IEF 22207
30 augustus 2024
Artikel

Laatste plekken voor het Benelux Merken Congres op donderdag 5 september 2024

 
IEF 22216
30 augustus 2024
Uitspraak

Follow the Money hoeft artikelen niet te rectificeren

 
IEF 22215
30 augustus 2024
Uitspraak

Handhaving auteursrechten tegen bedrijfsopvolger is onredelijk

 
IEF 2878

De volgende figuren spreken voor zich

ttg.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 2 november 2006, KG ZA 06819. TomTom International B.V. tegen Garmin Corporation c.s (Met aanvankelijke dank aan Annemarie Kwaspen van Lovells Advocaten, inmiddels ook verspreid door de Rechtbank Den Haag).

Haags Gemeenschapsmodellenrecht. Kort recht toe recht aan vonnis, met veel plaatjes en een nieuw record proceskostenveroordeling.

TomTom is niet gecharmeerd van de G-300 en G500 navigatieapparaten die Garmin op de markt brengt, omdat deze inbreuk zouden maken op haar EU-modelrecht op de TomTomGo. Na een uitvoerige vergelijking van de apparaten van Garmin en het model van TomTom oordeelt de rechter dat Garmin geen inbreuk maakt. Daarbij trekt de rechter het zich niet aan dat journalisten en analisten een andere mening zijn toegedaan.

“In dit kader verdient opmerking dat voorshands voldoende aannemelijk is geworden dat een deel van de overeenkomst in het vooraanzicht te wijten is aan de technische maatregel om een aanraakscherm te gebruiken, waardoor een  knoppenbank aan de zijkant die bij de voorbekende modellen nog in zwang was, niet langer noodzakelijk werd. Zo was het logisch om het lcd-scherm in het vooraanzichtsymmetrisch te plaatsen. Daaraan doet onvoldoende af dat er reeds een model op de markt was met een aanraakscherm, te weten de Streetpilot 2610 van Garmin zelf, die echter nog steeds was voorzien van knopjes aan de zijkant van het scherm. Garmin heeft overtuigend toegelicht dat deze knopjes werden gehandhaafd voor de bediening door motorrijders met handschoenen aan, terwijl deze eis voor deonderhavige modellen was losgelaten. Evenmin is onderscheidend te achten de keuze voor een interne antenne, die immers evenzeer technisch van aard is.

Het feit dat sommige journalisten en analisten in een aantal publicaties hebben aangegeven dat de modellen van Garmin namaak of een kopie zouden zijn van de TomTom GO, voor zover al relevant, maakt dit oordeel niet anders. Ten eerste is immers geenszins zeker dat dit communis opinio zou zijn. Enig nader bewijs in de vorm van een ter zake dienend marktonderzoek ontbreekt, terwijl voor verder onderzoek in het kader van dit kort geding geen plaats is. Ten tweede zullen deze schrijvers niet bekend zijn geweest met het voorshands aannemelijke feit dat enige overeenstemming in het vooraanzicht vooral gebaseerd is op het gebruik van een aanraakscherm in de TomTom GO waarmee de tot dan toe gebruikelijke knoppenbank aan de zijkant (bij reguliere toepassing in auto’s) overbodig was geworden. Volgens dezelfde analyse is er evenmin sprake van inbreuk op het nietingeschreven modelrecht betreffende de TomTom GO.”

De rechter wijst de gevorderde en niet betwiste proceskosten ad € 37.000 (richtlijnconform) volledig toe.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 2877

Een originele freestechniek

frdo.gifVoorzieningenrechter Rechtbank Middelburg, 8 maart 2006, LJN: AZ1169. Karel Mintjens N.V. tegen V.D.V. Meubelen B.V

Auteursrecht en Zeeuws Gemeenschapsmodellenrecht. Vandaag gepubliceerd meubelvonnis van begin maart (hopelijk doet het voorbeeld navolgen en zetten ook andere rechtbanken en hoven nog niet gepubliceerde IE-uitspraken alsnog op rechtspraak.nl).

Mintjens is producent van een meubellijn met  de naam ‘Frodo’(afbeelding). Naast twee tafels heeft Mintjens een dressoirkast en een vitrinekast in elk twee uitvoeringen per 3 juni 2004 als gemeenschapsmodel laten inschrijven.

VDV voert een meubellijn onder de naam ‘Freedom/Fortuna’ waarvan een dressoirkast en een vitrinekast deel uitmaken. Deurwaarder J.H.L. God heeft vastgesteld dat zich een dressoirkast en een vitrinekast uit deze meubellijn in een winkelpand van GB Meubelen BV te Tilburg bevonden. Volgens Mintjens maken de meubelen van de ‘Freedom/Fortuna’ meubellijn inbreuk op haar auteurs- en modelrechten.

