt geconfronteerd met ongeveer 40 bezwaren van in de databank opgenomen personen. Volgens Woman Capital dient het databestand te worden vernietigd vanwege de privacy van de daarin opgenomen personen en om misbruik van vertrouwelijke gegevens te voorkomen. De deurwaarder heeft in veilingvoorwaarden opgenomen dat alleen organisaties in dezelfde branche mogen bieden. Ondanks de bezwaren tegen overdracht van gegevens aan derden staat de executie van het databestand niet in de weg.
Gevoegde zaak. Vrijwaring onvoldoende samenhang met hoofdzaak. Josef Schulte-Ufer is gesteld merkenrechthebbende op het SUS-woord/beeldmerk en stelt dat Trading Park (TP) inbreukmakende snijplanken in de EER in de handel heeft gebracht, die TP op zijn beurt van North Stocks heeft gekocht. TP roept met succes North Stocks in vrijwaring op, omdat snijplanken non-conform zijn ex 7:17 en schade dient te vergoeden ex 6:74. TP roept TCC - als licentienemer van de snijplankproducten - in vrijwaring op: de snijplanken voldeden niet aan de productregelgeving, maar zijn door de vernietiger doorverkocht. De schadevergoeding die TP en NS aan hun afnemers moeten betalen, vanwege de productveiligheidregels, houdt geen verband met de merkinbreukvorderingen. Een eventuele veroordeling van TP en NS wegens merkinbreuk kan ook niet op deze gestelde grondslag op TCC worden verhaald.
Merkenrecht. Auteursrecht. Zie eerder:
Uitspraak ingezonden door Dirk Visser en Patty de Leeuwe,