IEF 22196
22 augustus 2024
Uitspraak

Orchid Gardens maakt geen inbreuk op de octrooirechten van HE Licenties

 
IEF 22197
20 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Lloyd/Loint's

 
IEF 22195
20 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op woensdag 4 september

 
IEF 11024

Twee of drie lettergrepen

Gerecht EU 9 maart 2012, zaak T-207/11 (EyeSense tegen OHIM/Osypka Medical)

Gemeenschapsmerkenrecht. In de oppositieprocedure komt de aanvrager van het woordmerk ISENSE het oudere nationale woordmerk EYESENSE tegen. De afdeling wijst de oppositie af, het beroep wordt verworpen en bij het Gerecht EU wordt aangevoerd dat er geen verwarringsgevaar bestaat tussen de conflicterende merken. Gerecht EU: In beroep is er geen fout vastgesteld met betrekking tot de phonetische vergelijking. Het oudere merk wordt uitgesproken in twee lettergrepen, terwijl het aangevraagde merk uit drie lettergrepen bestaat. Daarmee wordt de klacht afgewezen. (afbeelding dient slechts ter illustratie).

33 Zum phonetischen Vergleich ist festzustellen, dass die Anwendung unterschiedlicher Sprachregeln bei der Lektüre der beiden Marken, und zwar der Regeln des Englischen für die ältere Marke und derjenigen des Deutschen für die angemeldete Marke, zu unterschiedlichen Sprachrhythmen und einer unterschiedlichen Aussprache der Zeichen führen. In Anwendung der englischen Ausspracheregeln hat nämlich die ältere Marke zwei Silben und wird „aï‑ssenss“ ausgesprochen, während in Anwendung der deutschen Ausspracheregeln die angemeldete Marke dreisilbig ist und, wie in Randnr. 23 des vorliegenden Urteils angegeben, „i‑sen‑se“ ausgesprochen wird. Somit ist zu entscheiden, dass die Beschwerdekammer fehlerfrei geschlossen hat, dass der phonetische Vergleich der fraglichen Wortzeichen deren Unähnlichkeit ergebe.

46      Ein solches Vorbringen geht jedoch zwingend von der Prämisse aus, dass ein gewisser Grad an phonetischer Ähnlichkeit zwischen den fraglichen Zeichen besteht. Sollte es nämlich an einer phonetischen Ähnlichkeit dieser Zeichen, und sei sie auch nur schwach ausgeprägt, fehlen, wäre eine phonetische Verwechslung nicht möglich, so dass die Beschwerdekammer sie bei ihrer Beurteilung der Verwechslungsgefahr nicht hätte berücksichtigen müssen. Wie in Randnr. 33 des vorliegenden Urteils ausgeführt, hat die Beschwerdekammer aber fehlerfrei festgestellt, dass im vorliegenden Fall die Zeichen in phonetischer Hinsicht unähnlich seien. Unter diesen Umständen kann dem Vorbringen der Klägerin nicht gefolgt werden, da es auf einer Prämisse beruht, die sich als falsch erwiesen hat.

IEF 11023

That's good karma

Gerecht EU 9 maart 2012, zaak T-417/10 (Cortés del Valle Lopez tegen OHIM)

Gemeenschapsmerkenrecht. De aanvrager van het beeldmerk met het woordelement "¡Que buenu ye! HIJOPUTA", wordt afgewezen vanwege strijd met de goede zeden ex 7 lid 1 sub f GMVo. Gerecht EU ziet het onderdeel HIJOPUTA als een offensieve expressie. Dat wordt ook niet betwist. Echter het element wordt objectief als immoreel beschouwd in een deel van de Europese Unie, ook in een zakelijke omgeving.

24 En principe, le contexte commercial dans lequel s’insère une marque ne fait pas obstacle à l’application de l’article 7, paragraphe 1, sous f), du règlement n° 207/2009 s’il s’avère que ladite marque comporte un élément qui, d’une manière objective, se révèle être contraire aux bonnes mœurs.

En l’espèce, force est de constater que les éléments invoqués par la chambre de recours sont fondés en ce sens, tout d’abord, qu’il est avéré que le terme « hijoputa » utilisé dans le signe demandé renvoie intrinsèquement à une expression injurieuse, ce que ne conteste pas le requérant, et ensuite, que la seule mention du contexte commercial dans lequel s’insère ce signe, qui vise des produits et des services qui font l’objet d’une commercialisation auprès du grand public, ne saurait suffire à remettre en cause la signification précitée. Il en est de même en ce qui concerne l’allégation selon laquelle l’expression « ¡que buenu ye! », certes élogieuse si sa signification peut être perçue par le public pertinent (voir point 26 de la décision attaquée), ou d’autres composantes du signe demandé seraient de nature à supprimer la signification du terme « hijoputa ». En l’espèce, l’impression globale produite par le signe demandé ne diffère pas de celle qui résulte de la prise en considération du seul terme « hijoputa ».

