IEF 22207
30 augustus 2024
Artikel

Laatste plekken voor het Benelux Merken Congres op donderdag 5 september 2024

 
IEF 22216
30 augustus 2024
Uitspraak

Follow the Money hoeft artikelen niet te rectificeren

 
IEF 22215
30 augustus 2024
Uitspraak

Handhaving auteursrechten tegen bedrijfsopvolger is onredelijk

 
IEF 3162

Gelukkig 2007!

Maar eerst en ter bezinning de gebruikelijke
en volledig rechtentenvrije beschouwingen
van Mr. Rhynvis Feith, jurist in ruste:

Nieuwjaarslied

Uren, dagen, Maanden, jaren,
Vliegen als een schaduw heên.
Ach! wij vinden, waar wij staren,
Niets bestendigs hier beneên!
Op den weg, dien wij betreden,
Staat geen voetstap, die beklijft:
Al het heden wordt verleden,
Schoon 't ons toegerekend blijft!

Voorgeslachten kwijnden henen,
En wij bloeien op hun graf;
Ras zal 't nakroost ons bewenen.
't Mensdom valt als blaadren af.
't Stof, door eeuwen zaamgelezen,
Houdt het zelfde graf bewaard.
Buiten U, o eeuwig Wezen!
Ach! wat was de mens op aard'!

Maar door U aan 't niet onttogen,
Liet uw gunst hem niet alleen.
Godlijk Licht omscheen zijne ogen,
En zijn nietigheid verdween.
Onder uw genadeleiding
Wordt hem deze levensbaan
Slechts ontwikkeling, voorbereiding
Tot een eindeloos bestaan.

Dat de tijd hier 't al verover',
Aan geen tijdperk hangt mijn lot.
Gij, Gij blijft mij altijd over,
Gij blijft eindeloos mijn God.
Welk een ramp mij hier ook nader,
'k Vind in U mijn rustpunt weêr.
Gij blijft in uw' Zoon mijn Vader,
Wat verander', wat verkeer'.

Vader, onder al mijn noden,
Vader, onder heil en straf,
Vader, ook in 't rijk der doden,
Vader, ook in 't zwijgend graf.
Waar ik ooit verandring schouwe,
Gij, o God, houdt eeuwig stand.
Ook op mijn stof rust op uw trouwe,
Sluimert in uw vaderhand!

Snelt dan, jaren, snelt vrij henen
Met uw blijdschap en verdriet.
Welk een ramp ik moog bewenen,
God, mijn God, verandert niet.
Blijft mij alles hier begeven;
Voortgeleid door zijne hand,
Schouw ik uit dit nietig leven
In mijn eeuwig Vaderland.

Mr. Rhynvis Feith (1753 - 1824)
Proeve van eenige gezangen, 1805

IEF 3161

Oranje-blauwe rechtenclubs

vvd.JPGNetkwesties komt met een redelijk lang artikel over ‘De VVD en de Thuiskopiechaos’, dat naar eigen zeggen een ‘insinuerende beeld’ schetst. ‘Ex-minister Hans Dijkstal (VVD) zit het toezicht voor op rechtenorganisaties als Stichting De Thuiskopie. Deze clubs kennen zelf ook VVD-invloeden. Dat kan toch niet de reden zijn voor Dijkstal om wantoestanden bij Stichting de Thuiskopie te verzwijgen in zijn jaarverslag?’

Lees het gehele artikel hier.

IEF 3160

De bloemetjes buiten zetten

bloemen.bmpRechtbank 's-Gravenhage 22 december 2006, Interflora c.s. tegen Interieur Flora en Flory
 
Interflora en Fleurop stellen dat Interieur Flora c.s inbreuk maken op de aan haar toekomende merk-en handelsnaam rechten. De rechter wijst de vorderingen toe. Interflora c.s zijn rechthebbende op o.a. het gemeenschapswoordmerk INTERFLORA, Benelux woordmerk FLEUROP INTERFLORA en een tweetal gecombineerde internationale woord/beeldmerken met gelding voor de Benelux. De merken zijn onder meer gedeponeerd en geregistreerd voor waren en diensten betreffende bloemen en planten en bloemnbezorgdiensten. Flory is houdster van de domeinnaam www.inter-flora.nl. Op de betreffende website staat naast de tekens "Inter-Flora" en "Inter Flora" op de onderste screenprint vermeld "Ook voor Fleurop Service".
 
