IEF 22196
22 augustus 2024
Uitspraak

Orchid Gardens maakt geen inbreuk op de octrooirechten van HE Licenties

 
IEF 22199
21 augustus 2024
Uitspraak

Europese Commissie mag geografische aanduiding afwijzen ondanks goedkeuring van lidstaat, aldus advocaat-generaal

 
IEF 22198
20 augustus 2024
Uitspraak

Kunstmatig neurale netwerken zijn op zichzelf niet octrooieerbaar, aldus de Britse rechter

 
IEF 9204

Aan de koop van een krant verbonden

HvJ EU, 9 november 2010, zaak C-540/08, Mediaprint Zeitungs- und Zeitschriftenverlag GmbH tegen Österreich -Zeitungsverlag GmbH (prejudiciële vragen Oberste Gerichtshof, Oostenrijk).

Reclamerecht. Oneerlijke handelspraktijken. Gezamenlijke aanbiedingen. Nationale regeling die verbiedt geschenken aan te bieden bij kranten en tijdschriften. Het Hof (Grote kamer) verklaart voor recht:

1) Richtlijn 2005/29/EG (…) (‘richtlijn oneerlijke handelspraktijken’) moet aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staat aan een nationale bepaling, zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, die voorziet in een algemeen verbod op verkopen waarbij geschenken worden aangeboden, en niet enkel gericht is op de bescherming van de consument, maar ook andere doeleinden nastreeft.

2) Het loutere feit dat de aan de koop van een krant verbonden mogelijkheid om deel te nemen aan een prijsvraag ten minste voor een deel van de betrokken consumenten de doorslaggevende reden vormt om deze krant te kopen, maakt hiervan nog geen oneerlijke handelspraktijk in de zin van artikel 5, lid 2, van richtlijn 2005/29.

Lees het arrest hier.

IEF 9203

Behoefte aan uitwisselbaarheid

V.l.n.r. Traffic (Hedex), Johns (AIF)Vzr. Rechtbank Utrecht, KG ZA 10-877, 29 oktober 2010, All In Fashion B.V. tegen Hedex Fashion Group B.V. (met dank aan Camiel Beijer, Van Diepen Van der Kroef).

Auteursrecht Slaafse nabootsing. Opheffingskortgeding na ex parte. Vorderingen toegewezen: het in de beschikking toegewezen bevel wordt alsnog geweigerd. Geen auteursrechtelijke bescherming chino-broek 'Traffic' van Hedex (afbeelding links, verzoekster in de ex parte procedure) en geen slaafse nabootsing:  “dat (...) vormgeving en maatvoering voortvloeit uit de wensen (rond gebruiksgemak en lichaamsvorm) van de doelgroep (...) behoefte bestaat aan uitwisselbaarheid met de reeds bestaande zogenaamde chino [een bepaald model broek – IEF] en voorts dat de aan AIF verweten nabootsing van de specifieke kenmerkende elementen (…) juist die uitwisselbaarheid mogelijk maakt. Dat betekent dat de keuze voor een andere uitvoering van de Johns broek door Traffic zou afdoen aan de bruikbaarheid ervan. Dat betekent (…) dat, ook al zou de gelijkheid van de beide broeken tot de bedoelde verwarring leiden, geen sprake is van onrechtmatig handelen door AIF jegens Hedex door de nabootsing van de Traffic broek.

Auteursrecht: 4.5. De stelling van AIF dat alle vijf de elementen reeds voor 2002 voor kwamen in pantalons die (in Nederland) verhandeld werden, is door haar met bewijsbescheiden gestaafd (met name verkoopfolders met daarin afbeeldingen van die elementen) en door Hedex niet voldoende betwist. Daarmee staat vast dat aan die elementen in de Traffic broek niet een eigen oorspronkelijk karakter toekomt en dat Hedex ten aanzien van die elementen derhalve geen auteursrechtelijke bescherming geniet. Dat geldt ten aanzien van de riem bovendien op grond van het door Hedex erkende feit dat een ander van die riem auteursrechthebbende is. Gegeven dit oordeel, dient gekeken te worden of de combinatie van de elementen in zijn totaliteit een uniek, oorspronkelijk karakter heeft en een persoonlijke stempel van de maker draagt. AIF heeft, gezien producties 3 tot en met 12, voldoende aangetoond dat de elementen ook in hun (wisselende onderlinge) samenstelling ook al jarenlang bekend waren voor 2002. (…) Mede op basis van eigen waarneming van de broeken ter zitting acht de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk dat de Traffic broek door de combinatie van de vijf elementen daarom aan het hiervoor onder 4.3. geschetste criterium voldoet. Door Hedex is bovendien onvoldoende aannemelijk gemaakt dat - zoals zij beweert - haar keuze van de soort wol en katoen voor de Traffic broeken en hun precieze maatvoering (ook ondanks het voorgaande) ertoe leiden dat die broeken voor Hedex auteursrechtelijk beschermd zijn.

