IEF 22225
5 september 2024
Uitspraak

A-G: Reciprociteitsclausule Berner Conventie niet toepasbaar onder Unierecht

 
IEF 22224
5 september 2024
Uitspraak

KPS B.V. maakt geen inbreuk op IE-rechten van FZI B.V.

 
IEF 22223
4 september 2024
Uitspraak

Hof bekrachtigt beschikking kantonrechter: ontslag docent op christelijke school terecht

 
IEF 18307

Broers krijgen cel- en taakstraf voor handel in vervalste merkartikelen

Rechtbanken 12 mrt 2019, IEF 18307; ECLI:NL:RBOBR:2019:1286 (Handel in vervalste merkartikelen), https://ie-forum.nl/artikelen/broers-krijgen-cel-en-taakstraf-voor-handel-in-vervalste-merkartikelen

Rechtbank Oost-Brabant 12 maart 2019, IEF 18307; ECLI:NL:RBOBR:2019:1286 (Handel in vervalste merkartikelen) Strafrecht. Via rechtspraak.nl: De rechtbank Oost-Brabant veroordeelt een 33-jarige man uit Eindhoven voor grootschalige merkfraude tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Zijn 31-jarige broer uit Nuenen krijgt voor zijn aandeel een taakstraf van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk. De mannen handelden van september tot en met november 2016 in vervalste kleding, accessoires en horloges. Ze verkochten onder meer truien, broeken, jassen en riemen vanuit gehuurde opslagboxen aan klanten. Deze artikelen waren voorzien van valse of vervalste merktekens. De rechtbank oordeelt op basis van de bewijzen dat de mannen wisten dat het geen originele merkartikelen waren en dat ze dus vervalst waren. Bij het bepalen van de straffen houdt de rechtbank er rekening mee dat de broers zowel de reputatie, exclusiviteit en werfkracht van de originele merken hebben geschonden, maar ook het vertrouwen dat de consument moet kunnen hebben in de juistheid van merkaanduidingen. Bovendien maakten ze inbreuk op het exclusieve intellectuele eigendomsrecht dat de rechthebbenden hebben op hun merk. Door de vervalste merkartikelen tegen spotprijzen aan te bieden, werd de markt verstoord.

IEF 18320

Bijdrage ingezonden door Paul Reeskamp, DLA Piper.

Paul Reeskamp - Spin Master v High5 & Haagse exclusiviteit; een kanttekening uit de praktijk

, IEF 18320; https://ie-forum.nl/artikelen/paul-reeskamp-spin-master-v-high5-haagse-exclusiviteit-een-kanttekening-uit-de-praktijk

Paul Reeskamp, ‘Spin Master v High5 & Haagse exclusiviteit; een kanttekening uit de praktijk’, IEF 18320, IEFbe 2847, www.ie-forum.nl, 22 maart 2019. De Hoge Raad heeft bij arrest van 2 november 2018 prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ EU over de wijze waarop art 90 Gemeenschapsmodellenverordening dient te worden geïnterpreteerd [IEF 18077]. Dit deed de Hoge Raad op voorspraak van zijn A-G van Peursem [IEF 17968]. De A-G stelde cassatie in het belang der wet in naar aanleiding van een vonnis van de Amsterdamse voorzieningenrechter in de zaak Spin Master v High5. Omdat ik als advocaat van Spin Master betrokken was bij dit kort geding en het dossier is 'afgelegd', veroorloof ik mij een korte praktische kanttekening.

In zijn conclusie van 31 augustus 2018 gaat Van Peursem uitvoerig in op onder meer de totstandkomingsgeschiedenis van art 90 GModVo2 en de verschillende standpunten in (binnenlandse en buitenlandse) rechtspraak en literatuur hierover. Schaafsma heeft een reactie geschreven op dit cassatieberoep [Open Access Leiden University Repository]. Van Peursem en Schaafsma komen via verschillende wegen tot dezelfde conclusie: Nederland heeft de Rechtbank Den Haag terecht aangewezen als de exclusieve bevoegde rechter in inbreuk-kortgedingen over Gemeenschapsmodellen met dien verstande dat Van Peursem meent dat Nederland daartoe verplicht was en Schaafsma meent dat dit Nederland vrij stond. De Hoge Raad heeft nu aan het HvJ EU gevraagd of uit art. 90 volgt dat Nederland alle voorzieningenrechters bevoegdheid had moeten geven dan wel of Nederland ook alleen Den Haag heeft mogen aanwijzen. De optie van zijn A-G - aanwijzing Den Haag was verplicht - heeft de Hoge Raad niet aan Luxemburg voorgelegd. In de doorwrochte analyses van Van Peursem en Schaafsma mis ik aandacht voor een praktische aspect, namelijk of ook van belang is of je ergens op tijd terecht kunt met je zaak. Anders gezegd: dient bij het beantwoorden van de bevoegdheidsvraag gewicht te worden toegekend aan de toegankelijkheid van de rechter en aan de door TRIPs en de Handhavingsrichtlijn gewenste doeltreffende en effectieve bescherming van IE-rechten? Lees verder

