Uitspraak ingezonden door Bertil van Kaam en Hanneke van Lith, Van Kaam
Herhaalde uitzending met epiloog is niet onrechtmatig
Hof Arnhem - Leeuwarden 12 maart 2019, IEF 18298; ECLI:NL:GHARL:2019:2233.(X tegen RTL en Simpel Media). Mediarecht. Rechtmatige publicatie. In navolging op IEF 5132. Bekrachtiging vonnis Rechtbank Midden-Nederland d.d. 2 augustus 2017 (IEF 17015). X is in hoger beroep veroordeeld wegens het plegen van een of meer zedendelicten en heeft zeven jaar gevangenisstraf opgelegd gekregen. In het RTL-televisieprogramma Op de vlucht is aandacht besteed aan de zaak. In dit hoger beroep staat de vraag centraal of de herhaalde uitzending met korte epiloog over ontwikkelingen in de strafzaak van X onrechtmatig is. Het hof onderschrijft het oordeel van de kantonrechter, dat gelet op de omstandigheden, het recht op vrijheid van meningsuiting van RTL c.s. zwaarder weegt dan het belang van X om 'alleen gelaten te worden'. Het onderwerp en de veroordeling van X betreft een misstand die de samenleving raakt. Het recht op vrijheid van meningsuiting brengt mee dat RTL c.s. ter uitoefening van haar journalistieke functie daar na de onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling van X in hoger beroep opnieuw aandacht voor kan vragen, ook al is sinds die veroordeling inmiddels bijna een jaar verstreken. Over de epiloog oordeelt het hof dat het RTL c.s. vrij stond informatie over de zaak van X onder de aandacht te brengen op de wijze en in de vorm die haar goeddunkt. Het opleggen van beperkingen of voorwaarden aan de inhoud daarvan komt neer op het beperken van de uitingsvrijheid van RTL c.s. die niet is gerechtvaardigd. Dat RTL c.s. X niet om een reactie heeft gevraagd en deze niet in de uitzending heeft verwerkt, rechtvaardigt in geen geval de beperking van de uitingsvrijheid van RTL c.s.
Uitspraak ingezonden door Jesse Hofhuis, Hofhuis Alkema Groen.
HvJ EU: Tweedimensionaal decoratief teken kan niet uitsluitend bestaan uit vorm
HvJ EU 14 maart 2019, IEF 18297; IEFbe 2840; C‑21/18; ECLI:EU:C:2019:199 (Textilis tegen Svenskt Tenn Aktiebolag). Auteursrecht. Modellenrecht. In IEF 7795 schreven Dirk Visser en Marnox Langeveld: 'In de Textilis-zaak gaat het – kort gezegd – om een zowel auteurs- als merkenrechtelijk beschermde stof(patroon) van de Zweedse onderneming Svenskt Tenn. Concurrent Textilis bood op haar website stoffen en bepaalde andere producten voor interieurinrichting aan met patronen waarop Svenskt Tenn een exclusief recht claimt. In eerste aanleg oordeelde de Zweedse rechter (Tingsrätt) dat dat de inschrijving van het merk MANHATTAN geen betrekking heeft op een teken bestaande uit een vorm, zodat het merk niet nietig kon worden verklaard op een weigeringsgrond. Omdat de weigeringsgronden echter ná de merkregistratie van het merk MANHATTAN zijn uitgebreid met het ‘of een ander kenmerk’-criterium, stelde het Zweedse gerechtshof (Svea Hovrätt) de prejudiciële vragen'.
Uitspraak ingezonden door Marleen van den Horst en Jaap Bremer, BarentsKrans en Leo Jessen, V.O.
