IEF 22207
30 augustus 2024
Artikel

Laatste plekken voor het Benelux Merken Congres op donderdag 5 september 2024

 
IEF 22216
30 augustus 2024
Uitspraak

Follow the Money hoeft artikelen niet te rectificeren

 
IEF 22215
30 augustus 2024
Uitspraak

Handhaving auteursrechten tegen bedrijfsopvolger is onredelijk

 
IEF 2687

Es gilt das gesprochene Wort

mccr.bmpEurocommissaris Charly McCreevey (IM), speech over de beoogde aanpak van het Gemeenschapsoctrooi en EPLA. Europese Parlement, donderdag 28 september 2006. 

“Intellectual property rights are at the heart of a knowledge-based economy. (…) The recent consultation on the future of the patent system in Europe delivered one simple message: the legal framework should offer an affordable patent protection for all businesses - small and big-, ensure legal certainty and be applied for the benefit of all the players. A solid legal framework is therefore essential.

(…) The possibility of multi-forum litigation concerning one and the same invention, adds cost, of course, but even more importantly it creates uncertainty, as different courts in different countries can deliver diverging interpretations on the same patented invention.

I think we need to tackle this issue as a matter of urgency; the current "patchwork" may prevent patent holders from being able to enforce their rights, and discourages candidates, in particular SMEs looking for efficient and affordable patent protection from using the European patent. Europe is, at present, not able to offer innovative businesses an optimal solution when it comes to protecting their intellectual property.

We cannot aspire to be the most competitive economy in the world if we do not find practical workable solutions to patent application and protection.

The Community Patent and the initiatives to improve the European patent – ie the London Protocol on translations and the EPLA – are not mutually exclusive. They both aim for the same goal: a better, cheaper, more reliable patent system. That's why I want to pursue both.

We face similar challenges in designing the jurisdictional arrangements for the Community patent: we need to find a unified system which provides judicial independence, gives clarity and reliability to patent users while avoiding both over-centralisation and fragmentation.

In order to achieve this objective, the Community needs to get involved in EPLA. It addresses shared responsibilities between Member States and the Community. It goes without saying that Parliament will have to contribute when the Community will proceed with the required proposals in order to take this issue forward in the near future.

Lees de volledige speech hier.

IEF 2686

De ingestoken veiligheidsnok (2)

RW.bmpReinier Wijnstra (octrooigemachtigde Exter Polak & Charlouis): 'Minder dan Letterlijk'. Noot bij Gerechtshof ‘s-Gravenhage, 21 september 2006, Agenturen Kruyder Amersfoort B.V. tegen Buva Rationele Bouwproducten c.s.

“De beschermingsomvang van een octrooi kan dus beperkter zijn dan de letterlijke interpretatie van de conclusie, door in de octrooiconclusie de beoogde effecten van de uitvinding mee te lezen. De rechtvaardiging hiervan vindt het hof in artikel 69 van het EOV. Maar is dat nu wel de bedoeling van dit artikel?”

MINDER DAN LETTERLIJK

Onlangs besloot het Hof dat Agenturen Kruyder en Necomij geen inbreuk maken op een octrooi van Buva. Een bespreking van dit arrest is hier te vinden. Opvallend is dat het hof het octrooi een beperktere beschermingsomvang geeft dan een letterlijke interpretatie van de hoofdconclusie. Overigens volgt het hof daarmee het eerdere standpunt van de rechtbank in deze zaak (vonnis hier).

Het octrooi van Kruyder beschermt een scharnier voor bijvoorbeeld een raam of een deur. Dit scharnier heeft twee bladen. Beide bladen hebben een hulpopening voor het opnemen van een zogenaamde dievenklauw. Eén hulpopening heeft aan de achterkant van het blad (dus de kant die tegen raam of kozijn komt te liggen) een uitsparing. Door deze hulpopening kan van achteren de dievenklauw worden gestoken. De dievenklauw heeft een verbrede voet die “can be hooked” achter het blad in de uitsparing.

