Gestelde vragen aan HvJ EU: Is mededeling van carve out aan autoriteit een verzoek tot beperking handelsvergunning?
Prejudicieel gestelde vragen aan HvJEU 4 juli 2017, IEF 16935; LS&R 1476; IEFbe 2330; ECLI:NL:GHDHA:2017:1935; C-423/17 (CtBG tegen Warner-Lambert) Octrooirecht. Zie eerder IEF 15617. Via minbuza: Warner-Lambert Company (hierna: WLC) behoort tot een wereldwijd opererend farmaceutisch concern met ondernemingen in verschillende landen (hierna, zowel de afzonderlijke ondernemingen als het concern aangeduid als: Pfizer). WLC is houdster van het Europees octrooi EP 0 934 061 B3 (hierna: octrooi) dat betrekking heeft op de stof pregabaline. Het octrooi is van kracht tot 17.07.2017; het betreft hier een octrooi dat de toepassing van pregabaline voor de bereiding van een farmaceutische samenstelling voor het behandelen van (neuropathische) pijn claimt. Het CBG is een zelfstandig bestuursorgaan dat op grond van de Geneesmiddelenwet tot taak heeft de werkzaamheid, risico’s en kwaliteit van geneesmiddelen te bewaken en te beoordelen. Het CBG is belast met het verstrekken van handelsvergunningen voor geneesmiddelen voor de Nederlandse markt. Bij het verlenen van een handelsvergunning maakt het CBG de vergunning en de samenvatting van de productkenmerken (hierna: SmPC) openbaar via de geneesmiddeleninformatiebank die te raadplegen is op de website van het CBG. Het niet-vermelden in een SmPC en/of bijsluiter van een generiek geneesmiddel van de delen van de SmPC van het referentiegeneesmiddel die verwijzen naar indicaties of doseringsvormen die nog onder het octrooirecht vielen op het tijdstip waarop het generiek geneesmiddel op de markt werd gebracht, wordt hierna aangeduid als 'carve out'. Een SmPC en/of een bijsluiter van een generiek geneesmiddel waarin de verwijzingen naar geoctrooieerde indicaties en/of doseringsvormen wel zijn vermeld wordt hierna aangeduid als 'full label'. Vanaf medio 2009 heeft het CBG een beleid gehanteerd op grond waarvan het, als een aanvrager of houder van de handelsvergunning voor een generiek geneesmiddel het CBG had meegedeeld een carve out te zullen toepassen, nog altijd de full label versie, dus zonder carve out, van de SmPC en bijsluiter op zijn website heeft gepubliceerd.
Leestips voor het IE-zomerforum:
Voor een optimale voorbereiding op het IE zomerforum verdient het aanbeveling van de volgende publicaties:
- C.E.F.M. Gielen, Een eigen, oorspronkelijk karakter, Spoorbundel 2007.
- P.G.F.A. Geerts, Over fietsmandjes, My Little Pony-paardjes en X-vormige kauwstokjes voor honden, ook bekend als bescherming tegen nodeloos verwarringsgevaar, Wolters Kluwer 2015.
- D.W.F. Verkade, Bescherming door art. 6:162 BW tegen nabootsing na verval van modelrecht?, Wolters Kluwer 2015.
- F.W. Grosheide, Hoe slaafs mag men nabootsen, IER 2005/64
- A.A. Quaedvlieg, verwarren en onderscheiden. De slaafse nabootsing in een veranderend perspectief, BIE 1992, p. 367.
De eerste drie publicaties zijn hier te vinden.
Schorsing ex artikel 83 lid 3 ROW tot uitspraak hoger beroep over geldigheid octrooi
Rechtbank Den Haag 28 juni 2017, IEF 16926; ECLI:NL:RBDHA:2017:7109 (VWS tegen Ventraco) Octrooirecht. Incident. Zie eerder IEF 16155. In dat arrest is het Ventraco verboden indirect inbreuk te maken op het octrooi EP2389415B1 van VWS. Hier is hoger beroep tegen ingesteld. VWS stelt dat Ventraco in de procedure ten onrechte heeft aangevoerd dat RheoFalt HP-AM een vernieuwde samenstelling had. Gebleken is dat RheoFalt HP-AM wel degelijk gebaseerd is op CNSL en waarschijnlijk gelijk is aan RheoFalt HP-EM. Ventraco heeft daarmee de verboden indirecte inbreuk voortgezet. De door het hof te nemen beslissingen in hoger beroep over het octrooigeschil, zijn van belang voor de uitkomst van deze procedure. De beslissing over proceskosten in het incident wordt aangehouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak o.g.v. artikel 83 lid 3 ROW.