4.6. Uit het voorgaande volgt dat voorshands onvoldoende aannemelijk is geworden dat aan de broek die Hedex onder de merknaam Traffic op de markt brengt (modellen C4553 en C5673) auteursrechtelijke bescherming toekomt. De primaire vordering van AIF zal daarom worden toegewezen, in die zin dat de beschikking van 21 september 2010, houdende het bevel als onder punt 2.8. weergegeven, zal worden herzien als na te melden.

Slaafse nabootsing: 4.15. Ook die kwestie moet naar het oordeel van de voorzieningenrechter ten nadele van Hedex worden beslist. Nabootsing van een product van een ander, voor zover nodig om tegemoet te komen aan bij een deel van de afnemers bestaande wensen ten aanzien van uiterlijk of eigenschappen van een product, is op zichzelf niet onrechtmatig jegens de fabrikant van het nagebootste product, ook al zou die verwarring over de herkomst van het product kunnen wekken. Als door Traffic gesteld en door Hedex niet voldoende weersproken moet er hier van worden uitgegaan dat de door Hedex gehanteerde vormgeving en maatvoering voortvloeit uit de wensen (rond gebruiksgemak en lichaamsvorm) van de doelgroep, zijnde traditionele doch modebewuste mannen in de leeftijd vanaf 45 jaar, en dat die doelgroep zich bij de aankoop van een chino juist daardoor laat leiden. Voldoende aannemelijk is dan ook dat bij een aanmerkelijk deel van het desbetreffende publiek behoefte bestaat aan uitwisselbaarheid met de reeds bestaande zogenaamde chino en voorts dat de aan AIF verweten nabootsing van de specifieke kenmerkende elementen (met name de steekzakken voor en de coin pocket met het ronde stiksel in combinatie met de paspelzakken aan de achterkant met daarboven het merkteken, de stretchbanden, de plaats van de riemlussen, de bandverlenging van de knoop voor in zowel ronde als driehoekige vorm, alsmede de maatvoering) juist die uitwisselbaarheid mogelijk maakt. Dat betekent dat de keuze voor een andere uitvoering van de Johns broek door Traffic zou afdoen aan de bruikbaarheid ervan. Dat betekent voorst dat voorshands moet worden geoordeeld dat, ook al zou de gelijkheid van de beide broeken tot de bedoelde verwarring leiden, geen sprake is van onrechtmatig handelen door AIF jegens Hedex door de nabootsing van de Traffic broek.

Lees het vonnis hier.

IEF 9202

Niet betrokken bij de vergelijking

Vzr. Rechtbank Amsterdam, 5 november 2010, KG ZA WT/BB, Roche Diagnostics B.V. tegen Ortho-Clinical Diagnostics B.V. (LifeScan). (Met dank aan Simon Dack, De Brauw Blackstone Westbroek).

Reclamerecht. Bloedglucosemeters (zie ook octrooirecht: IEF 9185 e.v.). Wel vergelijkende reclame, alleen niet m.b.t. de bloedglucosemeter van eiseres Roche. De stelling “de meest accurate no-coding bloedglucosemeter” van LifeScan is i.c. niet misleidend nu de bloedglucosemeter van Roche met een automatisch coderingssysteem werkt (een calibratiemechanisme om te zorgen dat variaties in de teststrips de uitslagen niet beïnvloeden) en de vergelijking door Lifescan  slechts ziet op no-coding bloedglucosemeters.