29. Il ressort de ce qui précède qu’aucun argument présenté par le requérant n’est de nature à remettre en cause l’appréciation du signe demandé au regard de l’article 7, paragraphe 1, sous f), du règlement n° 207/2009 faite par la chambre de recours dans la décision attaquée. C’est à juste titre que celle-ci a conclu que le terme « hijoputa », contenu dans la marque dont l’enregistrement était demandé, serait perçu par le public espagnol pertinent comme étant contraire aux bonnes mœurs dans une partie de l’Union européenne.

Op andere blogs:
AOMB (Weigering beeldmerk)
MARQUES (HIJOPUTA in General Court)

 

IEF 11021

Ondanks de bekendheid

Gerecht EU 9 maart 2012, zaak T-32/10 (Ella valley Vineyards tegen OHIM/Hachette Filipachhi Presse)

Gemeenschapsmerkenrecht. In de oppositieprocedure komt de aanvrager van het beeldmerk ELLA VALLEY VINEYARDS (klasse 33) de houdster van het ouder Franse woordmerk en gemeenschapswoord/beeldmerk ELLE (klasse 16) tegen. De afdeling wijst de oppositie af, in beroep wordt deze beslissing vernietigd. Het aangevoerde middel: het betrokken publiek zal geen verband leggen tussen de merken en er wordt geen ongerechtvaardigd voordeel getrokken uit de reputatie van het bekende merk ELLE.

Partijen of het Gerecht kunnen zich laten leiden door elementen uit de nationale rechtspraak bij de uitleg van het Unierecht, maar de Unierechter is daaraan niet gebonden. Ondanks de bekendheid van het oudere merk is er in casu geen gevaar dat het betrokken publiek een verband legt tussen deze merken.

54 Wat de overeenstemming van de conflicterende tekens betreft, dient met betrekking tot de beslissingen van nationale rechters die interveniënte ter ondersteuning van de door haar gestelde overeenstemming van de termen „elle” en „ella” heeft overgelegd, ook te worden opgemerkt dat volgens vaste rechtspraak niets partijen of het Gerecht belet om zich bij de uitlegging van het Unierecht te laten leiden door elementen uit de nationale rechtspraak [arrest Gerecht van 13 juli 2011, Evonik Industries/BHIM (Purperen rechthoek met afgeronde rechterzijde), T‑499/09, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 42, en aldaar aangehaalde rechtspraak], zonder dat de Unierechter evenwel eraan gebonden is aangezien het communautaire merkenstelsel als autonoom merkenstelsel onafhankelijk van elk nationaal stelsel wordt toegepast [arresten Gerecht van 5 december 2000, Messe München/BHIM (electronica), T‑32/00, Jurispr. blz. II‑3829, punt 47, en 12 juli 2006, Rossi/BHIM – Marcorossi (MARCOROSSI), T‑97/05, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 53].

55 Blijkens al deze overwegingen stemmen de tekens in de onderhavige zaak, anders dan de kamer van beroep heeft geconcludeerd, onvoldoende overeen opdat het relevante publiek het aangevraagde merk kan associëren met de oudere merken.

56 De alomvattende beoordeling tot vaststelling of het betrokken publiek een verband tussen de conflicterende merken kan leggen, zoals is vereist door de in de punten 19 tot en met 21 hierboven aangehaalde rechtspraak, moet dus leiden tot de conclusie dat gelet op de verschillen tussen de betrokken tekens en ondanks de bekendheid van de oudere merken in casu niet het gevaar bestaat dat het betrokken publiek een verband tussen deze merken legt.

IEF 11020

Een identiek flacon

Gerecht EU 9 maart 2012, zaak T-450/08 (Coverpla tegen OHIM/Heinz-Glas)

(Ongeregistreerd) gemeenschapsmodellenrecht. Heinz-Glas vordert de nietigverklaring van het model van Coverpla op basis van een niet-ingeschreven model van een flacon met de naam Empire. De afdeling verklaart het model nietig en het beroep wordt verworpen. Het enige aangevoerde middel is dat er wel aan de nieuwheidsvereiste wordt voldaan, want de overgelegde bewijzen dat een identiek flacon ouder is, hebben geen bewijskracht. Gerecht EU: In dit verband heeft verzoekster geen argumenten gegeven die het Gerecht laat twijfelen aan de bewijskracht van de verklaringen en de klacht wordt afgewezen.

