IEF 22218
2 september 2024
Artikel

Openbare raadpleging over ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen

 
IEF 22217
2 september 2024
Artikel

Artikel Bernt Hugenholtz: Prompts tussen vorm en inhoud: de eerste rechtspraak over generatieve AI en het werk

 
IEF 22207
30 augustus 2024
Artikel

Laatste plekken voor het Benelux Merken Congres op donderdag 5 september 2024

 
IEF 2263

Het Parfumgeur-arrest van de Hoge Raad

Een commentaar van Herman Cohen Jehoram, emeritus hoogleraar recht van de intellectuele eigendom.

“(…) wanneer men de lijst van specifieke auteursrechtelijk beschermde werken in verdrag en wet nagaat, dan betreft het hier uitsluitend werken die vatbaar zijn om gezien of gehoord te worden. Het is ook wel onbestreden dat de ‘founding fathers’ van de Berner Conventie en ook van onze auteurswet alleen daaraan gedacht hebben en daarop hun teksten specifiek hebben ingericht. Allerlei onderdelen van het auteursrecht en ook van de beperkingen erop zijn niet toe te passen op een ‘geurwerk’ als nu in Nederland is erkend. In het Kecofa-Lancôme-geding tilden advocaat-generaal en Hoge Raad hier niet zwaar aan.”

Lees het volledige commentaar hier. Lees het arrest van de Hoge Raad in Lancôme - Kécofa hier.

IEF 2262

Zetelverdrag

Persbericht Ministerie van Buitenlandse Zaken: “Nederland tekent zetelovereenkomst met Octrooiorganisatie. Op 27 juni ondertekenen de Minister van Buitenlandse Zaken Bot en de President van de Europese Octrooi Organisatie, Alain Pompidou, een zetelverdrag. Het zetelverdrag regelt de positie van de de staf en de organisatie in Nederland.  

Het zetelverdrag vervangt en actualiseert het summiere zetelverdrag uit 1975. Ook wordt in het verdrag het Kabinetsstandpunt ‘werving en opvang internationale organisaties’ (2005) geformaliseerd. Volgens dit standpunt wordt ernaar gestreefd om de in Nederland gevestigde internationale organisaties zo veel mogelijk een gelijke behandeling toe te kennen.

De Europese Octrooi Organisatie geeft uitvoering aan het Europees Octrooiverdrag. In dit verdrag, dat door een groot aantal Europese landen is ondertekend, wordt het Europese Octrooi geregeld. Naast het bureau in Rijswijk heeft het een hoofdkantoor in München en vestigingen in Brussel, Berlijn en Wenen.

Bij het in Rijswijk gevestigde Nederlandse bureau zijn circa 2500 mensen werkzaam. Het is daarmee de grootste in ons land gevestigde volkenrechtelijke organisatie. Nederland is gastland van 30 internationale organisaties.

Noot voor de redactie:  Voor de media is bij de ondertekening van de zeteloverenkomst (18.30 uur) gelegenheid voor tot het nemen van foto’s.  Ondertekening vindt plaats in de Rolzaal op het Binnenhof 11. Belangstellende media wordt verzocht zich uiterlijk 27 juni 16.00 uur telefonisch aan te melden bij de directie voorlichting en Communicatie van het ministerie van Buitenlandse Zaken, 070-3487510. Fotografen dienen uiterlijk 18.15 in de Rolzaal aanwezig te zijn.”

Lees het persbericht ook hier.

IEF 2261

Drie paar (2)

In aansluiting op dit bericht van gisteren, laat Peter Kits (Holland Van Gijzen), de advocaat van Adelchi, weten dat het voor vanmiddag geplande kort geding tussen Van Bommel en Adelchi niet door gaat.

“Er is wel degelijk inhoudelijk gereageerd. Als gevolg van het beschikbaar komen van aanvullend bewijsmateriaal van de zijde van Adelchi zal het kort geding vanmiddag -op verzoek van alle betrokken partijen- worden aangehouden om e.e.a. nader te kunnen bestuderen. Nog niet duidelijk is of en zo ja wanneer het KG zal worden voortgezet. De mede gedaagde is schoenwinkelketen Van Woensel.”

IEF 2260

Zoals gebruikelijk

Kamervragen met antwoord, nr. 1674, 2e Kamer. Vragen van het lid Van Bommel (SP) aan de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (Europese Zaken) over de Europese verplichting om strafrechtelijke sancties te harmoniseren om misbruik van intellectueel eigendom te bestrijden. (Ingezonden 1 mei 2006); Antwoord

“Wat is uw reactie op het voorstel van de Europese Commissie om van lidstaten te eisen dat zij hun strafrechtelijke sancties harmoniseren c.q. verhogen om misbruik van intellectueel eigendom te bestrijden?