Wat brengen Buva en Necomij nu op de markt? Eigenlijk is dat een scharnier dat aan alle aspecten van de octrooiconclusie voldoet, inclusief de verbrede voet. Alleen zit hun dievenklauw geklemd in de hulpopening, doordat de hulpopening kleiner is dan de dievenklauw. Letterlijk inbreuk? Nee, zegt het hof en verwijst naar artikel 69 van het Europees Octrooiverdrag (EOV). De beschermingsomvang van het octrooi wordt bepaald door de inhoud van de conclusies van het octrooischrift, waarbij de beschrijving en de tekeningen tot uitleg van die conclusies dienen.

Wat lezen we dan in de beschrijving? “Het doel van de uitvinding is een scharnierset te verschaffen (…) dat in gebruik flexibeler is, en waarbij de betreffende uitsteeksels (dievenklauwen; RW) kunnen worden verwijderd of aangebracht, afhankelijk van de omstandigheden in de praktijk.” En even verderop staat nog dat het beveiligingsuitsteeksel kan worden weggelaten, of eenvoudigweg vooraf ingestoken.

Het is juridisch interessant om te zien wat het hof vervolgens doet. Ze gaat de geciteerde passages van de beschrijving meelezen in de octrooiconclusie, waardoor een extra beperkende maatregel ontstaat: de dievenklauw dient zodanig in de hulpopening te worden gehaakt, dat deze losneembaar is en op eenvoudige wijze weer verwijderd kan worden.

Vervolgens komt een TNO rapport aan de orde. Hierin wordt vastgesteld dat de dievenklauw met twee tikken van een standaard hamer uit de hulpopening kan worden geslagen. Met dezelfde hamer kan de dievenklauw er ook weer ingetikt worden. TNO zelf concludeert dat er dus geen sprake is van een permanente verbinding. Het hof is het hier niet mee eens, omdat het insteken “niet eenvoudigweg” geschiedt. Het eindresultaat is dat Buva en Necomij geen inbreuk maken.

De beschermingsomvang van een octrooi kan dus beperkter zijn dan de letterlijke interpretatie van de conclusie, door in de octrooiconclusie de beoogde effecten van de uitvinding mee te lezen. De rechtvaardiging hiervan vindt het hof in artikel 69 van het EOV. Maar is dat nu wel de bedoeling van dit artikel?

Het protocol bij artikel 69 spreekt over een billijke bescherming van de octrooihouder en een redelijke rechtszekerheid voor derden. Het hof noemt dit aspect nog wel, maar besteed hier in haar arrest verder geen aandacht aan. Of de octrooihouder in casu een billijke bescherming heeft gekregen blijft in dit arrest onbeantwoord.

Het protocol gaat echter nog verder, door te stellen dat er een midden gezocht moet worden tussen een strikt letterlijke uitleg van de conclusies, en een ruime uitleg. Dit deel van het protocol citeert het hof echter niet, en ze past het ook niet toe in dit arrest. In plaats van tussen een brede en een letterlijke uitleg te gaan zitten, kiest ze juist een minder ruime dan letterlijke interpretatie.

Overigens heeft de Hoge Raad de deur op een kier gezet naar het minder ruim dan letterlijk interpreteren van conclusies. In Ciba Geigy/Oté Optics (13 januari 1995) lezen we onder rechtsoverweging 3.3.1 hoe artikel 69 en het bijbehorende protocol in de Nederlandse rechtspraak past. De Hoge Raad stelt dat bij de uitleg van de conclusies onder ogen gezien moeten worden wat voor de uitvinding wezenlijk is "teneinde een uitsluitend op de letterlijke betekenis van de bewoordingen gegronde en daarom voor een redelijke bescherming van de octrooihouder wellicht te beperkte (of onnodig ruime) uitleg te vermijden." Dit impliceert dat een uitleg die uitsluitend gebaseerd is op de letterlijke betekenis van de conclusies onnodig ruim kan zijn.