“Tussen partijen is niet in discussie dat in de meubelbranche al enkele jaren meubelen worden ontworpen die hetzelfde strakke, rechthoekige en robuuste uiterlijk hebben met vierkante poten, kaderdeuren en brede zijwanden. Deze elementen komen voor in zowel de ‘Frodo’ meubellijn als de getoonde meubelen van de ‘Freedom/Fortuna’ meubellijn. (…) De meubelen van beide meubellijnen zijn daarmee (tevens) onderdeel van een bepaalde stijl of trend, die zich blijkens de door VDV overgelegde producties, al geruime tijd vóór het ontwerp van de ‘Frodo’ meubellijn heeft ingezet.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan van de meubelen van VDV, zoals dat blijkt uit de door Mintjens overgelegde producties, niet worden gezegd dat deze zijn te beschouwen als een nabootsing of verveelvoudiging in de zin van de Auteurswet dan wel als gebruik van het model waarvoor de inschrijving als gemeenschapsmodel is verkregen.

Bezien tegen de achtergrond van de eerder genoemde heersende trend in de meubelbranche is de totaalindruk van de meubelen uit de ‘Frodo’ meubellijn, die als stijlvol en sierlijk gekarakteriseerd kan worden, in meer dan slechts ondergeschikte mate afwijkend van de totaalindruk van de getoonde meubelen uit de ‘Freedom/Fortuna’ meubellijn, die overwegend een plompe en massieve indruk maken. Juist de elementen die binnen de trend aan de meubelen uit de ‘Frodo’ meubellijn het eigen karakter geven en bepalend zijn voor de totaalindruk ervan (het effect van het ‘zwevende’ bovenblad en de uitgefreesde hoeken die doorlopen in het bovenblad) ontbreken bij de getoonde meubelen van VDV.

De gevraagde voorzieningen worden geweigerd.

Lees het vonnis hier.

IEF 2876

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 2 november 2006, KG ZA 06819. TomTom International B.V. tegen Garmin Corporation c.s. (Met dank aan Annemarie Kwaspen, Lovells).

Gemeenschapsmodellenrecht. TomTom stelt dat concurrent Garmin inbreuk maakt op haar als ingeschreven model voor  “draagbare elektronische navigatie-inrichtingen” (afbeeldingen in het vonnis). De vordering wordt afgewezen. Proceskostenveroordeling van E. 37.248,00.

Lees het vonnis hier. Eerder bericht hier.

IEF 2875

Een gerelativeerde soortgelijkheid

camcab.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 1 november 2006, HA ZA 06-0427. Campina Nederland Holding B.V., tegen CBM B.V.

Na melk tegen sojamelk van eergisteren, vandaag  melk tegen geitenmelk  Zuivelabrikant Campina maakt bezwaar tegen het beeldmerk met woordelement Cabrima voor geitenmelkproducten, waarbij kan worden aangetekend dat het woord cabrima een samenstelling zou zijn van het latijnse cabra (geit) en het woord prima. Dat het woord Campina waarschijnlijk ook een latijnse oorsprong heeft, wordt in het vonnis niet vermeld.

Campina is een bekend merk en beide merken worden gebruikt voor zuivelproducten, maar volgens de rechtbank is de soortgelijkheid van waren evenwel niet volkomen: “terwijl het bij Campina met name gaat om koemelkzuivel, richt CBM zich exclusief op geitenmelk. De door CBM gekozen markt betreft een zeer specifiek deel van de totale zuivelmarkt en wordt gekenmerkt door een publiek dat veelal bewust, uit noodzaak of uit principe, kiest voor geitenmelkproducten. De rechtbank zal dan ook uitgaan van een gerelativeerde soortgelijkheid.

Tussen Campina  en Cabrima is volgens de rechtbank zeker overeenstemming aan te wijzen, maar “vergeten mag evenwel niet worden dat de visuele waarneming van een woordmerk impliceert het lezen wat er staat. Het is evident dat het zelfs de minder geschoolde lezer niet zal ontgaan dat er bij CAMPINA iets anders staat dan bij CABRIMA. Auditief is de overeenstemming nog minder dan het overeenkomstige letterbeeld doet vermoeden. (…) Bij de beoordeling van de visuele overeenstemming kan ook in aanmerking worden genomen hoe het merk of teken wordt gepresenteerd. (…) Naar oordeel van de rechtbank presenteert CBM op deze wijze haar teken op een manier waardoor de visuele overeenstemming met het merk van Campina nog minder wordt. Dominerend op de verpakking is feitelijk de aandui ding geitenmelk en niet het teken Cabrima.De verpakking voor geitenmelk onderscheidt zich nog meer van verpakkingen voor koemelk  en daarmee van de verpakkingen van Campina — door de afwijkende inhoudsmaat.
 
