Uitspraak ingezonden door Willem Timmers, Marree en Dijxhoorn Advocaten.
Geen auteursrechtinbreuk door inmiddels aangepaste teksten Briqwise c.s.
Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 31 oktober 2018, IEF 18126 (Mogelijk c.s. tegen Briqwise c.s.) Auteursrecht. Mogelijk is een vastgoedfinancieringsbedrijf, dat - zonder betrokkenheid van een bank - zakelijke hypothecaire financieringen tot stand brengt tussen investeerders en ondernemers. Hiervan is X investeerder en Y ondernemer. Beide hebben toegang tot de digitale portal (afgesloten gedeelte) van Mogelijk c.s. Briqwise houdt zich bezig met het tot stand brengen van zakelijke vastgoedfinancieringen onder hypothecaire zekerheid, rechtstreeks tussen investeerders en ondernemers. X en Y zijn middellijk bestuurders. Mogelijk c.s. is er door één van de compagnons van Briqwise c.s. per e-mail van op de hoogte gebracht dat de onderneming van Briqwise zal worden gelanceerd. Advocaat van Mogelijk c.s. heeft een brief aan Briqwise c.s. gestuurd, waarin staat dat Briqwise c.s. de bedrijfsstructuur, de teksten op de website en delen van algemene voorwaarden van Mogelijk c.s. heeft gekopieerd met behulp van de door X - onder valse voorwendselen - verkregen informatie over Mogelijk c.s. Voor zover er sprake van auteursrechtelijke beschermde werken en voor zover Mogelijk c.s. daarvan de rechthebbende is, geldt dat Mogelijk c.s. erkent dat Briqwise c.s. haar website en algemene voorwaarden inmiddels zo heeft aangepast dat deze niet meer (te veel) op die van haar lijken. Vorderingen afgewezen.
Johnnie Walker ontbreekt in domeinnaam advertentie Bol.com en is daarmee niet in strijd met RvA
Vzr. RCC 12 november 2018, IEF 18125; RB 3254; dossiernr. 2018/00743 (Aanbieding Johnnie Walker Red Label Bol.com) Voorzittersafwijzing. RvA. Domeinnaam. De uiting betreft de aanbieding van Johnnie Walker Red Label whisky op de website van bol.com. De klacht. Bol.com adverteert op haar website met sterk alcoholische drank en faciliteert het proces waarin deze drank kan worden besteld. Op grond van artikel 25 van de code (Reclamecode voor Alcoholhoudende Dranken (RvA) 2014) moet op de website een agecheck actief zijn waarbij de bezoeker zijn geboortedatum ingeeft, aldus klager. Dat is bij de website van bol.com niet het geval. Klager kon sterke drank bestellen zonder ook maar ergens zijn geboortedatum te hoeven invullen. Klager legt ter onderbouwing screenshots over van het bestelproces van vier flessen Johnnie Walker whisky.
Verzoek afgewezen, I-mop beschrijvend voor schoonmaakmachines
Hof Den Haag 27 november 2018, IEF 18124; ECLI:NL:GHDHA:2018:3160 (I-mop tegen BBIE) Merkenrecht. I-MOP heeft een merkaanvraag voor de EU ingediend voor het gecombineerde woord/beeldmerk "i-mop" voor o.a. schoonmaakmachines. De EUIPO heeft dit geweigerd omdat het teken te beschrijvend is voor de betrokken waren en diensten, plus het mist onderscheidend vermogen. Ook het BBIE heeft de aanvraag om deze redenen geweigerd. Het voorvoegsel "i" dient in de praktijk om aan te duiden dat hetgeen er op volgt "op een interactieve/intelligente wijze wordt gedaan". Dit kan beschrijvend zijn voor alle waren en diensten waarvoor I-MOP het teken heeft gedeponeerd. Er is ook geen sprake van een taalkundige vondst of ongebruikelijke wending. Het teken zal door het relevante publiek worden opgevat als een intelligente zwabber en daarmee is het beschrijvend. I-MOP voert aan dat "mop" niet meer in de Van Dale te vinden is als "a cleaning device used for wiping floors or other surfaces". Uit de door het Bureau overgelegde stukken blijkt dat het woord "mop" in het Nederlandse taalgebruik onder meer de betekenis "zwabber" heeft. Daarmee beschrijft het de waren waarvoor het teken is ingediend. Verzoek afgewezen.
Uitspraak ingezonden door Michiel Odink en Lotte Rutgers, Leeway Advocaten.