IEF 18319

Marketingbedrijf moet alle banden met advocatenkantoor doorsnijden

Rechtbanken 13 mrt 2019, IEF 18319; ECLI:NL:RBAMS:2019:1852 (Maatschap tegen LS en OmniLegal), https://ie-forum.nl/artikelen/marketingbedrijf-moet-alle-banden-met-advocatenkantoor-doorsnijden

Vzr. Rechtbank Amsterdam 13 maart 2019, IEF 18319; ECLI:NL:RBAMS:2019:1852 (Maatschap tegen LS en OmniLegal) Eiseressen, advocaten verenigd in een maatschap, sloten een overeenkomst met verweerder LS Advocaten Strafrecht B.V. Een marketingbedrijf dat een website exploiteert. Potentiële klanten worden via die website verwezen naar bij LS aangesloten advocatenkantoren, die daarvoor een vergoeding betalen. Nadat de overeenkomst is geëindigd komen, bezoekers bij het invoeren van zoektermen op internet nog steeds uit bij LS . Ook wordt de maatschap met LS geassocieerd, geruime tijd nadat de maatschap ondubbelzinnig aan LS Advocaten Strafrecht B.V. had meegedeeld daarvan niet gediend te zijn. De rechter oordeelt dat LS op onrechtmatige wijze en in strijd met artikel 5 van de Handelsnaamwet gebruik maakt van de (handels)namen van de eiseressen. Voldoende aannemelijk is geworden dat daardoor verwarring is te duchten bij het publiek. Het marketingbedrijf moet alle banden met het eerder deelnemende advocatenkantoor doorsnijden.

IEF 18318

Uitspraak ingezonden door Michiel Coops, ABC Legal

Merkdepot op sjaals had oneigenlijk doel

Rechtbank Amsterdam 20 mrt 2019, IEF 18318; (Bylima tegen Sedef), https://ie-forum.nl/artikelen/merkdepot-op-sjaals-had-oneigenlijk-doel

Vzr. Rechtbank Amsterdam 20 maart 2019, IEF 18318 (Bylima tegen Sedef) Auteursrecht. Merkrecht. Eiser is Bylima, een eenmansbedrijf dat Arabische modeproducten ontwerpt, vervaardigt en verhandelt, zoals effen sjaals met een sierrandje en het etiket BYLIMA erop bevestigd.  Verweerder is Sedef, een markthandel in onder andere textiel en schoenen. Sedef verhandelt sjaals die sterk lijken op die van eiseres en ook zijn voorzien van het etiket BYLIMA. Sedef voert als verweer dat het ontwerp van de sjaals te banaal is om de drempel voor auteursrechtelijke bescherming te halen. De rechtbank stelt dat dergelijke sierranden inderdaad zeer gangbaar zijn en het enkele toevoegen van deze sierranden aan een lap stof in onvoldoende mate getuigt van vrije en creatieve keuzes van de maker. Eiseres kan geen auteursrechten op de sjaals doen gelden. Op video-opnamen is te zien dat Sedef klanten op de markt meedeelt dat de sjaals van Bylima afkomstig zijn en dat hij met haar samenwerkt, terwijl dit niet het geval is. In februari 2018 heeft een relatie van Sedef, een sjaal gekocht bij Bylima. Op 17 december 2018 heeft Sedef het woordmerk Bylima gedeponeerd voor onder andere sjaals en hoofddoeken. Op 29 december 2018 heeft Bylima met spoed een Benelux merkrecht gedeponeerd voor onder andere sjaals en hoofddoeken. Ook heeft ze een Europees woordmerk Bylima aangevraagd, dit merk is nog niet geregisteerd. Bylima stelt dat Sedef met de verkoop van de sjaals inbreuk maakt op haar merkrechten. De rechtbank stelt dat eiseres wel een woordmerk BYLIMA heeft en Sedef niet.
 

