ADVERTORIAL Wolters Kluwer
25 oktober - Digital Transformation: Formulating A Legal Tech Strategy
Meld u aan voor een lunchbijeenkomst (Engelstalig) van Wolters Kluwer en Vialegis op donderdag 25 oktober! Tijdens de sessie zullen een aantal experts hun ervaringen met u delen op het gebied van ‘legal tech.’ Barend Blondé, Partner bij FrahanBlondé, vertelt over het selecteren van de juiste technologieën binnen de juridische afdeling en waar u rekening mee moet houden tijdens het implementatieproces. Er wordt ook ingegaan op hoe ‘legal tech’ juridische afdelingen op vele vlakken ondersteunt, inclusief het uitvoeren van administratieve werkzaamheden, het genereren van rapportages, en risicobeheer, zelfs als de werkdruk stijgt. U ontdekt hoe onze tools bijdragen aan de efficiëntie en productiviteit van de juridische afdeling en de business die ze bedienen.
Deelname is gratis. We hopen u te mogen verwelkomen!
Uitspraak ingezonden door Wouter Seinen, Steffen Hagen en Itse Oosterhoff, Baker McKenzie
Idee Unga te sparen miniatuurproducten niet vatbaar voor auteursrecht, ook niet via de achterdeur van slaafse nabootsing
Rechtbank Oost-Brabant 10 oktober 2018, IEF 18020; ECLI:NL:RBMNE:2018:5020 (Unga tegen Boost) Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Partijen zijn wereldwijd actief als aanbieders van loyaliteitsprogramma's aan winkeliers. Unga heeft het programma "Little Shop" voor Albert Heijn ontwikkeld, waarbij miniaturen uit het assortiment cadeau worden gedaan aan de consument. Zij heeft Migros benaderd om hetzelfde concept aan te bieden, maar vernam dat Boost al zo'n programma aan Migros had gepresenteerd: "Mini Market". Unga stelt dat zij auteursrecht heeft op het Little Shop-format en op (de vormgeving van) de Little Shop-producten, omdat zij voortdurend creatieve keuzes heeft gemaakt. Omdat zij de producten met zorg heeft uitgezocht, ontworpen en verzameld, stelt zij dat ze verzamelauteursrecht heeft. Naar oordeel van de rechtbank is de omschrijving van het format te abstract: het is een opsomming van een aantal algemene (bekende) elementen, zoals het ontvangen van een miniatuurproduct, in een blinde verpakking, bij een bepaalde aankoopbedrag, bestemd voor kinderen, gedurende een bepaalde periode. De ideeën hierachter komen niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking. Deze zijn ook onvoldoende concreet uitgewerkt. Unga heeft daarnaast onvoldoende onderbouwd waarom de miniatuurproducten zichzelve een werk zouden zijn of waarom de verzameling in aanmerking komt voor auteursrechtelijke bescherming. Geen slaafse nabootsing. Het is ook niet de bedoeling dat een idee via de achterdeur van slaafse nabootsing toch bescherming geniet. Vorderingen worden afgewezen.
Uitspraak ingezonden door Alexandra van Beelen, TRIP advocaten.
Bouw7 wijst zich terecht aan als alternatief voor Admicom: geen merkinbreuk door toelaatbare vergelijkende reclame
Vzr. Rechtbank Noord-Nederland 10 oktober 2018, IEF 18017; RB 3217 (Admicom tegen Bouw7) Merkenrecht. Vergelijkende reclame. Admicom is houdster van de woordmerken "VAKWARE" en "ADMICOM". Voor deze termen heeft Bouw7 heeft advertentieruimte gekocht d.m.v. Adwords. Advertenties leiden naar een webpagina van Bouw7 in welke url "admicom" voorkomt en waar Bouw7 als alternatief voor Admicom wordt aangeprezen. Mr. ing. N.M. Keijser heeft in opdracht van Admicom onderzoek gedaan naar de applicaties van partijen op basis van de door partijen beschikbaar gestelde informatie en heeft geconcludeerd dat Bouw7 geen alternatief vormt voor Admicom. De voorzieningenrechter oordeelt dat in het rapport van Keijser t.a.v. 63 functionaliteiten ten onrechte is vermeld dat zij in de software van Bouw7 zouden ontbreken. Keijser heeft daarbij nagelaten zich ook te baseren op de software zelf. Bouw7 heeft aannemelijk gemaakt dat haar software en die van Admicom in dezelfde behoeften voorzien en stelt daarmee terecht dat het een alternatief kan zijn. Van belang is daarbij dat de ondernemer tot wie zich de advertentie zich richt Bouw7 als alternatief ziet. Omdat Bouw7 zich nadrukkelijk van Admicom onderscheidt door de presentatie van haar software, is er geen sprake van misleiding. Omdat er voldaan is aan de voorwaarden voor vergelijkende reclame, kan van merkinbreuk geen sprake zijn. De vorderingen van Admicom worden afgewezen.
