IEF 22207
30 augustus 2024
Artikel

Laatste plekken voor het Benelux Merken Congres op donderdag 5 september 2024

 
IEF 22216
30 augustus 2024
Uitspraak

Follow the Money hoeft artikelen niet te rectificeren

 
IEF 22215
30 augustus 2024
Uitspraak

Handhaving auteursrechten tegen bedrijfsopvolger is onredelijk

 
IEF 2896

Vergelijkbaar met een fietsenwinkel

Persbericht consumentenbond  “Online muziekwinkels die door de platenindustrie zelf worden aangeprezen als ‘legale’ downloadsites, voldoen niet altijd aan de wet. De Consumentenbond heeft de winkels dringend verzocht hier een einde aan te maken. De Consumentenbond heeft drie webwinkels een brief gestuurd met de eis de sites zo spoedig mogelijk aan te passen. 

Music Store, Toost Music en Compuserve maken het erg bont. In hun algemene voorwaarden staat dat zij niet kunnen garanderen dat hun muziekaanbod legaal is. Dat is vergelijkbaar met een fietsenwinkel die in de etalage een briefje hangt met de tekst niet te kunnen garanderen dat er geen gestolen fietsen worden verkocht. Terwijl de platenindustrie juist deze muziekwinkels promoot als ‘legale’ sites.

Bovendien geven zij geen helderheid over de kenmerken van de muziekbestanden, zodat je er na de koop bijvoorbeeld kunt achterkomen dat je de liedjes niet kunt afspelen op jouw speler. Tot slot zeggen ze persoonlijke gegevens door te geven aan partners en actiepartners, terwijl klanten daar geen toestemming voor geven.”

Lees hier meer.

IEF 2895

Auteursrechtelijke vistripje

Voorzieningenrechter Rechtbank Breda,  25 oktober 2006, LJN: AZ1374. SLC Holding B.V. tegen R.L. Stakenburg Beheer B.V. & Valar Groep B.V. 

Vordering ex art. 843a Rv tot inzage van in beslag genomen bescheiden in verband met auteursrechtelijke inbreuk.

Bij vonnis in kort geding van 20 februari 2006 heeft de voorzieningenrechter Breda aan gedaagden (en een aantal andere (rechts-)personen) ondermeer een verbod opgelegd om nog langer inbreuk te maken op de in eigendom aan SLC toebehorende intellectuele en industriële eigendom en op de auteursrechten van het softwarepakket Commerce, met alle daarbij behorende broncodes en documentatie. Gedaagden hebben inmiddels hoger beroep ingesteld. SLC heeft beslag gelegd op gegevens en gegevensdragers.

SLC grondt haar vordering i.c. op de stelling dat zij spoedeisend belang heeft bij inzage in de in beslag genomen gegevens en gegevensdragers om te kunnen verifiëren of Valar Groep dwangsommen heeft verbeurd ingevolge overtreding van het bij vonnis in kort geding opgelegde verbod. SLC stelt dat zij daartoe dient te controleren of de programma’s C-XE en VBS van Valar Groep een ongeoorloofde verveelvoudiging vormen van het programma Commerce en tevens wenst te onderzoeken welke inkomsten door Valar Groep met de in eigendom aan SLC toebehorende software en/of software rechten zijn gerealiseerd.

Als uitgangspunt geldt dat voor toewijzing van een vordering op grond van artikel 843a Rv is vereist dat daarvoor een rechtmatig belang komt vast te staan, alsmede dat het gaat om bepaalde bescheiden. Daarnaast heeft te gelden dat de twee beperkingen vermeld in lid 4 van art. 843a Rv duidelijk maken dat er grenzen zijn aan de verplichting tot het produceren van stukken. De eerste houdt in dat gewichtige redenen daaraan in de weg kunnen staan. De tweede houdt in dat er geen goede grond voor een exhibitieplicht bestaat indien productie van bewijsmiddelen uit oogpunt van een behoorlijke rechtsbedeling kan worden gemist. Daarbij zal in het algemeen aangenomen kunnen worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook gewaarborgd is indien bewijs van de onderwerpelijke feiten redelijkerwijs ook langs andere weg kan worden verkregen.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat SLC een rechtmatig belang heeft bij inzage in de beslagen gegevens om vast te kunnen stellen of de programma’s C-XE en/of VBS in de zin van de Auteurswet kunnen worden aangemerkt als een ongeoorloofde verveelvoudiging of openbaarmaking van het programma Commerce. Ten aanzien van het programma C-XE heeft de voorzieningenrechter immers bij vonnis in kort geding geoordeeld dat aannemelijk is dat het programma C-XE een ongeoorloofde bewerking of nabootsing is van het programma Commerce. Dat dit een voorlopig oordeel is, doet aan voornoemd belang niet af.