De rechtbank begrijpt dan ook dat de pijn voor Campina vooral zit in het gebruik van het teken Cabrima in een ovaal met het gebruik van de kleur groen. Campina stelt dat dit groene logo, gebruikt voor kaas, van CBM in ontoelaatbare mate overeenstemt met haar beeldmerk dat ook ovaalvormig en hoofdzakelijk groen is.

Na protest van Campina gebruikt CBM echter sindsdien meer algemeen en ook voor kaas het rode logo. Campina heeft niet betwist dat CBM het logo niet meer gebruikt en van de beweerdelijk inbreukmakende productverpakking zijn ook geen geschikte afbeeldingen overgelegd. Veronderstellenderwijs er van uitgaande dat het groene logo in ontoelaatbare mate overeenstemt met het beeldmerk is het volgens de rechtbank bovendien niet aannemelijk dat dit gebruik zoveel impact zal hebben gehad bij het relevante publiek dat gesproken kan worden van enige “nawerking”. Campina heeft ook niet onderbouwd dat het oude logo nog in enige mate “voortleeft in de herinnering van het publiek.

De slotsom is dat de vorderingen van Campina worden afgewezen. “Naar oordeel van de rechtbank is er onvoldoende overeenstemming tussen de merken van Campina en de tekens van CBM om te concluderen tot verband tussen merk en teken. Nu associatie niet aannemelijk is geworden is er ook geen sprake van verwarringsgevaar. De afwezigheid van overeenstemming zal het publiek geen samenhang tussen de merken doen vermoeden en voert tot de conclusie dat er ook geen sprake is van verwateringsgevaar. Bij haar oordelen weegt de rechtbank mee dat de overeenstemming tussen de waren moet worden gerelativeerd. Geitenmelk onderscheidt zich van koemelk.

Lees het vonnis hier.

IEF 2873

Bewerken & mededingen

vsnv.bmpBoekblad bericht dat volgens de NMa de adviestarieven die door de Vereniging van Schrijvers en Vertalers (VSenV) en haar contractpartners in de modelcontracten VvL/GAU zijn opgenomen, in strijd zijn met de Mededingingswet.

“In tegenstelling tot wat de Volkskrant vandaag schrijft, gaat het niet alleen om het tarief per woord van de literaire vertalers. Ook de percentages die zijn opgenomen in het modelcontract voor oorspronkelijk werk en alle andere tarieven en afgeleiden daarvan, dus bijvoorbeeld ook die voor scenarioschrijvers, zijn in strijd met de Mededingingswet. Dit geldt ook voor de scenaristen verenigd binnen de VsenV.”

De VSenV besluit de tarieven voorlopig te schrappen, maar legt zich er niet bij neer.

Lees hier meer (alleen abonnees).

IEF 2872

Hamerstuk

Wijziging Goedkeuringswet inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) (30.633)  

Dit wetsvoorstel strekt tot nakoming van de toezegging aan de Eerste Kamer te bevorderen dat in de Goedkeuringswet bij het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (30.403) een parlementair instemmingsrecht bij besluiten van het Comité van Ministers wordt opgenomen.

De Eerste Kamer heeft het voorstel op 31 oktober 2006 als hamerstuk afgedaan.

Lees hier meer.

IEF 2871

Hameropbrengst

BTR.bmpO.a. nu.nl bericht over koninklijk volgrecht: “ Een tekening van toen nog prinses Beatrix heeft dinsdagmiddag op een veiling bijna 12.000 euro opgeleverd. Veilinghuis Sotheby's in Amsterdam spreekt van een groot succes. (…) De koningin verdient zelf ook nog wat aan de veiling van haar tekening. Volgens dit jaar ingevoerd recht krijgt de koningin 3 procent van de hameropbrengst, ongeveer 330 euro.  Lees hier meer.

IEF 2870

Uitvoering aan de overeenkomst

lms.gifRechtbank Amsterdam, 28 september 2006, LJN:AZ1187. JG Entertainment B.V tegen de vereniging Bart’s Neverending Network (BNN).