43 À cet égard, la requérante n’avance aucun argument pouvant sérieusement mettre en doute la valeur probante de cette déclaration. Plus particulièrement, l’intérêt qu’aurait IBC à ce que la nullité du dessin ou modèle contesté soit déclarée n’apparaît pas clairement. Au contraire, le fait qu’une telle déclaration ait été effectuée par l’ancien employé d’une société totalement étrangère à la procédure renforce, faute de preuve contraire, la vraisemblance et la véracité des informations qui y sont contenues (voir, en ce sens et par analogie, arrêt Montre attachée à une lanière, point 34 supra, points 33 et 34).

IEF 11019

Wetswijziging Toezicht CBO's: Einde heropening, stemming dinsdag

Verslag heropening Beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten:

In't kort: Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de heropening. We gaan volgende week dinsdag over het wetsvoorstel stemmen.

Staatssecretaris Teeven: Wellicht worden mevrouw Peters en mevrouw Van Toorenburg door mijn uitleg nog overtuigd om hun amendement in te trekken. Ik had eigenlijk gehoopt dat het argument van de onuitvoerbaarheid, dat het onmogelijk is om te doen wat in het amendement wordt gevraagd, voldoende zou zijn om dat te doen.

Volgens mij is er nu genoeg gewisseld over de argumenten en heb ik afdoende aangegeven waarom het amendement niet uitvoerbaar is.

Integrale verslag:
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten (31766),

(Zie vergadering van 14 februari 2012.)

De voorzitter:
De commissie heeft mij met de hand op het hart beloofd dat dit een korte behandeling zal zijn. Ik geef het woord aan de heer Verhoeven.

De algemene beraadslaging wordt heropend.

De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter. De conclusies van het vorige debat waren vrij duidelijk. Het CBO-systeem is in essentie goed, het toezicht moet worden versterkt en de vraag is vooral hoe. De staatssecretaris wilde niet verder gaan dan zijn eigen wetsvoorstel. Hij bleef ondanks aandringen van de Tweede Kamer tegen ex-ante-tarieventoezicht. De D66-fractie kwam met een amendement. De fracties van GroenLinks en CDA wilden ook scherper tarieventoezicht vooraf, maar kwamen in eerste instantie met een spookamendement en later met een amendement met vreemde trekjes. Het is een soort carnavalscommunisme. Aan het billijkheidscriterium wordt immers iets toegevoegd om cadeautjes uit te delen met andermans geld. Niet-commerciële organisaties zijn sympathiek, maar krijgen ook geen korting op bier of elektriciteit. Als zij die al krijgen, is dat niet aan de overheid, maar aan de verkopende partij. Over publiek geld mag de politiek dergelijke keuzes maken, maar niet over geld van auteurs, want die hebben het al niet zo breed.

De voorzitter:
Ik zie u lachen, maar u bent op dit moment de enige die het leuk vindt. Ik wil graag een beetje opschieten. Als je zulke teksten uitspreekt, kan ik voorspellen wat er gaat gebeuren.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik wil een vraag stellen, maar die mag retorisch zijn. Weet de heer Verhoeven nog wat wij vorige keer zeiden, namelijk hoe een man reageert als hij gepasseerd wordt en zeker op Internationale Vrouwendag?

Mevrouw Peters (GroenLinks):
Daaraan moet ik niet veel meer toevoegen. Grapjes waar je zelf om moet lachen, zijn vaak de grappigste.

De voorzitter:
Ik zou zeggen: don't push your luck.

De heer Verhoeven (D66):
De D66-fractie blijft bij het eigen amendement en beantwoordt graag alle vragen, maar kan de fracties van GroenLinks en CDA niet steunen.

Mevrouw Peters (GroenLinks):
Voorzitter. Collega Van Toorenburg en ik kregen een reactie van de staatssecretaris op ons amendement dat het ex-ante-toezicht op de tarieven van de staatssecretaris verbreedt. Marginaal, zeg ik er voor de heer Verhoeven bij. De staatssecretaris neemt er drie kantjes voor om het aannemen van dit amendement ten sterkste te ontraden. Ik hoorde in de wandelgangen zelfs dat hij dreigt de hele wet in te trekken als het amendement wordt aangenomen. Wat doet hem zo steigeren?

Ex-ante-toezicht zou de vrije prijsvorming verstoren. Merkwaardig, want de staatssecretaris introduceert ook zelf een ex ante toezicht. Merkwaardig, want in de auteursrechtenmarkt legt de overheid al allerlei tarieven op. Merkwaardig, omdat marktcorrectie in de vorm van stevig toezicht, zelfs volgens de meest geharnaste neoliberale economische theorieën, wordt bepleit als sprake is van monopolisten, zoals hier. Dan werkt het vrije prijsmechanisme niet.

Het zou onuitvoerbaar zijn. Raadselachtig, omdat de toetsingscriteria die wij stellen, dezelfde zijn als die welke de staatssecretaris aan de geschillencommissie voorlegt. En als het voor de geschillencommissie achteraf uitvoerbaar is, is het ook voor het college van toezicht vooraf uitvoerbaar.