4.2 (…) Gelet op hetgeen op dit punt over en weer naar voren is gebracht alsmede gelet op her door LifeScan in het geding gebrachte verpakkings- en promotiemateriaal en de handleidingen van fabrikanten van de geteste systemen, volgt de voorzieningenrechter het betoog van LifeScan dat een bloedglucosemeter, waarbij een automatische codering plaatsvindt, niet aangemerkt kan worden als een no-coding meter. Daarbij is het volgende in aanmerking genomen, Vaststaat dat de bloedglucosemeter in de loop der jaren een ontwikkeling heeft doorgemaakt. (…) De voorzieningenrechter volgt LifeScan in haar stelling dat er voor het relevante publiek een evident verschil bestaat tussen bloedglucosemeters die geen correctie van productieverschillen noodzakelijk maakt en bloedglucosemeters, waarbij die correctie wel nodig is. (…) Hieruit volgt dat fabrikanten het van belang achten om hun product naar de gebruiker toe aan te prijzen als een meter die in het geheel geen codering (ook geen automatische) behoeft. (…)

4.3. Bij deze stand van zaken wordt geconcludeerd dat de Accu-Chek ® Compact Plus van Roche niet valt aan te merken als een no-coding bloedglucosemeter, hetgeen betekent dat deze meter terecht niet bij de in de claim gemaakte vergelijking is betrokken. Reeds hieruit volgt dat het beroep van Roche op onrechtmatig handelen op grond van vergelijkende reclame niet kan slagen. De overige bezwaren van Roche tegen de claim van LifeScan behoeven dan ook geen bespreking meer. De vorderingen worden derhalve afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 9201

Gebruik van andermans werken

Roland WigmanWoensdag 10 november 2010, 16.00u, Utrecht: CIER-Lezing door Roland Wigman: Geautoriseerd en ongeautoriseerd gebruik van andermans werken, persoonlijke gegevens en merken in film.

1) In hoeverre kunnen auteursrechtelijk beschermde werken van anderen in een film
opgenomen worden?
2) In hoeverre kunnen persoonlijke gegevens verwerkt worden en merken getoond worden in de film of in de titel?

Een en ander zal worden behandeld aan de hand van talloze voorbeelden uit de (internationale) filmpraktijk. In het kader van "geautoriseerd gebruik" wordt stil gestaan bij de wettelijke mogelijkheden, de beperkingen daarvan en (in het geval van contractuele toestemming) de gevolgen van het overschrijden/niet nakomen van contractuele toestemming.
Bij "ongeautoriseerd gebruik" wordt o.a. gekeken naar de reikwijdte van art. 10 EVRM (vrijheid van meningsuiting), in verband met privacy naar de mogelijke toepasselijkheid van de Wet Bescherming Persoonsgegevens, en tenslotte naar de verschillende remedies die een rechthebbende de filmproducent kan tegenwerpen.

Lees hier meer.

IEF 9200

Ongewoon specialisme

Kamerstukken 32 021, Eerste Kamer. Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie. Verslag van de vaste commissie voor justitie.

“De leden van de PvdA-fractie zijn er van overtuigd, dat specialisatie binnen de rechterlijke macht een absolute noodzaak is. Generalistische rechters zijn veelal geen partij voor hooggespecialiseerde advocaten, onder meer in insolventierecht, internationale transportzaken of zaken met betrekking tot intellectueel eigendom. Voor sommige specialismen zal dit er ongetwijfeld toe leiden, dat rechtspraak op minder locaties, dan wel slechts één landelijke locatie, kan worden aangeboden. Hier zal de kwaliteit van de rechtspraak voorrang moeten hebben op de fysieke bereikbaarheid van de rechtspraak. Voor andere - wat gewonere - specialismen kan worden volstaan met het specialiseren binnen één rechtspraaklocatie.”

Lees het gehele verslag hier.

IEF 9199

Machinevertalingen

Kamerstukken 21501, nr. 241. Verslag aan van de Raad voor Concurrentievermogen van 11 en 12 oktober jl.

Octrooirecht. “(…) Het voorzitterschap toonde zich verheugd dat, tijdens het diner van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 29-30 september, zo goed als alle lidstaten bereidheid hadden getoond om op basis van het voorstel van de Commissie verder te onderhandelen. Om tegemoet te komen aan de zorgen van een aantal lidstaten, met name over de kwaliteit van machinevertalingen, presenteerde het voorzitterschap een compromisvoorstel in de vorm van een politieke oriëntatie.