Ten aanzien van de overige gegevens die SLC wenst in te zien teneinde vast te stellen of Valar Groep pakketten Commerce, C-XE en/of VBS heeft verkocht of gelicenseerd is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bewijs redelijkerwijs ook langs andere weg kan worden verkregen, waarbij vooral aan het deskundigenbericht kan worden gedacht.

Teneinde te onderzoeken of sprake is van inbreuk op auteursrechten is het niet noodzakelijk om alle in bewaring genomen gegevens te onderzoeken. Uitsluitend dient inzage te worden verkregen in de softwarematige opbouw en inhoud van de pakketten C-XE en VBS. Teneinde geheimhouding van vertrouwelijke gegevens van de Valar Groep te waarborgen, zal de machtiging tot inzage uitsluitend aan de door SLC in te schakelen derde: de 4i Trust Group B.V. worden verleend en worden beperkt tot uitsluitend die gegevens die noodzakelijk zijn om vast te kunnen stellen of de softwareprogramma’s C-XE en VBS inbreuk maken op de auteursrechten op het computerprogramma Commerce.

Lees het vonnis hier.

IEF 2894

Een vliegende brigade van tientallen juristen

prlt.gifArtikel met veel hoor en weinig wederhoor  in het FD van zaterdag jl.: “Polowereld in opstand tegen Ralph Lauren. (…) Polo , the King of Sports, komt in opstand tegen Ralph Lauren. De polowereld moet niets meer hebben van de modekoning en al helemaal niet van zijn producten. Sterker nog, niemand minder dan El Presidente van Polo Club Wassenaar, Jim Souren, roept heel polominnend Nederland op tot een boycot van Ralph Lauren. Zelfs op de uitnodiging van de recente Amsterdam Polo Trophy, die Souren ook organiseert, stond als dresscode: 'Smart casual, anything except Ralph Lauren.'

(…) De problemen zijn ontstaan nu Ralph Lauren steeds krachtiger het eigendomsrecht claimt van het woord ' polo ' en van elk beeldmerk waarin een polospeler voorkomt. Iedereen die het woord ' polo ' of het beeldmerk van de polospeler gebruikt, loopt het risico van een confrontatie met de advocaten van het Amerikaanse mode-imperium. Sterker nog, Ralph Lauren heeft een vliegende brigade van tientallen juristen in dienst, die met hun eigen companyjet de wereld afspeuren naar iedereen die iets met polo van zins is.

(…) In Nederland al helemaal niet. Zelf werd Jim Souren als voorzitter van de Poloclub Wassenaar, als organisator van de Amsterdam Polo Trophy en als eigenaar van www. polo .nl door advocaat P.A. van Wees van het Haagse merkenbureau Vereenigde op de vingers getikt voor het gebruik van het woord polo en het beeldmerk van een polospeler. Van Wees treedt op namens de Amerikaanse firma The Polo /Lauren Company. Van Wees laat ook al voortdurend partijen kleding met het woord polo of het beeldmerk van een polospeler bij de douane in beslag nemen. Daarnaast opereert het advocatenkantoor De Brauw Blackstone Westbroek in Nederland in opdracht van The Polo /Lauren Company.

Jim Souren, in het dagelijks leven orthondontist, vermoedt dat hij juridisch weinig kans maakt tegen zo'n krachtige Amerikaanse tegenspeler. Toch stelden polo -organisaties zich recentelijk met succes te weer tegen de pogingen van Ralph Lauren de naam en het beeldmerk van de sport te monopoliseren."