IEF 18317

HvJ EU: Geen ABC voor een product dat een nieuwe formulering van een oud werkzaam bestanddeel is

HvJ EU 21 mrt 2019, IEF 18317; ECLI:EU:C:2019:238 (Abraxis Bioscience), https://ie-forum.nl/artikelen/hvj-eu-geen-abc-voor-een-product-dat-een-nieuwe-formulering-van-een-oud-werkzaam-bestanddeel-is

HvJ EU 21 maart 2019, IEF 18317; IEFbe 2846; LS&R 1695; ECLI:EU:C:2019:238; C-443/17 (Abraxis Bioscience) ABC. eerste vergunning voor het in de handel brengen van het product als geneesmiddel. Vergunning voor het in de handel brengen van een geneesmiddel dat bestaat in een door het basisoctrooi beschermde nieuwe formulering van een reeds toegestane werkzame stof. HvJ EU (Engels):

Artikel 3, onder d), van verordening (EG) nr. 469/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende het aanvullende beschermingscertificaat voor geneesmiddelen, juncto artikel 1, onder b), van deze verordening, moet aldus worden uitgelegd dat de in artikel 3, onder b), van deze verordening bedoelde vergunning voor het in de handel brengen waarop een aanvraag voor een aanvullend beschermingscertificaat wordt gebaseerd die betrekking heeft op een nieuwe formulering van een bestaande werkzame stof, niet kan worden beschouwd als de eerste vergunning voor het in de handel brengen van het betrokken product als geneesmiddel wanneer voor deze werkzame stof als zodanig al eerder een dergelijke vergunning is afgegeven.
IEF 18316

EU-beeldmerk dat een etiketvorm weergeeft komt wel onderscheidend vermogen toe

Gerecht EU (voorheen GvEA) 20 mrt 2019, IEF 18316; ECLI:EU:T:2019:171 (Grammar - etiketvorm), https://ie-forum.nl/artikelen/eu-beeldmerk-dat-een-etiketvorm-weergeeft-komt-wel-onderscheidend-vermogen-toe

Gerecht EU 20 maart 2019, IEF 18316; IEFbe 2845; ECLI:EU:T:2019:171; T‑762/17 (Grammar tegen EUIPO) Merkenrecht. Grammar heeft aanvraag gedaan voor twee EU-beeldmerk die een vorm voorstelt. Absolute weigeringsgrond, ontbreken van onderscheidend vermogen. De kamer van beroep herroept de beslissing, omdat de aangemelde vorm een etiket voorstelt en het merk zich richt tot een deels tot een gespecialiseerd vakpubliek en deels tot consument richt met een verhoogde opmerkzaamheid. Het Gerecht EU wijst het beroep toe en veroordeeld EUIPO in de kosten.

IEF 18315

Geen auteursrecht natuurgetrouwe kopie van De Nachtwacht inclusief de tegenwoordig ontbrekende delen

Gerechtshoven 19 mrt 2019, IEF 18315; ECLI:NL:GHARL:2019:2423 (Weduwe tegen Café-restaurant Expo-Madrid), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-auteursrecht-natuurgetrouwe-kopie-van-de-nachtwacht-inclusief-de-tegenwoordig-ontbrekende-delen

Hof Arnhem-Leeuwarden 19 maart 2019, IEF 18315; ECLI:NL:GHARL:2019:2423 (Weduwe tegen Café-restaurant Expo-Madrid) Auteursrecht. Contractenrecht. Derdenbescherming 1:92 en 3:86 BW. Geen auteursrecht op een natuurgetrouwe kopie van de oorspronkelijke Nachtwacht van Rembrandt van Rijn. De rechtbank [ECLI:NL:RBOVE:2016:4164] heeft geoordeeld dat de bijdrage van appellante aan het schilderij niet van dien aard is dat er sprake is van een gemeenschappelijk auteursrecht en het daarop gebaseerde verbod afgewezen. De vraag is of met het maken van een weergave van het (niet meer door auteursrecht beschermde) werk “De Nachtwacht” van Rembrandt van Rijn, een nieuw werk is gecreëerd, wordt ontkennend beantwoord. Het onderzoek om de oorspronkelijke Nachtwacht inclusief de tegenwoordig ontbrekende delen zo getrouw mogelijk na te schilderen, zijn slechts relevant indien dit tot keuzes leidt waarin het persoonlijk stempel is te herkennen. Na het overlijden van de kunstschilder geldt dat de verkrijgers van de kopie te goeder trouw zijn en worden op de voet van artikelen 1:92 en 3:86 BW beschermd tegen eventuele bestuurs- en beschikkingsbevoegdheid van de maker van de kopie. Het Hof bekrachtigt het vonnis en wijst het gevorderde af.

