Gebrek aan onderscheidend vermogen van slogan
Gerecht EU 15 februari 2023, IEF 21270; Case T‐ 204/22 (applicant vs defendant) Een aanvrager heeft een EU-handelsmerkregistratie aangevraagd voor de zin 'other companies do software we do support' voor computer software adviesdiensten en technische ondersteuningsdiensten met betrekking tot computer software. Het Europees Bureau voor intellectuele eigendom (EUIPO) heeft de aanvraag afgewezen omdat de zin geen onderscheidend vermogen had en daarom niet als handelsmerk kon worden geregistreerd. De aanvrager ging in beroep, maar het Bureau van Beroep van EUIPO handhaafde de beslissing en oordeelde dat de zin geen onderscheidend vermogen had en slechts een promotionele slogan was. De aanvrager ging vervolgens in beroep bij het Gerecht EU, waarbij hij betoogde dat de zin onderscheidend was en dat het Bureau van Beroep geen blijk gaf van een juiste rechtsopvatting. Het Gerecht EU heeft de zaak onderzocht en heeft uiteindelijk de beslissing van het Bureau van Beroep bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat de zin geen onderscheidend vermogen had en niet als handelsmerk kon worden geregistreerd. Het Gerecht EU legde uit dat de zin een duidelijke boodschap aan het relevante publiek overbracht en slechts een promotieformule of slogan was. Het Gerecht EU verwierp ook de argumenten van de aanvrager met betrekking tot de grammaticale structuur en opstelling van de zin, waarbij werd geoordeeld dat deze niet bijdroegen aan het onderscheidend vermogen.
Heatbooster BV maakt zich schuldig aan slaafse nabootsing
Rechtbank Noord Holland 7 februari 2023, IEF 21269; ECLI:NL:RBNHO:2023:1725 (SpeedComfort BV tegen Heatbooster BV) In deze zaak staat centraal de vraag of Heatbooster BV (hierna: Heatbooster) zich schuldig maakt aan slaafse nabootsing of auteursrechtinbreuk met hun product dat sterk lijkt op de SpeedComfort van SpeedComfort BV (hierna: SpeedComfort). De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de SpeedComfort voldoende onderscheidend vermogen heeft en dat de vormgeving van Heatbooster verwarring bij het publiek kan veroorzaken. Het feit dat Heatbooster haar logo en patroon op haar producten heeft aangebracht, is niet voldoende om het verwarringsgevaar weg te nemen. De thermostaatschakelaar van Heatbooster is ook een exacte kopie van die van SpeedComfort en kan dus ook tot verwarring leiden. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat Heatbooster BV gebruik mag maken van de technische oplossingen die zich binnenin de SpeedComfort bevinden. De locatie van de zwarte connectoren aan de buitenzijde van de SpeedComfort worden niet als bepalende elementen van de vormgeving beschouwd. Heatbooster heeft voldoende aangetoond dat de kleur, afmeting en het aantal ventilatoren van haar producten niet kunnen worden aangepast zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid daarvan. Toch is de voorzieningenrechter van oordeel dat Heatbooster nodeloos verwarring heeft veroorzaakt door haar producten niet te voorzien van een opvallende kleur of een logo op een niet-zichtbare plek op het product, om zo verwarring te voorkomen wanneer de producten op internet worden aangeboden.
Artikel ingezonden door Prof. mr. D.J.G. Visser, Visser Schaap & Kreijger
Doorontwikkeld design doorgezaagd
Het onderwerp van deze bijdrage is ‘doorontwikkeld design’. Daarmee wordt bedoeld productvormgeving die in de loop der jaren geleidelijk is aangepast. De aanleiding voor deze bijdrage laat zich voor de auteursrechtelijk ingevoerde lezer raden: de Philips/Lidl-zaak over het doorontwikkelde driekoppige scheerapparaat van Philips met ‘welhaast zwevende kop’ tegen een vergelijkbaar apparaat van Lidl. Deze zaak ligt momenteel bij de Hoge Raad en A-G Van Peursem heeft er op 23 december 2022 in geconcludeerd. Die conclusie vormt een belangrijke inspiratie voor deze bijdrage.
Over het onderwerp 'Doorontwikkelde productvormgeving / seriewerken' zal ook worden gedebatteerd door Antoon Quaedvlieg en Dirk Visser onder leiding van Hugo van Heemstra tijdens het IE Symposium in Zeist op 15 maart 2023.