Oppositie apparkB afgewezen door visuele en conceptuele verschillen ParkBee
EUIPO Opposition Division 26 november 2018, IEF 18123; IEFbe 2796; (Barcelona de Serveis Municipals tegen allGreen) Merkenrecht. Oppositie ingesteld tegen waren en diensten van de klassen 9 en 39, internationale inschrijving nr. 1 293 504, betreffende het beeldmerk Parkbee. Het onderscheidend vermogen van apparkB is lager dan gemiddeld voor goederen en diensten gerelateerd aan parkeren of dat kan worden gebruikt door een mobiele applicatie, omdat het sterk verwijst naar concepten als "parkeren" en "een app". Voor ParkBee geldt wat betreft "Park" hetzelfde. "Bee" is nietszeggend en heeft daarmee wel onderscheidend vermogen. Visueel verschillen de eerste en laatste letters, en verschilt de weergave van de letters. Auditief zijn de merken vergelijkbaar in hoge mate. Conceptueel lijken de tekens weinig op elkaar, doordat op het teken van apparkB een smartphone is weergegeven. Hoewel de tekens fonetisch sterk vergelijkbaar zijn, zal deze auditieve gelijkenis worden gecompenseerd door de genoemde visuele en conceptuele verschillen, in het bijzonder rekening houdend met het feit dat consumenten een hogere mate van aandacht zullen besteden met betrekking tot sommige van de goederen en diensten. Bovendien ligt voor ten minste een deel van de waren en diensten de grootste samenloop in het zwakke element, 'park', dat voor deze goederen en diensten niet kan leiden tot een verwarringsgevaar wanneer beide tekens andere, meer onderscheidende elementen bevatten. Oppositie in zijn geheel afgewezen.
Uitspraak ingezonden door Theo Blomme en Willem Hoyng, Hoyng Rokh Monegier.
Nietigheidsargumenten Sandoz falen, geldigheid octrooien AstraZeneca alsnog bevestigd
Hof Den Haag 27 november 2018, IEF 18122; LS&R 16674 ECLI:NL:GHDHA:2018:3954 (AstraZeneca tegen Sandoz) Octrooirecht. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank [IEF 17615] vernietigd en daarmee de geldigheid van de octrooien van AstraZeneca bevestigd. De nietigheidsargumenten van Sandoz, waaronder het "van scratch" argument, falen. Het eerder door de voorzieningenrechter opgelegde inbreukverbod [IEF 16152] die door het hof bekrachtigd was [IEF 17231], is in ere hersteld.
Léon Dijkman onder HvJ EU Levola/Smilde
Léon Dijkman onder HvJ EU 13 november 2018; IEF 18098; IEFbe 2790 (Levola Hengelo tegen Smilde) In its recent decision Levola Hengelo BV v. Smilde Foods BV, the CJEU ruled that the taste of a food product is not protectable by copyright. According to the CJEU, the subject matter of a 'work' within the meaning of the InfoSoc Directive must be "expressed in a manner which makes it identifiable with sufficient precision and objectivity". The experience of taste, however, is inherently subjective and there are presently no technical means to achieve a precise and objective identification thereof. Consequently, taste cannot be protected by copyright.
Vorderingen afgewezen, boek ondergeschikte rol in debat over sektarisme BTSW
Rechtbank Amsterdam 21 november 2018, IEF 18120; IT 2681; ECLI:NL:RBAMS:2018:8347 (Ik was gek van geluk) Mediarecht. Privacy. BTSW is een coaching/trainingsbureau dat zich bezighoudt met psychologische en zakelijke dienstverlening, met name gericht op topsport en entertainmentwereld. Gedaagde sub 1 heeft het boek "ik was gek van geluk. Verhalen van sektarische bewegingen" geschreven, uitgegeven door gedaagde sub 2. Geschreven is over ervaringen van personen met (vermeend) sekatarische organisaties, die zij heeft geïnterviewd. Het werd uit de handel gehaald, maar in beheer van gedaagde sub 1 in gewijzigde vorm op haar website gepubliceerd. Telegraaf publiceerde een artikel over de commerciële relatie tussen toenmalig technisch directeur van de KNVB (naam 2) en BTSW. Gedaagde sub 1 schreef hierna een tweet, inhoudende: "Al in Ik was gek van geluk beschreef ik hoe naam 2 gehersenspoeld werd door een sekte…." Er volgden diverse landelijke negatieve media-uitingen over sektarisme van BTSW, bij KNVB. Naar oordeel van de rechtbank heeft gedaagde sub 1 door de tweet derden in staat gebracht een verband te leggen tussen de berichtgeving over BTSW en de in het boek beschreven organisatie BSV. Dat ze in haar tweet BTSW of BSV niet heeft genoemd, doet daar niet aan af: uit haar tweet was voldoende af te leiden dat de in het boek beschreven organisatie BSV in werkelijkheid ziet op BTSW. Hierdoor is de gewaarborgde anonimiteit opgeheven. BTSW heeft echter onvoldoende gesteld dat de door haar gestelde schade is veroorzaakt door het handelen van gedaagden. Het boek heeft een ondergeschikte rol gehad in het debat over BTSW. Vorderingen afgewezen.
