Om tafel met Anne Bekema, Laura Broers en Arnout Groen van AC&R
AC&R, een nieuw nichekantoor met slagkracht
Le Poole Bekema en Hofhuis Alkema Groen gaan voortaan samen verder onder de naam AC&R. Claudia Zuidema van IE-Forum ging daarom op de Keizersgracht om tafel met Anne Bekema, Laura Broers en Arnout Groen van AC&R.
AC&R: dat zijn we en dat doen we
“Neehee”, zegt Anne lachend, “ACR staat niet voor AuteursContractenRecht. AC&R spreek je uit op z’n Engels, dus EE, SIE ’n AR.”
Over de naam hebben ze met z’n allen lang zitten brainstormen. Ze wilden niet zo’n opsomming van de namen van de partners. Veel te lang, ouderwets ook. En te veel een egoding. Het is ook niet waar ze voor staan, want AC&R is meer dan alleen de partners. “Het gaat juist om het team,” vertelt Laura. “Om de samenwerking. Al onze zaken en cliënten hebben een raakvlak met creativiteit of met reputatie. Vandaar AC&R: dat zijn we en dat doen we.”
Artikel ingezonden door Erwin Angad-Gaur, Senior adviseur Ntb/Kunstenbond en Directeur VCTN.
Maak werk van het auteursrecht
Begin 2023 wordt het wetsvoorstel aanscherping Auteurscontractenrecht verwacht. Wetgeving ter bescherming van auteurs en artiesten tegen onredelijke contractvoorwaarden, die tot nog toe onvoldoende effect had. De brief, ondertekend door onder meer Ntb- en VCTN-voorzitter, toetsenist Will Maas en saxofoniste Susanne Alt, roept de staatssecretaris van cultuur op zich sterk te maken voor de makers.
Uit de brief: “In 2015 werden de Auteurswet en de Wet op de Naburige Rechten aangepast, middels invoering van het Auteurscontractenrecht. De wijzigingen hadden tot doel om ervoor te zorgen dat uitvoerend en scheppend kunstenaars een reële (billijke) vergoeding zouden ontvangen voor de exploitatie (doorgeven/vermenigvoudigen/ openbaarmaken) van hun werk. Uit de evaluatie van de wet door het WODC is gebleken dat dit beoogde doel (nog) niet is bereikt. Met de toegezegde herziening van de wet is opnieuw het moment aangebroken om verbetering aan te brengen en ervoor te zorgen dat de scheve machtsverhoudingen tussen de exploitanten en de makers in evenwicht worden gebracht.
Ingezonden door Jan Pot, Alexander de Leeuw, Teun Burgers, Eline Hangelbroek en Maarten Groeneveld, Brinkhof.
Letterlijke inbreuk op octrooi PDA
Ktr. Rechtbank De Haag 23 december 2022, IEF 21161; C/09/636284 / KG ZA 22-898 (PDA tegen ABI) Philips Domestic Appliances (hierna: “PDA”) is een spin off van Koninklijke Philips en houdt zich bezig met de verkoop van huishoudelijke apparaten. Onder huishoudelijke apparatuur valt ook de thuistap met de naam: Philips PerfectDraft. ’s Werelds grootste bierbrouwer, Anheuser-Busch Inbev (hierna: “ABI”), en PDA, althans hun rechtsvoorgangers, hadden al 20 jaar een overeenkomst voor de productie en de verkoop van de Philips PerfectDraft.
PDA is de houder van EP 1 753 693 B1, dat ziet op een tapinstallatie die, kort gezegd, bestaat uit een beverage dispensing unit en een cartridge unit. Doordat de cartridge unit bestaat uit een rigide deel en een flexibel deel kan de ene (rigide) zijde in het fust worden geklikt en het flexibele deel door de beverage dispensing unit worden geleid zodat het bier van het fust naar buiten kan stromen. EP693 openbaart een product dat een installatieorgaan omvat dat, wanneer de taphendel in gesloten positie staat een interne schuif open houdt, en zorgt dat de schuif gesloten is wanneer het rigide deel van de cartridge unit in het fust wordt aangebracht. Hierdoor wordt verwezenlijkt dat de cartridge unit makkelijk in de beverage dispensing unit geplaatst kan worden, maar de drank niet kan overstromen vanuit het fust doordat de interne klep het flexibele deel van de cartridge unit dichtknijpt.
Het IE-diner is terug!
Houd de feestelijke outfit nog even bij de hand: het IE-diner is terug.
Op donderdag 26 januari staan we klaar voor deze ongeëvenaarde start van het nieuwe jaar.
Luid 2023 feestelijk in met vakgenoten en collega's, in de prachtige kapel van Hotel Arena in Amsterdam.
We maken er een sfeervolle avond van met een goed diner, goede gesprekken en goede muziek.
Traditiegetrouw op de laatste donderdag van januari, en met een ceremoniemeester die de avond begeleidt.
