IEF 21272
2 april 2025
Artikel

DeLex zoekt juridisch redactioneel stagiair voor juli 2025 t/m september 2025

 
IEF 22681
6 mei 2025
Uitspraak

Hof bekrachtigt vonnis rechtbank: uitlatingen aan journalist in telefoongesprek niet onrechtmatig

 
IEF 22679
1 mei 2025
Uitspraak

Ook in hoger beroep wordt gevorderde bescherming op grond van merk DESKTOP TAXATIE afgewezen

 
IEF 832

De illustrerende functie

Rechtbank Zutphen, 18 juli 2005 LJN: AU1424, 71250 / KG ZA 05-190. Eiseres tegen  Reformatorisch Dagblad. Redelijk portretrecht.

Het Reformatorisch Dagblad heeft niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist dat de uitdrukkelijke toestemming van eiseres aan het RD voor gebruik van een in 2003 bij een “straatinterview” van haar gemaakte foto, slechts betrekking heeft op plaatsing van de foto bij het artikel over “vergroting van mobiliteit door scoot-mobiels”. Dat sprake is van een impliciete toestemming tot hergebruik van de foto ter illustratie van - kort gezegd - een artikel over de ziekte Multiple Sclerose, wordt voorshands niet gevolgd. Voor zover eiseres al in redelijkheid had dienen te voorzien dat haar foto zou worden hergebruikt, geldt dit gelet op de context van het artikel uit 2003 slechts voor artikelen over zaken (zoals verminderde mobiliteit) waarmee minder valide/zieke mensen in het algemeen te maken krijgen. Een artikel over (een medicijn voor) een ziekte die op geen enkele wijze verband houdt met de door eiseres ondervonden beperking valt buiten deze context, zodat eiseres plaatsing van haar foto bij een dergelijk artikel niet in redelijkheid had behoeven te voorzien.

Voldoende aannemelijk is dat een redelijk belang van eiseres zich tegen de publicatie verzet. Nu eiseres zeer herkenbaar op de foto staat in de context van een artikel over een bepaalde ernstige ziekte, is sprake van een inbreuk in haar persoonlijke levenssfeer. Uit het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer vloeit voort dat indien de openbaarmaking van een portret inbreuk maakt op dit recht, in beginsel sprake is van een redelijk belang van de geportretteerde als bedoeld in artikel 21 van de Auteurswet dat zich tegen die openbaarmaking verzet (HR 1 juli 1988, NJ 1988, 1000). Dat de belangen van het RD (met name de persvrijheid) zwaarder wegen dan die van eiseres wordt niet aannemelijk geacht. De illustrerende functie van de foto had - voorshands oordelend - op gelijke wijze kunnen worden vervuld door een anonieme foto of een foto van een andere persoon die daar (in die context) toestemming voor heeft gegeven. Plaatsing foto bij artikel over ernstige ziekte inbreuk op persoonlijke levensfeer. Vordering rectificatie afgewezen. Lees vonnis.

IEF 831

onbesuisde uitspraak

Voorzieningenrechter Rechtbank Alkmaar, 23 augustus 2005, LJN: AU1316, 81051/KG ZA 05-213. Wijnen cs tegen DSB cs. Rectificatierecht.

Wijnen cs zijn bij eerder kort geding vonnis veroordeeld om er voor te zorgen dat een rectificatie in het maandblad Quote verschijnt van een eerder daarin verschenen artikel waarin gedaagden DSB cs door eisers een corrupte boevenbende zijn genoemd. Het maandblad was echter niet bereid voor de rectificatie advertentieruimte ter beschikking te stellen. De rectificatie verschijnt op een redactionele pagina. De manier waarop de rectificatie is verschenen is echter strijdig met het vonnis.