Vloerpaneelsysteem wel degelijk nieuw en inventief
Hof Den Haag 5 maart 2019, IEF 18284; ECLI:NL:GHDHA:2019:2225 (Unilin tegen I4F) UniIin is houdster van octrooien op het gebied van het lijmloos koppelen van vloerpanelen, waaronder Europees octrooi EP 341. I4F is een bedrijf dat zich richt op vloerpanelen van hout, laminaat en vinyl. De rechtbank oordeelde (IEF 16328) dat EP 341 niet inventief is. Het Hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en oordeelt dat productconclusie 16 (dat onder bescherming stelt lijmloos te leggen vloerpanelen uit MDF/HDF met tand-in-groef verbindingselementen uit datzelfde materiaal, die ook in gekoppelde toestand een spankracht op elkaar uitoefenen die de panelen blijvend naar elkaar toetrekt) wel degelijk nieuw en inventief en dus geldig is (rov. 4.27 - 4.56) en dat de werkwijzeconclusies van het octrooi conform het tweede hulpverzoek van Unilin eveneens geldig zijn (rov. 4.67 - 4.69).
Nieuwe boeken in de shop!
Er staan weer nieuwe boeken in de shop!
1. Daniel Gervais - The Law of Human Progress
2. Willem Grosheide - Bouwen en Bewaren
Lancering website LaRorsch en Mr. S.K. Martens Academie
Vandaag gaat de website van LaRorsch online. Vivien Rorsch richtte onlangs dit nieuwe cassatiekantoor op met een focus op civiel procesrecht en intellectueel eigendom. Voorheen werkte zij vijftien jaar bij De Brauw Blackstone Westbroek.
‘Met een eigen kantoor ontstaat er naast de cassatiepraktijk ook meer ruimte voor andere werkzaamheden. Vandaag lanceer ik met Claudia Zuidema (deLex) tijdens het jaarlijkse IE Symposium in Zeist de Mr. S.K. Martens Academie. Dit is een nieuwe specialisatieopleiding intellectueel eigendoms- en procesrecht, vooral interessant voor ervaren IE-advocaten en bedrijfsjuristen. Ik ben samen met prof. mr. J.J.C. Kabel en prof. mr. C.J.J.C. van Nispen hoofddocent van deze nieuwe opleiding. Het postacademische onderwijs en de cassatiepraktijk sluiten goed op elkaar aan. In beide functies werk ik samen met andere advocaten. Ook blijf ik zo altijd op de hoogte van de actualiteit en kan ik de theorie koppelen aan de praktijk.’
Zie voor meer informatie de website www.larorsch.com en de folder van Mr. S.K. Martens Academie.
Beslissing ingezonden door Quirijn Meijnen, Leopold Meijnen Oosterbaan.
EUIPO: WE Brands substantieert rechten onvoldoende
EUIPO Opposition Division 11 maart 2019, IEF 18294; IEFbe 2839 (WE Brands tegen Alda Holding) Merkenrecht. Kort: Oppositie tegen aanvraag EU-beeldmerk 16 932 436 (WE ARE CONNECTED) op basis van internationaal beeld merk 1 243 721 WE IS ME en EU-beeldmerk 960 021 WE. Geheel afgewezen. We Brands substantieert rechten onvoldoende. Geen verwarringsgevaar.
Uitspraak ingezonden door Marga Verwoert, Leeway.
Zelfde zzp'er is geen overtreding concurrentiebeding
Hof Amsterdam 5 maart 2019, IEF 18292 (Essential Aesthetics tegen Amsterdam Aesthetics). Contract. Essential Aesthetics houdt zich bezig met medische diensten op het gebied van plastische, reconstructieve en anti-aging behandelingen. Partners zijn persoonlijk en zakelijk uit elkaar gegaan middels aandelenoverdracht aan de een. Voorzover er geen is handelsnaaminbreuk en auteursrecht inbreuk, heeft Essential Aesthetics gesteld dat ook zonder IE-inbreuk de (niet inbreukmakende gelijkenissen) in combinatie met het inhuren op ZZP-basis van dezelfde artsen, een onrechtmatige daad opleveren jegens Essential Aesthetics. Het inhuren van (deels) dezelfde artsen en plaatsen daarvan op de website zou onrechtmatig zijn omdat het bij zou dragen aan (onrechtmatige) verwarring. De voorzieningenrechter (IEF 17610) verbiedt Amsterdam Aesthetics om gebruik te maken van e-mailadressen en andere contactgegevens van klanten van Essential Aesthetics en gedurende 2 jaar contacten te onderhouden in de zin van de vaststellingsovereenkomst.