Flory voert aan dat de pagina "op zwart" is. De rechter geeft echter aan dat de tekens "Inter-Flora" en "Inter Flora" ten tijde van het appointeren van de mondelinge behandeling van dit kort geding nog op de website aanwezig waren en dat de website kennelijk na het uitbrengen van de dagvaarding is gewijzigd. Aannemelijk is dat de merken van Interflora c.s bekende merken in de zin van artikel 2.20 sub c  betreffen. Het gevorderde merkinbreukverbod en het bevel tot overdracht van de domeinnaam jegens Flory worden toegewezen:

 

"De tot voor kort op de website www.inter-flora.nl gehanteerde tekens Inter (-) Flora en Fleurop zijn (vrijwel) identiek aan in ieder geval de woordmerken, althans overeenstemmend. Zo dit gebruik al niet als verwarringwekkend dienstmerkgebruik voor bloemen(diensten) heeft te gelden, dan wordt daarmee zonder geldige reden ongerechtvaardigd voordeel getrokken uit of afbreuk gedaan aan het onderscheidend vermogen en de reputaties van de oudere bekende Fleurop- en Interfloramerken. Voor zover sprake is van gebruik van de tekens Inter (-) Flora als handelsnaam of, los daarvan, in de url van de website, is zodoende voor wat het Beneluxmerk en de internationale merken met gelding in de Benelux betreft sprake van handelen in strijd met het in art. 2.20 lid 1 sub d BVIE bepaalde. Dat is op zichzelf inhoudelijk ook niet bestreden door de wel verschenen gedaagde Interieur Flora.
 
Met betrekking tot het merkinbreukverbod en overdrachtsbevel aan Interieur Flora, oordeelt de rechter dat de vorderingen, hoewel gebaseerd op in het zeer recente verleden plaats gehad hebbende merkinbreuk en dreiging van herhaling daarvan mideels de website www.inter-flora.nl, eveneens toewijsbaar zijn aangezien er andere belastende omstandigheden bijkomen. Onder deze omstandigheden vallen bijvoorbeeld de maximale onduidelijkheid die Interieur Flora liet bestaan omtrent haar bemoeienis met de website en de relatie tussen Inter Flora BV en Interieur Flora, het exterieur van haar winkel alwaar eveneens het teken Inter Flora aanwezig waren. De rechter ziet voldoende grond tot toewijzing van de gevorderde in de plaatsstelling ex art. 3:300 BW, een en ander als geformuleerd in het dictum.
 
Het bezwaar van Interieur Flora tegen de gevorderde Handhavingsrichtlijnconforme proceskostenveroordeling wordt toegewezen. Interieur Flora voerde aan: "dat de procedure had kunnen worden voorkomen bij het tijdig inschakelen van haar raadsman, van wiens betrokkenheid Interflora c.s. op de hoogte was, maar die desniettegenstaande geen kopie van de sommaties is verstuurd en niet om verhinderdata is gevraagd. Volgens mr. De Boorder is hij pas vrijdag 8 december 2006 op de hoogte gebracht van de mondelinge behandeling op de dinsdag erna, aangezien Interieur Flora er naar haar zeggen van uit ging dat haar advocaat vanwege diens eerdere betrokkenheid bekend was met dit kort geding. Mr. De Boorder, die dit als een overvaltactiek kenschetst, heeft op die grond toepassing van het liquidatietarief bepleit. Aangezien zijdens Interflora c.s. geen enkele steekhoudende verklaring is verschaft voor dit passeren van de hen bekende raadsman van Interieur Flora, waardoor plausibel wordt geacht dat veel onnodige kosten zijn gemaakt, wordt aanleiding gezien de kostenveroordeling van
gedaagden op gronden van redelijkheid te beperken tot het liquidatietarief."

 

Lees hier het vonnis.

IEF 3159

Personalia

mvw.JPGUit een persbericht: "Bird & Bird has recruited Marc van Wijngaarden, an IP litigation lawyer to further strengthen the firm’s IP capabilities in The Netherlands. Marc joins Bird & Bird as a partner from Dutch patent firm Arnold & Siedsma. His appointment follows on from a tide of recent recruits across the firm’s international offices in recent months including the arrival of IP partners Shirley Kwok in Asia and Sally Shorthose in London."

IEF 3158

Bavaria (NB)

bava.JPG"Dutch Beer cannot be called ‘Bavaria’ in Italy. The Bavarian brewery association, the Bayerische Brauerbund,  has been able to assert itself in a trademark dispute in Italy against the Bavaria Brewery from the Netherlands. A court in Turin allowed a complaint  from the association which declared the use of the brand name ‘Bavaria’ for Dutch beer to be impermissible.

