IEF 21272
2 april 2025
Artikel

DeLex zoekt juridisch redactioneel stagiair voor juli 2025 t/m september 2025

 
IEF 22691
12 mei 2025
Uitspraak

Handelsnaam ‘Taxi Troost en de Boer’ rechtmatig overgedragen aan rechtsopvolger TTB

 
IEF 22690
12 mei 2025
Artikel

IE Zomerforum. AI, Auteursrecht & Stijlnabootsing. De voorbereiding

 
IEF 975

kunstenaars minder arm (2)

“Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Aanpassing van de Auteurswet 1912 ter implementatie van richtlijn nr. 2001/84/EG van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Unie van 27 september 2001 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk (PbEG L 272) (29912). (Zie vergadering van 14 september 2005.)

In stemming komt het amendement-Van Vroonhoven-Kok (stuk nr. 8).

De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie en de Groep Nawijn voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Artikel I wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen II en III en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter: Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.”

(Ongecorrigeerd stenogram, Tweede Kamer, 2005, Dinsdag 27 september 2005, 14.00 uur)

IEF 974

Biertje?

Heineken gaat actie ondernemen tegen Philips en InBev omdat zij met hun thuistapsysteem PerfectDraft inbreuk zouden maken op de aan Heineken toekomende octrooirechten met betrekking tot de Beertender (eerder bericht hier). De perfectDraft is sinds vorig jaar al op de markt in België en Luxemburg en zou in oktober in Nederland op de markt moeten verschijnen. Het kort geding dient op 7 en 9 november bij de rechtbank in Den Haag. (Bron: nu.nl)

Aanvullende opmerking: Philips en InBev zijn van mening dat zij geen inbreuk maken op de octrooirechten van Heineken. De introductie van PerfectDraft in Nederland zal begin volgende maand plaatsvinden. PerfectDraft is reeds te koop in Duitsland, Belgie en Luxemburg. In Duitsland heeft Heineken al een inbreuk procedure gestart.

IEF 973

Procesrechtelijke aspecten GvEA

Arrest  GvEA, 27 september 2005, zaak T-123/04. Cargo Partner tegen OHIM.  Cargo Partner AG vangt bot bij haar aanvraag van het gemeenschapsmerk CARGO PARTNER voor de onder 39 vallende diensten transport, verpakking en opslag van goederen. Ook de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) oordeelt dat het teken CARGO PARTNER geen onderscheidend vermogen bezit met betrekking tot de opgegeven diensten.

Cargo Partner AG is strijdlustig en vraagt onder meer het Gerecht van Eerste Aanleg (GvEA) de bestreden beslissing te herzien in die zin dat inschrijving van het aangevraagde teken wordt aanvaard. De uiteindelijke beslissing van het GvEA is niet verrassend. Zij verwerpt het beroep. Wel verrassend is het procesrechtelijk getint verweer van het OHIM. Het OHIM heeft drie excepties van niet-ontvankelijkheid opgeworpen.

I) Het OHIM is van mening dat het beroep niet ontvankelijk is, omdat Cargo Partner AG niet vertegenwoordigd zou zijn door een advocaat die bevoegd is proceshandelingen voor het Gerecht te verrichten. Het GvEA oordeelt dat uit de processtukken blijkt dat de naam Michael Wolner voorkomt op de lijst van vennoten van Gassauer-Fleissner Rechtsanwalte en dat hij als advocaat is ingeschreven bij de balie van Wenen. Na controle door het GvEA of de handtekening op de ingediende stukken afkomstig was van Michael Wolner verwerpt zij deze exceptie.

II) Volgens het OHIM heeft Cargo Partner AG onvoldoende haar stellingen onderbouwd met feitelijke of juridische argumenten. Ook deze exceptie faalt. Hoewel het GvEA in haar arrest bevestigt dat de uiteenzetting beknopt is, acht zij zich in staat uit te maken op welke feitelijke en juridische argumenten het beroep is gebaseerd. Ook geldt dat "wanneer een verzoeker de uitlegging of de toepassing van het gemeenschapsrecht door het OHIM betwist, kunnen de door het OHIM onderzochte rechtspunten in een beroepsprocedure voor het Gerecht opnieuw worden behandeld."

III) De laatste exceptie lijkt flauw maar begrijpelijk gelet op exceptie I. Cargo Partner AG vraagt het GvEA tot herziening van de bestreden beslissing en tot inschrijving van het teken CARGO PARTNER. Volgens het OHIM is verzoekster niet-ontvankelijk, omdat het GvEA niet bevoegd is om een aangevraagd merk in te schrijven. Het GvEA verwerpt ook deze exceptie. "Gelet op de inhoud van de argumenten die verzoekster ter ondersteuning van haar conclusies aanvoert, strekken deze in casu in feite tot vernietiging van de bestreden beslissing."