Het hof vindt het niet aannemelijk (...) dat de inzet van een zzp-arts bij Amsterdam Aesthetics heeft geleid tot een verminderende inzetbaarheid bij Essential Aesthetics. Er zijn klanten die zich hebben gewend tot Aesthetics maar het initiatief daarvoor is niet uitgegaan van Amsterdam Aesthetics of de zzp-arts. De omstandigheid dat de zzp-arts het gezicht was van Essential Aesthetics en nu ook van Amsterdam Aesthetics acht het hof als eerderbedoelde bijkomstigheid onvoldoende. Aesthetics voert bij het hof aan geen kopie te hebben van het klantenbestand van Essential Aesthetics en daarvan dus geen gebruik kan hebben gemaakt. Het hof acht de vordering tot veroordeling van Amsterdam Aesthetics tot het betalen van boetes wegens de emailcontacten en de aanwezigheid van verweerder op een evenement waar veel klanten van de eiser komen niet toewijsbaar. Het hof vernietigt het vonnis, en wijst de vorderingen van beide partijen af.
Uitspraak ingezonden door Ernst-Jan Louwers en Eva van Groezen, Louwers IP|Technology Advocaten.
Verwarrende overeenstemming merk en handelsnaam DOMEK en BIALYDOMEK
Vzr. Rechtbank Amsterdam 8 maart 2019, IEF 18288 (Domek tegen Bialydomek) Handelsnaamrecht. Domek is sinds 2011 een financiële dienstverlener en makelaardij in onroerende goederen. Bialydomek is sinds 2016 een administratie- en boekhoudkantoor. Beide ondernemingen hebben een huisje en het woord domek in hun logo. Ze bieden soortgelijke diensten aan en de doelgroepen van de partijen overlappen; partijen zijn allebei (via internet) landelijk actief, maar richten zich op de Poolse doelgroep. De rechter oordeelt dat de handelsnaam DOMEK een ruime beschermingsomvang heeft omdat zij een brede bekendheid heeft verworven onder de Poolse gemeenschap in Nederland. Gezien de mate van overeenstemming tussen de handelsnamen is er gevaar voor verwarring tussen de ondernemingen bij het publiek. Staking van gebruik van het teken als handelsnaam en merk, en binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het Bialydomek-logo te (doen) wijzigen.
Stellingen van de drie debatten AIPPI symposium bekend
Op 13 maart a.s. worden de volgende stellingen tijdens het AIPPI-symposium te Zeist besproken:
Debat I: Octrooibeschermingsomvang
Debat II: Artificial Intelligence (Ronde Tafel) (in het Engels)
Debat III: Het auteursrecht van de opdrachtgever
Uitspraak ingezonden door Peter Claassen en Bram Woltering, AKD.
Nakoming onvoorwaardelijke overdracht van IE-rechten parkeersysteem
Rechtbank Oost-Brabant 6 maart 2019, IEF 18290 (Roxal Nederland tegen WPS Parking Systems). Eiser Roxal houdt zich bezig met de handel in en fabricage van constructies van roestvrij staal, aluminium en staal. Verweerder WPS is actief op het gebied van ontwerp, fabricage en onderhoud van parkeersystemen en toegangscontrolesystemen. Sinds 1990 werken de partijen met elkaar samen, waarop Roxal op bestelling van WPS metalen onderdelen levert ten behoeve van parkeersystemen. Naar aanleiding van een offerte van Royal hebben partijen een overeenkomst gesloten voor de ontwikkeling door Roxal van een nieuw parkeersysteem. Daarbij zijn partijen overeengekomen dat Roxal de intellectuele eigendomsrechten op de ontwerpen zou overdragen op het moment dat álle facturen die betrekking hebben op de ontwikkelingskosten betaald zouden zijn. De eerste en tweede factuur worden betaald, over de derde factuur die gaat over het laatste deel van de ontwikkelkosten ontstaat onenigheid.
De rechtbank stelt allereerst de vraag wat partijen met betrekking tot de overdracht van de intellectuele eigendomsrechten zijn overeengekomen. Partijen wijzen beiden op de overeenkomst maar leggen die verschillend uit. Hoe de verhouding tussen partijen is blijkt niet alleen uit de zuiver taalkundige uitleg van het contract.