The leading association of the Bavarian brewing industry was of the opinion that the use of the designation ‘Bavaria’ as a brand of beer could give rise to the impression that a beer so designated actually came from Bavaria itself."

Lees hier meer (Markenbusiness.com). Eerder bericht hier.

IEF 3157

Een katheter zonder knikprobleem

Gerechtshof 's-Gravenhage, 16 december 2006, rolnr. 04/355, Boston Scientific Scimed tegen Medinol (Met dank aan Ruud van der Velden, Lovells).

Het hof beslist in het hoger beroep van een vonnis van de rechtbank van 10 september 2003, waarin de rechtbank het Europese octrooi van Boston Scientific Scimed (“Scimed”) voor Nederland had vernietigd. Het Europese octrooi heeft betrekking op een “balloon catheter with distal guide wire lumen”. In conventie was door Scimed een inbreukverbod tegen Medinol gevorderd. In reconventie door Medinol de vernietiging van het octrooi voor Nederland.

Bij de rechtbank was door Scimed het standpunt ingenomen dat het inventieve karakter van de uitvinding volgens het octrooi was gelegen in het verschaffen van een katheter met een overgangsgedeelte met tussenstijfheid gelegen tussen de stijve hypotube van de katheter en het flexibele distale deel van de katheter, waarmee werd voorkomen dat de katheter ‘knikt’ voor of tijdens het inbrengen van de katheter. In hoger beroep heeft Scimed dit standpunt verlaten en stelt zij dat zij “tot voor kort zelf niet het inventieve karakter van de catheter in volle omvang heeft begrepen” is neemt zij, naar aanleiding van “voortschrijdend (technisch) inzicht”, het standpunt in dat het inventieve karakter niet meer alleen is gelegen in het verschaffen van een katheter met een overgangsgedeelte met tussenstijfheid gelegen tussen de stijve hypotube en het flexibele distale deel van de katheter (maatregel c) , maar dat sprake is van een combinatie-uitvinding met als wezenlijke kenmerken maatregel (c) gecombineerd met maatregel (a) (een stijve (metalen) hypotube wordt gecombineerd met een flexibel distaal deel) en maatregel (b) (een distaal deel, bestaande uit twee coaxiale buizen, ook wel ‘tube-in-tube’ genoemd).

Het hof overweegt dat deze koerswijziging in beginsel toelaatbaar is, en dat terzake van het oorspronkelijke standpunt van Scimed geen sprake is van een gerechtelijke erkentenis waarop zij in hoger beroep niet meer kan terugkomen, aangezien daarvan volgens het hof pas sprake kan zijn bij een erkenning van de stellingen van de wederpartij (Medinol), terwijl het hier gaat om de eígen stellingen van Scimed. Volgens het hof vloeit uit de proceshouding van Scimed evenmin ondubbelzinnig voort dat zijn afstand van recht heeft gedaan, zelfs al is haar standpunt in hoger beroep deels in strijd met haar standpunt in eerste aanleg.  

 

Vervolgens beantwoordt het hof de vraag of de koerswijziging van Scimed de toets van het octrooirecht kan doorstaan. Via een ingewikkelde redenering langs uiteenlopende octrooirechtelijke leerstukken beantwoordt het hof deze vraag ontkennend.

 

Het hof overweegt eerst dat de hoofdconclusie van het octrooi geen steun biedt voor de nieuwe inzichten van Scimed. Deze biedt alleen steun voor het oorspronkelijke standpunt van Scimed dat het inventieve karakter (alleen) is gelegen in maatregel (c). Dat in conclusie 1 met cijfers wordt verwezen naar een uitvoeringsvorm van de katheter die wel beschikt over maatregelen (a), (b) en (c) doet hier niet aan af, omdat dergelijke ‘reference signs’ alleen illustratieve betekenis hebben en de beschermingsomvang van een octrooi niet kunnen beperken. Ook uit het octrooischrift zal de gemiddelde vakman niet afleiden dat het octrooi beperkt is tot katheters met flexibele distale einden met en ‘tube-in-tube’-constructie.

 

Het hof komt dan toe aan de subsidiaire stelling van Scimed, dat zij conclusie 1 beperkt of vrijwillig wenst te beperken tot een katheter gekenmerkt door de maatregelen (a), (b) en (c). Deze beperking acht het hof ontoelaatbaar. Op zichzelf biedt de oorspronkelijke aanvrage volgens het hof steun voor een katheter met de maatregelen (a), (b) en (c). Het hof overweegt echter dat met betrekking tot de maatregelen (a), (b) en (c) geen sprake is van eenheid van uitvinding en dat uit het verleningsdossier blijkt dat met betrekking tot de materie die wordt gedekt door maatregel (b) mogelijk een afgesplitste aanvrage is ingediend (dit kan op basis van de stukken echter niet precies worden nagegaan). Zou dit het geval zijn, dan is voorgestelde beperking niet toelaatbaar, omdat Scimed daarmee materie “terughaalt” waarvan zij te kennen heeft gegeven daarvan in dit octrooi afstand te willen doen.

