IEF 22378
20 november 2024
Uitspraak

Odido wordt bevolen een BitTorrent website te blokkeren

 
IEF 22375
20 november 2024
Artikel

UPC overzicht: 12 t/m 18 november 2024

 
IEF 22385
19 november 2024
Uitspraak

Bouwsteentjesstrijd: Inbreukverbod toegewezen in zaak Lego c.s. tegen Wibra

 
IEF 15743

Uitspraak ingezonden door Michiel Coops, ABC Legal.

Geen rectificatie voor bericht over in scene gezette televisieroof

Rechtbank Amsterdam 4 mrt 2016, IEF 15743; ECLI:NL:RBAMS:2016:1320 (Plasmavisie tegen SSPOMN/Rtv Utrecht), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-rectificatie-voor-bericht-over-in-scene-gezette-televisieroof

Vzr. Rechtbank Amsterdam 4 maart 2016, IEF 15743; ECLI:NL:RBAMS:2016:1320 (Plasmavisie tegen SSPOMN)
Mediarecht. Plasmavisie is een speciaalzaak voor visuele en audiovisuele apparatuur. Vennoten van Plasmavisie hadden aangifte gedaan van een gewapende roofoverval waarbij honderden televisies zouden zijn gestolen. Later blijkt dat deze overval in scène was gezet door de eigenaren. Plasmavisie vordert onder andere Rtv Utrecht te bevelen om een rectificatie te plaatsen onder de kop "rectificatie televisieroof elektronicawinkel te Barneveld" en dat Rtv Utrecht publicaties over de overval verwijdert uit de zoekresultaten van online zoekmachines omdat Rtv Utrecht volgens Plasmavisie geen hoor-en wederhoor heeft toegepast en zich schuldig maakt aan onzorgvuldige journalistiek. De rechter oordeelt dat het rectificeren en aanschrijven van de zoekmachines een beperking zal vormen van artikel 10 lid 1 EVRM en dat de publicaties van Rtv Utrecht rechtvaardig waren omdat het bericht afkomstig was van een overheidsorgaan (de politie) en dan hoeft er geen zelfstandig onderzoek gedaan te worden naar de juistheid van dat bericht. Overigens rust er bij Rtv Utrecht geen rechtsplicht om de berichtgeving aan te passen omtrent Plasmavisie, deze verplichting zou een te erge inbreuk vormen op haar journalistieke vrijheid. De voorzieningenrechter weigert de gevraagde voorzieningen van Plasmavisie c.s.

IEF 15742

Uitspraak ingezonden door Christiaan Alberdingk Thijm, bureau Brandeis; Jacqueline Seignette en Marijn Kingma, Höcker.

Vervolgcomparatie gelast over woordfilter, blokkeren en afsluiten nieuwsgroep(gebruikers)

Hof Amsterdam 8 mrt 2016, IEF 15742; ECLI:NL:GHAMS:2016:813 (News-Service Europe tegen Stichting BREIN), https://ie-forum.nl/artikelen/vervolgcomparatie-gelast-over-woordfilter-blokkeren-en-afsluiten-nieuwsgroep-gebruikers

Zie eerder IEF 14126, IEF 10442. NSE verzoekt om terug te komen op het bevel om een effectieve NTD-procedure in te voeren op straffe van een dwangsom, maar motiveert dat zij deze reeds hanteerde en bleef hanteren. Het hof ziet geen aanleiding om hierop terug te komen. NSE betoogt dat er geen ruimte is voor aanvullende maatregelen (woordfilter, blokkeren van bepaalde nieuwsgroepen, informatie aan eindgebruikers en het afsluiten van herhaalde inbreukmakers) omdat zij niet meer actief is en de effectiviteit niet in de praktijk getoetst kan worden. Er wordt een (vervolg) comparatie gelast omtrent ten eerste de haalbaarheid, inspanningen, kosten, verwachtingen van counter notice en effectiviteit van omzeiling van het woordfilter, ten tweede het blokkeren van binaries en de proportionaliteit en subsidiariteit van blokkade en tot slot over het achterhalen van identiteit van uploaders en de effectiviteit van afsluiten van recidivisten.

IEF 15741

Bijdrage ingezonden door Erwin Angad-Gaur, secretaris/directeur Ntb en VCTN.

