IEF 22219
2 september 2024
Uitspraak

Prejudiciële vragen merkenrecht: is een verkeerd vermeld oprichtingsjaar misleidend?

 
IEF 22218
2 september 2024
Artikel

Openbare raadpleging over ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen

 
IEF 22217
2 september 2024
Artikel

Artikel Bernt Hugenholtz: Prompts tussen vorm en inhoud: de eerste rechtspraak over generatieve AI en het werk

 
IEF 1927

Een kwestie van ethiek

Ontleend aan of geïnspireerd door? O.a. het Eindhovens Daglad meldt dat historicus Thomas von der Dunk zich gepasseerd voelt door journalist Johan de Boose. De Boose brengt eind april het boek 'De Grensganger' uit, dat een reis langs het IJzeren Gordijn beschrijft. Volgens Von der Dunk is het idee hiervoor hem 'afhandig gemaakt'. ,,Ik heb vijftien jaar geleden een reis gemaakt langs De Muur en die in foto's vastgelegd. Een uitgever wilde er wel een boek van maken, maar dan moest er tekst bij. Daarvoor is toen de Belgische journalist en slavist Johan de Boose benaderd.''
Dat vond Von der Dunk allemaal prima, totdat hij recent te horen kreeg dat er van het gebruik van zijn foto's is afgezien voor het boek van Meulenhoff/Manteau. ,,Er komt nu alleen een boek met de tekst."

Von der Dunk betreurt de gang van zaken nog zeer. ,,Het is een kwestie van ethiek. Bovendien is het voor mij nu lastiger alsnog iets met de foto's te doen. Iedereen zal zeggen: over dat onderwerp is er al een boek."

Lees hier meer. Hier de website over De Grensganger.
IEF 1927

Een kwestie van ethiek

Ontleend aan of geïnspireerd door? O.a. het Eindhovens Daglad meldt dat historicus Thomas von der Dunk zich gepasseerd voelt door journalist Johan de Boose. De Boose brengt eind april het boek 'De Grensganger' uit, dat een reis langs het IJzeren Gordijn beschrijft. Volgens Von der Dunk is het idee hiervoor hem 'afhandig gemaakt'. ,,Ik heb vijftien jaar geleden een reis gemaakt langs De Muur en die in foto's vastgelegd. Een uitgever wilde er wel een boek van maken, maar dan moest er tekst bij. Daarvoor is toen de Belgische journalist en slavist Johan de Boose benaderd.''
Dat vond Von der Dunk allemaal prima, totdat hij recent te horen kreeg dat er van het gebruik van zijn foto's is afgezien voor het boek van Meulenhoff/Manteau. ,,Er komt nu alleen een boek met de tekst."

Von der Dunk betreurt de gang van zaken nog zeer. ,,Het is een kwestie van ethiek. Bovendien is het voor mij nu lastiger alsnog iets met de foto's te doen. Iedereen zal zeggen: over dat onderwerp is er al een boek."

Lees hier meer. Hier de website over De Grensganger.
IEF 1927

Een kwestie van ethiek

Ontleend aan of geïnspireerd door? O.a. het Eindhovens Daglad meldt dat historicus Thomas von der Dunk zich gepasseerd voelt door journalist Johan de Boose. De Boose brengt eind april het boek 'De Grensganger' uit, dat een reis langs het IJzeren Gordijn beschrijft. Volgens Von der Dunk is het idee hiervoor hem 'afhandig gemaakt'. ,,Ik heb vijftien jaar geleden een reis gemaakt langs De Muur en die in foto's vastgelegd. Een uitgever wilde er wel een boek van maken, maar dan moest er tekst bij. Daarvoor is toen de Belgische journalist en slavist Johan de Boose benaderd.''
Dat vond Von der Dunk allemaal prima, totdat hij recent te horen kreeg dat er van het gebruik van zijn foto's is afgezien voor het boek van Meulenhoff/Manteau. ,,Er komt nu alleen een boek met de tekst."

Von der Dunk betreurt de gang van zaken nog zeer. ,,Het is een kwestie van ethiek. Bovendien is het voor mij nu lastiger alsnog iets met de foto's te doen. Iedereen zal zeggen: over dat onderwerp is er al een boek."

Lees hier meer. Hier de website over De Grensganger.
IEF 1926

40 - 45d

Rechtbank ’s-Gravenhage, 12 april 2006, HA ZA 05-0354, Holierhoek tegen Rob Houwer Fils & TV Productuies B.V. c.s. (met dank aan Marc de Kemp, Houthoff Buruma).