Het kabinet zal zijn visie op dit voorstel, zoals gebruikelijk, in een BNC-fiche neerleggen. Belangrijke vragen daarbij zijn of het nodig is om naast richtlijn 2004/48/EG betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten en naast de privaatrechtelijke, bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving van deze rechten op nationaal niveau te komen tot een verplichting van de Gemeenschapswetgever tot strafbaarstelling van inbreuken op deze rechten, welke de reikwijdte van een eventuele richtlijn zou moeten zijn, hoe de inbreuken die voor onderlinge aanpassing in aanmerking zouden komen, zouden moeten worden omschreven, en of het mogelijk en ook nodig is in een eventuele richtlijn specifieke bepalingen inzake aard en hoogte van strafsancties op te nemen.

In overeenstemming met de eerder genoemde notitie met betrekking tot de gevolgen van de Hofuitspraak milieustrafrecht zal in dit fiche specifieke aandacht worden besteed aan de consequenties van het voorstel voor het Nederlands strafrecht. In dit fiche zullen wij uiteraard ook onze appreciatie geven van de vraag hoe dit voorstel zich verhoudt tot de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit. Voornoemde laat echter onverlet dat Nederland de noodzaak van een effectieve bestrijding van namaak en piraterij en van Europese samenwerking daarbij onderkent.”

IEF 2259

Met behulp van een computer

Gerechtshof 's-Gravenhage, 18 mei 2006, 04/1102, Single Buoy Moorings Inc. c.s. Bluewater Energy Services B.V. c.s.

Door SBM is in eerste aanleg gesteld dat Bluewater een inbreukmakend "turret mooring system" zou hebben ontworpen, verkocht en geïnstalleerd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de betrokken octrooien van SBM niet slechts een "turret", maar telkens een vaartuig met daarin een "turret" betreffen en zou daarmee zijn voorbijgegaan aan de stelling van SBM dat het schip een niet-essentieel onderdeel van de door de octrooien onder bescherming gestelde uitvinding is.

Het hof komt ook tot de conclusie dat niet slechts de constructie van de "turret" zelf van essentieel belang is, maar ook de wijze van inbouw in het schip, zodat "turret" en schip gezamenlijk de door het octrooi beschermde uitvindingsgedachte belichamen.

Voorzover SBM stelt, dat het met behulp van een computer maken van een ontwerptekening voor een FPSO een vervaardigingshandeling is, slaat zij naar het voorlopige oordeel van het hof de plank mis. Het maken van een ontwerptekening van een voortbrengsel is niet het door artikel 53 ROW 1995 bestreken vervaardigen van het geoctrooieerde voortbrengsel en nog minder het gebruiken van dat voortbrengsel.

Ook van indirecte inbreuk is geen sprake. SBM stelt verder nog dat Bluewater c.s. parasiteren op de technische ontwikkelingen van SBM, maar het staat een ieder nu eenmaal vrij gebruik te maken van in octrooien geopenbaarde kennis, mits geen inbreuk op die octrooien wordt gemaakt. Van inbreuk is, zoals uit het voorgaande volgt, in dit geding niet gebleken en SBM kan derhalve geen beroep doen op de aanvullende werking van de onrechtmatige daad.

Lees het arrest hier. Begrijp hier of hier wat een turret mooring system is.

IEF 2258

Tot de laatste snik

Kort éénpartij-interview in de nieuwe Quote over een geschil tussen Red Bull en the Bulldog. Een samenvatting in citaten:

“Henk de Vries is woest op energiedrankgigant Red Bull, die in een bodemprocedure eist dat hij stopt met de verkoop van zijn eigen energiedrankje The Bulldog Energy Drink. Zowel de kleur als de naam zou te veel lijken op die van Red Bull.(…) ‘Red Bull is een machtige arrogante club die alles in het werk stelt om mijn bedrijf te vermoorden.(…) Ze denken natuurlijk: die De Vries haalt vanzelf bakzeil, want per rechtszaak ben je al snel zo’n veerigduizend euro kwijt. De teller staat nu op ongeveer 150 duizend euro. (…) De zaak geeft me kopzorgen, maar juist daardoor voel ik vechtlust. En vechten zal ik tot de laatste snik.’”

IEF 2257

De wettelijke fictie

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 18 mei 2006, 04/0357,  B.H.J. Schumann tegen J. Gierveld Beheer B.V.

Gierveld vordert in dit geding vergoeding van schade, die naar Gierveld  stelt is veroorzaakt doordat octrooigemachtigde Schumann  een beroepsfout zou hebben gemaakt. Schumann voert aan dat Gierveld niet  ontvankelijk dient te worden verklaard omdat zijzelf geen schade heeft  geleden en aldus niets te vorderen heeft.