Over 3 jaar VCTN

Erwin Angad-Gaur, Over 3 jaar VCTN, Muziekwereld 1, 2016.
Bijdrage ingezonden door Erwin Angad-Gaur, secretaris/directeur Ntb en VCTN. In 2011 besloten de auteursleden van de Ntb tot oprichting van de Vereniging Componisten en Tekstdichters Ntb, eerst als ‘informele vereniging’, daarna ( juli 2012) formeel als rechtspersoon. In combinatie met de Ntb zet de VCTN zich in voor een sterker auteursrecht, betere rechten voor auteurs en vooral een open en transparante Buma/Stemra. Tijd voor een korte terugblik.

IEF 15738

Reflecties: Cultuurverandering

Erwin Angad-Gaur, Reflecties: Cultuurverandering, Performers Magazine, 3-2016, p. 16-17.
Bijdrage ingezonden door Erwin Angad-Gaur secretaris/directeur Ntb en voorzitter sectie Uitvoerend Kunstenaars Sena.
Nederland houdt van cultuur. De Nederlander consumeert en participeert in cultuur: hij blogt, maakt muziek, kijkt naar films en televisie, danst, luistert naar muziek en bezoekt concerten, bioscopen en theaters. Niet altijd legaal, want gratis vindt de Nederlander prettiger. Over de smaak van de Nederlander mag men daarnaast twisten, maar dat hij smaak heeft, goed of slecht, lijkt niet te ontkennen. De Nederlander houdt van cultuur, maar van kunstenaars lijkt hij minder te houden.

Lees verder >


IEF 15740

Advies: nietigheidsbezwaren tegen octrooi Urban Mining Corp treffen geen doel

Advies Octrooicentrum NL 9 februari 2016, IEF 15740 (Bakker Holding Son tegen Urban Mining Corp)
Octrooirecht. Urban Mining Corp is rechthebbende op het Nederlandse octrooi 2011559 voor een "Improved magnetic density separation device and method”. Bakker Holding Son verzoekt om een advies volgens artikel 84 Row 1995 en stelt dat de conclusies van het octrooi nietig zijn wegens gebrek aan nieuwheid en/of inventiviteit. Verder heeft zij aangevoerd dat na verlening uitbreiding van de beschermingsomvang is opgetreden. Ook heeft zij betoogd dat sommige conclusies onduidelijk zijn, en dat conclusie 1 een aantal essentiële kenmerken mist. Het advies van het Octrooicentrum Nederland luidt dat geen van de aangevoerde nietigheidsbezwaren doel treft.

6. Advies
Het advies van Octrooicentrum Nederland luidt op grond van het vorenstaande dat geen van de aangevoerde nietigheidsbezwaren doel treft.
IEF 15739

Vordering WFL tot opheffing conservatoir beslag namaak Marlboro sigaretten afgewezen

Vzr. Rechtbank Rotterdam 1 maart 2016, IEF 15739; ECLI:NL:RBROT:2016:1630 (World Freight Logistics tegen Philip Morris)
Merkenrecht. Auteursrecht. Transitgoederen. WFL oefent een expeditiebedrijf uit. Philip Morris produceert en verhandelt Marlboro-sigaretten. Philip Morris is houder van een aantal Gemeenschapsmerken en Internationale Beeldmerken en tevens auteursrechthebbende ten aanzien van ontwerpen van Marlboro sigarettenverpakkingen. Philip Morris verneemt van de douane dat een container met sigaretten geadresseerd aan WFL wordt vastgehouden op grond van een vermoeden van inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht en verzoekt WFL om in te stemmen met vernietiging van de inbreukmakende sigaretten. De vordering van WFL tot opheffing van het door Philip Morris gelegde conservatoire beslag wordt afgewezen. Naar voorlopig oordeel dient Philip Morris in beginsel de mogelijkheid te worden geboden om in een bodemprocedure te bewijzen dat de sigaretten waren bestemd voor de Nederlandse markt en, zo zij hierbij in het gelijk mocht worden gesteld, de sigaretten te doen vernietigen.

4.4. Tussen partijen is wel in geding de vraag of de sigaretten, die afkomstig waren uit een derde land (buiten de EU), bestemd waren voor de Nederlandse markt, dan wel bestemd waren voor doorvoer naar een ander derde land (alsdan geheten: transitgoederen). Bij de beoordeling van deze standpunten van partijen is het volgende van belang.