Lees hier meer (alleen voor abonnees).

IEF 2893

Juristen van de Nederlandse eredivisie

Mediamagazine bericht dat  “Juristen van de Nederlandse eredivisie ’s werelds populairste videowebsite ter wereld Youtube afspeuren, op zoek naar illegaal beeldmateriaal uit onze voetbalcompetitie. De Engelse Premier League en de Duitse Bundesliga. dreigen Youtube-eigenaar Google inmiddels met juridische stappen. (…) Sinds internetreus Google vorige maand 1,3 miljard euro neerlegde voor de site, zien partijen hun kans schoon om schadeclaims neer te leggen. Om claims over auteursrechten te voorkomen, sloot Youtube vlak voor de deal met Google licentieakkoorden met Universal Music Group, Sony en CBS. (o.a. Telegraaf).”

Lees hier meer.

IEF 2886

Een wetenschappelijk auteur

Stichting SURF en haar Britse tegenhanger JISC hebben een modelovereenkomst ontwikkeld “waarmee een wetenschappelijk auteur het publiceren van een artikel met een uitgever goed kan regelen. Deze ‘Licence-to-publish’ is het resultaat van jarenlang internationaal overleg en is bedoeld om een evenwicht tussen rechten en belangen te realiseren in de zich sterk ontwikkelende wereld van wetenschappelijke communicatie.” De auteur regelt met de Licence-to-publish dat:

- het auteursrecht van het wetenschappelijk werk bij de auteur blijft,
- de auteur de uitgever een licentie geeft om het wetenschappelijk werk uit te geven,
- de licentie ingaat zodra de uitgever heeft laten weten het werk te willen publiceren, 
- op verzoek van de uitgever deze openbare toegankelijkheid met maximaal 6 maanden kan worden uitgesteld,
- de auteur het artikel na de publicatie, in de vorm zoals het door de uitgever is gepubliceerd, openbaar toegankelijk kan maken door het ter beschikking te stellen van een digitale wetenschappelijke collectie (een repository).

Lees hier meer. Licentie hier. Meer informatie over de licentie hier.

IEF 2883

Plexificeren

dsec.gifRechtbank Amsterdam, 2 november 2006, KGO6-1730P. Alrane Inventing AG, Diasec Sovilla S.A. & V.o.f. Wilcovak tegen Welsing.  (met dank aan Vincent Rutgers, Fruytier & Van Bremen Lawyers in Business )

Forum-shoppers opgelet. Het lijkt erop dat de Rechtbank Amsterdam haar standpunt over de werkelijke proceskostenveroordeling heeft bepaald. Nadat
vice-president mr Orobio de Castro in de zaak Hema (vonnis hier) stelde dat richtlijnconforme proceskostenveroordeling in kort geding in beginsel niet mogelijk was en vice-president mr Poelmann in de zaak Voor Kinderen (vonnis hier) een dergelijke proceskostenveroordeling in kort geding wel zonder meer toewees, kwamen beide vice-president gisteren met eenzelfde uitspraak en motivering. 

Zowel mr Orobio de Castro in de Elwood-PRL zaak (vonnis hier) als mr. Poelmann in de onderhavige zaak stellen nu dat een vordering tot vergoeding van alle gemaakte kosten moet worden aangemerkt als een geldvordering. Een geldvordering is in kort geding alleen toewijsbaar, indien voldoende aannemelijk is dat de vordering in een eventuele bodemprocedure eveneens zal worden toegewezen en indien van de eisende partij niet gevergd kan worden dat hij de afloop van de bodemprocedure afwacht.

Inhoudelijk betreft de onderhavige zaak het volgende: Alrane en het gelieerde Diasec zijn eigenaar van enkele internationale registraties van het woordmerk Diasec. Het merk wordt gebruikt voor het verlijmen van plexi op foto’s met gebruikmaking van speciaal daarvoor ontwikkelde, slechts bij de merkhouder bekende primer en lijm. Alrane houdt zich bezig met het beheer van de rechten op het merk Diasec en op een geoctrooieerde uitvinding, te weten een methode om fotoafdrukken te bewaren. Het octrooi is in 1992 vervallen. Exploitatie van methode én merk vindt plaats door middel van een netwerk van licentienemers. Wilcovak is sinds 1982 exclusief licentienemer in Nederland.