Lees arrest hier.

IEF 972

kunstenaars minder arm

Betrouwbare bronnen berichten dat de Tweede Kamer zojuist het wetsvoorstel Aanpassing van de Auteurswet 1912 ter implementatie van de richtlijn betreffende het volgrecht heeft aangenomen. Het amendement Vroonhoven leek ingetrokken, maar werd toch in stemming gebracht en vervolgens verworpen.

Het wachten is nu op de VolgrechtCalculator (tm), galerie-gadget en relatiegeschenk voor kunstliefhebbers.

Aanvullende opmerking: De opmerking van Donner in het debat (zie hier) "Het doet mij deugd dat dit onderwerp zich zo in de aandacht van de Kamer mag verheugen!" was zwaar ironisch, omdat van alle kamerleden alleen mevrouw Vroonhoven aanwezig was.

IEF 971

heel cynisch

Handelingen 2004-2005, 2e Kamer  nr. 106, pag. 6369-6385.  Behandeling van het wetsvoorstel Goedkeuring en uitvoering van de Akte tot herziening van artikel 63 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, het Verdrag inzake octrooirecht (Trb. 2001, 120), het Verdrag inzake de toepassing van artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien en de Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien.

"Staatssecretaris Van Gennip: U en ik hebben een heel andere kijk op hoe het internationaal werkt en hoe je ervoor kunt zorgen dat Europa vooruitkomt in de wereld, zodat Europa een plaats wordt waar gemakkelijker zaken kan worden gedaan door mkb’ers. Dat bereik je niet door heel cynisch te zeggen dat wij pas als 31ste gaan tekenen omdat de rest het ook niet doet. Zo werkt het niet."   Lees verslag hier.

IEF 970

Het doet mij deugd

Handelingen 2004-2005,  2e Kamer nr. 106, pag. 6390-6393. Behandeling van het wetsvoorstel Aanpassing van de Auteurswet 1912 ter implementatie van de richtlijn betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk.

"Minister Donner: Voorzitter. Het doet mij deugd dat dit onderwerp zich zo in de aandacht van de Kamer mag verheugen! Het onderwerp dat wij vandaag behandelen, is een aspect van het auteursrecht. Met recht kan men zich afvragen wat de reden is voor deze vermenigvuldiging. Ik denk echter dat iedereen die zich in dit onderwerp heeft verdiept, zal constateren dat het niet onlogisch is om dit soort zaken te regelen." Lees verslag hier.

IEF 969

Tropische dependance

Sommige zaken leveren ook nog wat voor de rechters op. In Havana is namelijk de strijd losgebarsten om de vraag wie de rechten heeft van de hits van de Buena Vista Social Club. De zaak begon in Londen, maar toen de Engelse rechter in Cubaanse getuigen wilde horen gooide een defecte satellietverbinding roet in het eten. Daarop trok rechter Lindsay naar Havana. In deze Cubaanse dependance van het Engelse Hooggerechtshof dragen rechter en advocaten geen dikke gewaden en pruiken, gelet op de tropische omstandigheden.

Internationale muziekuitgever Peer Corporation zegt dat een Cubaanse firma, Editoral Musical de Cuba (EMC), zich de liedjes die in 1997 plotseling wereldberoemd werden, heeft toegeëigend. Volgens Peer hebben zij al sinds de jaren dertig de rechten.

Peer’s advocaat stelt dat zijn cliënt de componisten van een groot deel van de liedjes van de Buena Vista Social Club royalties heeft betaald tot de Cubaaanse revolutie in 1959, todat het Amerikaanse handelsembargo verdere uitbetalingen verbood. Het niet uitbetaalde geld zou zijn ondergebracht in een fonds waaruit betalingen zijn verricht, toen de VS de boycot van Cuba in 1994 versoepelden.

De advocaat van EMC zegt dat Peer de Cubanen destijds eigenlijk heeft afgescheept met een paar pesos en een maatje rum. Bovendien gaat het de nabestaanden van de Cubaanse componisten niet om het geld, maar om het eigenaarschap van het culturele erfgoed.

Het betreft hier een testcase waarvan de uitkomst bepalend is voor de auteursrechten van duizenden Cubaanse liedjes.

(Bron: Het Parool, 27/09/2005)

IEF 968

Eerst even voor jezelf lezen

Arrest  GvEA, 27 september 2005, zaak T-123/04. Cargo Partner / OHIM (CARGO PARTNER. Betreffende een beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het OHIM inzake de aanvraag tot inschrijving van het woordteken CARGO PARTNER als gemeenschapsmerk. Lees arrest hier.

IEF 967

Ondertussen in Geneve

Twee weken vergaderen over (W)IP(O) en hoe het allemaal verder moet: The meetings of the Assemblies of the World Intellectual Property Organization (WIPO), which bring together WIPO’s 182 member states, opened on Monday. The meetings, which run from September 26 to October 5, 2005, will take stock of progress in the organization’s work and discuss future policy directions. Lees hier het persbericht van de WIPO.

