IEF 22183
8 augustus 2024
Artikel

Inschrijving geopend Mr. S.K.Martens Academie 2024-2025

 
IEF 22180
8 augustus 2024
Uitspraak

Babyvoeding van Nutricia komt niet in aanmerking voor octrooi

 
IEF 22179
8 augustus 2024
Uitspraak

Procureur-generaal Hoge Raad over de gevolgen van vernietiging op verbeurde dwangsommen in IT-zaak

 
IEF 10084

Niet onnodig grievend

Rechtbank Amsterdam 17 augustus 2011 LJN BT1907 (P. tegen SBS Broadcasting B.V.)

Met dank aan Josine van den Berg, Klos, Morel, Vos & Schaap.

Mediarecht. Onrechtmatige daad. P. betoogt de dochter van Michael Jackson te zijn. Programma op televisie van SBS treft P. in twijfel en oppert dat er sprake is van financieel belang of psychische aandoening. Nu P. zelf openbaarheid heeft gezocht, staat het SBS vrij om item hieraan te wijden. Geen sprake van onrechtmatige daad want uitlatingen zijn niet onnodig grievend en betrekkelijk zakelijk van toon. Vorderingen tot schadevergoeding worden afgewezen.

4.5 P heeft zelf - door het plaatsen van haar meningen op een voor derden toegankelijke website - de openbaarheid gezocht. Ook staat vast dat SBS haar voor en na de uitzending van het item de mogelijkheid heeft gegeven om te reageren. Dat P. daarvan heeft afgezien, brengt niet met zich dat SBS zich reeds daarom diende te onthouden van uitzending van het item.


4.7 (..) wordt geopperd dat een financieel belang of een psychische aandoening mogelijk ten grondslag ligt aan haar mening, kan door P. zelf als kwetsend worden ervaren, maar is naar het oordeel van de rechtbank niet als onrechtmatig aan te merken. Daarbij betrekt de rechtbank dat de uitlatingen van de Bruijn niet onnodig grievend zijn geformuleerd en betrekkelijk zakelijk van toon (...)

Lees het vonnis hier (pdf, LJN en opgeschoonde pdf).

IEF 10083

Slim 'n Fit corrigeert

Rechtbank 's-Gravenhage 20 juli 2011 HA ZA 09-1922 (Thane Direct Company en Thane International Inc. tegen Robba B.V.)

Merkenrecht. Auteursrecht. Thane is merkhouder van het Benelux woord-/beeldmerk Slim 'n Lift en van Gemeenschapswoordmerk Orbitrek. Robba heeft eigen figuurcorrigerende onderkleding onder de naam Slim 'n Lift Supreme Body Suit aangeboden, met gebruik van een foto afkomstig van de website van Thane en fitnessapparatuur onder de naam Orbitrac. Sprake van merkinbreuk op beide merken van Thane. Verbod inbreuk op auteursrecht foto toewijsbaar. Vordering winstafdracht afgewezen. Schadevergoeding kan niet worden aangenomen, Thane krijgt twee weken om schade te onderbouwen. Houdt beslissing aan.

4.11. Het beroep van Robba op het beschrijvend gebruik van de tekens ‘Slim ’n Lift Supreme Body Suit’ kan alleen stand houden als sprake is van eerlijk gebruik van de tekens in de handel (artikel 2.23 lid 1 BVIE). In dit verband is van belang dat, naar Thane stelt, bewust is getracht het publiek te verwarren door het gebruik van de tekens te combineren met de van de website van Thane afkomstige foto. Robba heeft hiertegen ingebracht dat de foto wellicht op de website is blijven staan nadat de distributieovereenkomst tussen Thane en Tel Sell B.V. was beëindigd in verband met verkoop van nog aanwezige voorraden van Thane afkomstige producten. Thane heeft dit weerlegd door er op te wijzen dat het model van de op de foto getoonde onderkleding, de ‘Slim ’n Lift Silhouette Supreme’, nog in ontwikkeling was op het moment dat de distributieovereenkomst werd beëindigd. Dit laatste is door Robba niet weersproken. Onder deze omstandigheden moet het ervoor worden gehouden dat met het gebruik van de tekens ‘Slim ’n Lift Supreme Body Suit’ en de foto bewust is aangehaakt bij het merk van Thane. Dit is niet in overeenstemming met het vereiste van een eerlijk gebruik van de tekens in de handel. Dit handelen komt voor rekening van Robba ook al zou zij, zoals zij aanvoert, ten tijde van de inbreuk niet op de hoogte zijn geweest van het gebruik van de tekens en de foto op de van Tel Sell overgenomen website.

