IEF 22220
3 september 2024
Uitspraak

‘2e bril cadeau’ en 'stapelkorting' reclames in strijd met de NRC

 
IEF 22219
2 september 2024
Uitspraak

Prejudiciële vragen merkenrecht: is een verkeerd vermeld oprichtingsjaar misleidend?

 
IEF 22218
2 september 2024
Artikel

Openbare raadpleging over ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen

 
IEF 1707

Groen als gras

Rechtbank Breda, 27 februari 2006, KG ZA 06-6. The Scotts Company tegen Mivena Holding. (Met dank aan Klos Morel Vos en Schaap).

Scotts beroept zich in het geschil met kunstmestconcurrent Mivena op haar beeld en woordmerken, maar gaat met lege handen naar huis. Sterker nog, Scotts krijgt van de rechter te horen dat een door haar ingeroepen woordmerk een postkantoormerk is en geen onderscheidend vermogen heeft.

Mivena zou met haar groen-wit ovaalvormige logo inbreuk maken op Scotts groen-wit ovaalvormige logo. De rechtbank constateert, niet verassend, wel visuele overeenstemming van de figuratieve elementen, maar stelt dat in het algemeen geldt dat niet waarschijnlijk is dat figuratieve elementen op zichzelf een beeldmerk zullen domineren, omdat het woordelement het meeste opvalt en het woordelement als teken van herkomst zal worden onthouden. Dat is in dit geval ook zo. Het groen-wit ovaalvormige logo is in slechts in zeer geringe mate onderscheidend, ovale vorm is zeer gebruikelijk en de kleur groen is zelfs beschrijvend voor grasperkonderhoudsproducten. De gebruikte woordelementen bepalen de, daardoor niet overeenstemmende, totaalindruk. Geen gevaar voor verwarring.

Met betrekking tot Mivena’s woordmerk Granumaster beroept Scotts zich op haar woordmerk Greenmaster. Greenmaster is volgens de rechtbank echter geen emergent merk, heeft dus zelf geen onderscheidend vermogen en kan niet worden ingeroepen tegen het merk Granumaster.

Van nodeloze verwarring door aanhaken is volgens de rechtbank ook geen sprake. Mivena heeft voldoende afstand genomen van de producten van Scotts en ook de afnemers van de producten zijn voldoende gespecialiseerd en geïnformeerd , ondermeer via internet, om bijvoorbeeld het doel van de door partijen voor het assortiment gebruikte kleurstellingen te begrijpen. De vorderingen worden als ongegrond afgewezen. Lees het vonnis hier.

IEF 1706

Left hook is geen right hook

Rechtbank Den Haag, 28 februari 2006, KG ZA 06-114. Hi-Tek Office S.R.L. vs. Celebration Benelux B.V. Vonnis in kort geding over modelinbreuk horloges.

Hi-Tek beschikt over twee gemeenschapsmodellen met betrekking tot de U-Boat horloges. Kenmerkend voor de U-Boat horloges is (o.a.) de zogenaamde "left hook", waarbij de kroon (met dop) zich aan de linkerkant van het horloge bevindt in plaats van aan de meer gebruikelijke rechterkant.

Celebration produceert horloges onder de naam TW Steel. De hier betreffende TW Steel horloges vertonen dezelfde stijlkenmerken als de U-Boat horloges. TW Steel horloges zijn geproduceerd in zowel een left hook als een right hook variant. Hi-Tek spreekt Celebration in dit kort geding aan wegens modelinbreuk.

De voorzieningenrechter begint met het bestuderen van het Umfelt en komt tot de conclusie dat de vormgeving van de U-Boat horloges aansluit bij de in de tweede wereldoorlog ontwikkelde canteen style horloges voor militair personeel, alsmede bij de stijl van horloges zoals deze specifiek zijn ontwikkeld voor duikers. Deze horloges bevatten typisch een grote dopmoer die over de kroon van het horloge valt (ten behoeve van water- en stofdichtheid) en met een pakking op het huis van het horloge aansluit. De horloges worden uitgevoerd in een sobere stijl. Daarnaast worden er hoge eisen gesteld m.b.t. de afleesbaarheid (dus: grote duidelijke markering van de tijdseenheden).