Ono Pharmaceutical voert onterecht aan dat Nederlandse rechter bevoegd is in octrooiprocedure
Hof Den Haag 9 oktober 2018, IEF 18016 (Ono Pharmaceutical tegen Pfizer) Octrooirecht. Procesrecht. Ono, Japanse onderneming die zich toelegt op ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen, heeft in 2003 een Europese octrooiaanvrage gedaan bij het EOB, die in 2010 is gepubliceerd als EP 2 206 517 A1. Pfizer heeft bij het Verwaltungsgericht München een opeisingsprocedure aanhangig gemaakt strekkende tot het verkrijgen van mede-eigendom. Zij schrijft dat zij de zaak aanbrengt bij de onbevoegde bestuursrechter en verzoekt de zaak door te zenden naar het Landgericht München. Ook heeft zij het EOB verzocht de verleningsprocedure van EP 517 te schorsen. De Legal Division van het EOB heeft Ono c.s. meegedeeld dat de verleningsprocedure is geschorst. Ono c.s. stelt dat Pfizer onrechtmatig jegens haar handelt door in Duitsland een opeisingsactie te voeren als gevolg waarvan het octrooi niet door EOB wordt verleend, terwijl Pfizer weet dat de actie geen kans van slagen heeft. De schade is dat Ono c.s. geen octrooi verkrijgt en deze niet kan handhaven. Zij betoogt dat de Nederlandse rechter daarom als rechter van de plaats van de schade bevoegd is op grond van art. 6 sub e Rv. De voorzieningenrechter heeft zich echter onbevoegd verklaard en het hof gaat daar in mee. Ono c.s. vordert ook opheffing van de schorsing van de verleningsprocedure bij het EOB. Hiermee vraagt zij in feite aan de Nederlandse rechter om op de stoel van het EOB te zitten. Dit vormt een ontoelaatbare doorkruising van het (systeem van het) EOV en de daarin besloten liggende toedeling van bevoegdheden. De Nederlandse rechter is daardoor niet bevoegd.
Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever.
Bas Kist - Kavanaugh bier? 'Als het maar bitter is...'
Heeft de Amerikaanse Brian William goud in handen met zijn aanvraag tot merkregistratie voor het merk Kavanaugh Beer? Brian William, een Amerikaan uit de staat Ohio, denkt vermoedelijk dat hij goud in handen heeft. Op 27 september, op de dag dat rechter Brett Kavanaugh zijn emotionele betoog hield voor de Amerikaanse Senaatscommissie voor Justitie, diende William in de Verenigde Staten een aanvraag tot merkregistratie in voor het merk Kavanaugh Beer.