IEF 18314

Korting van 25% voor plaatsing foto op een subpagina van één niveau dieper

Rechtbanken 13 mrt 2019, IEF 18314; ECLI:NL:RBMNE:2019:1069 (Food & Lifestyle Foto II), https://ie-forum.nl/artikelen/korting-van-25-voor-plaatsing-foto-op-een-subpagina-van-n-niveau-dieper

Ktr. Rechtbank Midden Nederland 13 maart 2019, IEF 18314; ECLI:NL:RBMNE:2019:1069 (Food & Lifestyle foto II) Vergelijk IEF 18310. Eiseres exploiteert een onderneming die onder meer Food & Lifestyle foto’s aanbiedt. Gedaagde heeft een uitsnede van een van de foto's van eiseres op haar website geplaatst. Permission Machine BVBA heeft hierop namens eiseres gedaagde aangesproken. Gedaagde heeft ondanks sommaties niets betaald. Er is inderdaad sprake van inbreuk dus moet schadevergoeding worden vastgesteld aan de hand van de meest voor de hand liggende methode. In dit geval is dat de gederfde licentievergoeding. Hierbij wordt rekening gehouden met het feit dat het een Nederlandse domeinnaam betrof, en toepassing van de in de tarievenlijst genoemde korting van 25% toe voor plaatsing van een foto op een pagina die één niveau dieper ligt: €149,06  aan schadevergoeding, €22,36 aan buitengerechtelijke incassokosten en €315 aan proceskosten (salaris gemachtigde inbegrepen).

IEF 18312

Column Henk Westbroek: Alle dertien goed

Henk Westbroek, 'Alle dertien goed', in Sena Performers Magazine 2019/1, p. 27. Ik trap een open deur in als ik u erop wijs dat het woord ‘ongeluksgetal’ uit 13 letters bestaat. Als ik u dan ook nog in herinnering breng dat de sfeer bij Het Laatste Avondmaal feestelijk was tot het moment dat de dertiende apostel – Judas – aanschoof, dan is wetenschappelijk verklaard waarom het cijfer 13 ongeluk brengt. En ook waarom exact 13 procent van de Amerikaanse hotelbezoekers weigert een kamer te huren in een hotel dat een dertiende verdieping heeft. En het vanzelfsprekend verstandig is om niet in een kamer met nummer 13 de nacht door te brengen. In zijn algemeenheid is het nog verstandiger om alles waar 13 voor of 13 achter staat zoveel mogelijk te negeren. Dit verklaart terloops waarom het jeugdboek Het Dertiende Zegel van H.P. Janssens, wat volgens mensen die het durfden te lezen een meesterwerk is, totaal flopte.

Het was dus vragen om mediastilte toen in Europa een nieuwe online-wetgeving bedacht werd die ‘Artikel 13’ heet...

IEF 18309

Indien gedaagde openheid van zaken had gegeven, dan zou dit kort geding niet zijn gestart

Rechtbanken 5 feb 2019, IEF 18309; ECLI:NL:RBMNE:2019:711 (IE rechten scooterzaak), https://ie-forum.nl/artikelen/indien-gedaagde-openheid-van-zaken-had-gegeven-dan-zou-dit-kort-geding-niet-zijn-gestart

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 5 februari 2019, IEF 18309; ECLI:NL:RBMNE:2019:711 (IE-rechten scooterzaak) Proceskostenveroordeling. Handelsnaamrecht na samenwerking. Eiser handelt in en voert onderhoud uit aan brommers, scooters en fietsen. Hiertoe gebruikt zij een handelsnaam en een logo. Gedaagde is bestuurder en enig aandeelhouder van twee bedrijven, die zich toeleggen op activiteiten op het gebied van logistiek. Eiser en gedaagde hebben gesproken over een samenwerking. Na de beëindiging van de samenwerking bleef de website onder de domeinnaam actief, zonder de betrokkenheid van eisers. Op de website wordt het logo gebruikt, staat het e-mailadres, er staat een filmpje op een Facebookpagina en een advertentie in een plaatselijke krant. Gedaagde heeft echter aangegeven dat dit filmpje niet meer op Facebook staat en bovendien dat zij niet verantwoordelijk is voor de inhoud van de Facebookpagina. Gedaagde heeft in een brief onjuiste informatie gegeven over haar hoedanigheid in relatie en de domeinnamen. Indien gedaagde openheid van zaken had gegeven en juist had geïnformeerd, dan zou dit kort geding niet zijn gestart. Partijen dragen ieder eigen kosten.