De staatssecretaris zegt dat wij het beter aan zelfregulering kunnen overlaten. Hij doet de praktijk geweld aan. Juist op het punt van tariefdifferentiatie, maatwerk, beter rekening houden met aard, omvang en functionaliteit van het gebruik, is het overleg met de werkgroep-Pastors immers stukgelopen.

Dezer dagen zijn wij overspoeld door gebruikers die daarover klaagden. De cbo's gedragen zich als typische monopolisten. De kleine gebruiker en de grote brancheorganisatie: allemaal hebben ze er last van. Zeker voor niet-commerciële of kleine gebruikers is het moeilijk om zich daartegen te verweren. Dit tast het draagvlak voor de afdracht van auteursrechttarieven aan en daar is niemand bij gebaat. Niemand betwist het recht van makers op een billijke vergoeding, integendeel. Daarom zijn transparantie en een billijke tarifering zo belangrijk. Opvallend vond ik dat de cbo's tijdens een presentatie in Nieuwspoort deze week erkenden dat aard, omvang en functionaliteit belangrijke elementen van de tarifering behoren te zijn. Laat ze dat dan ook transparant aantonen en toepassen. En als ze het menen, valt van het toezicht niets te vrezen.

Mocht de Kamer zich onverhoopt door de staatssecretaris laten overtuigen en mocht voor een breder ex-ante-toezicht de tijd nog niet rijp zijn, dan wil ik bij de volgende motie een voorzichtiger variant voorleggen. Hij laat het beslismoment over verbreding van het toezicht samenvallen met de geplande evaluatie over drie jaar.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voor gebruik van auteursrechtelijk beschermd werk een billijke vergoeding dient te worden betaald;

constaterende dat collectief beheer van beschermde werken voor de inkomenspositie van veel makers en het gebruiksgemak van veel gebruikers onmisbaar is, maar dat dit onder druk staat door een gebrek aan transparantie, maatwerk en gelegenheid tot inspraak bij de tarifering en daardoor lijdt aan afnemend draagvlak in de samenleving;

constaterende dat collectieve beheersorganisaties aangeven bij de tarifering rekening te willen houden met aard, omvang en functionaliteit van het gebruik, maar dat het Pastorsoverleg met brancheorganisaties over meer maatwerk bij de tariefdifferentiatie is mislukt;

overwegende dat het beginsel dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld, de waarde van het gebruik van het werk in het economisch verkeer, waaronder begrepen de al dan niet commerciële aard en de omvang van het gebruik, en de wijze waarop rekening gehouden is met de belangen van de betalingsplichtigen goede indicatoren zijn voor billijkheid en maatwerk bij de tarifering;

constaterende dat het wetsvoorstel een ex ante buitensporigheidstoets op tariefstijgingen en een geschillencommissie introduceert;

verzoekt de regering, de aangekondigde evaluatie van de wet toezicht op de cbo's onafhankelijk te laten verrichten en daarbij te laten onderzoeken in hoeverre het met het voorliggende wetsvoorstel versterkte toezicht ertoe heeft bijgedragen dat billijkheid en maatwerk bij de tariefdifferentiatie zijn verbeterd, beter rekening wordt gehouden met de belangen van de betalingsplichtigen en de klachten over het functioneren van de cbo's zijn afgenomen;

verzoekt de regering tevens, bij uitblijven van significante verbetering van de huidige praktijk en na ommekomst van de evaluatie het ex ante toezicht op de tarifering uit te breiden opdat het draagvlak voor collectief beheer wordt versterkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Peters, Van Toorenburg, Smeets en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (31766).

De heer Taverne (VVD):
Ik heb met belangstelling geluisterd naar mevrouw Peters, die haar zeer kort en bondig geformuleerde motie voorlas. Naar ik begrijp, komt het niet vaak voor dat een debat wordt heropend omdat het voornamelijk is bedoeld voor het inbrengen van nieuwe, belangrijke informatie. Mag ik uit het indienen van deze motie opmaken dat mevrouw Peters voorziet dat het amendement-Peters/Van Toorenburg niet voldoende steun zal krijgen? Is het dan niet zuiverder als mevrouw Peters en mevrouw Van Toorenburg dat amendement intrekken?

Mevrouw Peters (GroenLinks):
Het wetsvoorstel en het amendement worden waarschijnlijk komende dinsdag in stemming gebracht. Ik hoop natuurlijk dat de VVD-fractie zich laat overtuigen en voor het amendement zal stemmen, zodat deze hele motie niet nodig zal zijn.