Het geheel is in een relativerende context geplaatst. De rectificatie is immers direct gevolgd door het naschrift (“In ruil voor het plaatsen van deze rectificatie bood [eiser sub 1] ons zijn Maserati aan. Maar gelet op het bouwjaar van zijn 3200 stuurden we hem liever gewoon een rekening. De onbesuisde uitspraak komt [eiser sub 1] derhalve te staan op 1999,99 euro (zie ook Bijzaken, p29)."  Op pagina 29 van het aprilnummer van Quote is onder meer het volgende opgenomen: "Op last van de rechtbank in Alkmaar mag [eiser sub 1], directeur van internetbedrijf Xeeper, de raad van bestuur van [gedaagde 5]’s kredietconcern DSB geen corrupte boevenbende meer noemen. 'Tot dusver heb ik dat niet aannemelijk kunnen maken, dus heb ik me eerder inderdaad ongelukkig geuit', erkent [eiser sub 1], die gedwongen werd zijn eerdere uitspraak te rectificeren. Maar [eiser sub 1] is vastberaden net zolang door te procederen tot hij zijn stelling wél kan bewijzen. (...) " en in hetzelfde nummer van Quote is het artikel, zoals weergegeven onder 2.4, verschenen.) Derhalve is niet voldaan aan hetgeen bij het vonnis was bepaald, dat enkel de rectificatie-tekst in Quote zou verschijnen.

4.8 Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is, in het onderhavige geval, waarin rectificatie niet anders dan redactioneel kon worden verkregen, het spreken met genoemde journalist alléén onvoldoende om aan te nemen dat [eisers] de relativerende context van de rectificatie bewerkstelligd hebben. Nader onderzoek naar de feitelijke gang van zaken - waar dit kort geding zich evenwel niet voor leent - kan eventueel een ander licht op de zaak werpen.

4.9 Bij deze stand van zaken dient het ervoor gehouden te worden dat [eisers] in onmogelijkheid verkeerden om in strikte zin te voldoen aan het vonnis. Daarmee staat onvoldoende vast dat de dwangsommen verbeurd zijn, zodat DSB vooralsnog niet tot executie van de dwangsommen over mag gaan.de hand lag, nu [eiser sub 1] plaatsing van de rectificatie wilde bewerkstelligen, hetgeen niet mogelijk was door advertentieruimte te betrekken.

Lees het vonnis hier.

IEF 830

Modellenrecht

Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 16 juni 2005 LJN, AU1535, 126253. Elite model management tegen gedaagde h.o.d.n. Visagieschool Elite. Merkenrecht / handelsnaamrecht.

Vooropgesteld wordt dat het woord Elite het meest kenmerkende bestanddeel is zowel in de woord-/beeldmerken van eiseres sub 2 als in de door gedaagde gebruikte namen. Weliswaar stelt gedaagde dat hij zijn modellenbureau niet drijft onder de naam Elite, maar nu dat bureau op hetzelfde adres is gehuisvest als zijn bedrijf Visagieschool Elite, hetzelfde telefoonnummer heeft en de telefoon ook altijd wordt opgenomen met daarbij de vermelding Elite, wordt voorshands geoordeeld dat ten aanzien van het modellenbureau van gedaagde in ieder geval de schijn wordt gewekt dat de naam van dit bureau het bestanddeel Elite in zich draagt.

Mede omdat het merk (en de handelsnaam) van eiser landelijke bekendheid geniet en een sterk onderscheidend vermogen heeft is verwarringsgevaar gegeven. Lees vonnis.

IEF 829

Bij de loodgieter lekt het

Rechtbank Amsterdam, 25 augustus 2005,  LJN: AU1464, 320226/ KG 05-1337 AB. Uitgeversrechten en –plichten.

Twee hoogleraren ondernemingsrecht vorderen in kort geding dat de uitgever, met wie zij als redacteuren een overeenkomst hebben gesloten om een serie van 22 boeken op het gebied van ondernemingsrecht samen te stellen, wordt veroordeeld om de gehele serie uit te geven. Eisers hebben o.a op grond van hun ‘droit moral’ het recht om publicatie van de Serie te verlangen en lijden zij reputatieschade door het handelen van RBI.

De vordering wordt afgewezen, omdat “in dit kort geding de conclusie moet zijn dat partijen kennelijk een niet in alle opzichten waterdichte overeenkomst hebben gesloten, maar dat niet op voorhand voldoende aannemelijk is dat die overeenkomst RBI niet de mogelijkheid biedt tot tussentijdse beëindiging.” Lees vonnis.

