Geen recht op inzage domeinnaamovereenkomst met beroep op inmiddels beëindigde overeenkomst
Hof Den Haag 31 juli 2018 IEF; ECLI:NL:GHDHA:2018:1831 (appellant tegen Street One) Merkenrecht. Franchise. Appellant is houder van domeinnaam streetone.nl en heeft enige tijd gehandeld als franchisenemer van SO B.V. Ze hebben een Point of Sale (POS)-overeenkomst gesloten. SO B.V heeft verzocht om de domeinnaam over te dragen aan Street One ter uitvoering van de POS-overeenkomst. Bij de rechtbank is vernietiging van de overeenkomst gevorderd wegens dwaling, maar appellant heeft geen recht meer op de domeinnaam volgens de inmiddels geëindigde overeenkomst. In hoger beroep vordert appellant inzage/afgifte in de overeenkomst tussen Street One en Webapply, die nu als domeinnaamhouder is geregistreerd. Appellant is geen rechthebbende om de domeinnaam te gebruiken volgens de overeenkomst en heeft daarmee geen recht op inzage. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.
Uitspraak ingezonden door Maarten Haak, Hoogenraad & Haak advocaten
Koffer Jaguar in hoge mate soortgelijk aan koffer van Jaguar
Hof Den Haag 31 juli 2018 IEF 17893 (Jaguar Land Rover tegen Compagnia Del Viaggio) Merkenrecht. Compagnia del Viaggio is een Italiaans bedrijf gespecialiseerd in koffers. Jaguar heeft een woordmerk (A) en beeldmerken B en C voor bagage aangevraagd voor 'The Collection Jaguar'. Het BBIE heeft geoordeeld dat niet is aangetoond dat merken A en B gebruiksplichtig waren. Merk C zorgt wel voor verwarringsgevaar. De oppositie is voor merk C toegewezen en voor merk A en B afgewezen. In beroep betoogt Jaguar dat merken A en B wel normaal zijn gebruikt en verwarringsgevaar moet worden aangenomen. In de relevante periode is een daadwerkelijk en afdoende gebruik gemaakt van de merken A en B op de betrokken markt heeft plaatsgevonden. Er is een grote mate van visuele overeenstemming en de betrokken waren en diensten zijn identiek dan wel in hoge mate soortgelijk. Gelet hierop acht het hof verwarringsgevaar. Het hof vernietigt de beslissing en wijst de oppositie alsnog toe.
Geen octrooiinbreuk: het staat niet vast dat ASML lichtdoorlatend materiaal gebruikt
Rechtbank Den Haag 1 augustus 2018 IEF 17892; ECLI:NL:RBDHA:2018:9236 (Nikon tegen ASML) Octrooirecht. Nikon is houdster van Europees octrooi EP734. Het staat niet vast dat ASML na octrooiverlening een markering gebruikt die is bedekt met lichtdoorlatend materiaal. De TiN laag is niet lichtdoorlatend; het reflecteert zichtbaar licht (532-850nm, zoals gebruikt bij de wafer alignment) en absorbeert 193nm laser licht dat in de huidige immersie-lithografiemachines wordt gebruikt. Het gevorderde bevel tot het staken en gestaakt houden van onrechtmatige handelingen voor zover die bestaan uit het bevorderen, faciliteren, profiteren etc. van inbreuk in Nederland of elders op EP 734, kan, gelet op het oordeel over de inbreuk, evenmin worden toegewezen. De vordering wordt afgewezen.
Uitspraak ingezonden door Jesse Hofhuis en Jan Jacobi, Hofhuis Alkema Groen.