Kort geding vonnis van vorige maand met weinig IE-vlees aan het bot. Uitleg van bedoelingen van partijen van een exploitatie-overeenkomst.

BNN en JG Entertainment (JGE) hebben een mondelinge overeenkomst gesloten over de exploitatie van een DVD van de Lama’s. Partijen geven uitvoering aan de overeenkomst, maar ondertekenen het schriftelijke concept-contract niet. BNN reageert pas een half jaar na het ontvangen van het contract met opmerkingen. Daarop ontstaat er discussie voor welke duur de overeenkomst is aangegaan en of JGE de verschuldigde royalty’s moet afdragen aan BNN.

NN laat convervatoir beslag leggen op bankrekeningen van JGE. JGE vordert opheffing beslag, waarop BNN in reconventie voldoening van de vordering tot royalty’s instelt. JGE beroept zich op verrekening, doordat zij schade lijdt omdat BNN zich niet houdt aan de meerjarenovereenkomst.

De voorzieningenrechter overweegt: dat “de vordering van BNN op JGE is gebaseerd op de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen, over de precieze inhoud waarvan zij van mening verschillen. Het door JGE aan BNN op 3 oktober 2005 toegezonden concept is niet ondertekend, zodat niet zonder meer van de inhoud daarvan kan worden uitgegaan.”

“De enkele omstandigheid dat BNN, na de intern in december 2005 geuite bedenkingen, pas in mei 2006 jegens JGE heeft gereageerd op de conceptovereenkomst van 3 oktober 2005, en daarvóór niet heeft meegedeeld het niet (geheel) met de tekst eens te zijn, betekent niet dat er vanuit mag worden gegaan dat BNN zonder meer instemde met alle daarin weergegeven afspraken.

JGE heeft vooralsnog niet aannemelijk gemaakt dat hetgeen zij in het concept van 3 oktober 2005 heeft vastgelegd slechts een weerslag was van hetgeen reeds mondeling was overeengekomen. (…) Aannemelijk is wel dat sprake zou zijn van een overeenkomst voor meerdere jaren, - BNN heeft dat zelf ook in haar concept opgenomen - maar dat impliceert niet dat de overeenkomst ook alle toekomstige DVD’s van de Lama’s zou omvatten. De exploitatie van de tweede DVD beperkt zich immers ook niet tot één kalenderjaar.”

”Evenmin heeft JGE voldoende aannemelijk kunnen maken dat BNN bij haar het gerechtvaardigde vertrouwen heeft gewekt dat JGE ook de toekomstige DVD’s van De Lama’s zou kunnen (mee-) exploiteren.”

De reconventionele vordering wordt echter wel toegewezen:

“Zoals hiervoor reeds werd overwogen is voldoende aannemelijk dat de vordering van BNN in een eventuele bodemprocedure zal worden toegewezen en bestaat er vooralsnog geen grond om het beroep op verrekening, althans opschorting van JGE te honoreren. JGE heeft verder onvoldoende gesteld om aan te nemen dat BNN niet in staat zou zijn het ontvangen bedrag terug te betalen, indien zij in een nadere gerechtelijke procedure alsnog in het ongelijk zou worden gesteld. Ook een eventueel restitutierisico biedt dus, anders dan JGE heeft aangevoerd, geen grond voor afwijzing van de vordering in reconventie. Nu BNN een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van het gevorderde bedrag, gelegen in haar bedrijfsbelang, is de slotsom dat de vordering van BNN zal worden toegewezen. Het conservatoire beslag wordt daarmee een executoriaal beslag, zodat BNN met zekerheidstelling geen genoegen behoeft te nemen. Het vorenstaande neemt overigens niet weg dat het JGE vrij staat voor de door haar gestelde vorderingen zekerheden te verlangen dan wel verlof voor het treffen van conservatoire maatregelen te vragen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 2869

Opwaarderen

adsk.gifRechtbank Breda, 25 oktober 2006, HA ZA 05-1773. Autodesk Inc. tegen Aztec Engineering B.V. c.s. (met dank aan Hidde Koenraad, Steinhauser Hoogenraad). 

Een lezenswaardig vonnis het auteursrechtelijk correct updaten van computerprogramma’s en o.a. de waardedaling van een auteursrecht door illegaal gebruik. Gedaagde gaat op zijn minst onzorgvuldig om met softwarelicenties en moet de (geëiste) schadevergoeding betalen aan de auteursrechthebbende. .