 

IEF 828

gespannte Aussprache

In aansluiting op de onderstaande Botox-uitspraak nog een interessante Duitse oplossing in een zaak over internet jurisdictie: “IP carrier Level3 blocks website on router level. The US IP carrier Level3 has blocked access by German customers to a website and the IP address that goes with it. The website in question is a commercial "Snuff Site."The server bearing the content is housed in a Level3 computing center in the United States.

Upon inquiry the carrier stated that the site did not contravene US law, but that the customer had been notified that the content in question violated the International Policies of Level3. So far the customer had failed to take the server off the Net, the company added. Therefore Level3 had reacted by other means and had blocked access from Germany via the German Level3 router. As a consequence German access providers whose route into the US takes them via Level3 can no longer access the said content. Lees hier meer.

IEF 827

Strak vonnis

Voorzieningenrechter Rb. 's-Gravenhage, 25 augustus 2005, Rolnr. 05/649 (Allergan-Basic Research/Klein). De Amerikaanse ondernemingen Basic Research en Klein bieden op o.a. hun website www.strivectin.com een anti-rimpelmiddel aan, waarvan zij uitvoerig stellen dat dit 'Better than Botox" is. Allergan, rechthebbende op het merk Botox stelt dat zulks inbreuk op haar merkrechten en daarnaast misleidende/ongeoorloofd vergelijkende reclame oplevert.

In een zeer leesbare en uitvoerig gemotiveerde beoordeling komt de Voorzieningenrechter, in lijn met o.a. de Vitra/Classic Design zaak (vznr. Rb. 's-Gravenhage 8-2-2005, IER 2005/36) echter tot het oordeel dat de website van gedaagden niet onmiskenbaar gericht is op het publiek in de Benelux en daarom hier niet leidt tot merkinbreuk of ongeoorloofde reclame:

8. De websites zijn uitsluitend in de Engelse taal gesteld en het betreft Amerikaanse website-beheerders. Er is voorts geen sprake van een zogenaamd country code top level domain (cctld) dat op België, Nederland of Luxemburg is gericht (zoals .nl, .be of .lu). Daarbij zijn de prijzen van de aangeboden StriVectin uitsluitend in Amerikaanse of Canadese dollars gesteld en worden er Amerikaanse gewichtsmaten gebruikt ter aanduiding van de inhoud van de tubes StriVectin (zogenaamde "ounces"). Van belang is verder dat het op de website vermelde telefoonnummer (een zogenaamd 1800-nummer) uitsluitend vanuit de VS bereikbaar is, terwijl voor Canadese klanten een speciale link is opgenomen. De websites zijn verder in de Benelux/Nederland niet via andere media of op andere wijze aangekondigd en zijn ook niet geregistreerd bij Nederlandse zoekmachines. Tot slot pleit nog tegen het aannemen van onmiskenbare gerichtheid op de Benelux/Nederlandse markt dat iedere referentie aan die markt ontbreekt, bijvoorbeeld in de vorm van banners.

Het feit dat er zgn. geosoftware bestaat waarmee websitebeheerders bezoekers uit bepaalde landen de toegang tot de website kunnen ontzeggen, is naar de mening van de Voorzieningenrechter niet relevant; iedere websitehouder zou anders moeten nagaan in welke landen de inhoud van zijn website strijdig zou zijn met de IE-wetgeving van dat land. Een dergelijke consequentie gaat volgens de rechter te ver.

Lees hier vonnis. Noot van Christiaan Alberdingk Thijm hier.

IEF 827

Strak vonnis

Voorzieningenrechter Rb. 's-Gravenhage, 25 augustus 2005, Rolnr. 05/649 (Allergan-Basic Research/Klein). De Amerikaanse ondernemingen Basic Research en Klein bieden op o.a. hun website www.strivectin.com een anti-rimpelmiddel aan, waarvan zij uitvoerig stellen dat dit 'Better than Botox" is. Allergan, rechthebbende op het merk Botox stelt dat zulks inbreuk op haar merkrechten en daarnaast misleidende/ongeoorloofd vergelijkende reclame oplevert.