Ik merk overigens op dat er bij heropening van het debat nieuwe informatie kan zijn. Het kan ook zijn dat na sluiting van het debat een reactie is gegeven door een staatssecretaris op een amendement dat door de Kamer is ingediend en dat deze zulke fundamentele vragen oproept, waarop ik nu een reactie heb gegeven, dat heropening van het debat nodig is. Ik vind dat het argument van de staatssecretaris dat het hem juist om vrije prijsvorming te doen is, de fundamentele vraag oproept waar dit wetsvoorstel voor staat. Dat grijpt juist in op de vrije prijsvorming, ook volgens de plannen van de regering.

De voorzitter:
Dank u wel. We hadden een afspraak dat dit niet lang zou duren.

De heer Taverne (VVD):
Ik heb nog een korte afsluitende opmerking respectievelijk vraag aan mevrouw Peters. Alles overwegende wat zij naar voren brengt, zou dit toch het moment zijn dat de motie voldoende voorziet in het beantwoorden van de vragen die zij heeft. Daarmee lijkt het amendement mij overbodig.

Mevrouw Peters (GroenLinks):
Het lijkt mij prematuur om zulke conclusies te trekken. Ik moet de reactie van de staatssecretaris nog horen.

Staatssecretaris Teeven:
Voorzitter. Ik weet dat u het niet lang laat duren, maar het amendement is nog niet ingetrokken, dus ik moet toch een reactie geven op wat mevrouw Peters daarover heeft opgemerkt in haar termijn. Het is een bijzondere behandeling van het wetsvoorstel geworden, met spookamendementen en wandelgangenverhalen, maar daar kan ik niet zoveel mee. Ik zal mij baseren op wat er in de plenaire zaal is gezegd.

Ik denk niet dat ik op de korte mededeling van de heer Verhoeven in hoef te gaan. Hij heeft duidelijk gemaakt wat zijn positie was, maar dat had hij in de eerste twee termijnen ook al gedaan. Zonder in herhaling te vervallen is het misschien goed om te zeggen dat de onuitvoerbaarheid het grootste bezwaar is van de regering, zoals ook uit de brief bleek.

Daarbij zijn drie factoren doorslaggevend, maar uit de bijdrage van mevrouw Peters in derde termijn begrijp ik dat zij daarvan nog niet is overtuigd. Het eerste argument is de billijkheidstoetsing, die onlosmakelijk is verbonden met het concrete geval waarin tarifering moet plaatsvinden. Dat is inderdaad niet geschikt voor abstracte toetsing ex ante. Het wetsvoorstel heeft betrekking op buitensporigheid en in het amendement wordt voorgesteld om vooraf te toetsen op billijkheid. Dan krijg je vier soorten billijkheid waaraan je moet toetsen en dat wordt zeer moeilijk. Het tweede argument is dat het college de in het amendement gevraagde billijkheidstoetsing niet kan uitvoeren door het ontbreken van gegevens en een toetsingskader, zoals ik in de brief heb gemotiveerd. Het is echt onmogelijk om dat te doen. Het derde argument is dat het onverenigbaar is met de Europese en de internationale verplichtingen. Het vierde punt dat ik in herinnering wil roepen, is dat wij enorme tijdverlies zouden oplopen. Als het college iets moet doen wat het niet kan, zoals ik in de brief heb geschreven, zal dat heel veel tijdverlies geven. Dan worden ook alle goede dingen van het wetsvoorstel waarover het kabinet en de Kamer het eens zijn, een beetje teniet gedaan. Om die redenen heb ik gemeend de argumentatie in de brief zo te moeten omschrijven als ik heb gedaan.

Wellicht worden mevrouw Peters en mevrouw Van Toorenburg door mijn uitleg nog overtuigd om hun amendement in te trekken. Ik had eigenlijk gehoopt dat het argument van de onuitvoerbaarheid, dat het onmogelijk is om te doen wat in het amendement wordt gevraagd, voldoende zou zijn om dat te doen.

Volgens mij is er nu genoeg gewisseld over de argumenten en heb ik afdoende aangegeven waarom het amendement niet uitvoerbaar is.

Ik kom dan tot de bespreking van de motie. De regering gaat uiteraard niet over de constateringen van de indieners van een motie, maar ik heb wel moeite met de constatering in de motie dat het Pastors-overleg is mislukt. Ik denk dat dit veel te absoluut is. Je kunt zeggen dat niet het resultaat is behaald dat we allemaal hadden gewild, maar je kunt tegelijkertijd constateren dat er wel degelijk vooruitgang is geboekt. Dat is ook het standpunt van de regering.