Welsing verkoopt vergelijkbare producten, vervaardigd volgens een vergelijkbare methode als Diasec, zij het met gebruikmaking van een andere primer en een andere lijm. Namens Alrane is Welsing gesommeerd inbreuk op het woordmerk Diasec te staken en de domeinnamen diasec.com en diasec.us over te dragen.

De voorzieningenrechter concludeert dat Diasec niet tot een soortnaam is verworden. In Nederland is slechts één andere firma die volgens hetzelfde procedé werkt en die firma gebruikt de term plexificeren. Nationaal en internationaal worden verschillende termen gebruikt en eiseressen zijn eerder (met succes) opgetreden tegen gebruik van het woord Diasec als merk.

Eiseressen doen terecht een beroep op artikel 2.20 lid 1 sub a BVIE aangezien hier sprake is van een teken dat gelijk is aan het merk en het wordt gebruikt voor dezelfde waren of diensten. Dat Welsing bij het verlenen van die diensten van andere grondstoffen gebruik maakt, doet hier niet aan af. Welsing gebruikt het teken op praktisch al zijn websites. Dit heeft tot gevolg dat de vordering die er op ziet Welsing te veroordelen merkinbreuk te staken toewijsbaar is.

Overigens betekent toewijzing van deze vordering niet dat Welsing niet meer volgens de Diasec-methode mag werken. Het octrooi op die werkwijze is immers vervallen. Welsing mag alleen het teken Diasec niet langer gebruiken voor de door hem verleende diensten. Van een geldige reden voor gebruik van het merk is geen sprake. Voorshands blijkt immers niet dat het woord Diasec de enige manier is waarop de betreffende werkwijze kan worden aangeduid.

Het exploiteren van de website diasec.com door Welsing wordt als merkinbreuk aangemerkt aangezien het teken in de naam van die website voorkomt en de tekst van die website, althans tot voor kort, mede in het Nederlands was opgesteld, zodat die website voorshands geacht kan worden zich te richten op de Benelux. Dat die Nederlandse tekst onlangs, na het uitbrengen van de dagvaarding, is verwijderd en vervangen door Engelse en Japanse teksten doet hieraan niet af. Dit is onvoldoende om aan te nemen dat die website zich thans niet meer op Nederland of de Benelux zou richten. Welsing zal daarom worden veroordeeld deze website uit de lucht te halen in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure. Gebruikers van het internet die deze domeinnaam intypen mogen evenmin worden doorgeleid naar een andere website van Welsing.

Verder is gebleken dat Welsing in de VS het merk Diasec heeft gedeponeerd. Of dit een rechtsgeldig depot is, is hier niet aan de orde. Nu ervan wordt uitgegaan dat de website diasec.us zich richt op de Amerikaanse markt en eiseressen ter zitting hebben verklaard deze markt niet te (willen) bedienen, is er voorshands onvoldoende aanleiding Welsing te veroordelen deze domeinnaam uit de lucht te halen en aan eiseressen over te dragen. Wel dient Welsing ervoor zorg te dragen dat deze website niet in de Benelux te zien is of opgeroepen kan worden of dat bezoekers van deze website worden doorgeleid naar een andere website van Welsing.

Welsing zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Eiseressen hebben in dit verband een beroep gedaan op artikel 14 van Richtlijn 2004/48/EG van 29 april 2004 betreffende handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Een vordering tot vergoeding van alle gemaakte kosten moet worden aangemerkt als een geldvordering. Een geldvordering is in kort geding alleen toewijsbaar, indien voldoende aannemelijk is dat de vordering in een eventuele bodemprocedure eveneens zal worden toegewezen en indien van de eisende partij niet gevergd kan worden dat hij de afloop van de bodemprocedure afwacht. Aangezien eiseressen hun kosten niet hebben gespecificeerd of op andere wijze onderbouwd en Welsing de omvang daarvan heeft betwist, kan niet worden beoordeeld of deze kosten voldoen aan het criterium van “redelijke en evenredige kosten” als bedoeld in de genoemde richtlijn. Dit betekent dat de vordering niet voldoet aan de eisen voor toewijzing van een geldvordering in kort geding en dus zal worden afgewezen. De kosten zullen dan ook worden berekend volgens het liquidatietarief.