Wat leren we van dit arrest van het hof? In ieder geval dat het vakgebied octrooien er niet makkelijker, maar zo u wilt wel boeiender op wordt. Indien u om een inbreukadvies gevraagd wordt, dan zult u altijd de beschrijving moeten raadplegen. Een prima facie overeenkomst van een product met de letterlijke tekst van een conclusie is immers geen garantie voor inbreuk. Daarnaast is het aan de octrooigemachtigden onder ons om de beschrijving van nieuwe aanvragen zo op te stellen dat het Europees Octrooibureau overtuigd kan worden van de inventiviteit, zonder dat onze eigen rechter de effecten van de uitvinding mee gaat lezen in de conclusies. Succes ermee!

RW

IEF 2685

Twee berichten

Twee mediaberichten m.b.t. het  arrest in de zaak Sanoma/Freelancers van het Hof Den Haag van vorige week donderdag over hergebruik van opdrachtmateriaal van freelancers.

Persbericht Sanoma: “(…) Sanoma Uitgevers is tevreden over de uitspraak van het Gerechtshof in Den Haag omdat de rechter haar op vrijwel alle punten in het gelijk heeft gesteld.

Op één punt is het Gerechtshof van mening dat Sanoma Uitgevers haar voorwaarden moet aanpassen. Dit betreft de termijn van exclusiviteit voor gebruik van in opdracht vervaardigd werk. Deze termijn moet  worden teruggebracht van anderhalf jaar naar negen maanden. “Hoewel wij van mening zijn dat onze termijn van anderhalf jaar niet onredelijk is, respecteren wij het besluit van het Gerechtshof en brengen wij de periode van exclusiviteit terug naar negen maanden”, aldus uitgeefdirecteur Gert Jaap Schoppink.

Lees het persbericht hier.

Bespreking Christiaan Alberdingk Thijm op Solv.nl: “Beding Sanoma onredelijk bezwarend. Uitgever Sanoma heeft een onredelijk bezwarend beding opgenomen in haar standaard overeenkomst met freelance auteurs. Dat heeft het Hof 's-Gravenhage bepaald in een arrest van 28 september 2006.

(…) Bij zijn oordeel betrekt het Hof een aantal interessante overwegingen over elektronisch publiceren. Het Hof stelt voorop dat de exploitatiemogelijkheden voor uitgevers hierdoor zijn toegenomen. Volgens het Hof hebben de freelancers die in opdracht van de uitgevers werkzaamheden verrichten slechts in beperkte mate meegeprofiteerd van de toegenomen exploitatiemogelijkheden van hun werken. Het Hof acht het verder van belang dat Sanoma een belangrijke uitgever is en dat een freelancer in de regel tegenover een uitgever een zwakke onderhandelingspositie heeft en ook niet snel zal gaan procederen.

Het kan natuurlijk betwijfeld worden of de freelancers nu echt iets opschieten met negen maanden minder exclusiviteit. (…) Toch is de uitspraak een belangrijke principiële overwinning voor de freelancers.

Lees hier meer.

Lees het arrest hier (uitgebreidere bespreking volgt).

IEF 2683

Dit betoog faalt

O.a. Elsevier.nl bericht dat  “Het Ad Bos Collectief mag onder die naam meedoen aan de Tweede Kamerverkiezingen. De bedrijven ABC Topmarketing uit Holten en ABC Vastgoed hadden bezwaar ingediend tegen die naam, maar de Raad van State heeft hun klacht vrijdag ongegrond verklaard.

ABC Topmarketing is bang dat de partij van oud-klokkenluider Ad Bos in de media wordt afgekort tot ABC. Daarmee zou inbreuk worden gemaakt op het merk ABC, dat het bedrijf heeft laten registreren. De directeur is bang voor de reputatie van het bedrijf en wil niks met fraude in de bouwsector te maken hebben.

Dit betoog faalt volgens de raad, omdat de aanduiding Ad Bos Collectief niet overeenkomt met het merk ABC. “

 Volledige uitspraak hier. Bericht Elsevier hier.

IEF 2682

Het gestolen idee

Is er al een format over het stelen van formats? Onder de titel ‘Programma Bridget gestolen idee?’bericht de Telegraaf dat schrijfster Manon Spierenburg. Beweert dat het idee voor het programma Woef, hoe word ik een beroemde hond, dat Bridget Maasland presenteert op Talpa gebaseerd zou zijn op haar boek Idogs, waarin een baasje en haar hond mee aan een talentenjacht. In Woef strijden zes bekende Nederlanders en hun viervoeters onder toeziend oog van Bridget om wie de beste hond heeft.