De horloges van zowel Hi-Tek als van Celebration vertonen al deze stijlkenmerken. Toch oordeelt de voorzieningenrechter dat de modellen van U-Boat een duidelijk verschillende algemene indruk wekken ten opzichte van het Umfelt gezien de keuze voor het weergeven van slechts 3 cijfers: de 4, de 8 en de 12; de wijze van het aangeven van tijdseenheden (grote strepen met afgeronde kanten) en het verkleinen van de kroon en dop ten opzichte van wat gebruikelijk was in het Umfelt. De ingeschreven modellen van Hi-Tek zijn nieuw en komen een eigen karakter toe. Er is dus sprake van een geldig modelrecht.

Celebration produceert de gelijkende horloges in zowel de "left hook" als de "right hook" variant.

De voorzieningenrechter vergelijkt de modellen van Hi-Tek en de modellen van Celebration binnen de ontwerpvrijheid die Celebration had gelet op het Umfelt. Daarbij komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat 2 van de 8 door Hi-Tek aangevoerde Celebration modellen inbreuk maken op de modelrechten van Hi-Tek. De ontwerper van de TW Steel modellen is, aldus de voorzieningenrechter, ten aanzien van de dop nauwelijks afgeweken van de keuzes die gemaakt zijn bij de vormgeving van de dop van de U-Boat modellen. Echter maken alleen de modellen met een left hook inbreuk op de modelrechten van Hi-Tek omdat niet gesteld kan worden dat de modeldepots van Hi-Tek, waarop enkel een left hook te zien is, ook een right hook model horloge beschermen.

Celebration wordt veroordeeld de productie van de left hook variant van het TW Steel horloge te staken. Iets wat ze trouwens al na de eerste sommatie hadden gedaan.

Lees het vonnis hier.

IEF 1705

Dubbele overtreding

Het Dagblad van het Noorden bericht dat verwijdering van een kunstwerk in Loppersum, zonder medeweten van de kunstenaars, indruist tegen het auteursrecht. "Het is een overtreding van het persoonlijkheidsrecht van de kunstenaar. Het lijkt op een dubbele overtreding, omdat de omgeving is veranderd, omdat een deel van het kunstwerk is verwijderd en omdat het is beschadigd", zegt advocaat Johan van Stempvoort.

De gemeente verwijderde  in november 2005 een kunstwerk dat sinds 1987 bij de plaatselijke Beatrixschool in het dorp stond. De gemeente informeerde de drie makers van het kunstwerk niet, omdat ze hen niet kon traceren. De, inmiddels kennelijk teruggevonden kunstenaars van Vormgevers Kollektief Lichen uit Groningen blijken echter  'not amused' te zijn over de verwijdering van hun Gesammtkunstwerk. Aan een oplossing wordt gewerkt: “Na een raadsdebat maandagavond is besloten een commissie van wijze mannen een oplossing voor het probleem te laten bedenken.” Lees hier en hier meer.

IEF 1704

Patent op een octrooi?

Zou er niet op iedere nieuwsredactie een IE-specialist moeten zitten? Waarschijnlijk niet, maar het zou wel helpen tegen tenenkrommende koppen als "Wie heeft het patent op een octrooi?". Lach hier iets meer.

IEF 1703

Equivalente pompen

 Gerechtshof 's-Gravenhage, 23 februari 2006, rolnr. 03/1544. Houttuin B.V. c.s. tegen Bornemann GmbH. Hoger Beroep van het (ongepubliceerde) vonnis van de Rechtbank Den Haag van 2 juli 2003.  

Bornemann is houdster van een Europees octrooi voor een multifase-schroefspilpomp. Het octrooi dateert van 1993 en bestaat uit twee onafhankelijk conclusies (conclusie 1 en conclusie 6) en meerdere afhankelijke conclusies (2-5). In dit arrest staat de vraag centraal of het (Nederlandse deel van het) Europees octrooi van Bornemann dient te worden vernietigd of, indien het octrooi geldig is, door Houttuin inbreuk wordt gemaakt op het octrooi.

Houttuin komt met nieuwheidsschadelijk materiaal en slaagt daarmee deels in zijn opzet om het octrooi van Bornemann te laten vernietigen wegens gebrek aan inventiviteit.