Proefproces over de toepasselijkheid van artikel 45d Auteurswet op de destijds gesloten scenario-overeenkomst en de exploitatierechten met betrekking tot de het filmwerk Soldaat van Oranje. De Rechtbank Den Haag wil er niet aan en bovendien heeft ‘De rechtbank (sector civiel) het niet tot taak om met haar uitspraken wetgevingsprocessen te beïnvloeden.’

Kees Holierhoek is scenario-schrijver en ook voorzitter van de stichting LIRA, een belangenorganisatie van auteurs. Jolierhoek is samen met drie anderen (de heren Gerard Soeteman, Paul Verhoeven en Erik Hazelhoff Roeifzema) co-scenarioschrijver geweest van de alom bekende en bekroonde film Soldaat van Oranje, die in 1977 in première ging te Amsterdam. Producent van deze succesvolle Nederlandse speelfilm is Houwer Film BV.

Met het oog op de te produceren speelfilm hadden Houwer Film BV en Holierhoek al op 9 september 1975 een overeenkomst gesloten, op grond waarvan scenarist Holierhoek als wederprestatie voor a) het samen met anderen schrijven van het draaiboek voor de film Soldaat van Oranje en b) de algehele overdracht van alle auteursrechten aan filmproducent Houwer Film BV een bedrag van Fl. 22.500,- heeft ontvangen.

Bij aangetekende brief van 8 april 2004 heeft de huidige advocaat van Holierhoek jegens Rob Houwer aanspraak gemaakt op alsnog een billijke vergoeding voor de (verdere) exploitatie van de speelfilm Soldaat van Oranje, waaronder de verhuur van DVDs.

 Het gaat Holierhoek in deze proefprocedure om de reikwijdte van art. 45d Auteurswet. Holierhoek stelt dat een scenarioschrijver in de praktijk bij een overeenkomst met een filmproducent vaak gedwongen wordt afstand te doen van het recht op een billijke vergoeding voor iedere vorm van onvoorziene exploitatie van het filmwerk waaronder die door verhuur. Producenten weigeren daardoor vaak scenarioschrijvers mee te laten delen in de toekomstige opbrengsten van succesvolle speelfilms. Die praktijk is in strijd met deze wettelijke regeling, die voor wat betreft de billijke vergoedingen van dwingend recht is.

Een eenmalige afkoopsom is ook niet te rijmen met de ratio van de voor de rechtspraktijk onduidelijke regeling van art. 45d Auteurswet, welke ratio is de bescherming van de zwakke onderhandelingspositie van de auteur tegenover de filmproducent, aldus Holierhoek. Ook beoogt Holierhoek blijkens zijn repliek met de uitspraak van deze rechtbank het wetgevingsproces met betrekking tot een nieuw auteurscontractenrecht te beïnvloeden.

De rechtbank (sector civiel) heeft niet tot taak om met haar uitspraken wetgevingsprocessen te beïnvloeden, maar om in eerste aanleg concrete civiele geschillen tussen partijen te beslechten in de bijzondere feitelijke omstandigheden van elk geval. Voorzover de rechtbank thans kan nagaan verloopt overigens het door Holierhoek bedoelde wetgevingsproces (kamerstukken 29838) veel langzamer dan aanvankelijk werd verwacht.

De door Holierhoek gevorderde verklaringen voor recht - die blijkbaar zeer algemeen zijn geformuleerd met het oog op de door hem gewenste nieuwe wetgeving of ter opheldering van de in zijn stukken genoemde onduidelijkheden in de rechtspraktijk over het huidige art. 45d Auteurswet – zijn veel te algemeen zijn geformuleerd om in een civiele zaak als deze te kunnen worden toegewezen.


Terecht betogen Houwer BV cs dat het onderhavige overgangsrecht uit 1985 geen andere conclusie toelaat, dan dat de per 1 augustus 1985 ingevoerde wetsartikelen 45a t!m 45g Auteurswet toepassing missen indien voordien reeds een aanvang is gemaakt met het tot stand brengen van fllmwerken. Dat is het geval met de speelfilm Soldaat van Oranje (1977) en de onderhavige overeenkomst (1975).

De nadien ook nog in 1995 gewijzigde - en mede daardoor in de rechtspraktijk volgens de processtukken voor meerderlei uitleg vatbare - lex specialis van art. 45d Auteurswet mist derhalve toepassing, en de rechtbank moet bij de beoordeling van het geschil tussen partijen over een billijke vergoeding voor exploitatierechten teruggrijpen op de lex generalis van art. 2 Auteurswet over de overdracht van auteursrechten en op het algemeen verbintenissenrecht, waaronder het centraal staande beginsel van de contractsvrijheid.