Software-ontwikkelaar Autodesk ontdekt na beslaglegging tot afgifte van een drietal in het kantoor van Aztec aanwezige computersystemen dat Aztec niet de juiste licentierechten heeft voor alle computerprogramma’s. Autodesk heeft ten aanzien van de programma’s AutoCAD 2002 en AutoCAD LT 2002 een tweetal versies terwijl zij maar beschikt over één licentie. De licentieovereenkomst met betrekking tot het programma AutoCAD 14 is komen te vervallen vanwege de koop van een upgrade. Aztec heeft geen licentierechten voor het programma Inventor Pro 8.

Het verweer van Aztec dat zij een back-up had mogen maken, verwerpt de rechtbank, nu niet is gebleken dat deze back-up noodzakelijk is voor de werking ervan. De CD-rom is immers al een back-up, waardoor bij een extra reservekopie sprake is van inbreuk op het auteursrecht van Autodesk. Daarnaast had Aztec na het updaten de oude versie van het programma moeten verwijderen. Een beroep op de merkrechten van Autodesk verwerpt de rechtbank vanwege onvoldoende motivatie.

Autodesk heeft de schade begroot op € 47.100=. Autodesk gaat daarbij uit van 200% van de aanschafprijs van de legale versies en upgrades van de bij Aztec aangetroffen illegale software. De rechtbank wijst de schadevorderingen van Autodesk toe. Het betreft de omzet-winstderving als gevolg van het gemis van de gebruikelijke inkomsten bij het verkopen van computerprogramma’s, winstderving als gevolg van de aantasting en de uitholling van de exclusiviteit van haar auteursrecht en de algemene buitengerechtelijke kosten.

De rechtbank gaat mee met de door Autodesk berekende schade van € 23.550,= vanwege omzetderving. De rechtbank verwerpt onder meer het verweer dat Autodesk geen schade zou hebben geleden vanwege de korte duur van het gebruik van de programma’s. Enkel de installatie is voldoende om de verplichting tot vergoeding van de licentievergoedingen te doen ontstaan. Het verweer van Aztec dat Autodesk de licentievergoeding niet volledig zelf zou ontvangen is in het kader van de vaststelling van de omvang van de door Aztec genoten winst niet relevant. Door inbreuk te maken op de auteursrechten van Autodesk worden de volledige licentievergoedingen bespaard.

Onder verwijzing naar de Hoge Raad oordeelt de rechtbank dat de schade van andere aard, niet bestaande in gederfde winst met betrekking tot de verkochte inbreukmakende producten (zoals waardedaling van het auteursrecht door illegaal gebruik, waardoor de bereidheid om royalty’s te betalen afneemt en kosten voor instandhouding van een apparaat voor opsporing en vervolging van inbreuken.), toewijsbaar is naast het schadebedrag van de tengevolge van de inbreuk genoten winst. De rechtbank stelt deze schattenderwijs vast op 100% van de door Aztec bespaarde licentievergoedingen. Kennelijk gaat de rechtbank mee met het double damage principe zoals voorgesteld door Autodesk. De buitengerechtelijke kosten wijst de rechtbank ook toe.

Lees het vonnis hier.

IEF 2868

Heffingsberichten

ehb.gifHandelingen Tweede Kamer, nr. 10, pag. 601-603, 10 oktober 2006, gepubliceerd 30 oktober 2006.

Debat en vragen van o.a. het lid Gerkens aan de minister van Justitie over het bericht dat er mogelijk volgend jaar al een heffing op onder andere mp3-spelers komt (mondelinge vragenuur). Eerder bericht hier.

Minister Hirsch Ballin: “(…) Ik zie die dingen niet anders dan mijn voorganger. Dat geldt overigens voor wel meer onderwerpen, want er zijn meer onderwerpen waarover ik eender oordeel als mijn voorganger. 

Ik onderstreep dat er niets verandert zolang de SONT niets heeft beslist. Er is inmiddels ook voorzien in een gesprek met de voorzitter van deze stichting. Ook voor mij geldt dat nieuwe heffingen pas aan de orde mogen komen wanneer duidelijk is wat het standpunt van de Europese Commissie is. (…) Ondertussen heb ik mij wel georiënteerd op de mogelijkheden om indien nodig in te grijpen. Er kan dan een AMvB worden genomen. Op dit moment is er echter nog geen sprake van een besluit. Bovendien is de voorzitter op de hoogte van mijn opstelling.

(…) Mocht er een misverstand over zijn: uiteraard wil ik een gesprek voorafgaand aan de besluitvorming, want nakaarten heeft weinig zin.

Lees het gehele debat hier.