4.12. Gezien het voorgaande vormt het gebruik van de tekens ‘Slim ’n Lift Supreme Body Suit’ merkinbreuk zoals bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE.

4.13. Niet bestreden is dat de foto zonder toestemming van Thane op de website van Robba is geplaatst. Robba betwist echter dat de foto een auteursrechtelijk beschermd werk is. Zij meent dat een productfoto als deze een technisch karakter heeft waarbij het persoonlijk stempel van de maker ontbreekt. Aanvankelijk heeft Robba daarnaast bestreden dat, indien sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk, het auteursrecht bij Thane Direct zou berusten, maar dat verweer heeft zij bij pleidooi mondeling laten varen.

4.21. Indien er van wordt uitgegaan dat Robba bewust heeft getracht te profiteren van het merk van Thane, dan neemt dat niet weg dat zij op hiervoor verworpen, maar niet als kansloos te achten gronden heeft kunnen menen dat geen sprake is van verwarringsgevaar. In die situatie is aan de voor toewijzing van winstafdracht vereiste kwade trouw, zoals dit door het Benelux Gerechtshof is uitgelegd, niet voldaan. Deze vordering moet worden afgewezen.

Lees het vonnis hier (pdf).

IEF 10081

Groepsaansprakelijkheid

Rechtbank Rotterdam 10 augustus 2011, LJN BR6484 (Kamer van Koophandel tegen Kantoor voor Klanten BVBA c.s.)

Met dank aan Olaf van Haperen, Kneppelhout & Korthals N.V.

In navolging van IEF 8951. Auteursrecht. Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Onrechtmatige daad schijnfacturen. In het tussenvonnis had de rechtbank al inbreuk op de IE-rechten vastgesteld en hoofdelijke aansprakelijkheid van de natuurlijke personen achter de rechtspersonen. Het eindvonnis geeft bevel om inbreuk op IE-rechten te staken en handelsnaam in register door te halen. Dwangsom van toepassing.

Commentaar van Olaf van Haperen: "Op zich niet zo heel veel schokkends nu in het reeds eerder gepubliceerde tussenvonnis alle IE-rechtelijke vraagstukken reeds werden beoordeeld. Ondanks uitgebreid verweer na tussenvonnis is er ook door de rechtbank niet teruggekomen in haar voornemens om tot vaststelling van inbreuk en hoofdelijke aansprakelijkheid over te gaan. Bijzonder blijft natuurlijk dat de rechtbank over is gegaan tot het vaststellen van groepsaansprakelijkheid en daarom alle betrokkenen (hoofdelijk) zelfs de eenmanszaak/websitebouwer heeft veroordeeld tot het betalen van alle schade en kosten. Dat enkele nog over te dragen domeinnamen inmiddels al waren vrijgevallen mag gezien de termijn waarop dit eindvonnis is gewezen niet verbazen ...."

Lees het vonnis hier (pdf/ zuivere pdf / LJN).