De overeenkomst tussen partijen uit 1975 laat naar het oordeel van de rechtbank geen andere redelijke uitleg op de voet van het Haviltex-criterium toe, dan dat Holierhoek aan Houwer Films BV tegen betaling van een lumpsum van Fl. 22.500,- onder meer alle mogelijke auteursrechten overdroeg, waaronder ook die voor destijds wellicht minder voorzienbare toekomstige exploitatievormen inclusief de verhuur van DVDs.

Deze uitleg volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de tekst en strekking van het contract . Voor deze uitleg van de overeenkomst pleiten tenslotte ook de onvoldoende weersproken stellingen van Houwer BV cs, dat fl. 22.500,- in 1975 in feite een zeer royale beloning vormde, en dat de filmproducent Houwer Film BV anders dan de scenarioschrijvers zoals Holierhoek alle mogelijke financiële risico’s liep bij deze destijds duurste en meest ambitieuze Nederlandse speelfilm ooit.

Kortom, Holierhoek gaat in deze procedure uit van een onjuiste uitleg en een onjuiste lezing van de door hem in 1975 ondertekende overeenkomst. Anders dan hij veronderstelt, heeft hij met fl. 22.500,- destijds wel degelijk ook een rechtsgeldig overeengekomen billijke vergoeding op voorhand ontvangen voor alle mogelijke toekomstige exploitatievormen van het filmwerk Soldaat van Oranje, waaronder de in 2005 klaarblijkelijk succesvolle verhuur van DVDs.

Indien die huidige DVDs al niet zouden zijn te beschouwen als de in de overeenkomst bedoelde beeldplaten etcetera, dan toch zijn zij te kwalificeren als vervangingen van de door de technische ontwikkelingen achterhaalde videocassettes uit de overeenkomst. Anders dan Holierhoek betoogt, ziet de rechtbank niet in waarom art. 45d Auteurswet ingevoerd in 1985 of enige andere rechtsregel aan deze contractvrijheid van partijen uit 1975 in de weg zou staan.

Van onvoorziene omstandigheden als (thans) bedoeld in art. 6:258 BW is niets relevants gesteld of gebleken. De slotsom van de rechtbank luidt dat de vorderingen van Holierhoek om de voormelde redenen moeten worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 1925

Paashaas

"In het verleden hebben we zelf nog wel eens foto's laten uitlekken, maar als we dat deden was dat een of twee dagen van te voren. Nooit twee weken voordat het blad in de winkels lag". Dit meldt de woordvoerder van Playboy naar aanleiding van het uitlekken van de foto's van presentatrice Bridget Maasland (eerder bericht hier).

Playboy zond verschillende sommatiebrieven, om hiermee de publicatie van de foto's - het blad ligt vanaf 20 april in de winkel - op verschillende websites tegen te gaan. Het weblog Jaggle denkt een pragmatische oplossing te hebben ter ontduiking van het publicatieverbod: Jaggle biedt de foto's op verzoek per email aan. "Publiceren mag dan wel niet, je vrienden mailen is wel een optie. Stuur ons een e-mail en je krijgt zaterdag een gezellige paasbunny in je mailbox. Vrolijk Pasen!" De tentamenvraag is natuurlijk of en waarom dat dan wel of niet zou mogen. Lees ook hier meer.

Update: "Jaggle zal de fotoserie van Bridget niet per e-mail verspreiden. Playboy-uitgever Sanoma stuurde het weblog donderdag een dagvaarding, nadat het een e-mailactie rondom de foto's had opgezet. Wie Jaggle een mailtje stuurde, zou zaterdag alle Playboyfoto's van Bridget in zijn mailbox krijgen. De advocaat van Jaggle heeft beloofd dat er niks per e-mail zal worden verstuurd, zo stelt Sanoma tegenover NU.nl. (Nu..nl).

IEF 1924

Wichtige Grund

Rechtbank ’s-Gravenhage, 12 april 2006, HA ZA 04-1275. H+H Software GmbH tegen Axcom B.V. Vonnis met een heel klein beetje auteursrecht.