Belangrijkste element in het compromis is een tijdelijk overgangsregime waarbij het 3- talenregime van het Commissievoorstel uitgangspunt blijft, maar waarbij het gehele octrooi altijd wordt vertaald in het Engels. In het voorstel wordt dit omschreven als: “de taal gebruikelijk op het terrein van international onderzoek”. Hiermee beoogt het voorzitterschap zorgen weg te nemen van vooral nieuwe lidstaten die vrezen dat bedrijven onvoldoende kennis hebben van Duits en Frans. Volgens hen zijn de machinevertalingen nu nog van onvoldoende kwaliteit. Het overgangsregime zou gelden totdat de machinevertalingen vanuit het Duits, Frans en Engels naar de andere EU-talen goed genoeg zijn. De vertaling in het Engels is niet juridisch bindend (alleen voor informatiedoeleinden). Tegelijk wordt in het compromis duidelijk gemaakt dat er alles aan zal worden gedaan om zo spoedig mogelijk het systeem voor machinevertalingen te verbeteren.

De Commissie, bij monde van Commissaris Barnier, sprak steun uit voor het compromis van het voorzitterschap. De Commissie gaf aan nu al samen met het Europees Octrooi Bureau (EOB) hard te werken aan het systeem voor machinevertalingen. Het EOB en de Commissie zorgen voor voldoende mensen en middelen om de benodigde verbeteringen voor eind 2014 te realiseren. Het overgangsregime zal dan ook volgens de Commissie niet lang nodig zijn. Tot slot gaf de Commissie aan te streven naar consensus tussen alle 27 lidstaten, en bereid te zijn samen met het voorzitterschap verder te werken aan een compromis. De Commissie verbond daar wel twee harde voorwaarden aan: het moet een systeem blijven met 1) lage vertaalkosten en 2) grote rechtszekerheid, zodat het ook een bruikbaar systeem is voor het bedrijfsleven.

Zo goed als alle lidstaten spraken steun uit voor het Commissievoorstel en de aanvullende compromisvoorstellen van het voorzitterschap. Een aantal lidstaten gaf aan dat de huidige voorstellen weliswaar niet de eerste voorkeur hadden, maar de voorstellen wel positief te beoordelen en bereid te zijn op deze basis verder te gaan.

Veel lidstaten, waaronder Nederland, zagen in de compromisvoorstellen een waardevolle aanvulling die garandeert dat het bedrijfsleven toegang heeft tot EU-octrooien in een voor hen begrijpelijke taal. Eén lidstaat uitte de wens dat de Engelse vertaling die in de overgangsperiode moet worden gemaakt, juridische binding krijgt. Een aantal andere lidstaten, waaronder Nederland, verwierp dit idee omdat het leidt tot rechtsonzekerheid. Veel lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan open te staan voor verdere compromissen, maar alleen binnen de voorwaarden zoals ook benoemd door de Commissie: lage vertaalkosten en grote rechtszekerheid. Slechts twee lidstaten gaven aan het Commissievoorstel en de compromisvoorstellen niet te kunnen steunen. Deze lidstaten gaven aan zich constructief te willen opstellen, maar dat verdere onderhandelingen moeten plaatsvinden op basis van nieuwe voorstellen. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, sprak zich uit voor versterkte samenwerking, in het geval het onverhoopt niet mocht lukken tot een akkoord te komen. Het voorzitterschap concludeerde dat er ruime steun bestaat voor de compromisvoorstellen en dat het op basis van de huidige voorstellen verder zal werken aan een akkoord met 27 lidstaten voor het einde van het jaar. Het voorzitterschap benadrukte dat het systeem van machinevertalingen zo snel mogelijk operationeel moet zijn zodat de overgangsperiode zo kort mogelijk kan zijn.

Het voorzitterschap constateerde dat een aantal lidstaten de optie van versterkte samenwerking serieus wil overwegen als een akkoord niet lukt. Het voorzitterschap gaf aan dat er in november een extra Raad voor Concurrentievermogen zal worden gehouden om een akkoord voor het eind van het jaar mogelijk te maken.

Lees het gehele verslag hier.

IEF 9198

Zonder het oppervlak te perforeren

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking van 26 oktober 2010, KG RK 10-2661, Kedge Holding B.V. tegen Roof Security B.V.