IEF 10080

WE wint niet van W

BBIE 25 juli 2011, oppositienr. 2004071 (WE Brand S.a.r.l. tegen Martha E.A. Wesenhagen)
 
Merkenrecht. Oppositie o.g.v. ouder woordmerk WE tegen woord-/beeldmerk W. Oppositiebeslissing. Afgewezen. Merk wordt wel ingeschreven voor alle waren waarvoor het is aangevraagd, te weten Kl. 14 (edele metalen etc.), Kl. 20 (Meubelen, spiegels, lijsten) en Kl. 25 (Kledingstukken, schoeisel, hoofddeksels). Merk en teken stemmen noch auditief, noch visueel, noch conceptueel overeen. Geen vergelijking van waren en diensten want geen sprake van verwarringsgevaar omdat er geen overeenstemming is tussen de tekens.

35. Het ingeroepen recht is een zuiver woordmerk, bestaande uit één woord van twee letters. Het betwiste teken is een gecombineerd woord-/beeldmerk, bestaande uit één witte letter tegen een zwarte achtergrond, in een wit omrande cirkel geplaatst; dit geheel bevindt zich in een zwart vierkant.

36. Het ingeroepen recht is in het Nederlands en het Engels een persoonlijk voornaamwoord met de betekenis WIJ, en zal ten minste door een deel van het in aanmerking komend publiek als dusdanig worden opgevat. Noch de letter van het betwiste teken, noch de figuratieve elementen, noch de combinatie daarvan hebben een betekenis. In begripsmatig opzicht zijn de tekens dus verschillend.

37. Het ingeroepen recht zal hetzij op zijn Nederlands worden uitgesproken als [w ], hetzij op zijn Engels als [wi:] (Van Dale, Groot woordenboek Engels-Nederlands, 2de druk). Het betwiste teken wordt als letter uitgesproken, naargelang de taal van de spreker als [wee] (Nederlands], [dubl ve] (Frans, Van Dale, Groot woordenboek Frans-Nederlands, 3de druk), [‘d blju:] (Engels, Van Dale) of [v e] (Duits, Van Dale, Groot woordenboek Duits-Nederlands, 3de druk). Geen van deze uitspraakmogelijkheden stemt overeen met deze van het ingeroepen recht, zodat de tekens op auditief vlak verschillend zijn.

38. Visueel valt op dat het om erg korte tekens gaat, van respectievelijk twee en één letter(s), waardoor verschillen eerder in het oog springen. Ook het beginsel dat de consument in het algemeen meer belang hecht aan het eerste deel van een teken (zie in deze zin GEU, Mundicor, T-183/02 en T- 184/02, 17 maart 2004) speelt in dit geval geen rol. De hoofdreden waarom het eerste deel opvalt, is namelijk gelegen in het feit dat het publiek een teken van links naar rechts waarneemt. In het voorliggende geval zijn de tekens echter dusdanig kort, dat ze in één keer als een geheel worden waargenomen (zie ook BBIE, maxxam, oppositiebeslissing 2003445, 29 april 2010). Daarenboven bevat het betwiste teken nog enkele figuratieve elementen die, hoe sober ook, in geen enkel opzicht overeenstemmen met het ingeroepen recht. De tekens stemmen visueel dan ook niet overeen.

Lees de beslissing hier (link).
BVIE

IEF 10078

Kwaliteit gegronde reden tegen uitputting

Rechtbank 's-Gravenhage 15 augustus 2011, KG ZA 11-797 (PPG Coatings Nederland B.V. tegen VOF De Verfkampioen Maastricht c.s.)

Met dank aan Armand Killan, Bird & Bird LLP.

Merkenrecht. De Verfkampioen verkoopt zelf gemengde kleurenverf bestaande uit nieuwe SIGMA basisverf en oude SIGMA kleurenpasta's in een blik met het Gemeenschapsmerk SIGMA. PPG vordert verbod op gebruik van haar Gemeenschapsmerk voor verf die niet volgens het door haar voorgeschreven procédé is vervaardigd. Beroep op uitputting faalt, want PPG heeft geen controle meer op de kwaliteit van het product. Vordering wordt toegewezen. Bij overtreding is dwangsom van toepassing.