Geen bevoegdheid Nederlandse rechter octrooiprocedure "Salahieh octrooifamilie"
Hof Den Haag 9 oktober 2018, IEF 18015 (Boston Scientific Scimed tegen Edwards Lifesciences Corporation) Procesrecht. Partijen zijn sinds 2016 verwikkeld in octrooiprocedures over met behulp van een katheter implanteerbare kunstmatige hartkleppen, de ‘Salahieh octrooifamilie'. Boston Scientific heeft in toevoeging van de octrooifamilie EP 2 985 006 A1 aangevraagd. Geïntimeerde heeft het EOB verzocht de verleningsprocedure te schorsen, plus een opeisingsprocedure aanhangig gemaakt bij het Verwaltungsgericht München, waarbij zij de mede-eigendom claimt. Het EOB heeft de verleningsprocedure geschorst. Boston Scientific voert aan dat Lifesciences Corporation onrechtmatig jegens haar handelt door het bij het EOB indienen van een verzoek tot schorsing in de wetenschap dat de daaraan ten grondslag liggende opeisingsactie in Duitsland kansloos is. Daardoor lijdt zij schade: ze krijgt niet het Europese octrooi. Zij betoogt dat de Nederlandse rechter daarom als rechter van de plaats van de schade bevoegd is op grond van art. 6 sub e Rv. De voorzieningenrechter verklaarde zich echter onbevoegd op grond van hetzelfde artikel. Het hof gaat daar in mee. De vordering van Boston Scientific is ook gericht om de schorsing van de verleningsprocedure bij het EOB op te heffen. Nu het gaat om een verdragsrechtelijk systeem van bevoegdheidstoedeling, waarbij de aan de orde zijnde bevoegdheid bij verdrag is toegekend bij de door dat verdrag in het leven geroepen supranationale organisatie, ligt onbevoegdverklaring immers het meest voor de hand (en niet niet-ontvankelijkverklaring).
Landgericht Düsseldorf: ABC nietig wegens strijd met 3 c) ABC-Verordening
Landgericht Düsseldorf 1 oktober 2018, 4bO39/18; IEF 18014; IEFbe 2760; LS&R 1647 (MSD tegen Ratiopharm) (EN/DE) ABC-recht. MSD heeft een Duits ABC verkregen voor de combinatie ezetimibe en simvastatine. Eerder verkreeg MSD een ABC voor ezetimibe alleen, welk ABC inmiddels verlopen is. Beide ABCs steunen op hetzelfde basisoctrooi, EP0720599, dat een nieuwe groep azetidinonverbindingen met cholesterolverlagende werking beschermt (waaronder de stof ezetimibe). MSD verkrijgt in Duitsland op basis van haar combinatie-ABC ex parte verboden tegen meerdere generieke partijen. In inter partes kort geding procedures oordeelt het Landgericht Düsseldorf dat de geldigheid van het ABC voor de combinatie twijfelachtig is, omdat het ziet op hetzelfde resultaat van de uitvinderswerkzaamheid als waar het eerder verleende ABC voor ezetimibe op ziet. Met verwijzing naar de arresten Actavis/Sanofi (C-443/12; IEF 13336) en Actavis/Boehringer (C-577/13; IEF 14750) van het HvJ EU, oordeelt het Landgericht dat artikel 3 c) van de ABC-Verordening eraan in de weg staat dat de houder van een basisoctrooi een nieuw ABC kan verkrijgen telkens als hij een geneesmiddel in de handel brengt dat bevat, ten eerste, de als zodanig door zijn basisoctrooi beschermde werkzame stof, die de belangrijkste uitvinderswerkzaamheid van dit octrooi vormt, en, ten tweede, een andere, als zodanig door dit octrooi niet beschermde werkzame stof. Het Landgericht acht het voor de beoordeling van de geldigheid van het ABC van belang dat het combinatiegeneesmiddel slechts een additief effect vertoont t.o.v. ezetimibe alleen en dat het basisoctrooi ook geen andere onverwachte, voordelige effecten openbaart met betrekking tot dit combinatiegeneesmiddel. Dit wijst erop dat de belangrijkste uitvinderswerkzaamheid van het basisoctrooi betrekking heeft op ezetimibe, niet op het combinatiegeneesmiddel. Het Landgericht oordeelt dat, hoewel het combinatieproduct kan worden geacht te zijn beschermd door het basisoctrooi, het ABC in strijd met artikel 3 c) ABC-Verordening is verleend. Dit betekent dat gerede twijfel bestaat over de geldigheid van het ABC. Om die reden heft het Landgericht de opgelegde verboden op. Op 11 juni jl. oordeelde de voorzitter van de rechtbank Den Haag reeds dat het Nederlandse ABC voor de combinatie ezetimibe en simvastatine op voorhand nietig te achten was (C/09/552040 / KG ZA 18-405; IEF 17763).