4.14. Volgens WFL hebben de sigaretten als eindbestemming een (particuliere) handelaar in het land Syrië. Volgens Philip Morris kan dit niet juist zijn omdat een staatsbedrijf in Syrië het monopolie heeft op de invoer van sigaretten. De voorzieningenrechter zal niet treden in de juistheid van dit standpunt, bezien in het licht van de huidige omstandigheden in Syrië. Dit is verder ook niet nodig. Naar voorlopig oordeel dient Philip Morris in beginsel de mogelijkheid te worden geboden om in een bodemprocedure te bewijzen dat de sigaretten waren bestemd voor de Nederlandse markt en, zo zij hierbij in het gelijk mocht worden gesteld, de sigaretten te doen vernietigen. Gelet op het grote belang dat gediend is met bescherming van intellectuele eigendomsrechten, welk belang tot uitdrukking komt in de voor IE-rechthebbenden begunstigende bepalingen in de Richtlijn 2004/48 (de Handhavingsrichtlijn), dient grote terughoudendheid te worden betracht bij toewijzing van een vordering die ertoe strekt om reeds bij voorbaat aan een rechthebbende de mogelijkheid te ontnemen om handhavend op te treden in de vorm van het doen vernietigen van inbreukmakende goederen. In de omstandigheden van het geval bestaat geen aanleiding om deze terughoudendheid te laten varen.

 

IEF 15737

HvJ EU: Voormalig erkende garagehouder niet aansprakelijk voor merkgeassocieerde internetadvertenties

HvJ EU 3 maart 2016, IEF 15737; ECLI:EU:C:2016:134; C-179/15 (Daimler)
Zie eerder IEF 14981. Uit het persbericht: Voormalige erkend garagehouders van Daimler zijn niet aansprakelijk voor internetadvertenties waarin hun naam geassocieerd blijft worden met het merk „Mercedes-Benz” ondanks hun inspanningen om die advertenties van het internet te laten verwijderen. Bovendien kan Daimler van die garagehouders niet eisen dat zij actie ondernemen om dergelijke advertenties van het internet te laten verwijderen wanneer zij geen opdracht tot plaatsing daarvan hebben gegeven.

Antwoord:

Artikel 5, lid 1, onder a) en b), van richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten moet aldus worden uitgelegd dat een derde die wordt genoemd in een op een website gepubliceerde advertentie die een teken bevat dat gelijk is aan of overeenstemt met een merk, zodat de indruk wordt gewekt dat er commerciële banden bestaan tussen hem en de merkhouder, geen gebruik van dat teken maakt dat krachtens die bepaling door de merkhouder kan worden verboden, wanneer de advertentie niet door of namens de derde is geplaatst of, ingeval de advertentie door of namens de derde is geplaatst met de toestemming van de merkhouder, wanneer de derde de beheerder van die website, bij wie hij de advertentie had besteld, nadrukkelijk heeft gevraagd om de advertentie of de vermelding van het merk erin te verwijderen.

Gestelde vraag:

Moet artikel 5, lid 1, onder b), van de Eerste richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten aldus worden uitgelegd dat de houder van een merk tegen een derde die wordt genoemd in een internetadvertentie waarin een teken is opgenomen dat met het merk kan worden verward en die betrekking heeft op door de derde aangeboden diensten die identiek zijn aan de waren of diensten waarvoor het merk is ingeschreven, zodat bij het publiek ten onrechte de indruk kan worden gewekt dat er officiële commerciële banden bestaan tussen de onderneming van de derde en de houder van het merk, ook dán kan optreden, wanneer de advertentie niet op het internet is geplaatst door of voor rekening van de erin genoemde persoon of op het internet blijft opduiken hoewel de erin genoemde persoon alles heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem kon worden verlangd om de advertentie te laten verwijderen, maar daar niet in is geslaagd?
IEF 15736

UPC Court Fees and Recoverable Costs

Na de eerdere consultatie IEF 15674, heeft de Preparatory Committee de Rules on Court fees and recoverable costs for the UPC vastgesteld: "The Rules will be subject to legal scrubbing but, in the interests of transparency and to keep users updated on the current work programme of the Committee, the Chair has agreed the Rules are published in their current form, alongside an Explanatory Note, and can be found here."