Lees hier meer.

IEF 2681

Af van de regelzucht

“We willen af van de regelzucht uit Brussel en Nederland." Met deze boodschap kwam kamerlid Martijn van Dam van de Partij van de Arbeid (PvdA). (…) De uitspraken van de PvdA-mediawoordvoerder zijn opmerkelijk. Van de regels die het PvdA-kamerlid wil laten schrappen, noemde Van Dam alleen dat een verbod op zeer misleidende reclame (korte flitsreclame) moest blijven.

Met het betoog van Van Dam om in feite nagenoeg alle rechten en plichten uit de richtlijn TV zonder grenzen af te schaffen, raakt Van Dam de wortel van het de Europese regelgeving die voor commerciële zenders bepalingen [kent] over o.a. (…) maximumreclamevolumes, een verbod op reclame bij nieuwsuitzendingen korter dan 30 minuten, het tabaksreclameverbod, het medicijnenreclameverbod alsmede richtlijnen voor alcoholreclame en minderjarigen”

Lees hier meer (Dutchmedia).

IEF 2680

Voor rechters en rechtzoekenden

Prof. mr. D.J.G. Visser en Mr. A. Tsoutsanis:  De volledige proceskostenveroordeling in IE-zaken. Gepubliceerd in NJB 2006/34.

 

“De financiële risico's van procederen in IE-zaken zijn flink toegenomen en er is nog veel onduidelijk. Er is al gesuggereerd dat er snel een nieuw, hoger en eventueel gedifferentieerd liquidatietarief zou moeten komen voor IE-zaken om het voor rechters en rechtzoekenden eenvoudiger en overzichtelijker te maken. Daarvan wordt dan weer opgemerkt dat het in strijd met de richtlijn zou zijn. Misschien zou de wetgever meer moeten doen door een aparte 'kostenvaststellingsprocedure' in het leven te roepen zoals in Engeland bestaat, of andere meer gedetailleerde regels zoals in Duitsland. Misschien is het inderdaad een goed idee om de volledige proceskostenveroordeling naar de bodemprocedure te verwijzen. Omdat de nationale wetgever echter vrijwel niets heeft gedaan en zekerheid alleen door het HvJ EG kan worden geboden, zal het mogelijk nog jaren duren voor er meer duidelijkheid is.”

 

Lees het artikel hier.

IEF 2679

Gevolg

De nieuwe volgrecht regeling blijkt sinds de invoering ervan op 1 april jl. voornamelijk financieel voordeel op te leveren voor gevestigde kunstenaars. Dit blijkt volgens de Stichting Beeldrecht uit de cijfers van de drie grootste veilinghuizen - Sotheby's, Christie's en Glerum in Amsterdam. Tot dusver zou bijna 30.000 euro zijn betaald aan twintig Nederlandse en zeven buitenlandse kunstenaars.

Lees hier meer.

IEF 2678

De ingestoken veiligheidsnok

schrnr.bmpGerechtshof ‘s-Gravenhage, 21 september 2006, rolnr. 04/1512. Agenturen Kruyder Amersfoort B.V. tegen Buva Rationele Bouwproducten c.s.

Zaak over de vraag of het veiligheidsscharnier van Buva c.s. inbreuk maakt op het Europees octrooi van Kruyder.

Door Buva c.s. zijn geen nietigheidsargumenten aangevoerd en het arrest van het Hof concentreert zich aldus uitsluitend op de inbreukvraag. Helaas voor de lezer treft men in het oordeel van het Hof geen interessante rechtsoverwegingen aan. Het geschil tussen partijen is puur feitelijk van aard.

Het Octrooi heeft betrekking op een scharnierset bestemd voor de bevestiging op een kozijn en een paneel. De scharnierset is volgens het Octrooi een samenstel met een scharnier met twee bladen, dat is voorzien van één of meer beveiligingsuitsteeksels (zogenaamde dievenklauwen) met een verbrede voet en een pen. Tenminste één van die beveiligingsuitsteeksels is op niet permanente wijze bevestigd in of aan één van de scharnierbladen. Indien het scharnier is “dichtgeklapt” steekt dit “losse” beveiligingsuitsteeksel in een opening in het andere scharnierblad.