Ik ga door naar het dictum van de motie. Ik heb een evaluatie aan de Kamer toegezegd. In die zin is datgene wat in de motie wordt gevraagd, niets nieuws. Ik ben dus ook bereid om aandacht te besteden aan de in de motie genoemde aspecten. Ik ben het eens met de indieners van de motie en met het brede gevoelen in de Kamer dat er wel wat te verbeteren is in deze sector. Daar heb ik ook goed naar geluisterd. Degenen die hier vandaag meeluisteren en ook de direct betrokkenen bij dit wetsvoorstel kennen ook het gevoelen van het parlement en de regering op dit punt. Dat betekent dat er de komende drie jaar dus ook heel veel zal moeten verbeteren.

Ik wil het oordeel over de motie graag aan de Kamer laten, maar ik ga er dan eigenlijk wel van uit dat het amendement op stuk nr. 21 wordt ingetrokken.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de heropening. We gaan volgende week dinsdag over het wetsvoorstel stemmen.

IEF 11018

Dood van de aanvrager van een merk

Gerecht EU 8 maart 2012, zaak T/298-10 (Arrieta D. Gross tegen OHMI/Toro Araneda) - dossier

Gemeenschapsmerkenrecht. Dood van de merkaanvrager. In de oppositieprocedure komt aanvrager van het beeldmerk BIODANZA houdster van het ouder Duits woordmerk BIODANZA tegen. De oppositieafdeling wijst de oppositie toe voor ee ndeel van de waren/diensten. De Kamer van Beroep wijst het beroep toe en wijst de oppositie in haar geheel af. De aangevoerde middelen: 1. er is ten onrechte geoordeeld dat er geen sprake van normaal gebruik van het ouder merk. 2. schending van regel 22 lid 2 Verordening 2868/95 omdat de kamer verzoekster niet heeft verzocht bewijsstukken te overleggen zoals volgens de aanwijzingen vereist was.

In citaten:

Dood van de aanvrager 38 In the light of all the above considerations, it must be concluded that a deceased person cannot be the proprietor of an application for registration of a Community trade mark. Furthermore, there is no provision in Regulation No 207/2009 that the death of the applicant for registration of a Community trade mark entails the expiry of that application. Such a conclusion would be contrary to the nature of the application for registration as an object of property and to the considerations set out in the previous paragraph.

Bewijs van gebruik, niet middels advertentie 64 In particular, the applicant lists in her application seven advertisements published in the German magazines Körper Geist und Seele Hamburg, Connection-Gesund Leben, Lebenswege Magazin, Frankfurter Ring and Die Kunst zu Leben. The Board of Appeal allegedly ignored these advertisements and referred exclusively, and incorrectly, to advertising documents distributed by the applicant herself, such as flyers and leaflets, for which there was no proof that they had actually been distributed to the relevant public.

Geen ontkenning van bewijs, maar geen bewijs van verspreiding 66 Contrary to what the applicant claims, therefore, the Board of Appeal did not ignore the existence of that type of advertising in the evidence of genuine use of the earlier trade mark. However, it follows from the contested decision that, in essence, the Board of Appeal considered that the production of copies of advertising that had appeared in magazines was not, in itself, sufficient to prove that that advertising had received significant distribution to the intended consumers.

IEF 11017

Kunst & IE-Recht

Van Abbemuseum Eindhoven, 5 april 2012 van 14.00 tot 17.15 uur, volledige uitnodiging.

Op donderdag 5 april 2012 organiseert deLex, uitgever van onder meer IE-Forum.nl, een interessante themamiddag op de scheidslijn van Intellectuele Eigendomsrechten en de wereld van de Kunst. Tijdens deze bijeenkomst brengen juridisch adviseur en raadsheer-plv. mr. René Klomp en advocaat mr. Marianne Korpershoek u op de hoogte van actuele ontwikkelingen in o.a. het intellectuele eigendomsrecht, valse kunst, volgrecht.

Het evenement zal geheel in stijl plaatsvinden in het Van Abbemuseum te Eindhoven. Aansluitend heeft u de gelegenheid na te borrelen en het museum te bezoeken tijdens de avondopenstelling.

Aanmelden hier

Hof Den Bosch (Duijssens/Broeren) IEF 10502
Auteursrecht op figuren op schilderijen / slaafse nabootsing. Over de bescherming van karakters.

Hof Den Bosch (Canvas-Transfer) IEF 10737
Middels een chemisch procedé wordt een afbeelding van kunstenaars als Matisse, Picasso en Miro van een poster (waarvoor licentie is betaald) overgezet op een canvasdrager. Auteursrechtelijk is dit niet toegestaan.

Kosten
Deelname per persoon € 325 (excl. BTW).
Sponsors van IE-Forum / ITenRecht / Reclameboek € 285 (excl. BTW).
Leden rechterlijke macht / wetenschappelijk personeel (fulltime) € 95 (excl. BTW).
Geen jurist? Stuurt u dan een email voor de speciale voorwaarden: dsterenborg@delex.nl.
Hierin zijn begrepen de kosten koffie, thee, documentatie, vrij bezoek Van Abbemuseum en de borrel.