Lees het vonnis hier.

IEF 2882

Om een broek een broek te laten zijn

gsprl.gifRechtbank Amsterdam. 2 november 2006, KG ZA 06-1682. G-Star International B.V. tegen Polo Ralph Lauren Europe Sarl (met dank aan Gregor Vos, Klos Morel Vos & Schaap).

Nabootsing op karakteristieke onderdelen. Vormmerk- en auteursrechtzaak over de Elwood, de Crash Pant, het Mash Jacket en het Utility Fatigue Jacket. Rechtbank Amsterdam volgt eerdere Amsterdamse uitspraken en constateert dat PRL inbreuk maakt op de auteurs- en merkrechten van G-Star. Todat Europese Hof in de zaak G-Star tegen Benetton anders zal hebben beslist, dient van de geldigheid van beide vormmerken te worden uitgegaan.

Een proceskostenveroordeling in kort geding moet worden gezien als een voorschot op en ter nadere verrekening met hetgeen PRL in de bodemprocedure zal blijken verschuldigd te zijn.

Sinds begin 2004 verhandelt G-Star een jas onder de naam ‘Mash Jacket’. G-Star heeft het ontwerp van de Mash Jacket in december 2003 bij de Belastingdienst geregistreerd. In juni 2006 heeft G-Star bij De Bonneterie te Amsterdam een jas van het merk PRL aangetroffen, de ‘Utility Fatigue Jacket’, die volgens G-Star gelijkenis vertoont met de Mash Jacket. Partijen hebben onderhandeld over een minnelijke oplossing van hun geschil. Enige tijd later heeft G-Star in de Ralph Lauren Store van PRL in de PC Hooftstraat te Amsterdam een broek van PRL, de Crash Pant, aangetroffen die volgens G-Star gelijkenis vertoont met de Elwood van G-Star. Hierna heeft G-Star de onderhandelingen gestaakt.

Bij arrest van 25 november 2004 (Benetton - G-Star) heeft het Gerechtshof Amsterdam geoordeeld dat de vormmerken van G-star onderscheidend vermogen hebben, alsmede dat de Elwood kan worden aangemerkt als een auteursrechtelijk beschermd werk in de zin van de Auteurswet. Benetton is van het arrest in cassatie gegaan bij de Hoge Raad. Bij uitspraak van 8 september 2006 heeft de Hoge Raad aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen twee prejudiciële vragen gesteld met betrekking tot de, kort gezegd, geldigheid van de uitsluiting van een vormmerk en de beslissing voor het overige aangehouden (eerder bericht hier).

Auteursrechteljke bescherming.

Elwood. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter vertoont de Crash Pant in zodanige mate auteursrechtelijk beschermde trekken van de Elwood dat de totaalindrukken die de beide broeken maken te weinig verschillen om te kunnen oordelen dat de Crash Pant als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt. In de Crash Pant zijn immers drie van de vijf onderscheidende elementen van de Elwood overgenomen, te weten de schuine stiksels van heuphoogte naar kruisnaad, de bollend ingezette kniestukken en het ingezette ronde stuk op het zitvlak, zodat sprake is van nabootsing op karakteristieke onderdelen. De ook bestaande verschillen maken dit niet anders. Daarbij gaat het niet om stijlelementen, technische of functionele elementen, maar om elementen die oorspronkelijk zijn en derhalve niet noodzakelijk zijn om een broek een broek te laten zijn.

Mash Jacket. Jacks kunnen op tal van verschillende wijzen worden uitgevoerd. Geoordeeld wordt dat de verschillende elementen van het Mash Jacket zodanig in combinatie zijn verwerkt dat de Mash Jackets van G-Star een oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen.
Overwogen wordt dat de door PRL gesignaleerde verschillen in het niet vallen bij de overeenkomsten met de karakteristieke elementen van de Mash Jackets van G-Star. PRL maakt derhalve ook met de Fatigue jas h inbreuk op de auteursrechten van G-Star.