Octrooirecht. Ex parte beschikking. EP zekeringsinrichting voor een persoonlijke valbescherming. Ex parte richt zich tegen verkoop van zekeringsinrichting waarvan het inbreukmakend karakter in een eerder kort geding werd vastgesteld (Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 5 augustus 2010, IEF 9034). Verzoek toegewezen.

2.2. Naar voorlopig oordeel komt het verzoek in aanmerking voor toewijzing op de in het verzoekschrift aangegeven gronden. In het kort gedingvonnis van 5 augustus 2010, waarnaar in het verzoekschrift wordt verwezen, heeft de voorzieningenrechter voorshands geoordeeld dat (i) EP 1 803 871 (hierna: EP 871) geldig is, (ii) de Horb moet worden aangemerkt als een zekeringsinrichting in de zin van conclusie 1 van EP 871 en (iii) de Horb een wezenlijk bestanddeel is van de in het octrooi geclaimde uitvinding. Omdat deze oordelen het resultaat zijn van een uitvoerig debat, waaraan ook de producent van de Horb heeft deelgenomen, kan daar ook in deze procedure voorlopig van worden uitgegaan.

2.3. Het voorgaande brengt mee dat voorshands moet worden geconcludeerd dat Roof Security indirecte inbreuk maakt op EP 871 als zij weet, of het gezien de omstandigheden duidelijk is, dat de Horb bestemd is voor toepassing van de in EP 871 geclaimde uitvinding, dat wil zeggen voor bevestiging aan een dakoppervlak door middel van bevestigingsmiddelen zonder het oppervlak te perforeren. Uit onder meer de in het verzoekschrift geciteerde passages uit de aanbiedingsbrief van Roof Security van 21 oktober 2010 blijkt naar voorlopig oordeel genoegzaam dat Roof Security dat weet, althans dient te beseffen. Die passages prijzen de Horb immers uitdrukkelijk aan als een zekeringsinrichting die kan worden bevestigd op de bestaande dakbedekking “zonder te doorbreken”.

2.4. Op grond van het voorgaande, en gelet op hetgeen in het verzoekschrift is aangevoerd over de onherstelbare schade die Kedge stelt te lijden bij het afwachten van een uitspraak in kort geding op tegenspraak, zullen de verzochte maatregelen worden verleend zonder Roof Security te horen.

Lees de beschikking hier.

IEF 9197

Het bewijs van geen van beide stellingen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 oktober 2010, HA ZA 09-287, Bonnie Doon Europe B.V. tegen Angro Hosiery B.V. c.s. (met dank aan Lars Bakers, Bingh)

Auteursrecht. Gemeenschapsmodellenrecht. ‘Beenmode’. Eiser Bonnie Doon stelt dat gedaagde Angro inbreuk maakt op haar auteurs- en niet-ingeschreven modelrechten m.b.t. de Exquisite Legging (afbeelding, links). Gedaagde Angro stelt in reconventie dat de Exquisite Legging juist inbreuk maakt op haar wel-ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht en auteursrecht m.b.t. de Angro Legging.

Dat de Exquisite Legging van Bonnie Doon eerder is ‘gepresenteerd’ dan de Angro Legging wordt aangenomen: het geschil cirkelt rond de vraag wanneer de leggings van partijen nu precies zijn ontworpen en, daarmee samenhangend, of de legging van Angro is ontleend aan die van Bonnie Doon.  Aangenomen wordt dat de Exquisite Legging een auteursrechtelijk beschermd werk is en voorshands wordt ook aangenomen dat de Angro Legging een verveelvoudiging is, maar onduidelijk is of er sprake is van ontlening. De rechtbank draagt Angro daarom op te bewijzen dat de Angro Legging een 'zelfstandige schepping is die niet de vrucht is van ontlening.'

Over het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel van Bonnie Doon m.b.t. de Exquisite Legging, oordeelt de rechtbank dat een presentatie aan afnemers kan worden gekwalificeerd als ‘voor het publiek beschikbaar stellen’ in de zin van art. 11 lid 1 GModVo. Ook hier wordt voorshands aangenomen dat sprake is van namaak door Angro, tenzij Angro er in slaagt te bewijzen de Angro Legging een zelfstandige schepping is.