IEF 15735

Vragen aan HvJ EU over btw-afdracht vergoeding blanco dragers

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 21 september 2015, IEF 15735; C-37/16 (SAWP)
Via minbuza.nl: Verzoekster is een collectieve beheerorganisatie die gerechtigd is wettelijk verplichte afdrachten te innen van producenten en importeurs van ‘blanco dragers’ en vervolgens te verdelen over de rechthebbenden. De inkomsten van producent/importeur uit verkoop van de dragers in een bepaald belastingtijdvak vormen de grondslag voor de te betalen vergoeding. De te betalen afdracht wordt doorberekend aan de klant en vormt zo een bestanddeel van de verkoopprijs. Op het moment van verkoop worden de dragers betrokken in de btw-afdracht en ontstaat er (automatisch) een rechtsbetrekking tussen de importeur/producent en SAWP. Verzoekster legt een vraag voor aan MinFIN (verweerder) of de vergoeding aan btw onderworpen is. Zij meent dat geen sprake is van dienstverlening in de zin van de btw-wet, vormt de inhouding geen belastbare handeling en zou die niet aan btw onderworpen moeten zijn. Maar verweerder stelt dat de vergoedingen een beloning vormen voor de diensten van auteursrechthebbenden. Verzoekster stelt beroep in bij de Admin Rb van Warschau tot nietigverklaring van het besluit; de rechter verklaart het beroep gegrond: de vergoedingen houden geen verband met de bescherming van de rechten van auteurs. Het systeem is juist opgezet om een auteur (uitvoerend kunstenaar) in een bepaalde situatie (privégebruik) geen recht heeft op een beloning, hoewel andere personen gebruikmaken van hem toebehorende rechten. De verbintenis tot afdracht van de geïnde bedragen is een eenzijdige. Verweerder stelt beroep in cassatie in bij de verwijzende rechter.

De verwijzende POL cassatierechter erkent dat het HvJEU zich al verschillende keren heeft uitgesproken over het begrip ‘billijke compensatie’ voor reproducties ten behoeve van privégebruik. De legitimatie voor verzoekster tot inning van de vergoeding volgt rechtstreeks uit de wet op het moment dat een feitelijke situatie zich voordoet, namelijk de eigendomsoverdracht. Voorwaarde voor kwalificatie als ‘dienst’ in de zin van RL 2006/112 is dat sprake moet zijn van een ‘prestatie’. De heffing vormt een toeslag op de prijs van de dragers zodat de kosten in feite door de kopers gedragen worden, dat zijn zij die ook voordeel trekken van het kopiëren voor eigen gebruik. De vraag voor de verwijzende rechter is of het verdeelstelsel van de geïnde gelden in de weg staat aan de aanname dat de door verzoekster geïnde vergoedingen in werkelijkheid een beloning zijn voor verrichte diensten en daarmee onderworpen zijn aan de btw. En zo ja of verzoekster dan handelt als belastingplichtige in de zin va RL 2006/112. Hij legt HvJEU de volgende vragen voor:

1) Verrichten auteurs, uitvoerend kunstenaars en andere rechthebbenden een dienst in de zin van de artikelen 24, lid 1, en 25, aanhef en onder a), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1) aan producenten en importeurs van bandrecorders en vergelijkbare inrichtingen en blanco dragers van wie collectieve beheersorganisaties voor rekening van eerstgenoemden, maar in eigen naam, bij de verkoop van deze inrichtingen en dragers een vergoeding innen?
2) Ingeval de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: handelen collectieve beheersorganisaties die een vergoeding innen bij de verkoop van inrichtingen en dragers door producenten en importeurs als belastingplichtigen in de zin van artikel 28 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1) die zijn gehouden deze handelingen te verantwoorden door een factuur in de zin van artikel 220, lid 1, onder 1), van deze richtlijn uit te reiken aan de producenten en importeurs van bandrecorders en vergelijkbare inrichtingen en blanco dragers waarop de over de vergoeding verschuldigde btw is aangegeven, en dienen auteurs, uitvoerend kunstenaars en andere rechthebbenden de ontvangst van de vergoeding op het moment van de distributie ervan te verantwoorden door een btw-factuur uit te reiken aan de collectieve beheersorganisatie die de vergoeding heeft geïnd?
IEF 15734