Merkenrechtelijke bescherming

Uitgangspunt is ook hier dat het Hof te Amsterdam in haar arrest van 25 november 2004 heeft beslist dat beide vormmerken onderscheidend vermogen hebben. Het verweer van PRL dat, nu de Hoge Raad aan het Europese Hof prejudiciële vragen heeft gesteld omtrent, kort gezegd, de geldigheid van de vormmerken van G-Star, aan het arrest van het Hof in afwachting van de beantwoording van die vragen geen rechtskracht toekomt, moet worden verworpen. Totdat Het Europese Hof anders zal hebben beslist, dient van de geldigheid van beide vormmerken te worden uitgegaan.

Vormmerk Elwood kniestuk. De voorzieningenrechter beschikt over een exemplaar van beide broeken met de bedoelde kniestukken. Een globale visuele vergelijking van de voorzijde van beide kniestukken als een geheel levert de volgende constatering op. De onderscheidende elementen van het vormmerk kniestuk als de ovale vorm en de horizontale inkepingen zijn op dezelfde wijze terug te vinden in het kniestuk van de Crash Pant. Er is sprake van dezelfde totaalindruk van de kniestukken. Slechts op detailniveau, te weten de wijze waarop de stiksels zijn aangebracht, is een verschil te zien.(…)Het publiek zal dan ook de beide kniestukken met elkaar kunnen verwarren en zich in de herkomst van de beide waren kunnen vergissen.

Vormmerk Elwood broek. Ook hier dient bij de beoordeling te worden uitgegaan van het vormmerk zoals door G-Star is gedeponeerd en de Crash Pant zoals die op de markt is gebracht en door het relevante publiek is waargenomen. Globale vergelijking van de Elwood met de Crash Pant laat zien dat drie meest dominerende punten van de vijf gedeponeerde onderscheidende elementen van de Elwood zijn overgenomen, te weten het kniestuk, de van heup tot kruisnaad lopende naden, en het ronde ingezette stuk op het zitvlak. De beide broeken geven dezelfde totaalindruk, zodat het relevante publiek niet alleen de beide broeken met elkaar kan verwarren maar tevens het gevaar aanwezig is dat zij aan de Crash Pant van PRL dezelfde herkomst toedichten als aan de broek van G-Star. Er is derhalve sprake van zowel direct als indirect verwarringsgevaar. Hieraan doet niet af dat er ook enkele punten van verschil aanwezig zijn.

De voorzieningenrechter beveelt PRL om onmiddellijk na betekening van dit vonnis in Nederland te staken en gestaakt te houden ieder vervaardigen, inkopen, afbeelden, verkopen, ter verkoop aanbieden en/of verhandelen van de Fatigue jas en de Crash Pant,

Met betrekking tot schadevergoeding en proceskosten, stelt de voorzieningenrechter dat “een geldvordering in kort geding alleen toewijsbaar is, indien voldoende aannemelijk is dat de vordering in een eventuele bodemprocedure zal worden toegewezen en van de eiser niet gevergd kan worden dat hij de afloop van de bodemprocedure afwacht.” De geëiste schadevergoeding wordt gematigd. Over de proceskosten stelt de rechtbank:

“Conform artikel 14 van Richtlijn 2004/48/EG van 29 april 2004 zal PRL als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de feitelijke proceskosten van G-Star, nu deze gelet op de omstandigheden en complexiteit van de zaak, niet onredelijk voorkomen. Buiten het griffierecht bedragen deze kosten € 12.707,85 aan advocatendeclaraties. Het standpunt van PRL dat deze kosten onvoldoende zijn aangetoond kan niet worden gevolgd nu immers de urendeclaraties, waarop geen concrete aanmerkingen zijn gemaakt, door 6- Star in het geding zijn gebracht. Deze geldvordering zal derhalve worden toegewezen. Het toe te wijzen bedrag geldt als voorschot op en ter nadere verrekening met hetgeen PRL in de bodemprocedure zal blijken verschuldigd te zijn.”