Gedaagde heeft inbreuk gemaakt op het auteursrecht van eiser
Rechtbank Rotterdam 21 oktober 2022, IEF 21266; ECLI:NL:RBROT:2022:11978 (eiser01 tegen gedaagde01) Eiser01 is auteursrechthebbende op de foto 'hockey' (hierna: 'De Foto') en gedaagde01 heeft De Foto op de website van zijn webshop geplaatst zonder bronvermelding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser01 de maker is van De Foto en dat gedaagde01 dit zonder toestemming op haar website heeft geplaatst, wat een inbreuk op het auteursrecht van eiser01 oplevert en onrechtmatig is. De kantonrechter oordeelt dat zelfs als de inbreuk niet opzettelijk was, er nog steeds sprake is van een inbreuk op het auteursrecht. Daarom is gedaagde01 schadevergoedingsplichtig. De kantonrechter stelt dat de schadevergoeding minimaal gelijk moet zijn aan de licentievergoeding die de gedaagde had moeten betalen als zij toestemming had gevraagd voor het gebruik van De Foto. Eiser01 heeft gesteld dat hij een vergoeding van € 350 per jaar per website hanteert voor het gebruik van De Foto met naamsvermelding. Dat gedaagde01 De Foto korter dan een jaar op zijn website heeft geplaatst, leidt er niet toe dat hij niet de gehele licentievergoeding zou zijn verschuldigd. Ook heeft eiser01 (immateriële) schade geleden door het ontbreken van een naamsvermelding bij De Foto.
Zekere mate van visuele en auditieve overeenstemming tussen ‘AIR MAX’ en ‘MAX 1’
BBIE 27 februari 2023, IEF 21265; Beslissing oppositie 2017842 (AIR MAX tegen MAX 1) In deze zaak heeft de opposant oppositie ingesteld tegen de inschrijving van het merk 'MAX 1' door de verweerder, omdat dit merk te veel lijkt op de merken 'AIR MAX' die de opposant al bezit. Het Bureau beoordeelt of er sprake is van verwarringsgevaar bij het relevante publiek (de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument van de betrokken waren of diensten). Er wordt rekening gehouden met het feit dat de gemiddelde consument vaak geen mogelijkheid heeft om merken rechtstreeks met elkaar te vergelijken en dat het aandachtsniveau kan variëren per soort waren of diensten. Het Bureau concludeert dat er sprake is van een zekere mate van visuele en auditieve overeenstemming tussen de tekens en dat het publiek kan menen dat de waren van dezelfde onderneming of economisch verbonden ondernemingen afkomstig zijn. Er is volgens het Bureau sprake van verwarringsgevaar en de inschrijving van het merk door de verweerder wordt geweigerd.
Uitspraak ingezonden door Maarten Russchen, Coda Advocaten
Weduwe behoudt voorlopig intellectuele eigendomsrechten van André Hazes
Rechtbank Midden-Nederland 23 februari 2023, IEF 21264; ECLI:NL:RBMNE:2023:709 (eisers tegen gedaagde) Er spelen in deze zaak een aantal aspecten met betrekking tot de intellectuele eigendomsrechten van wijlen André Hazes. De rechten zijn niet meegenomen bij de verdeling tussen zijn ex-echtgenote en de erfgenamen (de kinderen). Wel zijn de aandelen van twee BV's toebedeeld aan de ex-echtgenote die stelt dat de IE-rechten waren ingebracht in deze BV's en zodoende wel zijn betrokken bij de verdeling. De vraag is of de auteursrechten, naburige rechten en merkrechten, die privé van André Hazes sr. waren, bij leven werden ingebracht in één van zijn vennootschappen. Een akte tot overdracht is door gedaagde niet overgelegd. Gedaagde stelt dat de rechten economisch zijn ingebracht in één van de BV's en aldus wel betrokken zijn bij de verdeling. Gedaagde wordt veroordeeld tot afgifte van o.a. het PWC-rapport waaruit dit volgens gedaagde zou moeten blijken.
Uitspraak ingezonden door Emma Knop - De Groot, Tobias Cohen Jehoram, Selmer Bergsma en Hama Othman, De Brauw Blackstone Westbroek.
Geslaagde oppositie tegen registratie van NOTHING IS IMPOSSIBLE als EU merk
EUIPO 18 februari 2023 IEF 21263; Oppositie nummer 3 155 717 (Impossible Foods tegen Nothing is Impossible) In deze zaak is er oppositie ingesteld tegen de registratie van een EU-handelsmerk op basis van een eerdere registratie. De beoordeling van de oppositie omvat een globale beoordeling van de verwarringwekkende gelijkenis tussen de merken en de goederen en diensten die zij vertegenwoordigen. Bij het beoordelen van de distinctiviteit van de eerdere registratie, is gebleken dat deze slechts een normaal niveau van distinctiviteit heeft. De goederen zijn gedeeltelijk identiek en gedeeltelijk vergelijkbaar met verschillende gradaties van aandacht van de consument. De merken zijn visueel en auditief in een gemiddelde mate vergelijkbaar en conceptueel in ieder geval in een gemiddelde mate vergelijkbaar. Op basis van het imperfecte geheugen van consumenten en de onderlinge afhankelijkheid van de relevante factoren, is het waarschijnlijk dat consumenten de twee merken associëren op basis van hun gemeenschappelijke onderscheidende element, ondanks enkele verschillen tussen de merken. Op grond van deze analyse is er een waarschijnlijkheid van verwarring op een aanzienlijk deel van het Franstalige en Spaanstalige publiek. Daarom wordt de oppositie op basis van artikel 8(1)(b) van de EUTM-verordening volledig toegewezen en is er geen verdere analyse nodig van andere gronden van de oppositie.