Met name een publicatie in het tijdschrift "Offshore" (editie november 1990) is nieuwheidsschadelijk voor (de werkwijze volgens) conclusie 1 en  voor de afhankelijke werkwijze conclusies 2 tot 5. Conclusie 6 blijft echter overeind. Houttuin produceert een pomp die equivalent is aan conclusie 6 en maakt toch nog directe inbreuk op het octrooi.

"Het artikel in "Off-shore", dat niet door het EOB is beoordeeld, maakt gewag van: "The world's first offshore multi-phase pump was supplied to Shell/ Petronas for use of Bokor "B" platform off Sarawak, Malaysia. Commissioned in August 1989, the MP40 pump receives fluids from up to six wells which are connected directly into the suction manifold and discharges to a sub-sea line via a seperator (…). The seperator which is incorporated primarily for flow measurement purposes (…). During the initial commission trials, the pump's maximum GVF (Gas Volume Fraction, hof) was 97,4% without recirculation, well above the 94% guaranteed (..). The field test loop includes a liquid recirculation line to the pump suction from the outlet of the seperator to enable close control of the GVF. As can be seen from Figure & the system has operated during well flow conditions of 100% gas. Further site testing will establish if the 1.2% recirculation can be reduced while maintaining pump hydraulic perfomance. 

Derhalve is het reeds een bekende handelswijze om bij multifase-pompen uit de stroom die uit de transportschroeven treedt vloeistof af te scheiden en de afgescheiden vloeistof naar de zuigzijde van de pomp te recirculeren in een voor de permanente spleetafdichting noodzakelijke hoeveelheid - voor de betreffende MP40-pomp 1.2% - teneinde voedingen met 100% gas ("droogloop") te verpompen. Daaraan doet niet af dat gestreefd wordt naar een werkwijze zonder recirculatie, zoals overigens ook bij de onderhavige werkwijze (...). De werkwijze volgens conclusie 1 biedt niet meer dan dit bekende toegepast op de pompwerkwijze volgens D0, hetgeen de werkwijze nog niet inventief maakt. Met andere woorden: overname van een bekende maatregel bij de beoogde werkwijze ter verkrijging van een overeenkosmtig effect van die maatregel ligt binnen het directe bereik van de gemiddelde vakman. (…) De werkwijze conclusies 1-5 zullen worden vernietigd." 

"De vraag die vervolgens rijst is of de pomp volgens conclusie 6 inventief is. Het hof beantwoord deze vraag bevestigend. Bornemann heeft het inzicht gehad, dat de multifase-pomp volgend D0 zelf is geconstrueerd als gas-vloeistofscheider en dat daarom kan worden afgezien van zulk een aparte scheider buiten de pomp zoals vermeld in het artikel in "Offshore". Nergens in de hiervoor genoemde en op multifase-schroefspilpompen betrekking hebbende literatuur is daartoe een aanwijzing te vinden, zodat Bornemann de verdienste toekomt een eenvoudig uitgevoerde multifasepomp te hebben geconstrueerd voor het uitvoeren van de reeds tot de stand der techniek behorende werkwijze volgens conclusie 1." 

Vervolgens beantwoord het hof de vraag of Houttuin inbreuk heeft gemaakt op het niet vernietigde deel van het octrooi van Bornemann (conclusie 6 dus). Volgens het hof is er geen sprake van letterlijke inbreuk, maar wel van equivalentie. 

"(…), naar het oordeel van het hof is bevochtigen door de vloeistof  langs de asafdichtingen te leiden geheel equivalent aan bevochtigen door de vloeistof door de asafdichtingen te voeren, zodat ook bij een dergelijke uitleg van conclusie 6 er sprake is van inbreuk. Immers, Houttuin c.s. bereiken met de constructie van de R/H-pomp niet alleen een eenvoudige inrichting, maar ook een inrichting waarin het voornoemde voordeel van de toepassing van "single seals" wordt bereikt. Aldus wordt met in wezen dezelfde middelen op in wezen dezelfde wijze in wezen hetzelfde resultaat bereikt."

Lees het arrest hier.