Microtest, Surfdiensten en Axcom sluiten een overeenkomst betreffende de levering van software welke ziet op het emuleren van een CD speler op de harde schijf. De rolverdeling is als volgt: Microtrest ontwikkelt de software en levert die aan Surfdiensten. Surfdiensten levert de software aan diverse universiteiten. Axcom fungeert als een soort tussenpersoon (“sole agent”) tussen Microtest en Surfdiensten. Surfdiensten betaalt royalty’s aan Axcom, die na inhouding van 17% de royalty’s doorbetaalt aan Microtest. H+H Software heeft de rechten en plichten van Microtest uit hoofde van de voornoemde overeenkomst overgenomen.

H+H Software constateert dat Axcom nimmer de, uit hoofde van de overeenkomst verplichte, rapportage over de verkopen en royaltyontvangsten heeft verstrekt. Voor H+H Software is dit grond om de overeenkomst (na aanmaning) te beëindigen.

In conventie vordert H+H schadevergoeding uit hoofde van auteursrechtinbreuk welke verband houdt met verkopen van de software na beëindiging. In reconventie vordert Axcom schadevergoeding wegens gederfde commissie-inkomsten.

Het vonnis betreft hoofdzakelijk de vraag of H+H Software naar Duits recht de overeenkomst ‘fristlos’ mocht opzeggen, oftewel was er een ‘Wichtige Grund’ voor opzegging. Volgens de rechtbank is het antwoord daarop jawohl met dien verstande dat de opzegging niet fristlos maar met een termijn van drie maanden diende te geschieden. De liefhebber van het Handelsgesetzbuch wordt uitgenodigd om de betreffende overwegingen van de rechtbank nader te bestuderen (r.o. 4.3 – 4.14).

Verkopen die na de beëindiging hebben plaatsgevonden maken inbreuk op het auteursrecht van H+H Software. H+H Software berekent haar schade aan de hand van gemiste licentievergoedingen welke zij berekent aan de hand van door Surfdiensten verstrekte informatie. De daarbovenop gevorderde schade bestaande uit gederfde winst wordt afgewezen aangezien (a) de gemiste licentievergoeding reeds is toegewezen en (b) onvoldoende is toegelicht dat dergelijke schade zich heeft voorgedaan.

Lees het vonnis hier.

IEF 1923

IKnee

De Carp nieuwsbrief van 12 april bericht dat op de site www.Ik2a.nl wordt geadverteerd met tweedehands Ikea producten. Een soort Marktplaats maar dan speciaal voor gebruikte, maar nog niet afgeschreven, Billy’s en Benno’s. De website gebruikt voornamelijk de kleuren blauw en geel.

Ikea heeft laten weten niet blij te zijn met de website. De verkoop van de Ikea producten via een dergelijke website stoort Ikea niet, maar het feit dat de website Ikea’s kleuren gebruikt, ontstemt Ikea zeer. Ook is Ikea van mening dat het logo wel veel weg heeft van het Ikea logo. De door Ikea vermeende merkinbreuk wordt door het bedrijf nu verder onder de loep genomen.

Het OHIM oordeelde eind vorig jaar, eerder bericht hier, dat Ikea’s kleurencombinatie in Europees verband onvoldoende onderscheidend is om als Europees kleurmerk te worden geregistreerd. Wellicht dat een vervolg op deze zaak duidelijk maakt of dat ook voor Nederland geldt.

IEF 1922

Even Apeldoorn bellen

Rechtbank 's-Gravenhage, 13 april 2006, KG ZA 06-423. Salomon Armand Kalou tegen Achmea schdeverzekeringen N.V.

Kalou wint weer. Vonnis naar aanleiding van de inmiddels bekende commercial van Achmea (commercial staat nog altijd hier, eerdere berichten hier en hier).

Aanvankelijk was Kalou, na het lezen van het script van de commercial, in principe bereid aan een (in het vonnis omschreven) commercial mee te werken mits Feyenoord en Fortis -de hoofdsponsor van Feyenoord en een concurrent van Centraal Beheer Achmea daarmee akkoord zouden kunnen gaan en overeenstemming zou kunnen worden bereikt over het voor die medewerking van Kalou te betalen honorarium. Fortis geeft echter geen toestemming en er komt tussen partijen geen overeenkomst tot stand.

Achmea zendt vanaf begin april toch een commercial uit met daarin onder meer een foto van Kalou in het shirt van het Duitse elftal (zie het vonnis voor uitgebreide scripts en 'caps' van de reclame). De commercial is tevens op de site van Achmea gezet waar hij kan worden gedownload.