Op grond van artikel 43A ROW 1910 kan de octrooihouder een redelijke  vergoeding vorderen van hem, die in het tijdvak tussen terinzagelegging van  de octrooiaanvrage en de openbaarmaking van die aanvrage “inbreukmakende”  handelingen heeft verricht. Het Hof overweegt dat door de rechtbank op 24  juli 2002 is geoordeeld dat genoemd exploit als waarschuwingsexploit  ondeugdelijk was.

Het hof overweegt dat de in het geding tussen Gierveld Beheer en Mogema  gevorderde redelijke vergoeding ex art 43A ROW 1910 door de rechtbank is  afgewezen, omdat het ten verzoeke van Gierveld Beheer aan Mogema uitgebrachte exploit ex artikel 43 ROW 1910 niet voldeed aan de in dat artikel gestelde  eisen.

“de octrooigemachtigde, die opdracht heeft de rechten van zijn client veilig  te stellen en daarbij een waarschuwingsexploit doet betekenen dat  ondeugdelijk is, handelt ook naar het oordeel van het hof verwijtbaar  onzorgvuldig. Het aldus handelen is een beroepsfout”(rov 14)

Vervolgens gaat het hof in op de vraag of met betrekking tot de al dan niet  bestaande desbewustheid van Mogema sprake is van een beroepsfout van de  octrooigemachtigde. Voor het ontstaan van de wettelijke fictie van  desbewustheid is vereist dat een exploit wordt uitgebracht, waarin wordt  gewezen op hetzij het reeds verleende octrooi, hetzij de openbaar gemaakte  octrooiaanvrage.

Het voor openbaarmaking betekenen van de ter inzage gelegde octrooiaanvrage volstaat niet. (rov 18) Al was het “de kennelijke bedoeling  het exploit te doen uitbrengen met het oog op zowel de redelijke vergoeding  op grond van artikel 43A ROW 1910 als de schadevergoeding op grond van  artikel 43 en 44 ROW”, een kennelijke bedoeling is onvoldoende om de  wettelijke fictie van desbewustheid tot stand te brengen.

Het argument van  Schumann c.s. dat er rekening moest worden gehouden met de mogelijkheid dat  de octrooipretenties niet konden waargemaakt kan naar het oordeel van het  hof in casu geen rol spelen bij het al dan niet uitbrengen van een  desbewustheidsexploit. Ook hier oordeelt het Hof dat Schumann een  beroepsfout heeft gemaakt.

Het Hof acht Schumann aansprakelijk voor de schade die Gierveld Beheer als  gevolg van de beroepsfout heeft geleden. Op 22 juni 2006 werden partijen in  de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten over de schade.

Lees het arrest hier.

IEF 2256

De verlening van dwanglicenties

Pb EG L 157,  9 juni 2006. Verordening (EG) nr. 816/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de verlening van dwanglicenties voor octrooien inzake de vervaardiging van farmaceutische producten voor uitvoer naar landen met volksgezondheidsproblemen.

Implementatie van de WTO Verklaring van Doha betreffende de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPS) en volksgezondheid. In de verklaring wordt ieder WTO-lid het recht toegekend om dwanglicenties te verlenen en de vrijheid om de gronden te bepalen waarop dergelijke licenties worden verleend.

Bij deze verordening wordt een procedure ingesteld voor de verlening van dwanglicenties voor octrooien en aanvullende beschermingscertificaten voor de vervaardiging en de verkoop van farmaceutische producten indien deze producten zijn bestemd voor uitvoer naar in aanmerking komende invoerende landen die dergelijke producten nodig hebben om hun problemen op het gebied van de volksgezondheid aan te pakken.

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad (ergo 29 juni). Lees de verordening hier. (Bericht via de IPkat).

IEF 2254

Chemische identiteit

Het komt waarschijnlijk niet vaak voor dat de begrippen ‘acute letale effecten’ en  ‘intellectuele eigendom’ in één zin worden gebruikt:

“Indien de persoon die voor het in de handel brengen van het preparaat verantwoordelijk is, kan aantonen dat bekendmaking op het veiligheidsinformatieblad van de chemische identiteit van een stof die uitsluitend is ingedeeld als irriterend, met uitzondering van stoffen waaraan de zin R41 is toegekend, of als irriterend in combinatie met een of meer van de in artikel 10, punt 2.3.4, van Richtlijn 1999/45/EG genoemde eigenschappen, dan wel is ingedeeld als schadelijk of als schadelijk in combinatie met een of meer van de in artikel 10, punt 2.3.4, van Richtlijn 1999/45/EG genoemde eigenschappen en die op zichzelf acute letale effecten heeft, de vertrouwelijkheid van zijn intellectuele eigendom in gevaar brengt, kan hij overeenkomstig de bepalingen van bijlage VI, deel B, bij Richtlijn 1999/45/EG die stof aanduiden met hetzij een naam die de belangrijkste functionele chemische groepen aangeeft, hetzij een andere naam. “

(Gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie. Interinstitutioneel dossier: 2003/0256 (COD))