IEF 1702

Geen gesloten systeem

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 23 februari 2006, rolnr. 05/366. Habasit AG tegen Rexnord Flattop Europe B.V. Octrooirecht. (Met dank aan Klos Morel Vos en Schaap)

Over een EP voor een modulaire radiale transportband, maar vooral over het systeem van incidentele vorderingen. 

In dit incident gaat het over de vraag of een verzoek aan de rechter om op grond van artikel 83 lid 4 ROW 1995 de (inbreuk)zaak aan te houden tot er in oppositieprocedure bij het EOB over de geldigheid van het octrooi is beslist, wel als een 'incidentele vordering' kan worden aangemerkt.

Schorsing ex. Artikel 83 lid 4 betreft een discretionaire bevoegdheid die de rechter ambtshalve kan gebruiken, maar ook een partij kan de rechter verzoeken van die bevoegdheid gebruik te maken. Daartoe volstaat een schriftelijk verzoek bij conclusie of memorie of een mondeling verzoek bij pleidooi, maar dat neemt niet weg dat het een partij vrij staat zodanig verzoek te doen bij incidentele conclusie of memorie.

Er is geen sprake van een gesloten systeem van incidentele vorderingen. Incidentele vorderingen hebben gemeen dat daarop wordt beslist voordat over de hoofdzaak wordt voortgeprocedeerd (209 Rv). Zij leiden tot een incident, met bijbehorende vertraging van de rest van de procedure tot gevolg.

Het Hof vindt dat de uitoefening van deze discretionaire bevoegdheid in dit geval zozeer is verweven met de behandeling van de hoofdzaak, dat daarmee niet te verenigen valt dat de schorsing van  de hoofdzaak in dit stadium van de procedure wordt uitgesproken. Over het schorsingsverzoek kan daarom niet eerder worden beslist dan wanneer de hoofdzaak is uitgeprocedeerd. Lees het arrest hier.

IEF 1701

Netjes Handhaven

Vandaag gepubliceerd op rechtspraak.nl: Gerechtshof 's-Gravenhage, 10 november 2005, LJN: AV2646, 05/969. De Staat Der Nederlanden Tegen Diverse tabaksfabrikanten. Hoger beroep in deze zaak. Procesrechtelijk heel interessant, nu alleen even de reclamerechtelijke overwegingen.

“Van het in artikel 5, lid 1 van de Tabakswet gegeven algemene verbod van elke  vorm van reclame of sponsoring van tabaksproducten zondert artikel 5, lid 3, sub b  uit: "de reguliere presentatie van de te koop aangeboden tabaksproducten door middel van het tonen daarvan in een gesloten verpakking tegen een neutrale achtergrond en de  normale prijsaanduiding daarvan in tabaksverkooppunten (...)" 

Het hof leest in de bepaling, in samenhang met de daarbij gegeven toelichting,  dat niet verboden is tabaksproducten in tabaksverkooppunten te presenteren,  indien dat maar geschiedt in een gesloten verpakking, tegen een neutrale  achtergrond en met een normale prijsaanduiding, en zolang die presentatie  regulier is, dat wil zeggen dat die niet afwijkt van de gebruikelijke presentatie  in de afgelopen jaren.

Agio c.s. hebben met door de Staat niet bestreden fotomateriaal van  presentaties van sigarendoosjes op dispensers in de periode vóór, zowel als in  de periode na de invoering van de nieuwe Tabakswet, voldoende aannemelijk  gemaakt dat die vorm van presentatie na de invoering van de wet niet is  gewijzigd, zeker niet in de zin dat die wervender zou zijn dan tevoren.

De Staat  heeft niet gesteld dat het hier gaat om "rare stuntachtige uitstalmethode". Het hof  acht daarom het (met materiele strafsancties) handhavend optreden tegen die  presentatie in strijd met de Tabakswet en dus onrechtmatig. 

Dat het door de Staat behartigde belang van de volksgezondheid zwaar weegt is  uiteraard juist maar even vanzelfsprekend is dat de Staat dat belang niet kan  behartigen door een handhavingspraktijk die strijdig is met de wet.” Lees het arrest hier.