In strijd met afspraken heeft Algemeen directeur Naturalis zich uitgelaten over het geschil met architect
Vzr. Rechtbank Den Haag 1 augustus 2018, IEF 17891; ECLI:NL:RBDHA:2018:9231 (architect tegen Stichting Naturalis) Mediarecht. Contractenrecht. Rechtspraak.nl: Partijen hebben in verband met een toenmalig geschil [IEF 16854] over de verbouwing van het Naturalisgebouw in maart 2017 een schikking getroffen. Daarbij hebben zij afgesproken dat zij een gezamenlijk persbericht naar buiten zouden brengen en zich verder niet meer zouden uitlaten over de inhoud van de schikking of over het geschil. Op 3 juli 2018 is in de Volkskrant een interview verschenen met de algemeen directeur van gedaagde. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de algemeen directeur in dat interview, in strijd met de hiervoor genoemde afspraak, uitlatingen heeft gedaan over het geschil. Gedaagde dient een rectificatie te plaatsen, waarin nogmaals op het eerdere persbericht wordt gewezen. De vordering van eiser om een dwangsom aan het afgesproken uitlatingenverbod te verbinden, wordt afgewezen.
Uitspraak ingezonden door Yehudi Moszkowicz en Rinie Hoogendoorn, Moszkowicz Advocaten Utrecht.
Verwarring doordat tot voor kort op dezelfde plek wél een broodje Mario werd verkocht, maar niet door de nieuwe naam
Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 1 augustus 2018, IEF 17890; ECLI:NL:RBMNE:2018:3617 (Broodje Mario tegen Sfizio Mario) Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Tot maart 2018 werden de handelsnamen ‘Sfizio’ en ‘Sfizio & broodje Mario’ gebruikt voor de onderneming aan de Oudenoord. De toenmalige eigenaar had een persoonlijke en niet-overdraagbare licentie om die naam te gebruiken en het, in Utrecht bekende, ‘broodje Mario’ te verkopen. De huidige eigenaar heeft de onderneming overgenomen en de naam gewijzigd naar ‘Sfizio Mario’. Er is een mondelinge overeenkomst dat de huidige eigenaar geen gebruik zal maken van het merk ‘Broodje Mario’ en dat hij geen broodje met die naam zal verkopen. Dat hij dit de afgelopen maanden wel heeft gedaan is volgens de voorzieningenrechter niet aannemelijk. De handelsnaam ‘Broodje Mario’ is in Utrecht erg bekend en heeft daarom een ruime bescherming maar dat geldt niet voor het afzonderlijke element ‘Mario’. De beide handelsnamen lijken niet zodanig op elkaar dat dit gevaar voor verwarring oplevert. Dat er toch verwarring is ontstaan komt misschien doordat het bekende broodje tot voor kort op de Oudenoord werd verkocht, maar niet door de nieuwe naam van de delicatessenzaak.
Gebruik teken bedrijfskleding voor beveiligingsdiensten is geen inbreuk op kledingmerk
Hof Den Haag 31 juli 2018 IEF 17889; ECLI:NL:GHDHA:2018:1827 (Seapio tegen Hoekstra Security) Merkenrecht. Het beeldmerk van Saepio is uitsluitend ingeschreven voor kleding, schoeisel en hoofddeksels. Hoekstra Security heeft het merk op zijn bedrijfskleding aangebracht voor de aangeboden beveiligingsdiensten. De rechtbank [IEF 15022] oordeelt dat er geen sprake is van merkinbreuk omdat beveiligingsdiensten niet identiek of soortgelijk zijn aan de waren waarvoor het merk is ingeschreven. Een beroep op ongerechvaardigde verrijking slaagt ook niet omdat Hoekstra Security niet 'meelift' op de reputatie van Seapio. In hoger beroep vordert Seapio dat het vonnis wordt vernietigd en haar eerdere vorderingen toewijst. Beveiligingsdiensten zijn niet identiek of soortgelijk aan de waren waarvoor het merk is ingeschreven. Het gebruik van het merk voor beveiligingsdiensten is dus geen merkinbreuk. Verder blijkt het nergens uit dat Hoekstra Security meelift op de reputatie van Saepio. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.
Geen rectificatie: uitlatingen minister Asscher over Fort Oranje vinden steun in de feiten
Hof Den Haag 31 juli 2018, IEF 17888; ECLI:NL:GHDHA:2018:1792 (Fort Oranje tegen Staat der Nederlanden) Rectificatie. Mediarecht. De minister heeft een bezoek gebracht aan de camping. Hierbij was media aanwezig. In een interview met televisiezender Omroep Brabant heeft de minister uitlatingen gedaan. De uitlatingen van de minister niet onrechtmatig en daarom is er geen aanleiding voor rectificatie [IEF 16768]. In hoger beroep vordert Fort Oranje het vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vorderingen alsnog toe te wijzen, met veroordeling van de Staat in de kosten van beide instanties. De uitlatingen vinden voldoende steun in de feiten en is daarmee niet onrechtmatig. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Den Haag.
