Sony wint langdurend conflict over Uniewoordmerk Vita
Gerecht EU 19 december 2019, IEF 18945, IEFbe 3020; ECLI:EU:T:2019:894 (Sony tegen EUIPO) In september 2005 is er bij het EUIPO een Uniemerk ingeschreven voor het woordteken Vita. In september 2011 zijn de rechten op het woordmerk overgedragen aan Sony Computer Entertainment Europe. In 2014 heeft de nietigheidsafdeling, op verzoek van het Spaanse Vieta Audio, het merk vervallen verklaard voor alle waren waarvoor het was ingeschreven. Het merk zou niet voldaan hebben aan de eis dat het binnen vijf jaar na registratie normaal gebruikt moet worden. Sony heeft hiertegen beroep ingesteld bij het EUIPO. In juni 2011 heeft Sony de Playstation Vita console gepresenteerd en in 2012 is deze op de markt verschenen. De zaak is door verscheidene gerechten behandeld. Sony is van mening dat een beslissing van de vierde kamer van beroep van het EUIPO uit 2018 bepaalde beslissingen uit een uitspraak van de vijfde kamer van beroep uit 2017 onterecht in stand hield. De uitspraak uit 2017 was vernietigd op grond van ontoereikende motivering. Nu dat het geval was, had het daaropvolgende gerecht alle relevante punten opnieuw moeten onderbouwen. Dit is echter niet gebeurd. Er werd op bepaalde punten enkel gerefereerd naar de eerdere uitspraak. De grieven van Sony worden gegrond verklaard en de uitspraak van de vierde kamer van beroep van de EUIPO wordt vernietigd.
54 Nadat de eerdere beslissing was vernietigd wegens ontoereikende motivering, was de vierde kamer van beroep dan ook verplicht om zich opnieuw uit te spreken over alle voor de toepassing van artikel 51, lid 1, onder a), van verordening nr. 207/2009 relevante punten, teneinde te voldoen aan de krachtens artikel 65, lid 6, van verordening nr. 207/2009 op haar rustende verplichting om de maatregelen te treffen die nodig waren voor de uitvoering van het arrest van 12 december 2017, Vita (T‑35/16, niet gepubliceerd, EU:T:2017:886).
55 Ten slotte kan gelet op het voorgaande evenmin worden ingestemd met het door het EUIPO subsidiair aangevoerde argument dat het door de vierde kamer van beroep over de punten in kwestie ingenomen standpunt kennelijk identiek is aan het standpunt dat de vijfde kamer van beroep over die punten heeft ingenomen in de eerdere beslissing, en dat daarom de bestreden beslissing niet ontoereikend is gemotiveerd. Uit de bestreden beslissing blijkt immers niet (zie punten 29‑33 hierboven) dat het door de vierde kamer van beroep over de punten in kwestie ingenomen standpunt identiek is aan het standpunt dat de vijfde kamer van beroep over die punten heeft ingenomen in de eerdere beslissing. In de bestreden beslissing heeft de vierde kamer van beroep ten onrechte geconstateerd dat het Gerecht bepaalde vaststellingen van de vijfde kamer van beroep had bevestigd. Derhalve achtte zij zich door die vaststellingen gebonden, zonder evenwel de relevante argumenten van partijen te hebben onderzocht en er een standpunt over te hebben ingenomen. Zoals in punt 52 hierboven reeds is opgemerkt, kon de vierde kamer van beroep bovendien niet gebonden zijn door de vaststellingen van de vijfde kamer van beroep en kon zij deze vaststellingen niet bevestigen in de bestreden beslissing.
56 Aangezien de vierde kamer van beroep haar verplichting om zich opnieuw uit te spreken over de relevante punten niet is nagekomen, moet het eerste middel in zoverre worden aanvaard en dient de bestreden beslissing in haar geheel te worden vernietigd, zonder dat uitspraak hoeft te worden gedaan over de andere grieven en het andere middel.
Footasylum pleegt merkinbreuk met KWD-collectie
Vrz. Rechtbank Gelderland 29 oktober 2019, IEF 18940; ECLI:NL:RBGEL:2019:5300 (KWD Sport tegen Footasylum) Footasylum biedt een kledingcollectie aan die “KINGS WILL DREAM”-collectie heet. Deze collectie korten zij af met KWD. Hierop heeft KWD Sport aangevoerd dat Footasylum inbreuk maakt op hun merkenrecht. Beide ondernemingen verkopen (functionele) sportkleding en/of sportieve vrijetijdskleding. Er wordt geoordeeld dat het woordmerk en het teken/logo zodanig overeenstemmen dat de KINGS WILL DREAM-collectie niet voldoende onderscheidend vermogen heeft en daardoor verwarringsgevaar ontstaat. Hiermee maakt Footasylum merkinbreuk op grond van artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE.