Er is echter wel materie betreffende maatregen (b) in de beschrijving van het octrooi ‘achtergebleven’.
Dit leidt er echter volgens het hof niet toe dat de voorgestelde beperking alsnog toelaatbaar is. Volgens het hof zou het in strijd zijn met de rechtszekerheid van derden indien op elke uitvinding in het octrooi die niets van doen heeft met de in (hoofd)conclusie 1 geoctrooieerde uitvinding, als dat zo uitkomt, bijvoorbeeld toegespitst op een van inbreuk betichte katheter, een beroep zou kunnen worden gedaan.

 

Vervolgens overweegt het hof of het octrooi in de oorspronkelijke (niet-beperkte) vorm (derhalve met alleen maatregel (c) als kenmerkend gedeelte) nieuw en inventief is, en komt dan, net als de rechtbank in eerste aanleg, tot de conclusie dat de geoctrooieerde uitvinding  wel nieuw, maar niet inventief is. Het vonnis in eerste aanleg wordt bekrachtigd.

 

Lees hier het arrest.

 

IEF 3156

Familiebericht

familietijd.bmpRechtbank 's-Gravenhage 29 december 2006, KG ZA 06-1457, ANWB tegen Hendriks

Verbod tot executie

In januari van dit jaar heeft de voorzieningenrechter bij vonnis ANWB verboden gebruik te maken van het teken 'Familia' voor haar tijdschrift wegens inbreuk op het aan Hendriks toekomende merkrecht (lees het vonnis hier). ANWB heeft de naam van het tijdschrift gewijzigd in 'Familietijd'. Hendriks heeft ANWB bevolen tot betaling over te gaan van EUR 920.000,- aan dwangsommen. ANWB vordert een verbod van verdere executie tot over de verschuldigdheid van de dwangsommen in bodem onherroepelijk zal zijn beslist.

Het geschil tussen partijen betreft de vraag of ANWB dwangsommen heeft verbeurd door zich niet te houden aan het opgelegde gebod. Hendriks noemt een vijftal omstandigheden waaruit zou volgen dat ANWB zich niet aan het opgelegde gebod heeft gehouden. De rechtbank beoordeelt de gestelde overtredingen. "Het gebod van de voorzieningenrechter komt erop neer dat ANWB voor de toekomst is verboden de tekens 'Familia' als merk te gebruiken. Terecht heeft ANWB opgemerkt dat haar niet is geboden het merkgebruik dat in het verleden heeft plaatsgevonden uit te wissen. Meer in het bijzonder is ANWB vooralsnog niet verplicht tot recall van in het verkeer gebrachte zaken, die inbreuk op het merkrecht zouden maken."

 

De rechtbank komt tot de conclusie dat het weinig aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal worden beslist dat de geconstateerde gang van zaken heeft geleid tot het verbeuren van dwangsommen. Hendriks wordt de executie van het vonnis verboden tot in een bodemprocedure over de verschuldigdheid van de dwangsommen is beslist.
Lees hier het vonnis.

 

IEF 3155

Collectief beheren

Naar aanleiding van de tussenrapportage van het College van Toezicht op de collectieve beheersorganisaties (eerder bericht hier) heeft het Ministerie van Justitie een concept wetsvoorstel opgesteld waarin de aanbevelingen van het College van Toezicht verwerkt zijn. Het College van Toezicht pleitte voor verbetering van toezicht door middel van het verbeteren van de informatiepositie van het college van Toezicht, de verbreding van het toezicht tot (sommige) organisaties van vrijwillig collectief beheer en de financiering van het College van Toezicht.
 
In het wetsvoorstel zijn de volgende wijzigingen van de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten opgenomen:
a) ook Buma komt onder het preventieve toezicht te vallen;
b) ook (sommige) organisaties van vrijwillig collectief beheer gaan onder het toezicht vallen (zie hiervoor de bijlage bij het wetsvoorstel);
c) collectieve beheersorganisaties moeten voldoen aan de eisen van financiële transparantie;
d) er wordt een informatieplicht voorzien, op grond waarvan derden waarmee de onder het toezicht vallende organisaties bij de inning of verdeling van gelden samenwerken het College van Toezicht de gevraagde inlichtingen moeten verschaffen;
e) het College van Toezicht krijgt de bevoegdheid om bestuurlijke boeten op te leggen,
f) Buma en Sena innen op verzoek via 1-factuur;
g) ondernemersverenigingen staan tegenover Buma en Sena borg voor door hun leden niet voldane gebruiksvergoedingen.
 