Bescherming van intellectuele-eigendomsrechten: nieuw EU-douaneactieplan goedgekeurd door de Raad
Ontwerp - conclusies van de Raad over het EU - douaneactieplan tegen inbreuken op intellectuele - eigendomsrechten (IER) voor de jaren 2018 - 2022. De Raad heeft vandaag een nieuw EU-douaneactieplan tegen inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten (IER) onderschreven. Het nieuwe actieplan bestrijkt de periode van 2018 tot en met 2022. Het behelst de effectieve handhaving van IER, de aanpak in de hele internationale toeleveringsketen van de handel in goederen die een inbreuk maken op IER en een versterking van de samenwerking op dit gebied met het Europees Waarnemingscentrum en met relevante rechtshandhavingsautoriteiten. De Commissie zal uiterlijk in het voorjaar van 2019 een stappenplan opstellen voor de uitvoering van het nieuwe actieplan. Ook zal zij deze uitvoering monitoren en jaarlijkse verslagen aan de Raad voorleggen. De Commissie zal uiterlijk in het voorjaar van 2019 een stappenplan opstellen voor de uitvoering van het nieuwe actieplan. Ook zal zij deze uitvoering monitoren en jaarlijkse verslagen aan de Raad voorleggen.
De wirwar van connecties binnen en rond Buma/Stemra
'De wirwar van connecties binnen en rond Buma/Stemra', ntb.nl 5 oktober 2018; IEF 18012 Volgende week publiceert de VCTN in de Muziekwereld, het magazine van Kunstenbond vakgroep Muziek/Ntb, over de wirwar van connecties binnen en rond Buma/Stemra en over het verloop van het nieuwe onderzoek naar de organisatie. Het plaatst vraagtekens bij de zorgvuldigheid van het onderzoek en de onafhankelijkheid van het toezicht. VCTN en Ntb/Kunstenbond bepleiten onderzoek door het ministerie van Justitie en Veiligheid naar het functioneren van het College van Toezicht Auteursrechten (CvTA) en stellen vragen bij de verantwoordelijkheid van ook de leden van de interne Raad van Toezicht. Lees hier het artikel ‘In en rond Buma/Stemra - Het is een kwestie van connecties’ En lees hier (pdf) de reactie van VCTN op het ‘nader onderzoek’ en het vertrek van Buma/Stemra-directeur Wim van Limpt.
"Op het einde van de registratieperiode" dient niet worden uitgelegd als het einde van automatische jaarlijkse verlenging van domeinnamen
Hof Amsterdam 18 september 2018, IT 2645; IEF 18011; ECLI:NL:GHAMS:2018:3432 (Hostway tegen Stichting Justitio Zuid) A. heeft 217 domeinnamen laten registreren door Hostway. De activiteiten en domeinregistraties zijn van A. overgegaan op People Business. A heeft alle domeinnamen in 2010 per brief en fax opgezegd per de verscheidene vervaldata. Hostway heeft vóór het eind van de registratieperiodes domeinnamen vrijgegeven die op naam van A. stonden geregistreerd. A. meldde dat dit niet de bedoeling was, waardoor Hostway de meeste domeinnamen weer op naam van A heeft geregistreerd. Hostway voerde aan dat zij verward was over de strekking van de opzegging. Zij dacht dat A. de domeinnamen wellicht had willen "verhuizen" naar een andere host, en dat het in de brief ging over vervaldata van de domeinnamen die jaarlijks geregistreerd worden. Het hof oordeelt dat de bewoordingen in de brief dat de registraties worden opgezegd "op het einde van de registratieperiode" zijn, in samenhang met het kopje "vervaldatum" en de daaronder genoemde data, zo duidelijk dat zij redelijkerwijs niet anders kunnen worden uitgelegd dan dat A. de overeenkomsten tot registratie in die zin opzegde dat de registraties dienden voort te duren tot aan de data die onder dat kopje worden genoemd. Het hof gaat mee met het oordeel van de rechtbank dat Hostway toerekenbaar tekortgekomen is in de nakoming van de met A. gesloten overeenkomsten door de registraties eerder te beëindigen dan zij mocht doen als gevolg van de opzeggingen in de opzeggingsbrief.