Zie ook ECLI:NL:RBDHA:2017:7113.
Uitspraak ingezonden door Jesse Hofhuis, Hofhuis Alkema Groen Advocaten.
Uitputting Hennessy producten zelfs indien geleverd aan derden buiten de EER gevestigd en het doel niet was te verhandelen binnen de EER
Rechtbank Den Haag 7 juli 2017, IEF 16934; ECLI:NL:RBDHA:2017:7541 (Hennessy c.s. tegen Van Caem Klerks Groep) Uitputting. Merkenrecht. Eiseressen maken deel uit van het concern Louis Vuitton Moët Hennessy dat zich bezighoudt met de handel in (alcoholhoudende) dranken, waaronder producten voorzien van de merken MOËT & CHANDON, VEUVE CLICQUOT, KRUG, DOM PERIGNON, BELVEDERE, HENNESSY, ARDBERG EN GLENMORANGIE. LB11, JMN, DelicaSea en KFW behoren tot het Van Caem Klerks concern, houdt zich bezig met de groothandel, import en export van (originele) merkgoederen, waaronder alcoholhoudende dranken voorzien van de merken van Hennessy. Hennessy c.s. vordert een bevel om elke inbreuk op diens merken te staken, waaronder begrepen het aanbieden, (doen) invoeren, (doen) verhandelen en ter verhandeling in voorraad (doen) hebben van producten voorzien van bovengenoemde merken. LB11 beroept zich succesvol op uitputting nu de betreffende producten feitelijk door Hennessy c.s. binnen de EER zijn verkocht en geleverd aan derden. Dat deze derden zelf niet statutair gevestigd zijn in de EER staat daar niet aan in de weg. Ook het feit dat de leveringen hebben plaatsgevonden met het doel de producten buiten de EER te in de handel te brengen, staat er evenmin aan in de weg.
Een teken kan geen geografische herkomstaanduiding zijn als het verwijst naar een waar of dienst met hoge waarde en kwaliteit dat in overvloed op eenzelfde plaats kan worden aangetroffen
HvJ EU 6 juli 2017, IEF 16933; IEFbe 2242; ECLI:EU:C:2017:518 (Moreno Marin) Nationaal woordmerk La Milla de Oro. Gronden voor weigering van inschrijving of nietigheid. Tekens die de geografische herkomst aanduiden.
1) Een teken als „la Milla de Oro”, dat verwijst naar de kenmerkende eigenschap van een waar of dienst erin bestaande dat die waar of dienst, met een hoge waarde en kwaliteit, in overvloed op eenzelfde plaats kan worden aangetroffen, kan geen aanduiding van een geografische herkomst zijn, aangezien dat teken vergezeld moet gaan van een naam die een geografische plaats aanduidt opdat de fysieke plaats waarmee een sterke concentratie van een waar of dienst van hoge waarde en kwaliteit wordt geassocieerd, kan worden geïdentificeerd.
2) Artikel 3, lid 1, onder c), van richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, moet aldus worden uitgelegd dat een teken als „la Milla d’Oro”, dat verwijst naar de kenmerkende eigenschap van waren of diensten erin bestaande dat die waren of diensten, met een hoge waarde en kwaliteit, op eenzelfde plaats in overvloed kunnen worden aangetroffen, kan vallen buiten de kenmerkende eigenschappen waarvan het gebruik als merk een grond voor nietigheid in de zin van die bepaling zou vormen.
Uitspraak ingezonden door Thijs van Aerde (Houthoff Buruma) en Margriet Koedooder (De Vos & Partners).