Voortzetting debat over toekomstbestendig maken publieke mediadienst

Mediarecht. De Eerste Kamer heeft dinsdag 1 maart 2016 het debat met staatssecretaris Dekker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) over het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst voortgezet. Tijdens het debat van 2 februari 2016 werden er door alle fracties bezwaren geuit tegen het wetsvoorstel. Aan het eind van de eerste termijn van de kant van de regering besloot de Eerste Kamer om de behandeling van het wetsvoorstel aan te houden en de staatssecretaris de gelegenheid te geven om alle toezeggingen uit het debat vast te leggen in een brief aan de Kamer (EK 34.264, H). Bij de voorzetting van het debat op 1 maart werden vier moties ingediend. Aan het einde van het debat werd besloten dat de staatssecretaris alle in het debat gedane toezeggingen zal vastleggen in een brief aan de Kamer. Deze brief wordt uiterlijk vrijdag 4 maart aan de Kamer gestuurd. Op basis daarvan wordt een besluit genomen over het verdere verloop van de behandeling van het wetsvoorstel.

Ruimte voor omroepen
Senator Atsma (CDA) vroeg onder andere hoeveel omroepen er na invoering van het wetsvoorstel nog overblijven.  De senator vroeg ook wat het betekent als enkele regionale omroepen zich onttrekken aan het plan om samenvoegen en of er een mogelijkheid is om hier per provincie afspraken over te maken. De senator noemde het positief dat in de brief van de NPO en enkele omroepen staat dat de NPO geen sterke bemoeienis zal hebben met de programmering. Dit gaat hem echter niet ver genoeg. Senator Atsma diende een motie in die de regering verzoekt om wettelijk vast te leggen dat omroepen alle ruimte krijgen om programma’s te produceren en uit te zenden. Staatssecretaris Dekker merkte op dat de motie indruist tegen het doel van het wetsvoorstel om een sturende rol van de NPO te creëren. De staatssecretaris ontraadde deze motie. Senator Atsma besloot hierop om het dictum van de motie te wijzigen.

Mediaraad voor Fryslân
Senator Ten Hoeve (OSF) betoogde dat er een minder strakke scheiding moet worden gemaakt tussen regionale en nationale omroepen. De Omrop Fryslân heeft volgens de senator een bijzonder positie in het bevorderen en ontwikkelen van de Friese taal en cultuur. Senator Ten Hoeve diende een motie in die de regering verzoekt een mediaraad voor Fryslân in te stellen waarin onafhankelijke kennis en deskundigheid worden samengebracht. Deze mediaraad moet onder andere een instemmingsrecht krijgen bij de benoeming van de hoofdredacteur van Omrop Fryslân en een adviesrecht bij de benoeming van de RPO-bestuurder die de Friesland portefeuille beheert. De motie verzoekt de regering om in samenspraak met de RPO, Omroep Fryslân en de Provincie Fryslân dit vast te leggen in de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur.

De staatssecretaris gaf aan dat hij deze motie omarmt en liet het oordeel over deze motie aan de Kamer.

Eventuele verwerping van het wetsvoorstel
Senator Teunissen (PvdD) betoogde dat het kabinet onvoldoende rekening heeft gehouden met een eventuele verwerping van het wetsvoorstel. Bij niet-inwerkingtreding van de mediawet zal de RPO (Regionale Publieke Omroep) geen doorgang vinden en zullen kleine regionale omroepen over onvoldoende reserves beschikken om dit op te vangen. Senator Teunissen diende een motie in die de regering verzoekt alles in het werk te stellen om regionale omroepen niet te duperen wanneer de RPO niet doorgaat. Deze motie werd ontraden door de staatssecretaris.

Sturing van de NPO en ruimte voor levensbeschouwing
Senator Bikker (ChristenUnie) stelde dat haar fractie een wettelijke inkadering mist van de sturing van de NPO op de inhoud en vormgeving van de programma’s.  De recente brief van de NPO en diverse  omroepen geeft hier weliswaar duidelijkheid over, maar de wettekst doet dit nog onvoldoende. Bikker vroeg of de staatssecretaris duidelijkheid kan verschaffen over wat die sturing precies inhoudt. De sturing zou volgens de wettekst alleen zien op het concessiebeleidsplan, de prestatieovereenkomst, de afspraken over publieksbetrokkenheid en de coördinatie van aanbodkanalen.  Senator Bikker merkte ook op dat de ruimte voor levensbeschouwing niet in de wet zelf staat. Om die reden diende de senator een motie in die de regering verzoekt om ten minste het bedrag van   12 miljoen euro per jaar vrij te houden voor levensbeschouwelijke programmering. Staatssecretaris Dekker merkte op dat het belangrijk is dat er ruimte en budget is en blijft voor levensbeschouwing en liet het oordeel over deze motie aan de Kamer.