Een samenstel met permanent bevestigde uitsteeksels behoort tot de stand van de techniek. Het doel van het Octrooi is een scharnierset te verschaffen dat in gebruik flexibeler is, en waarbij de betreffende beveiligingsuitsteeksels kunnen worden verwijderd of juist aangebracht.

De vraag die partijen verdeeld houdt is of de scharnierset van Buva c.s. is voorzien van een beveiligingsuitsteeksel dat niet op “permanent wijze” is bevestigd. Het Hof geeft Buva c.s. gelijk. Het beveiligingsuitsteeksel van de scharnierset van Buva c.s. kan volgens het Hof alleen met “min of meer grote druk” uit de scharnier worden ingestoken of verwijderd. Bovendien is het Hof van mening dat er schade kan ontstaan bij deze handelingen. Het Hof vermag in een dergelijke constructie geen “losse verbinding” te zien.

Ook het door Kruyder aangevoerde beroep op equivalentie werd door het Hof afgewezen. Het door het Octrooi beoogde resultaat (flexibilteit) wordt door de scharnierset van Buva c.s. niet bereikt. Van inbreuk op het Octrooi is aldus geen sprake.

Lees het arrest hier.

IEF 2677

Een verrassingsbeslissing te vermijden

Gerechtshof  's-Gravenhage, 26 januari 2006 en 28 september 2006, rekestnr. R05/905. ev3 B.V. (+ nog 28 verzoekers) tegen The Regents of the University of California en Boston Scientific International B.V.
 
Twee beschikkingen. Tussen partijen is bij het hof een procedure aanhangig. Het betreft een hoger beroep van ev3 tegen een vonnis waarin weliswaar één octrooi van The Regents is vernietigd, maar waarin het ev3 ook is verboden om inbreuk te maken op een drietal andere octrooien.

Ev3 stelt dat zij inmiddels een grote hoeveelheid nieuw bewijs heeft verzameld, dat van belang is voor zowel de inbreuk-, als de nietigheidsvraag. De kwestie i.c. betreft een verzoek van ev3 om een viertal getuigen door de Italiaanse rechter gedurende de appelprocedure te laten horen, alsmede een verzoek om op grond van artikel 843a Rv stukken te verkrijgen van deze getuigen.

In een tussenbeschikking van 26 januari 2006 stelde het hof partijen in de gelegenheid zich over de (prematuur) afwijzing van het voorlopig getuigenverhoor schriftelijk uit te laten. Dit mocht ev3 echter niet baten, want ook bij de onderhavige beschikking wijst het hof het verzoek af.
 
Volgens het hof is het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor in dit stadium van de procedure in strijd met de goede procesorde, nu dit een aanzienlijke vertraging van de bodemprocedure zal meebrengen.

Het hof ziet niet in waarom niet een bewijsopdracht in de bodemprocedure kan worden afgewacht. "In dit verband merkt het hof op dat ev3 reeds beschikt over het bewijs dat is verkregen in de procedures in de Verenigde Staten en Duitsland, waaronder de uitvoerige (600 pag. tellende) getuigenverklaring van dr. Guglielmi die zij in de bodemprocedure heeft ingebracht." Volgens het hof wordt ev3 c.s. tot bewijs toegelaten (indien nodig), wanneer zij haar stellingen in de hoofdzaak voldoende heeft onderbouwd. Heeft zij dat niet gedaan en zouden haar stellingen op speculaties berusten dan is er volgens het hof sprake van een "fishing expedition."
 
Volgens het hof is ev3 niet-ontvankelijk in haar verzoek om bepaalde documenten te overleggen, omdat dit op grond van art. 843a lid 1 Rv dient te geschieden door een incidentele vordering in een lopende procedure, of door middel van een dagvaarding. Een verzoekschriftprocedure is dus niet de aangewezen weg.

Lees de beschikkingen hier en hier.