Voor opzegging van exploitatieovereenkomst in beginsel wel een voldoende zwaarwegende grond nodig
HR 7 juli 2017, IEF 16932 (Nanada tegen Golden Earring) Auteurscontractenrecht. Zie eerder IEF 11451, IEF 13004 en IEF 14826. Nanada vordert in het principaal beroep voor recht te verklaren dat de door verweerders ingeroepen buitengerechtelijke ontbinding van de met Nanada gesloten overeenkomsten en de ingeroepen beëindiging, rechtsgevolg missen dan wel nietig zijn en dat Nanada onverminderd beschikt over de overgedragen muziekuitgaverechten ter zake van de muziekwerken. Onderdeel III stelt dat het ongebrijpelijk is dat volgens het hof onvoldoende gronden aanwezig zijn om te oordelen dat opzegging van de overeenkomsten alleen mogelijk is indien voldoende zwaarwegende grond bestaat. Deze klacht slaagt nu volgesn vaste rechtspraak de eisen van r&b kunnen meebregen dat opzegging slechts mogelijk is indien daarvoor een voldoende zwaarwegende grond bestaat en het niet wenselijk wordt geacht dat exploitatiecontracten zonder meer opzegbaar zijn omdat dit, met het oog op de investeringen waartoe een exploitatnt zich t.b.v. het een werk verbindt, voor deze te veel rechtsonzekerheid zou meebrengen, hetgeen de bereidheid tot investeren en daarmee uiteindelijk ook de makers niet ten goede zou komen. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof Amsterdam en verwijst het geding naar het hof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing.
Uitspraak ingezonden door Lars Bakers & Marissa Brinks, Bingh Advocaten.
Geen verzet Service-Bund mogelijk nu 2e merk beschouwd wordt als gebruik van het 1e merk in afwijkende vorm
Rechtbank Oost-Brabant 5 juli 2017, IEF 16931; ECLI:NL:RBOBR:2017:3508 (Service-Bund tegen Rodeo Nederland Beheer) Merkenrecht. SB is een verband van 30 middelgrote toeleveranciers van levensmiddelen voor de horeca. Houdster van het internationale woordmerk 'Rodeo'. Rodeo exploiteert een franchiseformule voor restaurants in Nederland en België en heeft in dit kader een Benelux woord- en beeldmerken 'Saloon Restaurant Rodeo' en 'Rodeo Latin American Grill Restaurant' gedeponeerd. Rodeo biedt daarnaast op haar menukaart verschillende gerechten aan onder de naam 'Rodeo' en heeft de website: www.restaurant-rodeo.nl. SB verzet zich niet tegen het gebruik van het 1e Rodeomerk. De rechtbank stelt dat haar merk in de Benelux in die periode heeft bloot gestaan aan vervallenverklaring waardoor verzet door SB ook niet mogelijk zou zijn geweest. Nu de meest dominante en onderscheidende bestanddelen (het woord 'Rodeo' en de afbeelding van de stier) aanwezig zijn in beide Rodeomerken, kan het 2e Rodeomerk worden beschouwd als gebruik van het 1e Rodeomerk in afwijkende vorm. Nu SB zich niet kan verzetten tegen het 1e Rodeomerk kan zij dit ook niet t.a.v. het 2e Rodeomerk. Verder ook geen sprake van verwarringsgevaar of inbreuk door gebruik van handelsnaam, domeinnaam en als teken voor vleesproducten. De rechtbank wijst de vorderingen af.
Artikel ingezonden door Bas Kist, Chiever.
BAS KIST - VEEL VUNZIGE MERKEN
Juli 2017. De laatste drie weken is er bij het Amerikaanse merkenregister een opvallend groot aantal nieuwe aanvragen voor smerige en racistische merken binnengekomen. Cock Sucker, Nigger Please, Crackhead Jesus en Dicks by Mail, het zijn maar enkele voorbeelden.
SUPREME COURT
De oorzaak van deze golf aan schunnige aanvragen is een uitspraak van 19 juni in de zaak Matal v Tam, waarin de Supreme Court, de hoogste Amerikaanse rechter, heeft bepaald dat merken die kleinerend of vernederend zijn, niet meer geweigerd mogen worden. De kwestie voor de Supreme Court was aangespannen door Simon Tam, de voorman van de Aziatisch-Amerikaanse rockband The Slants.
THE SLANTS GEWEIGERD
Toen Tam in 2011 merkbescherming aanvroeg voor de bandnaam The Slants, werd de registratie door het Amerikaanse merkenbureau geweigerd. Volgens het merkenbureau heeft Slant een negatieve betekenis. Slant (scheef, steil) verwijst naar de stand van de ogen van mensen met een Aziatische afkomst en wordt vaak in spottende of beledigende zin gebruikt. Omdat de Amerikaanse merkenwet bepaalt dat een merk dat voor een bepaalde groep mensen kleinerend kan zijn niet geregistreerd mag worden, weigerde het bureau The Slants in te schrijven.
IN STRIJD MET GRONDWET
Tam ging in beroep en vervolgens begon een lange weg langs verschillende rechters. Hoewel hij in eerste instantie in het ongelijk werd gesteld, trok Tam uiteindelijk in juni van dit jaar in hoger beroep toch aan het langste eind. De Supreme Court stelt dat de 70 jaar oude bepaling in de merkenwet dat kleinerende of beledigende merken geweigerd moeten worden, in strijd is met de vrijheid van meningsuiting en daarmee met de Amerikaanse Grondwet.