In een zeer leesbare en uitvoerig gemotiveerde beoordeling komt de Voorzieningenrechter, in lijn met o.a. de Vitra/Classic Design zaak (vznr. Rb. 's-Gravenhage 8-2-2005, IER 2005/36) echter tot het oordeel dat de website van gedaagden niet onmiskenbaar gericht is op het publiek in de Benelux en daarom hier niet leidt tot merkinbreuk of ongeoorloofde reclame:

8. De websites zijn uitsluitend in de Engelse taal gesteld en het betreft Amerikaanse website-beheerders. Er is voorts geen sprake van een zogenaamd country code top level domain (cctld) dat op België, Nederland of Luxemburg is gericht (zoals .nl, .be of .lu). Daarbij zijn de prijzen van de aangeboden StriVectin uitsluitend in Amerikaanse of Canadese dollars gesteld en worden er Amerikaanse gewichtsmaten gebruikt ter aanduiding van de inhoud van de tubes StriVectin (zogenaamde "ounces"). Van belang is verder dat het op de website vermelde telefoonnummer (een zogenaamd 1800-nummer) uitsluitend vanuit de VS bereikbaar is, terwijl voor Canadese klanten een speciale link is opgenomen. De websites zijn verder in de Benelux/Nederland niet via andere media of op andere wijze aangekondigd en zijn ook niet geregistreerd bij Nederlandse zoekmachines. Tot slot pleit nog tegen het aannemen van onmiskenbare gerichtheid op de Benelux/Nederlandse markt dat iedere referentie aan die markt ontbreekt, bijvoorbeeld in de vorm van banners.

Het feit dat er zgn. geosoftware bestaat waarmee websitebeheerders bezoekers uit bepaalde landen de toegang tot de website kunnen ontzeggen, is naar de mening van de Voorzieningenrechter niet relevant; iedere websitehouder zou anders moeten nagaan in welke landen de inhoud van zijn website strijdig zou zijn met de IE-wetgeving van dat land. Een dergelijke consequentie gaat volgens de rechter te ver.

Lees hier vonnis. Noot van Christiaan Alberdingk Thijm hier.

IEF 826

Uit de oude doos

TrademarkBlog meldt een grappige inbreukzaak. Een creatieveling maakt meubels van FedEX dozen, die hij vervolgens aanbiedt op zijn website. FedEx maakte bezwaar op grond van haar auteurs- en merkrechten. Deze zaak roept leuke vragen op als: is het merkrecht van FedEx uitgeput, wanneer de meubels worden gemaakt van oude c.q. gebruikte dozen? En hoe zit dat in geval van nieuwe dozen die hij bij FedEx opvraagt? Voer voor heerlijke jurisprudentie.

IEF 825

openbaring

O.a. het Belgische Volk bericht dat "de Londense uitgeverij Bloomsbury 'not amused' is over een manuscript van de 16-jarige Dennis Hoogeveen uit het Nederlandse Hoogeveen. Dennis schreef zelf de opvolger van het vijfde Harry Potter-boek, omdat hij niet op deel 6 kon wachten. Bloomsbury, uitgever van J.K. Rowling, heeft de Hogevener laten weten dat het absoluut niet uitgegeven mag worden, zelfs niet in een kleine oplage voor familie, vrienden of kennissen. Daarom heeft hij het complete verhaal nu maar op internet gezet." Lees hier dus het expliciet niet-uitgegeven 'Harry Potter en de fakkel met de groene vlammen'. Lees hier meer over 'fan fiction.'(Het Volk)

IEF 824

Naar mijn mening

Kamervragen met antwoord nr. 2185, 24 augustus 2005, 2e Kamer 2004-2005. Antwoord op vragen van het lid Kant (SP) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over gunstbetoon  i.v.m. een bijeenkomst van Pfizer inzake geneesmiddelenbeleid.