Benoeming en ontslag NPO-bestuurders
Senator Kops (PVV) noemde het vreemd dat de staatssecretaris heeft toegezegd om bij het eerstvolgende wetsvoorstel zijn bevoegdheid tot benoeming/ontslag NPO-bestuurders te schrappen en tot die tijd in die geest zal handelen. Kops haalde aan dat dit niets verandert aan de reeds benoemde voorzitter van de Raad van Toezicht en vroeg waarom de staatssecretaris niet bereid is om de schijn van belangenverstrengeling bij deze benoeming weg te nemen. Kops betoogde dat bij de behandeling van dit wetsvoorstel het voorkomen van een politieke nederlaag voorop staat, in plaats van het daadwerkelijk toekomstbestendig maken van de publieke omroep.   

Garanties voor de toekomst
Senator Nagel (50PLUS) betoogde dat er een ondeugdelijk wetsvoorstel is ingediend, dat alleen wordt aangenomen omdat er verbeteringen zijn toegezegd voor de toekomst. Deze verbeteringen zijn volgens de senator bovendien in hoge mate onzeker. Nagel stelde er bij de benoeming van NPO-bestuurders teveel ingezet wordt op politiek wenselijke kandidaten en dat er geen garantie dat dit in de toekomst anders zal zijn. Nagel vroeg ook wat de in de brief vastgelegde toezeggingen van de staatssecretaris waard zijn als het kabinet voortijdig valt. Tot slot betoogde de senator dat een aantal pijnpunten, zoals de inhoudelijke kaderstelling van de NPO en de positie van de genre coördinatoren, niet zijn weggenomen.

Vragen over toezeggingen
Senator Sent (PvdA) vroeg de staatssecretaris om te bevestigen dat geheimhoudingsclausules niet verboden worden en dat van een standaardrapportage alleen wordt afweken als er vragen zijn van een Kamerlid. Zij vroeg ook om het juridische kader voor inzicht in kosten van programmering na te laten kijken door deskundigen. De senator gaf aan zeer verheugd te zijn over de brief van de NPO en een meerderheid van de omroepen van 28 februari 2016 en vroeg of de staatssecretaris deze werkwijze ook omarmt en of hij de positie van de programma-adviesraad en de omroepen toe te lichten. Senator Sent gaf verder aan verheugd te zijn dat de rol van de minister bij benoeming/ontslag van NPO-bestuurders in het eerstvolgende wetsvoorstel wordt verwijderd. Zij miste in deze toezegging wel haar verzoek om domeinexpertise en aftreed-roosters in de benoemings- en ontslagprocedures te betrekken. Ook vroeg zij of de staatssecretaris meent dat de Voorzitter van de Raad van Toezicht van de NPO zijn functie als toezichthouder onafhankelijk en met gezag kan vervullen. Over de regionale omroepen merkte senator Sent op dat er meer zicht moet komen op het bestuursakkoord met de provincie Friesland en dat de staatssecretaris zich sterk moet maken voor het behoud van de programmering voor het Friese taal- en cultuurgebied.                  

Rust in het bestel
Senator Krikke (VVD) betoogde dat er rust moet komen in het publieke mediabestel. Met name voor de regionale publieke omroep is het van groot belang dat er een wettelijke basis komt voor het maken van goede regionale programma’s. De senator juichte toe dat de ministeriële inmenging in de benoeming van NPO-bestuurders is weggenomen. De toezegging om een serieuze verkenning te doen naar de procedure voor benoemingen in de hele publieke mediasector gaat de senator echter niet ver genoeg. Zij vroeg dan ook of de staatssecretaris bereid is om met verdergaande voorstelen voor de benoeming van de Raad van Toezicht van de NPO te komen.                 

Goed bestuur
Senator Schalk (SGP) vroeg hoe de staatsecretaris de notitie voor good governance gaat uitwerken en hoe de rol van de NPO ten opzichte van de omroeporganisaties beter kan worden ingekaderd. De senator merkte op dat veel burgers juist vanwege levensovertuiging hebben aangesloten bij een omroep en vroeg hoe er gewaarborgd wordt dat deze overtuigingen voldoende ruimte krijgen.  