Mocht Angro slagen in het bewijs, dan dient zij echter t.g.v. een voorwaardelijke eis eveneens te bewijzen dat de Ango Legging niet is ontleend aan een eveneens door Bonnie Doon geopenbaard styling element (de bovenkant van de Lacy Ribbon sok). Als Angro ‘slaagt in de levering van het bewijs van geen van beide stellingen’ m.b.t. de Exquisite Legging wordt aan deze voorwaardelijke eis echter niet toegekomen.

Het ingeschreven Gemeenschapsmodel van Angro m.b.t. de Angro Legging wordt nietig verklaard wegens gebrek aan nieuwheid, aangezien de Exquisite Legging al eerder aan het publiek ter beschikking was gesteld.

De reconventionele  inbreukvordering van Angro wordt afgewezen. De Exquisite Legging van Bonnie Doon kan geen ontlening zijn van de Angro Legging, aangezien aangenomen wordt dat de Exquisite Legging is ontworpen voor de openbaarmaking  van de Angro Legging. 

Lees het vonnis hier.

IEF 9196

Hof vernietigt beslissing BBIE

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 2 november 2010,  LJN: BO2821, Vasco Data Security International Gmbh tegen Verweerder

Merkenrecht. Beroep oppositie. DIGIPASS tegen beeldmerk DIGI PAS. Het hof vernietigt de beslissing van het Bureau: inschrijving beeldmerk DIGI PAS alsnog geweigerd. Inburgering niet-onderscheidend merk ‘Verrassingsbeslissing’ BBIE. Ongeoorloofde uitbreiding lijst met waren.

5. In voormelde tussenbeschikking heeft het hof overwogen dat
1. door [verweerder] geen verweer was gevoerd tegen het door Vasco gestelde verwarringsgevaar en niet was aangevoerd dat het merk/teken DIGIPASS onderscheidend vermogen mist, zodat het Bureau in strijd heeft gehandeld met artikel 1.25 van het Uitvoeringsreglement van het BVIE en dat het bovendien het (in artikel 2.16, lid 1 genoemde) beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden en een verrassingsbeslissing heeft genomen door de oppositie af te wijzen op een grond die  niet was aangevoerd zonder Vasco in de gelegenheid te stellen zich daarover uit te laten;
2. een oppositie die gebaseerd is op vermeende verwarring met een merk dat elk onderscheidend vermogen mist niet kan slagen;
3. het merk DIGIPASS, dat is ingeschreven en wordt gebruikt voor authenticatietokens en smartcardlezers met bijbehorende software voor authenticatiefuncties (…) elk onderscheidend vermogen mist, tenzij het (als merk) is ingeburgerd;
4. het merk DIGIPASS zodanig intensief als merk is gebruikt dat het daardoor op 29 maart 2007 toen het merk van [verweerder] werd gedeponeerd was ingeburgerd en onderscheidend vermogen heeft verkregen;
5. (ten overvloede, nu Vasco zich ook op haar Gemeenschapmerk heeft en kan beroepen) Vasco haar Benelux-merk in de periode van 29 maart 2002 tot 29 maart 2007 normaal heeft gebruikt;
(…) 7. sprake is van verwarringsgevaar voor zover sprake is van soortgelijke waren en diensten; (…)

6. Na de mondelinge behandeling in deze zaak bleek (…) dat inmiddels, kennelijk na de oppositieprocedure, de warenomschrijving in klasse 9 aanzienlijk was gewijzigd. Het ging daarbij niet alleen om een schrapping van waren, maar ook om de toevoeging van waren. Partijen leken zich dat niet te hebben gerealiseerd. Het hof heeft partijen verzocht zich uit te laten over een mogelijke reden hiervoor en de eventuele gevolgen hiervan.

8 (…) Ad c. Het hof is, mede gelet op het ontbreken van enige verklaring voor deze uitbreiding, met Vasco van oordeel dat het hier gaat om een ongeoorloofde uitbreiding. Niet alleen kent het BVIE slechts de mogelijkheid in artikel 2.25, lid 5, BVIE van beperking van de lijst van waren en/of diensten waarvoor het is ingeschreven/gedeponeerd, uitbreiding van de lijst van waren en/of diensten na het depot zou ook in strijd zijn met het systeem van het merkenrecht, waarbij het moment van depot onder meer voor de rangorde in het kader van het inroepen van de nietigheid van een inschrijving van een later gedeponeerd merk als bedoeld in artikel 2.3 en 2.28, lid 3, sub a, BVIE beslissend is. Bovendien begint de oppositietermijn te lopen na publicatie van het depot. Ook daarmee is niet verenigbaar dat de deposant de lijst met waren daarna zou mogen uitbreiden.