Locatie: Hotel Arena Amsterdam
Datum: donderdag 26 januari
Tijd: vanaf 19.00 uur (inloop) tot in de nacht.
Het programma volgt binnenkort.
Bent u er ook bij? Aanmelden kan via deze link of via info@delex.nl.
Uitspraak ingezonden door Niels Mulder, DLA Piper, en Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek.
Geen omkering van bewijslast bij uitputtingsvraag
HR 22 december 2022, IEF21156; (Sporttrading tegen Converse c.s.) Converse heeft in deze zaak verklaring voor recht gevorderd dat Sporttrading inbreuk heeft gemaakt op de merkrechten van Converse. Het hof oordeelde, in tegenstelling tot de rechtbank, dat de bewijslast met betrekking tot de gestelde uitputting van het merkrecht op de curator van Sporttrading rust [IEF 19395], [IEF 13012] en [IEF 17820]. De curator van Sporttrading beweert in het principale beroep dat van een reëel gevaar van afscherming van nationale markten al sprake is in situaties waarin de merkhouder zijn waren binnen de EER in de handel brengt door middel van een exclusief distributiesysteem, en dat de curator de voorwaarden voor uitputting niet zelf hoeft te bewijzen. De Hoge Raad oordeelt dat geen sprake is van omkering van de bewijslast en dat deze bewijslast dus wel ligt bij de curator.
Het incidentele beroep van Converse richt zich tegen de afwijzing van de gevorderde hoofdelijkheid van de veroordeling van Sporttrading, Sport Concept en Brandustry in de kosten van het geding. Naar het oordeel van de Hoge Raad heeft het hof het uitgangspunt miskend dat de veroordeling van twee of meer partijen tot betaling van de proceskosten hoofdelijk is. Daarnaast heeft het hof zijn oordeel dat in dit geval grond bestaat voor afwijking van dit uitgangspunt onvoldoende gemotiveerd. Deze onderdelen van het incidentele beroep slagen en de Hoge Raad zet dit zelf recht.
Uitspraak ingezonden door Sikke Kingma en Maartje Möhring, Pels Rijcken en Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek.
HR: CD afspelen in zorginstelling is openbaarmaking
HR 23 december 2022, IEF 21155; ECLI:NL:HR:2022:1938 (Dagelijks Leven Zorg B.V. tegen Sena en Buma) Dagelijks Leven biedt een woonvoorziening voor ouderen met geheugenverlies die begeleiding en verpleging nodig hebben. De locaties zijn kleinschalig en bevatten gemiddeld 20 bewoners. De organisatie vordert in dit geding een verklaring dat het afspelen van muziek van één van de bewoners, op diens verzoek, in de gemeenschappelijke woonkamers geen openbaarmaking in de zin van de auteurswet is. De kantonrechter en het hof hebben deze vordering afgewezen. Gelet op het doel van richtlijnen 2001/29/EG en 2006/115/EG moet het begrip 'mededeling aan het publiek' ruim worden uitgelegd. Onderdeel 1 van het middel in principale beroep is gericht op het argument van Dagelijks Leven dat in dit verband ook niet-geharmoniseerd recht moet worden uitgelegd, wat het hof heeft verworpen. Dit kan niet tot cassatie leiden, nu richtlijnconforme interpertatie ook zal resultering in een handeling die resulteert in een verplichting tot betaling. Onderdeel 4 is gericht tegen het oordeel van het hof dat het aantal personen de minimisdrempel overschrijdt. Dagelijks Leven betoogt dat het hof miskent dat het relevante publiek moet worden beoordeeld aan de hand van het aantal luisteraars per woonkamer, in plaats van op alle locaties. Ook dit leidt niet tot cassatie. De woonkamers zien wisselend publiek, nu hier vook visitie langskomt en er verschillende zorgverleners rondlopen. De Hoge Raad gaat contrair aan zijn A-G Langemeijer en verwerpt het principale beroep.
Executie Wodkamerken niet geschorst
Vzr. Rb. Den Haag 28 november 2022, IEF 21109; ECLI:NL:RBDHA:2022:1736 (Russische wodka) HVY zijn drie voormalige aandeelhouders van de Russische onderneming Yukos Oil Company, welke onderneming in 2006 is gefailleerd. FKP is een Russische staatsonderneming die zich onder meer bezig houdt met de exploitatie van verschillende merken met betrekking tot Russische wodka. Tussen 2006 en 2020 hebben FKP en Spirits in Nederland meerdere procedures gevoerd over de vraag wie van hen rechthebbende op deze merken is. In die procedures heeft FKP zich aanvankelijk op het standpunt gesteld dat de Russische Federatie de merkrechten in 2002 had ondergebracht bij FKP en dat FKP bevoegd was op eigen naam procedures te starten om deze merken op te eisen. FKP en de Russische Federatie hebben op 15 mei 2015 een overeenkomst gesloten waarin staat vermeld dat de rechten op de merken voor zover nodig zijn overgedragen aan FKP. De rechtsverhouding tussen de Russische Federatie en FKP wordt verder bepaald door de statuten van FKP, laatstelijk gewijzigd in 2019. Op 7 mei 2020 hebben HVY beslag gelegd op de merken. FKP vordert HVY te verbieden om tot verkoop van de merken- en auteursrechten over te gaan zolang de geopolitieke situatie in Oekraïne naar verwachting ongewijzigd van negatieve invloed is op de mogelijk te genereren opbrengst uit hoofde van zo een verkoop. De voorzieningenrechter wijst de vordering af.