Lees hier het wetsvoorstel en hier de Memorie van Toelichting

IEF 3154

Gecodificeerd

Op 17 januari 2007 zullen in werking treden:
 
- Richtlijn 2006/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom (gecodificeerde versie)
 
Lees hier de richtlijn.
 
- Richtlijn 2006/116/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten (gecodificeerde versie)
 
Lees hier de richtlijn.

 

IEF 3153

Denk vooruit

greenpeace.bmpRechtbank Amsterdam 22 december 2006, KG ZA 06-2120, De Staat der Nederlanden tegen Greenpeace Licensing B.V., Stichting Greenpeace Nederland en Stichting Greenpeace Council.

Vrijheid van meningsuiting is een “geldige reden”. Parodie-exceptie in het auteursrecht geaccepteerd.

De Staat voert sinds 25 september 2006 een voorlichtingcampagne  onder het thema “Rampen vallen niet te plannen, voorbereidingen  wel. Denk vooruit.”, waarbij een logo wordt gebruikt. De Staat heeft dit  logo als Benelux beeldmerk in laten schrijven. Ook het auteursrecht  op het logo is aan de Staat overgedragen.

Stichting Greenpeace Nederland erkent dat zij het logo en de slogan heeft gebruikt in haar eigen campagne. Aangezien Greenpeace  Licensing B.V. en Stichting Greenpeace Council niet betrokken zijn  bij het bestreden gebruik van de slogan en het logo, wordt de vordering van de Staat jegens hen afgewezen.

De Voorzieningenrechter stelt voor op dat Greenpeace recht heeft op vrijheid van meningsuiting. Met de campagne heeft Greenpeace klaarblijkelijk bedoeld haar standpunt over te brengen over het regeringsbeleid met betrekking tot het milieu. Het recht op vrijheid van meningsuiting kan alleen in de uitzonderingsgevallen zoals genoemd in artikel 10 lid 2 EVRM beperkt worden en/of onderworpen aan sancties die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn – onder andere – in het belang van de openbare veiligheid en de bescherming van de rechten van anderen. Onder die rechten van anderen kunnen ook het auteursrecht en het merkenrecht worden verstaan.

 

Voorts oordeelt de Voorzieningenrechter dat de wijze waarop het logo en de slogan door Greenpeace in haar campagne wordt gebruikt te beschouwen is als een uiting die valt onder de paradie-exceptie van artikel 18b Auteurswet, nu Greenpeace hier op een gekscherende wijze, maar tevens met kritische ondertoon in het kader van de verkiezingsstrijd één van de belangrijkste maatschappelijke problemen – te weten het milieu – onder de aandacht – onder de aandacht van het publiek brengt.

Ten aanzien van het beeldmerk laat de Voorzieningenrechter in het midden of het logo door de Staat als merk wordt gebruikt, maar oordeelt wel dat het gebruik van het logo door Greenpeace in elk geval niet als een gebruik ter aanduiding van de herkomst van de diensten van Greenpeace kan worden aangemerkt, maar als blikvanger voor haar politieke/maatschappelijke actie. Dit gebruik is aldus aan te merken als gebruik in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE. Getoetst moet dus worden of door het gewraakte gebruik, zonder geldige reden, ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk. De Voorzieningenrechter is voorshands van mening dat dat niet het geval is. Weliswaar wordt de Staat (althans zijn huidge beleid) door middel van deze actie kritisch door Greenpeace bejegend, met als blikvanger zijn eigen logo, maar deze reden moet in een democratische samenleving als een geldige reden – ook in merkenrechtelijke zin – worden aangemerkt. Het gebruik is dus geoorloofd, ook al trekt Greenpeace (ideëel) voordeel en ook al wordt aan de reputatie van het merk afbreuk gedaan doordat het in een controversieel daglicht wordt geplaatst.

 

Gelet op het voorgaande act de Voorzieningenrecht het gebruik van het logo ook niet onrechtmatig.

Mr. Orobio de Castro wijst in dit kort geding de vordering tot vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten van EUR 16.500, - toe overeenkomstig artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn. Het standpunt dat deze vordering kwalificeert als een geldvordering lijkt te zijn verlaten, althans er wordt niets over gezegd.

Lees het vonnis hier.