Kalou vordert Achmea te verbieden zijn portret openbaar te maken en zijn naam te gebruiken. Tevens vordert Kalou dat Achmea al het nodige zal doen, zo nodig door optreden in rechte, om elke openbaarmaking van de omschreven commercial door een derde of derden te doen verbieden, op straffe van een dwangsom voor elke keer dat zij dit gebod niet nakomt.

Voor de rechtbank staat vast dat het hier gaat om het zonder toestemming van Kalou gebruiken van zijn portret in een commerciële uiting, en dat Kalou, die beschikt over een verzilverbare populariteit, een redelijk belang heeft in de zin van artikel 21 Aw om zich daartegen te verzetten. Een ultieme poging van Achmea om de rechtbank tot een andere mening te brengen, mislukt:

"Centraal Beheer Achmea heeft bestreden dat het uitzenden van de commercial zonder de toestemming van Kalou jegens hem onrechtmatig is en daartoe het volgende aangevoerd: (pleitnotitie mr. Boukema, pagina 9): "De commercial is een bijdrage aan een publiek debat over een zaak van algemeen belang door te tonen welke consequentie het vreemdelingenbeleid kan hebben èn door het verschijnsel “topsporter kopen uit een Derde Wereldland”.

Voorzover deze stelling als een serieus bedoeld verweer moet worden opgevat in die zin, dat Centraal Beheer Achmea ingang wenst te doen vinden dat de commercial door haar uitsluitend uit ideële overwegingen is vervaardigd en uitgezonden, wordt dat verweer verworpen. Het is volstrekt onaannemelijk dat bij Centraal Beheer Achmea met het publiekelijk maken van deze commercial enige andere bedoeling heeft voorgezeten dan een puur commerciële, te weten het verkrijgen van (naams)bekendheid voor haar onderneming dan wel voor haar producten en diensten."

De vordering van Kalou die er toe strekt Achmea te bevelen door middel van het aanspannen van procedures derden ervan te weerhouden de commercial (eenmaal gedownload) verder te verspreiden acht de rechtbank, als te verstrekkend en daarmee niet passend als voorlopige voorziening, niet toewijsbaar.

Lees hier het vonnis.

IEF 1921

26 april 2006

Nog even een reminder: Wereld IE Dag Borrel: Om de omvang van de drank-, voedsel en entertainmentvoorraad juist in te kunnen schatten, bij deze het verzoek om je, onverplicht, even aan te melden voor de borrel per email.

De borrel zal plaats vinden op Wereld IE Dag, woensdag 26 april, tussen 17.00 en 20.00 uur in het prachtige grachtenpand (en deo volente de prachtige grachtentuin) van Van der Steenhoven advocaten aan de Herengracht 582-584 in Amsterdam, (zie de website met routebeschrijving hier). Nadere informatie volgt. Eerdere berichten hier.

IEF 1920

Een zaak met een twist

Rechtbank ‘s-Gravenhage, 12 april 2006, rolnr. 227096 / HA ZA 04-2808. Harry’s NewYork Bar S.A. tegen Driss Kchicheb h.o.d.n. Harry’s American Bar.

Materieel is er uiteindelijk geen sprake van verwarring, maar door het wereldwijd coexisteren van vele Harry's Horecagelegenheden, voorstellen voor schikkingen, sommaties, stil zitten, rechten die verwerkt zijn, handelsnamen die in stand gehouden worden en registraties die over en weer worden doorgehaald, blijft de lezer wel enigzins confuus achter. Dat in het vonnis de advocaat van de gedaagde en advocaat van de eiser zijn verwisseld zijn is dan ook niet onbegrijpelijk.

De op ‘Amerikaanse  leest geschoeide’ Harry’s New York Bar van eiser is sinds 1911 gevestigd in Parijs. Harry’s Bar is houder van een groot aantal merkrechten, waaronder HARRY’S, HARRY’S BAR en variaties daarop. Gedaagde Kchicheb is houder van Benelux beeldmerkregistratie HARRY’S BAR en eigenaar van Harry’s Bar in Amsterdam.

De voorganger van Kchicheb is al in 1986 aangeschreven door eiser, maar heeft daar niet op gereageerd. Verdere rechtsmaatregelen zijn toen niet getroffen. Eiser heeft gedaagde drie weken na het depot van Kchicheb in 2003 iedere inbreuk op de merk- en handelsnaamrechten van eiser te staken.

Van inbreuk op de Beneluxmerken van eiser door Kchicheb is geen sprake, omdat deze zijn niet zijn gebruikt en op die grond vervallen worden verklaard. Op basis van het Gemeenschapsmerk van eiser kan de rechtbank ook niet tot het oordeel komen dat sprake is van inbreuk, omdat Kchicheb een terecht beroep doet op rechtsverwerking.