Senator Schnabel (D66) betoogde dat de voordracht van NPO-bestuurders door een onafhankelijke commissie bindend moet zijn. Een toezegging voor een toekomstige verandering van de wet is voor de D66 fractie onvoldoende om het huidige wetsvoorstel te kunnen steunen. De senator stelde dat zijn fractie erg hecht aan goede governance van de publieke omroep. De sturing  van de NPO moet volgens Schabel dan ook gevrijwaard zijn van invloeden die de missie en doelstellingen van de publieke omroep instrumenteel kunnen maken voor de behartiging van andere belangen dn het voorzien in hoogwaardig publieke mediadiensten.  

Advies bij benoeming
Senator Lintmeijer (GroenLinks) vroeg de staatssecretaris om toe te zeggen dat regionale omroepen alle financiële ruimte krijgen die redelijkerwijs noodzakelijk is en dat de redactionele onafhankelijkheid (wettelijk) geregeld wordt. Lintmeijer vroeg ook om de toezegging dat er voortaan een bindende voordracht van een onafhankelijke benoemingscommissie komt; op basis van onafhankelijk vastgestelde profielen. Volgens Lintmeijer moet er bij de benoeming ook een rol komen voor een klantenpanel of maatschappelijke adviesraad dat het bestuur van de NPO van advies kan dienen. Tot slot betoogde de senator dat er meer duidelijkheid moet komen over de checks and balances binnen de publieke omroep en dat het systeem meer open gaat voor initiatieven van externe producenten.        

Visie van de staatssecretaris
Senator Gerkens (SP) vroeg de staatssecretaris om toe te lichten welke toezeggingen hij buiten het debat in de Eerste Kamer heeft gedaan. De senator gaf aan dat haar fractie onvoldoende overtuigd is van de visie van de staatssecretaris op de publieke omroep. Gerkens uitte kritiek op de benoeming van de Voorzitter van de Raad van Toezicht en vroeg om openbaarmaking van de stukken rondom diens benoeming. De omroepen hebben volgens senator Gerkens onvoldoende garantie dat de NPO zich inderdaad inhoudelijk afzijdig zal houden van de programmering. Verder betoogde de senator dat de toegenomen burgerparticipatie vereisen dat burgers goed geïnformeerd worden. Dit wordt volgens Gerkens echter in hoge mate verhinderd door de kwetsbare financiële situatie van de regionale en lokale omroepen.

Overheid op afstand
Staatssecretaris Dekker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) gaf aan dat de inbreng van de Eerste Kamer in tweede termijn noopt tot verdere wijziging van het wetsvoorstel. Het gaat dan om de manier waarop NPO-bestuurders en toezichthouders benoemd worden, de verhouding tussen NPO en de omroepen en manier waarop NPO publiek betrekt.

De staatssecretaris merkte op dat de overheid op grotere afstand moet komen te staan van de benoeming van bestuurders en toezichthouders. Het instemmingsrecht van de minister bij de benoeming van de raad van bestuur verdwijnt. Ook de betrokkenheid van de minister bij de benoeming van de leden van de raad van toezicht wordt in zijn geheel weggenomen. De Raad van Toezicht werft zelf benoemingsadviescommissie. Er kan door de minister alleen worden afgeweken van een voordracht als deze in strijd is met de wet of als er andere zwaarwegende belangen in het geding zijn. Dit moet altijd schriftelijk worden gemotiveerd aan de Kamer.

De staatssecretaris gaat in de wet opnemen dat de NPO haar sturende rol verricht op basis van een beleidsvisie die samen met de omroepen is vastgesteld. Als dit wetsvoorstel wordt aanaard, worden zullen alleen de artikelen die zien op de regionale omroep in werking treden. De artikelen over de nationale omroep treden pas in werking als er een reparatiewet is aangenomen. Mocht een dergelijke reparatiewet niet worden aangenomen in de Tweede Kamer, dan blijft er van het wetsvoorstel dus alleen de regeling van de Regionale publieke omroep over. De staatsecretaris heeft er echter vertrouwen in dat er voldoende steun voor een reparatiewet.

 Verder merkte de staatsecretaris op dat het wetsvoorstel de NPO vrijlaat in de manier waarop het publiek wordt betrokken. Naar aanleiding van de bezwaren uit de Eerste Kamer zegde de staatssecretaris toe dat hij zal bevorderen dat de NPO representatieve inspraak organiseert, zoals publiekspanels  of een representatieve maatschappelijke adviesraad.