IEF 11016

Op herhaling: AIPPI Zeist

Link

Op woensdag 14 maart 2012 zal AIPPI Symposium te Zeist plaatsvinden. Tijdens het symposium zullen inleidingen worden gehouden over uiteenlopende onderwerpen op het terrein van de intellectuele eigendom. Na iedere inleiding bestaat gelegenheid tot het stellen van vragen en het voeren van discussie.

Inschrijven: link
Waar: Theater Hotel Figi te Zeist
Wanneer: Woensdag 14 maart 2012, 9.30 - 17.30 uur
Kosten: € 195,- (geen btw)
PO-punten: 4 Inclusief: inclusief lunch en borrel na afloop.
Degenen die met de trein reizen, kunnen gebruik maken van de shuttle die voor aanvang en na afloop van het symposium z al rijden tussen Hotel Figi en NS station Zeist
Bijlage: pdf

Programma
09.30 uur Ontvangst
10.00 uur Opening door de voorzitter, drs. Koen Bijvank, VEREENIGDE
10.05 - 10.50 uur De toenemende invloed van het Europese Hof in het auteursrecht
Mevr. prof. mr. dr. Madeleine de Cock Buning, Universiteit Utrecht en Commissariaat voor de Media
10.50 - 11.35 uur Een rondje langs de (IE) buitenvelden
mr. Jan Pieter Hustinx,De Brauw Blackstone Westbroek
11.35 - 12.00 uur Koffiepauze
12.00 - 12.45 uur Aanhaken aan bekende merken, 3 jaar na L’Oreal / Bellure
mr. Joris van Manen, Hoyng Monegier
12.45 - 13.00 uur Uitreiking van de VIE prijs
Jury: voorzitter mr. Josine Fasseur- van Santen,Vice-President Gerechtshof Den Haag, prof. mr. Charles Gielen, Nauta Dutilh en Universiteit Groningen, dr. Jeroen den Hartog, Hoyng Monegier

13.00 - 14.00 uur Aperitief en lunch
14.00 - 15.45 uur
Debat I: Handhaving van een standaard-essentieel octrooi: FRAND-licentie of verbod?
Voorzitter mr. Bart van den Broek, Hoyng Monegier
Debater I mr. Gertjan Kuipers, De Brauw Blackstone Westbroek
Debater II mr. Klaas Bisschop, HoganLovells

Debat II: De aansprakelijkheid van veilingsites.
Voorzitter mr. Ernst Numann, Hoge Raad der Nederlanden
Debater I mr. Remy Chavannes, Brinkhof
Debater II prof. dr. Martin Senftleben, Bird & Bird en Vrije Universiteit Amsterdam

Debat III: Bescherming van vormen door het merkenrecht.
Voorzitter prof. mr. Charles Gielen, Nauta Dutilh en Universiteit Groningen
Debater I mr. Arnout Groen, Hofhuis Alkema Groen
Debater II mevr. mr. Marlous Stal-Hilders, Nederlandsch Octrooibureau

15.45 - 16.15 uur Koffiepauze
16.15 - 17.00 uur Plenaire samenvatting van de debatten door de voorzitters
17.00 uur Sluiting door de voorzitter en aansluitend borrel

Klik voor de folder hier (pdf) en om in te schrijven hier.

IEF 11015

Een serie pocketboekjes

Rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad 22 september 2011, LJN BV6714 (BCM Academy B.V. tegen gedaagde)

Auteursrecht. Werkgeversauteursrecht. Tussen partijen heeft een arbeidsovereenkomst bestaan op grond waarvan [gedaagde] de functie van 'Principal Educational Services' heeft bekleed. Hieraan is later een relatiebeding toegevoegd. BCM vordert dat gedaagde staakt met de uitgave van het pocketboek Practice makes Perfect, testen in het business continuity management-proces. Het is echter niet aannemelijk dat de gedaagde (verantwoordelijk voor training, opleiding en consultancywerkzaamheden) opdracht heeft gekregen teksten te schrijven. Noch is het bestaan van een uitdrukkelijke opdracht niet vast komen te staan. Gedaagde heeft daarom de auteursrechten en hoeft de digitale bestanden niet af te geven.

Auteursrecht pocketboek
4.6.  Ter onderbouwing van haar vorderingen sub II tot en met V stelt BCM dat haar op grond van artikel 7 Auteurswet het auteursrecht van het pocketboek toekomt. Daartoe voert BCM aan dat het idee van het boek van BCM afkomstig is en dat BCM [gedaagde] opdracht heeft gegeven om dit boek ten tijde van zijn dienstverband bij BCM te schrijven in het kader van een serie pocketboekjes waarvan er reeds twee waren verschenen. [Uit pagina 2 van het overgelegde concept volgt dat het een derde deel in een reeks van drie gaat. Zie opmerking onder 4.7.]