Lees het vonnis hier.

IEF 2881

Geen hamerstuk

Wijziging diverse wetten inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten en de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (30.392) , begint hier Wijziging diverse wetten inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten en de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (30.392)  

Met dit wetsvoorstel wordt beoogd de handhaving, via de civielrechtlijke procedure, van intellectuele-eigendomsrechten, grootschalige namaak ('counterfeit') en piraterij effectiever te bestrijden.

Het voorstel is op 19 oktober 2006 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamercommissie voor Justitie heeft op 31 oktober 2006 het blanco eindverslag uitgebracht. Dit eindverslag is ingetrokken en de commissie bespreekt op 7 november 2006 de procedure.

Lees hier meer.

IEF 2880

Een hem onbekende vrouw

edv.gifRechtbank Utrecht, 2 november 2006, KO ZA 06-1005. Eduvision B.V. tegen De Werkschool B.V. (Met dank aan Theo Bosboom, Dirkzwager).

Een verstekvonnis is ook een vonnis. “De advocaat van Eduvision heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling een envelop met inhoud afkomstig van de Werkschool aan de voorzieningenrechter overhandigd. De advocaat van Eduvision had deze envelop enkele minuten voordat de mondelinge behandeling zou aanvangen van een hem onbekende vrouw overhandigd gekregen met het verzoek om deze envelop aan de voorzieningenrechter te verstrekken. Aangezien gedaagde niet in deze procedure is verschenen, zullen deze stukken bij de beoordeling van deze zaak buiten beschouwing worden gelaten.”

De voorzieningenrechter veroordeelt de Werkschool om met iedere inbreuk op de auteursrechten van Eduvision te staken en gestaakt te houden en meer in het bijzonder om iedere vorm van verveelvoudiging en openbaarmaking van de brochures en teksten van de website en andere auteursrechtelijke beschermde werken van Eduvision te staken en gestaakt te houden, waaronder het verspreiden, aanbieden en gebruiken van de brochure “ICT & internet” van de Werkschool.

Werkschool wordt ook veroordeeld om zich te onthouden van ieder onrechtmatig handelen jegens Eduvision en meer in het bijzonder om het onrechtmatig aanhaken hij en het slaafs nabootsen van de brochures en website van Eduvision te staken en gestaakt te houden, waaronder het verspreiden, aanbieden en gebruiken van de brochure “ICT & Intemet” van de Werkschool. Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de werkelijk gemaakte proceskosten (totaal E. 9.678,56).

Lees het vonnis hier.

IEF 2879

Buitengerechtelijke handhaving

mwk.gifMichael W. Kellogg (bedrijfsjurist  KPN Telecom): Over de absolute grenzen van de proceskostenveroordeling onder de Handhavingsrichtlijn.

Kort artikel naar aanleiding van de proceskostenveroordeling in het vonnis in de octrooizaak Technische Verlichting B.V. tegen T.P.S. Purchasing van de Rechtbank Den Haag van 27 oktober jl. (de wapperverbod-zaak). 

"Pragmatisch gezien lijkt er weinig reden om de (vermeende) inbreukmaker die het heft in eigen hand neemt en als “pre-emptive strike” zelfstandig een procedure begint (zeker als ondertussen zijn afnemers in de markt worden “bewerkt”), anders zou moeten worden behandeld dan de (vermeende) inbreukmaker, die rustig afwacht tot een inbreukprocedure tegen hem wordt gestart. Op grond van de Handhavingsrichtlijn lijkt een dergelijk onderscheid echter wél te moeten worden gemaakt. Op basis van art. 2 en 3 van de Handhavingsrichtlijn, lijkt het toepassingsgebied van de Handhavingsrichtlijn (en daarmee art. 14 hiervan) beperkt te zijn tot gevallen waarin een IE-recht in rechte wordt gehandhaafd, maar niet in gevallen van buitengerechtelijke  handhaving, zoals door het “wapperen” van octrooien in de markt."

Lees het volledige artikel hier. Besproken vonnis Rechtbank Den Haag hier. Besproken artikel Visser en Tsoutsanis hier.