Advertenties van uitvaartondernemers staan op één pagina van huis-aan-huis-krant
Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 25 juli 2018, IEF 17887; ECLI:NL:RBMNE:2018:3613 (Uitvaartondernemers) Handelsnaamrecht. Beide ondernemingen houden zich beiden bezig met uitvaartverzorging in de omgeving van De Bilt. Sinds 1994 adverteert eiseres ze in het huis-aan-huisblad De Vierklank. Sinds 2018 adverteert gedaagde ook in De Vierklank en de advertenties van partijen worden op één pagina weergegeven. Gelet op deze overlap in activiteiten en werkgebied is aannemelijk geacht dat het gevaar bestaat dat de inwoners van de gemeente De Bilt, vanwege de geringe afwijkingen tussen de handelsnamen, de ondernemingen van partijen met elkaar zal verwarren. De staking van de handelsnaam wordt bevolen.
Conclusie AG: Belang van geheimhouding door Syngenta minder zwaar dan recht op inzage
Conclusie AG HR 6 juli 2018, IEF 17886; ECLI:NL:PHR:2018:829 (Syngenta tegen verweerder) Syngenta houdt zich onder meer bezig met de ontwikkeling en verkoop van diverse groenterassen. Zij laat de haar in eigendom toebehorende planten eerst opkweken op Plantenkwekerij A. Verweerster verzorgt uitsluitend groentegewassen die eigendom zijn van Syngenta, nadat Syngenta deze door een vervoerder van A naar verweerster heeft laten vervoeren. Er zijn besmettingen geconstateerd. Syngenta stelt dat bron van besmetting bij verweerder ligt en wil de overeenkomst opzeggen. Verweerder stelt dat bron van besmetting bij A ligt en verzoekt om inzage van de resultaten. Aan het verzoek heeft Syngenta niet voldaan. Verweerder heeft bij rechtbank verzocht om een voorlopig getuigenverhoor over wat is besproken tussen Syngenta en A. De rechtbank heeft bij een beschikking voorlopig geruigenverhoor gelast. Daartegen is Syngenta in hoger beroep gegaan. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en Syngenta veroordeeld om onder andere de onderzoeksverslagen te verstrekken. Syngenta heeft tegen deze beschikking cassatie ingediend. Het belang van geheimhouding van Syngenta weegt minder zwaar dan het belang van verweerder bij verstrekking van genoemde stukken. Er is dus geen sprake van gewichtige reden die zich tegen inzage verzet. Conclusie AG: cassatieberoep dient verworpen te worden.
Schadevergoeding wegens niet-nakomen verplichting tot wijziging van de tenaamstelling octrooi
Hof Den Haag 8 mei 2018, IEF 17885; ECLI:NL:GHDHA:2018:1830 (Inno Nautic tegen Cuckoo) Schadestaatprocedure. Door de rechtbank wordt de gederfde positieve contractwaarde van de licentieovereenkomst toegewezen [IEF 15136]. Begroting schade ten gevolge van niet-nakoming verplichting tot op naam van eiser stellen octrooi. Inno Nautic vordert in hoger beroep Cuckoo tot betaling van schadepost A t/m E van in totaal € 4.399.932. Het hof beoordeelt alleen schadepost A, B en E. Schadepost A wordt deels toegewezen wegens gederfde royalty's, maar wordt verminderd door gemaakte kosten door Cuckoo. Schadepost B wordt afgewezen doordat causaal verband ontbreekt tussen het verzuim van Cuckoo en de gemaakte kosten. Schadepost E wordt toegewezen omdat die kosten redelijkerwijs noodzakelijk waren ter vaststelling van de schade. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt Cuckoo een bedrag te betalen van €1.131.341,--.