 

4.10.  [gedaagde] was werkzaam in de functie van Principal Educational Services. Ter mondelinge behandeling heeft BCM verklaard dat [gedaagde] verantwoordelijk was voor training en opleiding en dat [gedaagde] daarnaast consultancywerkzaamheden verrichtte. Gezien deze toelichting, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat het vervaardigen van teksten voor een pocketboek tot de functie van [gedaagde] behoorde. Weliswaar heeft BCM gesteld dat zij [gedaagde] opdracht heeft gegeven de teksten te schrijven, maar gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] is het bestaan van een uitdrukkelijke opdracht niet komen vast te staan. De voorzieningenrechter is van oordeel dat geen sprake is van een auteursrecht van BCM op de teksten van het pocketboek, zodat de vorderingen sub II tot en met V zullen worden afgewezen.

Afgifte digitale bestanden en overige bescheiden
4.12.  [gedaagde] stelt dat hij de vaststellingsovereenkomst ten aanzien van de verplichting tot afgifte van digitale bestanden en overige bescheiden is nagekomen. Daartoe voert hij aan dat hij op 27 november 2010 alle eigendommen van BCM heeft overgedragen. [gedaagde] heeft op 1 december 2010 een inventarislijst van alle ingeleverde zaken opgesteld en aan BCM toegezonden. Van de conceptteksten van het pocketboek stelt [gedaagde] dat hem het auteursrecht toekomt, zodat hij deze niet aan BCM behoeft af te geven.

[gedaagde] stelt ten slotte dat BCM haar vordering onvoldoende heeft gespecificeerd. Buiten de concepttekst voor het pocketboek is onduidelijk welke bestanden [gedaagde] nog aan BCM zou moeten overdragen, zodat het voor [gedaagde] onmogelijk is aan deze vordering te voldoen.

IEF 11014

Ingeschreven en voornemens zich uit te schrijven

Rechtbank 's-Gravenhage 7 maart 2012, HA ZA 11-2350 (X tegen K.M.I. Movies)

Auteursrecht. Film. Zekerheidsstelling. X vordert staking van inbreuk op auteursrecht toebehorend aan de producent van de film 'Blue'. X stelt dat de producent hem heeft gevolmachtigd om in eigen naam op te treden. Artikel 224 lid 1 Rv bepaalt dat een partij zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland op vordering van de wederpartij verplicht is zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan hij zou kunnen worden veroordeeld, tenzij er sprake is van één van de uitzonderingen zoals vermeld in artikel 224 lid 2 aanhef en onder a tot en met d Rv. X heeft GBA-uittreksel overlegd en dient geen zekerheid te stellen. Echter X zou eerder op een kennelijk onbekend adres zijn ingeschreven en dient om die reden al veroordeeld te worden in de nodeloos veroorzaakte proceskosten in dit incident. Deze beslissing wordt aangehouden.

In citaten:

4.2. Nu X een GBA-uittreksel heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij sinds 27 oktober 2011 woonachtig is in gemeente Zoetermeer, Nederland, valt op grond van wat thans voorligt niet in te zien waarom X aangemerkt zou moeten worden als een partij zonder woon- of gewone verblijfplaats in Nederland.

4.3. Zelfs als de rechtbank zou aannemen dat X, zoals A c.s. heeft betoogd, zich enkel met het oog op de conclusie van antwoord in het incident heeft ingeschreven en voornemens is zich uit te schrijven bij de eerstvolgende gelegenheid, is dit gezien de vereisten van artikel 224 Rv geen aanleiding de vordering tot zekerheidsstelling toe te wijzen. X heeft zijn stelling dat hij woonachtig is in Nederland met overlegging van het GBA-uittreksel afdoende onderbouwd en A c.s. heeft niet gemotiveerd betwist dat X thans daadwerkelijk op het in de GBA opgegeven adres woont, zodat artikel 224 Rv. geen basis kan zijn voor de gevorderde zekerheidstelling.

4.6. Gelet op de zeer recente inschrijving van X in de gemeente Zoetermeer en nu uit die inschrijving blijkt dat X zich al op 7 april 2010 in Nederland heeft gevestigd op een kennelijk onbekend adres, moet worden geoordeeld dat X zelf aanleiding heeft gegeven tot de incidentele vorderingen van A c.s. Om die reden dient X te worden veroordeeld in de nodeloos veroorzaakte proceskosten van dit incident. A c.s. maakt kennelijk aanspraak op een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 1019h Rv. De beslissing omtrent de proceskosten van het incident zal daarom worden aanhouden tot de beslissing in de hoofdzaak