OOK VOOR VUNZIGE MERKEN?
Hoewel de uitspraak in de Slants-zaak in principe alleen betrekking heeft op kleinerende (disparaging) merken, is de verwachting dat hij ook consequenties heeft voor beledigende of onfatsoenlijke merken. Dat verklaart de instroom van alle vunzigheid van de laatste weken.
REDSKINS NU WEL?
De zaak zal vermoedelijk ook een nieuwe wending geven aan het al jaren voortslepende conflict over de merknaam Redskins. Dit merk, dat is aangevraagd door het football-team de Washington Redskins, is ook geweigerd omdat het kleinerend en beledigend zou zijn. Op basis van The Slants-uitspraak zal de merkregistratie van Redskins nu vermoedelijk ook geaccepteerd moeten worden.
VUNZIGHEDEN ON HOLD
En ondertussen staat er bij het Amerikaanse merkenbureau nog een groot aantal aanvragen van het afgelopen jaar ‘on hold’, allemaal in afwachting van de uitspraak van de hoogste rechter in The Slants-zaak. Vermoedelijk zal het Amerikaanse merkenbureau nu ook deze aanvragen, van Camel Toe Camouflage tot Anal Overdose, opnieuw bekijken in het licht van de Slant-beslissing.
Onderstaande afbeelding: voorbeelden van merken die on hold staan / bron Ed Timberlake op Instagram
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in de Volkskrant, 5 juli 2017.
Ziggo mag vanaf augustus 2017 geen FOX Sports Channels meer verstrekken aan vroegere UPC klanten
Vzr. Rechtbank Amsterdam 29 juni 2017, IEF 16915; IT 2312; ECLI:NL:RBAMS:2017:4634 (Ziggo c.s. tegen EMM en FOX). Distributieovereenkomst. Uitleg definitiebepalingen. Ziggo B.V. heeft een distributieovereenkomst gesloten met EMM en Fox. Ziggo B.V. heeft blijkens deze overeenkomst tot minimaal 31 juli 2020 het recht om het signaal voor de voetbalkanalen FOX Sports Eredivisie en Fox Sports Channels in heel Nederland te distribueren. Eind 2014 zijn Ziggo B.V. en Ziggo Services (het voormalige UPC Nederland) onderdeel van dezelfde onderneming geworden. Ziggo Services heeft een nieuwe distributieovereenkomst gesloten met EMM en Fox, die afloopt op 31 juli 2017. Geschil omtrent uitleg definitiebepaling. In kort geding vordert Ziggo c.s. FOX te gebieden tot nakoming van haar verplichting tot aanlevering van de signalen voor de FOX Sport Channels. Ziggo mag vanaf 1 augustus 2017 geen betaald voetbal, zoals aangeboden door FOX Sports, meer doorgeven aan zijn abonnees die vroeger klant waren van UPC. Het contract van het vroegere UPC met Fox Sports verloopt namelijk op 31 juli 2017. Gezien het commerciële belang van EMM en FOX mag geen ruime uitleg gegeven worden aan de definitiebepaling. Niet aannemelijk is dat Ziggo B.V. zal slagen in het leveren van tegenbewijs.
Woordmerk 'drivewise' beschrijvend voor Allstate Insurance
Gerecht EU 5 juli 2017, IEF 16923; IEFbe 2239; ECLI:EU:T:2017:467; T‑3/16 (Allstate tegen EUIPO) Merkenrecht. Beschrijvend karakter. Allstate heeft het woordmerk 'DRIVEWISE' gedeponeerd bij het EUIPO. Dit werd afgewezen op de grond dat het beschrijvend was voor de ingeschreven goederen en diensten. Beroep bij EUIPO werd afgewezen. Allstate vordert vernietiging van dit vonnis. Het is algemeen bekend dat bepaalde bijwoorden en bijvoeglijk naamwoorden in het Engels worden gebruikt, bijvoorbeeld de uitdrukking 'drive safe' wat wordt gezien als equivalent van 'drive safely'. Hieruit volgt dat de term 'drivewise' met betrekking tot de betrokken goederen en diensten onmiddellijk door het relevante publiek kan worden begrepen als de grammaticale correcte uitdrukking 'drive safely'. Het beroep wordt verworpen.