IEF 1700

Hetzelfde liedje

Standaardbericht bij iedere nieuwe Idols-serie: “Woedend zijn ze bij het managementbureau dat de kandidaten voor Idols begeleidt. Het bedrijf, The Entertainment Group, heeft een rechtszaak aangespannen tegen de Brabantse onderneming Mijn Sleutel. Het bedrijf uit Brabant heeft, zo bleek afgelopen week, de internetdomeinen van Ellen, Floortje, Aaron en Christon geclaimd voor internet.

Tot grote verbazing van het bedrijf uit Hilversum. “Weggekaapt”, roept een woordvoerder van The Entertainment Group dan ook. “Een slimmigheid”, roept een ander over de zaak. “Die namen kunnen geld waard zijn.” Het kort geding dient aanstaande donderdag om half twee op de rechtbank in Arnhem.” Lees hier eventueel iets meer. Sluit wel mooi aan bij dit eerdere bericht.

IEF 1699

Het Leesmap-argument

Het ANP bericht dat Adam Curry en Patricia Paay een kort geding hebben aangespannen tegen roddelblad Weekend. Het tijdschrift zou in de editie van 18 januari foto's hebben gepubliceerd waarvan het auteursrecht bij Curry ligt. Weekend rectificeerde nadat Curry had laten weten dat er sprake was van inbreuk op de auteurs- en portretrechten van het gezin. Het Showbizpaar eist echter ook dat alle exemplaren van Weekend worden teruggehaald, zodat ze niet in de leesmap terechtkomen, een nieuwe rectificatie en 10.000 euro schadevergoeding. De zaak dient dinsdag voor de Rechtbank Amsterdam. Lees o.a. hier meer.

IEF 1698

Terug in Den Haag

Rechtbank 's-Gravenhage, 23 februari 2006,  KG ZA 06-166. Cordis  Europa B.V. tegen Schneider GmbH. Nederlandse stent-soap. Partijen zijn na een avontuurtje in Assen (hier) en Leeuwarden (hier) weer terug in Den Haag, bij hun eigen octrooirechter.

Nu zou Cordis niet voldaan hebben aan het bevel tot het afleggen van rekening en verantwoording over de met de octrooi-inbreuk genoten winst. Na afloop van het eerste executiegeschil is het vonnis van 8 juni 2005 opnieuw door Schneider aan Cordis betekend op 17 oktober 2005. Hoewel Cordis binnen twee maanden rekening en verantwoording heeft afgelegd, is de Voorzieningenrechter het met Schneider eens dat de door Cordis binnen de gestelde termijn overgelegde verklaring niet voldoet aan het bevel.

Cordis vordert, kort weergegeven, onder meer dat het Schneider wordt verboden rechtsmaatregelen, waaronder executiemaatregelen tegen Cordis te treffen ten aanzien van het bevel tot rekening en verantwoording. Schneider vordert in reconventie, kort weergegeven, onder meer een bevel tot het afleggen van rekening en verantwoording conform het bevel uit het vonnis uit 8 juni 2005 op straffe van dwangsommen.

Volgens Schneider had Cordis niet alleen rekening en verantwoording moeten afleggen ten aanzien van een berekening van de winst van de binnenbuis, maar ook van de gehele ingreepkatheter, waardoor dwangsommen verbeurd zouden zijn. Cordis heeft zich op het standpunt gesteld dat voor de opgave alleen de winstcijfers met betrekking tot de binnenbuis zouden moeten meetellen, omdat de overige onderdelen van de ingreepkatheter al bekend waren in de periode voorafgaand aan de indiening van het Europees octrooi.

De Voorzieningenrechter stelt eerst vast dat in dit kortgeding niet behoeft te worden beslist op de vraag of het uitgangspunt van Cordis dan wel van Schneider juist is. Uit het vonnis blijkt dat de Voorzieningenrechter in beide standpunten wel iets ziet. Zo kan het volgens de Voorzieningenrechter onjuist zijn om de inbreukwinst te beperken tot die genoten op de binnenbuis, omdat het octrooi ziet op een ingreepkatheter en niet op een daarvan deeluitmakende tweelagige binnenbuis en de betreffende ingreepkatheters ook als geheel met die binnenbuizen zijn verkocht. Anderzijds acht de Voorzieningenrechter het denkbaar dat ook de argumenten van Cordis die pleiten voor proportionele causaliteit bij de gederfde winstberekening bij octrooi-inbreuken niet kansloos zijn.