Nieuwjaarsbijeenkomst the FIPE op 20.1.2020
Op maandagmiddag 20 januari 2020 is de nieuwjaarsbijeenkomst van the FIPE bij Barents Krans in Den Haag. Er vindt een duo interview plaats met Xandra Kiers-Becking (raadsheer Hof Den Haag) en Marleen van der Horst (partner BarentsKrans). De aansluitende borrel wordt ons aangeboden door BarentsKrans.
Het programma ziet er als volgt uit:
16.00 uur – binnenkomst en koffie
16.30 – 17.15/17.30 duo interview
17.30 uur – borrel
Je kunt je aanmelden op hi@thefipe.nl
Hopelijk tot de 20 ste ,
Vivien, Claudia, Ady en Judith
Géén inbreuk op auteursrechten bij publiceren van foto's
Vzr. Rechtbank Rotterdam 5 december 2019, IEF 18938, IT 3000; ECLI:NL:RBROT:2019:10366 (Luxury Bedding tegen Sefa) Luxury Bedding en Sefa handelen allebei in bedden. Luxury Bedding heeft foto’s laten maken van bedden en matrassen van het merk Serta. De fotograaf heeft de op de foto’s rustende auteursrechten overgedragen aan Luxury Bedding. Sefa heeft foto’s daarvan gepubliceerd op haar openbare Facebook-pagina. Luxury Bedding stelt dat Sefa hiermee een inbreuk maakt op de op de foto’s rustende auteursrechten, omdat zij Sefa geen toestemming had verleend voor publicatie van die foto’s. Sefa stelt echter dat zij wel mondeling toestemming had verkregen van Luxury Bedding. Wegens de aard van de procedure is er geen plaats voor bewijslevering van Sefa. Er wordt geoordeeld dat Sefa met betrekking tot de feitelijke gang van zaken concreet en aannemelijk heeft aangevoerd dat zij wel mondeling toestemming heeft verkregen om de foto’s te gebruiken. Hiermee is de vordering van Luxury Bedding afgewezen.
Victor Eiff vertrekt bij CvTA
Victor Eiff heeft besloten om per 1 april 2020 zijn carrière buiten het CvTA voort te zetten. De periode tot 1 april zal Victor zich inzetten voor een goede overdracht van werkzaamheden. Alexandra van Ouwerkerk neemt inmiddels de taken waar als directeur en secretaris van het CvTA. Het emailadres van Alexandra van Ouwerkerk is a.vanouwerkerk@cvta.nl.
Op een nader te bepalen tijdstip vindt er een afscheidsbijeenkomst plaats.
Het College is Victor zeer erkentelijk voor de bijdrage die hij in de afgelopen zes jaar heeft geleverd aan de ontwikkeling van het toezicht op het auteursrecht en de naburige rechten en aan het CvTA in het bijzonder.
Dagblad Trouw: "ook al is van opzet geen sprake, ‘sorry’ is niet genoeg na plagiaat"
Trouw gaat in op het vermeende plagiaat van een van haar columnisten die een klein kerstverhaal voor de krant schreef. In de column werden, zonder bronvermelding, tweets van de Engelse John Bull geciteerd. Bernt Hugenholtz, hoogleraar intellectueel eigendomsrecht aan de Universiteit van Amsterdam, noemt het ‘een evident geval van plagiaat’.
Website-eigenaar schendt auteursrecht op foto
Ktr. Rechtbank Rotterdam 10 januari 2020, IEF 18935, IT 2998; ECLI:NL:RBROT:2020:124 (ANP tegen gedaagde) Gedaagde heeft zonder toestemming een auteursrechtelijk beschermde foto uit het fotoarchief van ANP op haar website geplaatst. ANP is bij ontdekking hiervan een samenwerkingsverband aangegaan met het Belgische bedrijf Permission Machine. Permission Machine heeft aan gedaagde kenbaar gemaakt dat hij met het plaatsen van de foto een auteursrecht schendt. Gedaagde betwist deze bevoegdheid van Permission Machine. Er wordt geoordeeld dat op ANP een stelplicht en bewijslast rust en dat zij eerder en duidelijker op deze kwestie toegespitste concrete informatie aan de organisatie had kunnen verschaffen. Dit neemt niet weg dat gedaagde verder onvoldoende heeft betwist dat de foto gedurende een aanzienlijke tijd op haar website publiekelijk zichtbaar was zonder toestemming van de auteursrechthebbende. Dit is een onrechtmatige openbaarmaking van een auteursrechtelijk beschermd werk. Gedaagde wordt veroordeeld in het betalen van een fortfaitaire schadevergoeding, waarbij wordt gekeken naar wat ANP in redelijkheid had kunnen vragen indien gedaagde vooraf toestemming had gevraagd voor het gebruik zoals hier aan de orde.