IEF 966

Met droge ogen

GvEA, 22 september 2005, zaak T-130/03. TRAVATAN: Alcon / OHIM - Biofarma.

Alcon vraagt het gemeenschapsmerk TRAVATAN aan voor farmaceutische oogheelkundige producten. Biofarma stelt met succes oppositie in op basis van haar Italiaanse merkinschrijving uit 1986, woordmerk TRIVASTAN voor o.a. farmaceutische producten. Biofarma kan aantonen dat zij het merk gebruikte voor een specifiek farmaceutisch product voor vasculaire oogaandoeningen.

Alcon gaat in beroep en voert twee middelen aan: (1) het merk TRIVASTAN zou niet daadwerkelijk voor oogheelkundige producten gebruikt zijn en (2) de merken stemmen niet overeen en worden bovendien zijn de betrokken waren onvoldoende soortgelijk. Het Gerecht wijst beide middelen af en verwerpt het beroep.

Ter onderbouwing van haar eerste middel voert Alcon aan dat het merk van Biofarma weliswaar heeft aangetoond dat het merk kan worden gebruikt voor oogheelkundige behandelingen (Biofarma had bewijs overgelegd dat het middel deel uitmaakte van de door Italiaanse medische autoriteiten erkende therapeutische indicaties en dat het middel werd verkocht), maar niet dat het middel ook daadwerkelijk door patiënten gebruikt werd. Het Gerecht oordeelt dat bewijs van het laatste niet kan worden geëist en dat voldoende is dat aangetoond wordt dat het teken met name werd gebruikt om een verband te leggen tussen de door het merk aangeduide waren en diensten en de persoon of vennootschap die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen ervan, te weten als aanduiding van de herkomst. Alcon heeft niet betwist dat de overgelegde documenten aantonen dat het oudere merk werd gebruikt als een handelsmerk ter aanduiding van een product dat in het kader van een oogheelkundige behandeling kan worden voorgeschreven.

Met betrekking tot het tweede middel voert Alcon nog aan dat het BHIM niet naar behoren rekening heeft gehouden met de aanbiedingsvorm van de waren. Het product van Biofarma is immers een oraal in te nemen tablet, terwijl het product van Alcon wordt aangeboden in de vorm van oogdruppels. Het Gerecht gaat hier niet in mee:

57. Zoals het BHIM terecht heeft aangevoerd, hebben de waren in casu dezelfde aard (farmaceutische producten) en dezelfde doelstelling of bestemming (behandeling van oogaandoeningen van vasculaire of andere oorsprong), zijn zij bestemd voor dezelfde consumenten (vaklieden, artsen en apothekers daaronder begrepen, en de werkelijke eindgebruikers, te weten patiënten met oogaandoeningen), worden zij langs dezelfde distributiekanalen afgezet (over het algemeen in apotheken) en zijn zij mogelijkerwijs complementair. Het lijdt dus geen twijfel dat de waren door dezelfde marktdeelnemers kunnen worden geproduceerd of in de handel kunnen worden gebracht.

58. Verzoeksters argument dat de waren niet soortgelijk zijn, omdat het product van interveniënte een oraal in te nemen tablet is, terwijl het product van verzoekster wordt aangeboden in de vorm van oogdruppels, faalt. Dit verschil in toedieningswijze van het geneesmiddel moet in casu immers wijken voor de gemeenschappelijke aard en bestemming van de twee producten.

Voorts worden TRAVATAN en TRIVASTAN overeenstemmend geacht, zowel visueel als fonetisch. Over dat laatste punt oordeelt het Gerecht:

68. Dienaangaande heeft de kamer van beroep vastgesteld dat de gemiddelde consument slechts zelden de mogelijkheid heeft verschillende merken rechtstreeks met elkaar te vergelijken, en moet aanhaken bij het onvolmaakte fonetische beeld dat bij hem is achtergebleven. Wegens de sterk op elkaar lijkende klanken van de eerste twee lettergrepen en de identieke klank van de laatste lettergreep, zullen de conflicterende tekens bij de gemiddelde consument dus een overeenstemmende fonetische totaalindruk oproepen.

Tot slot stelt het Gerecht wel vast dat beide merken in de ogen van de Italiaanse consument niets betekenen, en dus niet begripsmatig overeenstemmen; de visuele en fonetische overeenstemming, alsmede het feit dat beide merken voor soortgelijke waren worden gebruikt, leidt tot gevaar voor verwarring. Overigens doet (uiteraard) niet merkenrechtelijk ter zake dat Alcon wel reeds een vergunning voor het in de handel brengen van haar product had verkregen.

Lees hier arrest.