Volgens de Voorzieningenrechter kan deze controverse in dit kort geding echter blijven rusten “omdat naar voorlopig oordeel op zichzelf uit becijferingen volgens de systematiek van Cordis ook meteen te halen is wat de winst betreffende de gehele ingreepkatheters zou moeten zijn. Dan behoeft immers alleen maar de door Cordis opgevoerde inbreuk: “production cost inner body / production cost product” uit de berekening te worden geschrapt.”

Hiermee is de zaak echter nog niet afgedaan. De Voorzieningenrechter oordeelt namelijk dat de door Cordis verschafte rekening en verantwoording van de gederfde winst “in het algemeen beschouwd niet voldoet aan de aan een rekening en verantwoording van inbreukwinst te stellen eisen.” De Voorzieningenrechter stelt met behulp van de Dikke van Dale vast dat onder “rekening” wordt verstaan een “staat waarop naar debet en credit aangetekend wordt wat iemand aan de houder van die staat betalen moet of bij hem tegoed heeft” en onder “verantwoording” “rekenschap, rechtvaardiging, uitleg”. De voorzieningenrechter acht het in dit kortgeding beslissend dat Cordis “in haar becijferingen in feite slechts een winstcijfer per product als gegeven opvoert, zonder inzichtelijke cijfermatige onderbouwing, zodat daardoor niet kwantitatief en onvoldoende kwalitatief inzichtelijk wordt gemaakt hoe dat gegeven tot stand is gekomen.”

Cordis heeft in haar verklaring de volgende uitleg gegeven. “Similar principles [sc. Accounting principle according to which the profit of a given component is assumed to be proportionate to the cost of the component] are applied to both sales profits and manufacturing profits. De Voorzieningenrechter zegt hierover het volgende: “Voor zover dit al iets over de wijze van totstandkoming van de winstcijfergrootheid uit de rapportage zou zeggen, is daarmee in ieder geval geen verifieerbare inzichtelijkheid verschaft die mag worden verlangd bij een bevel tot het afleggen van rekening en verantwoording van inbreukwinst.”

Ook de accountantsbrief vindt de Voorzieningenrechter niet toereikend: “We have (…) verified (…) manufacturing profit calculation ( and) sales profit calculation.”

 

Volgens Schneider en (ook de Voorzieningenrechter) had Cordis bijvoorbeeld aan haar rekening- en verantwoordingsverplichting kunnen voldoen aan de hand van de meest gebruikelijke methode van het (minstgenomen) verschaffen van omzetcijfers minus kostencijfers (met een uiteenzetting en kwantificering van de in acht genomen kostenposten) waaruit de behaalde winst dan volgt.

De Voorzieningenrechter komt dan ook terecht tot de volgende conclusie: “Door alleen een winstcijfer per ingreepkatheter als gegeven uitkomst van een (be)rekening te verschaffen, zonder op voldoende te achten wijze kwalitatief en kwantitatief uiteen te zetten hoe dat tot stand is gekomen, is niet voldaan aan het vereiste dat rekening en verantwoording aan een rechthebbende als Schneider dié informatie moet verschaffen, die de rechthebbende in staat stelt de afgelegde rekening en verantwoording te controleren op juistheid van de verstrekte gegevens.”

“Van een partij als Cordis moet onder de werking van art. 70 lid 4 ROW 1995 worden verlangd dat zij aan de rechthebbende een voldoende verifieerbaar inzicht verschaft in haar berekeningen van de met de octrooi-inbreuk genoten winst”.

De Voorzieningenrechter wijst de vordering in conventie af. In reconventie beveelt de Voorzieningenrechter Cordis rekening en verantwoording af te leggen ook ten aanzien van de winst behaald met ingreepkatheters als geheel. De Voorzieningenrechter spreekt opnieuw het bevel uit zoals verwoord in de bodemprocedure van 8 juni 2005 en bepaalt dat onder vigeur van het in kortgeding op te leggen bevel niet langer tevens dwangsommen worden verbeurd op grond van rekening en verantwoordingsbevel uit het bodemvonnis. De geldvordering wijst de Voorzieningenrechter af omdat Schneider geen spoedeisend belang heeft gesteld. Lees het vonnis hier.