9. Nu het hof van oordeel is dat sprake is van een ongeoorloofde uitbreiding van de lijst van waren, en voorts dat het Bureau het merk voor de waren in klasse 9 waarvoor het aanvankelijk en ten tijde van de beslissing van het Bureau was gedeponeerd - met uitzondering van de waren “optische toestellen en instrumenten (wel of niet op doktersvoorschrift) ”, waartegen de oppositie zich uitdrukkelijk niet richtte - had moeten weigeren in te schrijven, zal het hof de beslissing van het Bureau vernietigen en bepalen dat de oppositie gegrond is en dat het depot niet wordt ingeschreven voor de waren in klasse 9, met uitzondering van “optische toestellen en instrumenten (wel of niet op doktersvoorschrift) ” en diensten in klasse 38, met veroordeling van [verweerder] in de kosten van de oppositie bij het Bureau. Voor zover nodig moet onder de gegeven omstandigheden, mede gelet op de regel die uitdrukking heeft gevonden in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht, de oppositie ook worden geacht te zijn gericht tegen de inschrijving van het depot voor de nieuwe waren.

Het overigens verzochte (bepaling dat het merk ook voor de overige waren en diensten niet wordt ingeschreven) zal worden afgewezen op grond van hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 5, onder 6, is overwogen.

Lees de beschikking hier

IEF 9195

Een weinig gelukkige ontwikkeling

Handelingen Tweede Kamer, vergaderjaar 2010-2011, aanhangselnummer 284. Antwoord van minister Bijsterveldt-Vliegenthart op vragen van het lid Harbers (VVD) aan de staatssecretaris van OCW over het terugsluizen van geld door de publieke omroep via een eigen muziekuitgeverij (ingezonden 20 mei 2010). Onder andere:

Vraag 2: Is het waar dat de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) jaarlijks 3 tot 4 miljoen euro terug naar de eigen kas sluist door auteursrechten op jingles en tunes onder te brengen in de eigen muziekuitgeverij Crossmex en muzikanten en liedschrijvers onder druk een contract te laten ondertekenen waarin ze hun werk ook bij deze uitgeverij onderbrengen? Zo ja, wist u hiervan en wat vindt u ervan?

Antwoord 2: (…) Het gevolg van de verplichting om het werk onder te brengen bij een aangewezen muziekuitgever is dat een deel van de BUMA-inkomsten wordt uitgekeerd aan de muziekuitgever. Dit is ook de gangbare contractpraktijk bij commerciële omroepen en producenten.  Ik acht deze praktijk onwenselijk, omdat het de positie van de individuele makers kan benadelen. Dit is alleen anders indien de maker vrijwillig instemt met de inbreng bij een muziekuitgeverij en hij daar zelf ook voordeel van heeft. Ik was al bekend met deze praktijk. (…)  Ten aanzien van langlopende netstylingmuziek, tunes en zenderjingles hanteren de NPO en Crossmex een aanvullende inkomstendelingsregeling. Die regeling houdt in dat als het auteursdeel van de BUMA-inkomsten boven een bepaalde grens komt, de auteur een percentage van zijn BUMA-inkomsten moet terugbetalen aan de omroep (zgn. kick-back). De NPO hanteert deze regeling, omdat er in het bijzonder bij in opdracht vervaardigde tunes en jingles, die zeer veelvuldig worden uitgezonden, vaak een onevenredigheid bestaat tussen de honorering (BUMA-gelden) en de door de componist te leveren prestatie.
Hoewel de NPO wettelijk verplicht is toe te zien op een doelmatige besteding van de omroepmiddelen vind ik het gebruik van dergelijke «kickback»-contracten een weinig gelukkige ontwikkeling, omdat hiermee het wettelijke systeem van collectief beheer van muziekrechten via contracten wordt omzeild. (…)

Lees alle vragen en antwoorden hier (over het hoofd gezien, met dank aan Gerben Kor, JPR).