"Van gunstbetoon is hier mijns inziens geen sprake. Het Reclamebesluit geneesmiddelen heeft op het gebied van gunstbetoon als kern dat het – met bepaalde uitzonderingen – verboden is om in het kader van de bevordering van de verkoop van geneesmiddelen, aan personen die bevoegd zijn om geneesmiddelen voor te schrijven of af te leveren, premies of voordelen in geld of natura toe te kennen, aan te bieden of in het vooruitzicht te stellen. Dit congres had niets te maken met bevordering van de verkoop van geneesmiddelen. De besproken onderwerpen hadden op geen enkele wijze betrekking op specifieke geneesmiddelen of indicaties. De congresdeelnemers behoorden in grote meerderheid niet tot de kring van personen die bevoegd zijn om geneesmiddelen voor te schrijven of af te leveren en voor zover dat wel het geval was, namen zij niet in die hoedanigheid deel, maar als vertegenwoordigers van een bepaalde (koepel)organisatie. Bovendien waren er geen vertegenwoordigers van (koepel)organisaties die product- of indicatiegerelateerde belangen zouden kunnen hebben.

De bepalingen van het Reclamebesluit geneesmiddelen op het gebied van gunstbetoon en de daarop gebaseerde beleidsregel, waarin een nadere invulling wordt gegeven aan de regels met betrekking tot gunstbetoon, zijn daarom naar mijn mening in dit geval niet van toepassing."

Kamervragen met antwoord nr. 2185, 24 augustus 2005, 2e Kamer 2004-2005. Antwoord op vragen van het lid Kant (SP) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over gunstbetoon  i.v.m. een bijeenkomst van Pfizer inzake geneesmiddelenbeleid.

1.
Is het waar dat een medewerker van uw ministerie (de directeur Geneesmiddelen en Medische Technologie) heeft deelgenomen aan een bijeenkomst van Pfizer in St. Paul de Vence in maart 2005 over geneesmiddelenbeleid? Zo ja waarom? Wat was het nut en het doel van de deelname?

2.
Wat waren de overwegingen iemand van uw ministerie af te vaardigen naar deze conferentie?

1 en 2.
Ja. Pfizer was initiatiefnemer van een congres Zorg in de toekomst – geneesmiddelen in 2010, een bron van zorg, dat is gehouden van 13 tot 16 maart 2005 in St. Paul de Vence. Gelet op het uitstekende programma, de kwaliteit van de inleiders en de brede deelname uit het zorgveld is besloten dat het nuttig zou zijn als de Directeur-Generaal Gezondheidszorg aanwezig zou zijn en een inleiding zou verzorgen. Omdat andere, dringende werkzaamheden uiteindelijk zijn deelname verhinderden, is besloten de directeur Geneesmiddelen en Medische Technologie in zijn plaats te laten gaan.

3.
Waarom was het nodig deze bijeenkomst in Zuid Frankrijk te houden? Wat is uw opvatting over de keuze van de locatie?

3.
Het ministerie van VWS is niet betrokken geweest bij de keuze van de locatie. De firma Pfizer heeft mij gemeld dat de keuze vooral is ingegeven door het feit dat de locatie heel geschikt is om met een niet al te grote groep deelnemers een drietal dagen in afzondering met elkaar van gedachten te wisselen, waarbij het belangrijk is dat de groep als geheel bij elkaar blijft om daadwerkelijk tot resultaten te komen. Bij een in Nederland georganiseerd congres blijkt het onmogelijk te zijn om een deelnemersgroep als waarop dit congres zich richt gedurende 3 dagen in zijn geheel bijeen te houden.
Dit zou inderdaad een voordeel kunnen zijn. Daartegenover staat het nadeel van de reis. Bij de beslissing tot deelname is de waarde van het programma hiertegen afgewogen.

4.
Is hier, gezien de locatiekeuze en/of de gedeeltelijke financiering door Pfizer, sprake van gunstbetoon? Zo neen, waarom niet?

5.
Waarom was de locatie en/of de gedeeltelijke financiering door Pfizer geen reden om af te zien van deelname?

4 en 5.
Aan de deelnemers zijn, volgens opgave van Pfizer, de werkelijke kosten van reis en deelname (€ 1675 per persoon) in rekening gebracht. Pfizer heeft alleen de kosten van de congresorganisatie en van de sprekers, die tijdens het congres een inleiding hebben gehouden, voor zijn rekening genomen.