Uitspraak ingezonden door Arnout Groen (AC&R) en Thijs van Aerde (Houthoff).
Hoge Raad verwerpt cassatieberoep Coty op grond van 81 RO
Hoge Raad 24 februari 2023, IEF 21262; ECLI:NL:HR:2023:285 (Coty tegen Easycosmetic) Dit betreft een uitspraak van de Hoge Raad in de zaak Coty en Easycosmetic. Eerder was er al uitspraak gedaan door de rechtbank Den Haag en het gerechtshof Den Haag. Het hof oordeelde dat Coty zich niet kan verzetten tegen het gebruik van de merken. Coty heeft cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, maar de Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. Daarom hoeft de Hoge Raad niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen.
Uitspraak ingezonden door Helen Maatjes, The Legal Group
Sjaals komen auteursrechtelijke bescherming toe
Rechtbank Amsterdam 23 februari 2023, IEF 21261;C/13/728 101 / KG ZA 23-25 (Bylima tegen La Mere Modesty) Bylima ontwerpt en vervaardigt sjaals. Deze brengt zij op de markt via haar website, winkels en via de Bijenkorf. Twee van de sjaals die zij op de markt brengt zijn de Skafos Diadromi en de Diamond Pendant (hierna: de sjaals). La Mere Modesty verkoopt ook sjaals.
Bylima vordert dat La Mere Modesty iedere inbreuk op de auteursrechten van Bylima staakt en gestaakt houdt. Bylima stelt hiertoe het volgende. Door Bylima wordt een exclusieve en originele collectie sjaals op de markt gebracht. De collectie bestaat uit sjaals in vele verschillende kleuren, voorzien van creatieve motieven en figuurtjes van kleine steentjes. La Mere Modesty brengt twee sjaals op de markt die een identieke verveelvoudiging betreffen van de sjaals van Bylima en die voorts eenzelfde totaalindruk vertonen. Zij heeft hiervoor geen toestemming van Bylima.
Wijzigen (inlog)gegevens social media accounts
Rechtbank Den Haag 15 februari 2023, IEF 21259; ECLI:NL:RBDHA:2023:1747 (eisende partij sub 1 c.s. tegen gedaagde sub 1 c.s.) De zaak gaat over het gebruik van de naam en het logo van Berlano en het auteursrecht op het logo. De eisende partijen hadden conventionele vorderingen ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat deze geen deel uitmaakten van de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst. Bovendien was er volgens de rechtbank tot aan het overlijden van X geen sprake van inbreuk. Verder oordeelde de rechtbank dat het plaatsen van een link op Facebook met daarin de handelsnaam van een ander naar een op de website van een andere onderneming aangeboden product, geen gebruik van een handelsnaam is. Dit betekent dat er in dit geval geen sprake was van inbreuk op de handelsnaam van Berlano. Ook oordeelde de rechtbank dat zolang de naam en het logo zichtbaar zijn, de inbreuk voortduurt. Dit betekent dat het aan gedaagde sub 1 c.s. is om alle nog zichtbare en vindbare gebruik van de domeinnaam Berlano en berlano.nl en het logo te verwijderen van de KvK-inschrijving en alle sociale media-accounts van Hilsen. De vordering van eisende partij sub 1 c.s. om een verklaring voor recht dat gedaagde sub 1 c.s. inbreuk maakt op het handelsnaamrecht is afgewezen omdat daar geen belang meer bij is. Het argument van de eisende partij sub 1 c.s. dat gedaagde sub 1 de broncode van de website van Berlano heeft gewijzigd, is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank heeft de vorderingen in conventie die zien op de beschikking over de sociale media accounts van Berlano niet toegewezen voor zover die zijn gegrond op inbreuk op het handelsnaamrecht van eisende partij sub 1 c.s. De vorderingen van eisende partij sub 1 c.s. inzake het auteursrecht op het logo van Berlano zijn afgewezen omdat er geen bewijs is dat de gedaagde partij het auteursrecht heeft overgedragen aan Berlano of dat er sprake was van een dienstverband tussen hen. Tenslotte heeft de rechtbank geoordeeld dat gedaagde sub 1 onrechtmatig handelt jegens eisende partij sub 1 c.s. zolang hij de sociale media-accounts niet teruggeeft aan eisende partij sub 1 c.s..