Impressie tweede opleidingsdag Mr. S.K. Martens Academie
Wat leert het Cofemel-arrest? Waarom is de Artiestenverloning-toets onjuist? Hoe gaat de richtlijn oneerlijke handelspraktijken veranderen? Deelnemer Anne-Fleur Filemon en hoofddocent Vivien Rorsch over de tweede opleidingsdag van de Mr. S.K. Martens Academie op 21 november jl.
“Wie van jullie heeft wel eens te maken met modellenrecht?” Met die vraag trapt Jesse Hofhuis (Hofhuis Alkema Groen) af. Twijfelend steken twee deelnemers hun vingers in de lucht. “Als IE-jurist word je verondersteld kennis te hebben van het modellenrecht, maar in de praktijk heb je er zelden mee te maken.” In twee uur behandelt Jesse de voorschriften van het modeldepot, de beschermingsvoorwaarden: nieuwheid en eigen karakter, de beschermingsomvang en de beperkingen. Jesse laat zich kritisch uit over het Jägermeister-arrest. Op basis van een sterk staaltje doelredeneren oordeelt het hof dat artikel 36 1c Modellenverordening vereist dat de afbeelding waarvoor aanspraak op bescherming wordt gemaakt, duidelijk identificeerbaar moet zijn. EUIPO kan dus een model weigeren vanwege onbegrijpelijkheid, terwijl de afbeelding prima reproduceerbaar is.
Uitspraak ingezonden door Daniël Haije en Bram Duivenvoorde, Hoogenraad & Haak.
Inbreuk op Uniemerken en handelsnaamrecht van Expert
Rechtbank Den Haag 8 januari 2020, IEF 18933; ECLI:NL:RBDHA:2020:186 (Expert cs tegen gedaagde) Gedaagde voert een eenmanszaak genaamd ‘Outletexpert’. Expert cs voert aan dat gedaagde in het kader van Uniemerken inbreuk maakt op artikel 9 lid 2 sub b, dan wel sub c Verordening (EU) 2017/1001 en in het kader van handelsnamen inbreuk maakt op artikel 5 Handelsnaamwet. De naam ‘Expert’ en niet de Uniebeeldmerken of het logo met de oranje ster die Expert cs hanteert voor zijn merk genieten grote bekendheid voor elektronicawinkels van Expert cs. De naam ‘Expert’ komt dan ook een relatief grote bescherming toe. Bij beoordeling van de mate van overeenstemming wegen de punten van overeenstemming zwaarder dan de punten van verschil. Geoordeeld wordt dat de mate van overeenstemming van het teken voor de waren en diensten waarvoor de Uniemerken zijn geregistreerd zodanig is dat er mogelijk verwarring kan ontstaan en gedaagde dus inbreuk maakt op de Uniebeeldmerken op grond van artikel 9 lid 2 sub b UMVo. Ook wat betreft de handelsnaam is het enige verschil dat het woord ‘outlet’ is toegevoegd onvoldoende om het gevaar van verwarring weg te nemen, zodat er tevens sprake is van inbreuk op het handelsnaamrecht van Expert cs op grond van artikel 5 Hnw.
Kunsthandel moet volgrechtvergoedingen betalen aan Pictoright
Ktr. Rechtbank Amsterdam 7 januari 2020, IEF 18932; ECLI:NL:RBAMS:2020:35 (Pictoright tegen kunsthandel) Pictoright is een auteursrechtorganisatie bij wie vele Nederlandse kunstenaars en erfgenamen van kunstenaars zijn aangesloten en voor wie Pictoright als belangenbehartiger optreedt. Het volgrecht is het recht van een kunstenaar om te delen in de opbrengst bij professionele doorverkoop van originele (kunst)werken. Pictoright heeft een Amsterdamse kunsthandel aangeschreven met het verzoek de eigen administratie te controleren op mogelijke volgrechtverplichtingen voor bij Pictoright aangesloten rechthebbenden en hiervan opgave te doen maar ontvangt geen reactie. Er wordt een minnelijk regeling getroffen waar de kunsthandel zich niet aan houdt. Er wordt te weinig opgave gedaan van volrechtelijke verkopen. De inmiddels gesloten Amsterdamse kunsthandel moet ruim 15.500 euro betalen aan Pictoright voor volgrechtvergoedingen.