Uitspraak ingezonden door Otto Swens, Vondst Advocaten.
Otto Swens onder UK SC Pregabaline
Otto Swens onder UK SC Pregabaline 14 november 2018 (Pregabaline) Zie eerder [IEF 16315]. In juli 2017 deed de gezaghebbende Engelse Supreme Court (“UKSC”) in de pemetrexed-zaak een belangrijke uitspraak over de beschermingsomvang van octrooien. De uitspraak zorgde voor de nodige ophef: voor het eerst werd in het Verenigd Koninkrijk een equivalentiedoctrine geïntroduceerd. Hoewel het UKSC niet vaak een uitspraak doet op het gebied van het octrooirecht, ligt er nu, een kleine anderhalf jaar later, alweer een belangwekkende octrooiuitspraak, in de pregabaline-zaak. De pregabaline-zaak is één van de meest interessante octrooizaken die momenteel in Europa loopt en naar de uitspraak van de UKSC is reikhalzend uitgekeken. Centraal in de zaak staat de vraag naar inbreuk op zogenaamde Swiss-Type tweede medische indicatieconclusies, momenteel een hot item in het octrooirecht, waarover diverse nationale rechters in Europa zich recentelijk hebben gebogen, waaronder de Nederlandse Hoge Raad. Ook in de literatuur en op congressen is hier de afgelopen jaren veel aandacht aan besteed. De Engelse pregabaline-zaak is echter extra interessant, omdat daarin ook een discussie speelt over het fenomeen ‘plausibiliteit’, wat ook een actueel onderwerp is in zaken voor de Nederlandse rechter en in de Nederlandse literatuur.
Jurisprudentielunch Octrooirecht - 12 december
De octrooibescherming van een medicijn dat bestaat uit meerdere werkzame stoffen, moet worden beoordeeld vanuit een oogpunt van de vakman naar de stand van de techniek op de datum van indiening of de prioriteitsdatum van dat octrooi. Dit is één van de zaken die behandeld wordt op Jurisprudentielunch Octrooirecht op 12 december a.s., met daarbij een uitgebreide behandeling van relevante en recente rechtspraak.
In deze kwestie volgt het EU-Hof de opvatting van de Nederlandse regering in een Britse zaak over een middel ter bestrijding van HIV. Door deze uitleg zal het middel waarschijnlijk eerder rechtenvrij geproduceerd kunnen worden. Wat betekent dit voor uw praktijk? En welke andere kwesties zijn relevant? Kijk hier voor een shortlist van de zaken op 12 december die Willem Hoyng en Bart van den Broek op 12 december behandelen.
Prejudicieel gestelde vraag: kan de ex-merkhouder zich beroepen op een merkinbreuk voor de tijd dat het merk nog gebruikt werd?
Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 26 september 2018, IEF 18117; IEFbe 2794; C-622/18 (AR) Via Minbuza. AR, de oprichter van de onderneming Part des anges die alcohol en gedistilleerde dranken verhandelt, is houder van het Franse woord- en beeldmerk “Saint Germain” dat op 05.12.2005 is aangevraagd. Nadat AR had vernomen dat Cooper International Spirits (samen met twee andere vennootschappen) een vlierbessenlikeur onder de benaming “St-Germain” verhandelde heeft hij op 08.06.2012 de drie vennootschappen gedagvaard wegens merkinbreuk. In een parallelle zaak heeft de rechter bij vonnis van 28.02.2013 de rechten van AR op het woord- en beeldmerk “Saint Germain” met ingang van 13.05.2011 vervallen verklaard voor alcoholhoudende dranken (uitgezonderd bieren). Dit werd bevestigd door een arrest van de rechter in tweede aanleg van 11.02.2014, dat onherroepelijk is geworden. AR heeft zijn vorderingen wegens merkinbreuk gehandhaafd voor de periode die niet viel onder de verjaring (08.06.2009 – 13.05.2011). Bij vonnis van 16.01.2015 heeft de rechterlijke instantie de vorderingen van AR afgewezen na te hebben geoordeeld dat geen enkele exploitatie van het betrokken merk had plaatsgevonden sinds de aanvraag ervan.