Enkel stilzitten van de rechthebbende is volgens vaste rechtspraak onvoldoende voor het aannemen van rechtsverwerking, maar anders dan Harry's Bar stelt, is van enkel stilzitten i.c. ook geen sprake.

De rechtsvoorganger van Kchicheb is in 1986 tot drie keer door Harry's Bar verzocht contact op te nemen met Harry's Bar om te trachten een minnelijke regeling te treffen. Nadat door de rechtsvoorganger van Kchicheb daarop niet was gereageerd, is het vervolgens van de kant van Harry's Bar tot aan de aanzet tot de onderhavige procedure in 2004 meer dan zeventien en een half jaar stil geweest. Daardoor kon, vanwege het geen gevolg geven aan aangezegde rechtsmaatregelen en gegeven de omstandigheid dat in de hele wereld zeer vele Harry's Bars bestaan die niets hebben uit te staan met de Parijse Harry's Bar, bij de rechtsvoorganger van Kchicheb en bij hemzelf het gerechtvaardigd vertrouwen postvatten dat Harry's Bar haar pretenties jegens Kchicheb had laten varen. Voldoende geoordeeld om terzake rechtsverwerking aan te nemen.
 
Wel moet het latere Benelux woord/beeldmerk van Kchicheb, gegeven de geldigheid van het Gemeenschapsmerk van eiser, als overeenstemmend jonger merk wijken.

De handelsnaam van de Amsterdamse Harry’s Bar van Kchicheb blijft wel in stand. Ook hier is weer sprake van rechtsverwerking  en bovendien is er geen sprake van verwarring. Er is een (wereldwijde) verscheidenheid aan ongelieerde Harry’s Horecagelegenheden en het is ‘ook in de verste verten niet aannemelijk geworden’ dat tegen inbreuk door derden op enige relevante schaal werd en wordt opgetreden door Harry's Bar, terwijl ter zitting duidelijk is geworden dat eigenlijk alleen het depot van het Beneluxmerk door Kchicheb steen des aanstoots is geweest, aldus desgevraagd Harry's Bar, die zou overwegen een franchisevestiging in Brussel te vestigen. Het in aanmerking te nemen publiek zal de bar van Kchicheb naar het oordeel van de rechtbank niet verwarren met die van Harry's Bar, direct noch indirect.

-Uit het vorenoverwogene volgt dat Harry's Bar in de Benelux jegens Kchicheb alleen rechten kan ontlenen aan haar geldig geoordeelde Gemeenschapsmerk HARRY'S, op grond van welk in rangorde aan het Benelux woord/beeldmerk HARRY'S BAR van Kchicheb voorafgaande merkrecht Harry's Bar die latere Beneluxinschrijving niet behoeft te dulden, zodat de door Harry's Bar gevorderde doorhaling daarvan kan worden toegewezen als in het dictum verwoord.

-De overige in deze procedure centraal staande merkrechten van Harry's Bar met inschrijving in de Benelux heeft zij niet normaal gebruikt als merk, zodat de door Kchicheb gevorderde doorhaling daarvan kan worden uitgesproken als in het dictum verwoord. Gelet op art. 14 sub D BMW zal ambtshalve de doorhaling daarvan worden uitgesproken.

-Harry's Bars vorderingen tot verbod van merkinbreuk gebaseerd op haar Gemeenschapsmerk stranden op rechtsverwerking – en zouden overigens zijn gestuit op art. 107 lid 3 Vo. 40/94.

-Ook de handelsnaamrechtelijke grondslag van Harry's Bar strandt op rechtsverwerking – en wordt tevens al niet genoegzaam geoordeeld om Kchicheb te verbieden zijn handelsnaam te hanteren, vanwege gebrek aan vereiste verwarring.

-Aan Kchicheb komen geen geldige merkrechten toe en hij kan zich niet met een beroep op zijn handelsnaamrecht verzetten tegen gebruik door Harry's Bar (die als voor-voorgebruiker van het teken/de tekens Harry's ((New York) Bar) moet worden aangemerkt) van meerbedoeld Gemeenschapsmerk, voor zover art. 107 lid 3 van Vo. 40/94 daar geen paal en perk aan stelt.

-In de omstandigheid dat beide partijen in conventie en in reconventie over en weer deels in het gelijk en ongelijk worden gesteld, vindt de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren als in het dictum verwoord.

Lees het vonnis hier.