Prejudiciële vragen over persvrijheid
Cour de cassation (Frankrijk) 28 november 2022, IEF 21154, IEFbe 3598, IT 4188; C-334/22 (Real Madrid) via MinBuza. Volgens de bestreden arresten is in de digitale uitgave van de krant Le Monde op 07-12-2006 een door EE, journalist en werknemer van deze krant, geschreven artikel gepubliceerd met de titel „ Real Madrid en Barça in verband gebracht met dokter Fuentes”. De volgende dag is het artikel in de papieren uitgave verschenen, samen met een interview met die arts. De krant beweerde dat Real Madrid Club de Fútbol gebruikmaakte van de diensten van dokter Fuentes, de initiatiefnemer van een bloeddopingnetwerk dat eerder in de wielerwereld aan het licht was gekomen. Op 23-12-2006 heeft Le Monde zonder verder commentaar een ingezonden brief van Real Madrid gepubliceerd waarin de club de geruchten ontkent. De club en een lid van zijn medisch team, AE, hebben tegen de uitgever van Le Monde en EE vorderingen tot schadevergoeding wegens aantasting van hun eer ingesteld.
Hoge Raad: geschil tussen advocaten
HR 18 november 2022, IEF 21153, IT 4187; ECLI:NL:HR:2022:1697 (appellanten tegen geïntimeerde) Geschil tussen advocaten. Advocaat A is advocaat van Springfield en verweerder 3. Advocaat B1 is samen met advocaat B2 advocaat van Faraday en Hampton. Springfield heeft op grond van een schriftelijke geldleningsovereenkomst betaling gevorderd van Faraday en Hampton. Volgens Faraday en Hampton is de geldleningsovereenkomst vals. Hierover ontstaat een geschil, advocaat B1 beschuldigt in zijn pleitnota advocaat A van valsheid in geschrift. Appellanten vorderen advocaat B1 de beschuldigingen in te trekken, tot schriftelijke rectificatie over te gaan en zich te onthouden van smadelijke en negatieve uitlatingen over advocaat A. De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen, het hof vernietigt dit vonnis. De Hoge Raad oordeelt dat de in het dictum van de bestreden uitspraak bedoelde uitlatingen niet door advocaat B1 zelf zijn gedaan. Het oordeel van het hof dat uit het samenstel van alle uitlatingen volgt dat advocaat B1 advocaat A ervan beschuldigt dat hij zijn cliënten heeft aangezet tot het vervalsen van de geldleningsovereenkomst en dat de uitlatingen aan advocaat B1 kunnen worden toegerekend is onbegrijpelijk.
Uitspraak ingezonden door Wouter Dammers en Nick Vrugt, LAWFOX.
Inbreuk op merkenrecht en handelsnaam aangenomen
Rechtbank Den Haag, 14 december 2022, IEF 21152, IEFbe 3597; C/09/566071 / HA ZA l9-18 ECLI:NL:RBDHA:2022:13582 (Online Publisher tegen Netmedia en Sparta Solutions) Zie [IEF 18502]. Online Publisher en Netmedia verlenen diensten die het retailers mogelijk maken hun reclamefolders online onder het voetlicht te brengen. Na een samenwerking van een aantal jaren is tussen Online Publisher en Netmedia een conflict ontstaan. Volgens Online Publisher heeft Netmedia na het verbreken van de samenwerking inbreuk gemaakt op de merken van Online Publisher, op haar handelsnaam en op het auteursrecht op door haar ontwikkelde en geschreven software. De rechtbank oordeelt dat Netmedia inderdaad inbreuk heeft gemaakt op de merken van Online Publisher, te weten op het 'wepublish-merk' en het 'publish-merk'. Verder oordeelt dat Netmedia inbreuk maakt op de handelsnaam 'wepublish' van Online Publisher, die zij onder meer exploiteert in haar domeinnaam en op Twitter. Met betrekking tot de gestelde auteursrechtinbreuk op de software, oordeelt de rechtbank dat niet kan worden vastgesteld dat Online Publisher rechthebbende op de auteursrechten is. Netmedia moet €75.000 aan dwangsommen betalen.