4.8 Naar voorlopig oordeel heeft PPG terecht aangevoerd dat zij gegronde redenen in de zin van artikel 13 GMVo heeft om zich te verzetten tegen dat gebruik van haar Gemeenschapsmerken omdat de Verfkampioen door toevoeging van de kleurenpasta de toestand van de basisverf wijzigt. Die wijziging is een gegronde reden voor verzet omdat het impliceert dat PPG niet meer de volledige controle heeft over de kwaliteit van de verf die onder de Gemeenschapsmerken op de markt wordt gebracht. Dat botst met de wezenlijke functie van die merken omdat de consument er niet meer van kan uitgaan dat alle van het Gemeenschapsmerk voorziene verf is vervaardigd onder controle van een en dezelfde onderneming die verantwoordelijk kan worden gehouden voor de kwaliteit van de verf (HvJ EG 11 november 1997, LJN AC2231, Loendersloot).

Lees het vonnis hier (pdf)

IEF 10077

Pak gesjoemel met spookfacturen aan

Bas Kist, 'Pak gesjoemel met spookfacturen aan', Financieele Dagblad 15 augustus 2011

Met dank aan Bas Kist, Chiever.

Louche organisaties maken misbruik van openbaar Merkenregister en sturen gepeperde fakerekeningen.

De overheid moet de aanpak van spookfacturen en acquisitiefraude niet aan de markt overlaten. De enige manier om deze kwalijke praktijken de nek om te draaien, is ze expliciet strafbaar stellen. Wat dat betreft kunnen we een voorbeeld nemen aan de Belgen.

Het probleem van spookfacturen en acquisitiefraude begint voor het Nederlandse bedrijfsleven langzamerhand de spuigaten uit te lopen. Een groep bedrijven die extreme hinder ondervindt van spookfacturen, zijn de merkhouders. Louche organisaties maken al jaren misbruik van het feit dat het Merkenregister openbaar is. Meteen na publicatie van een nieuw merk sturen zij de deposant een officieel ogende factuur van rond €1500 voor opname in een niet-bestaand register. Wie betaalt is zijn geld kwijt.

Hoewel er geen cijfers bekend zijn van de aantallen betalingen, laat een vergelijkbare zaak uit de VS zien dat de schade enorm kan zijn. Op 10 november 2010 deed een rechtbank in Florida uitspraak in een zaak voor een vergrijp zoals hierboven beschreven. De bedrieger bleek in minder dan één jaar tijd via 1411 facturen een bedrag van ruim $2,5 mln geïncasseerd te hebben.

In het verleden zijn - in Nederland - met succes verschillende civiele procedures aangespannen tegen individuele 'merkregistratiefraudeurs' en werden de spookfacturen verboden. Echter, toch heeft dit het probleem niet opgelost. Na een paar maanden dook dezelfde fraudeur onder een andere naam weer op om zijn kwalijke praktijken voort te zetten. En ondertussen breidde het aantal 'aanbieders' in deze 'branche' zich alleen maar verder uit.

Lees verder hier (pdf).

IEF 10076

Geen inmenging toegestaan

Vzr. Rechtbank 's-Hertogenbosch 15 augustus 2011 LJN BR4974 (Unie van Katholieke Bonden van Ouderen tegen Katholieke Bonden van Ouderen in Noord-Brabant)

Met gelijktijdige dank aan Marjan Koelemeijer en Rob Hendriks, BANNING advocaten.

In navolging van Vzr. Rechtbank 's-Hertogenbosch 24 december 2010 LJN BR4964 (Katholieke Bond van Ouderen in Noord-Brabant tegen Unie van Katholieke Bonden van Ouderen) en IEF 9297. IE-aspecten. Waarbij in laatstgenoemde alle vorderingen met betrekking tot IE-rechten werden aangehouden. In het vonnis van 24 december besloot de rechter dat KBO Brabant de eerste zes maanden geen bemoeienis van de Unie hoeft te dulden. Bij overtreding door Unie moet een dwangsom worden betaald.

5.22.  De door KBO Brabant gevorderde periode van een jaar wordt (vooralsnog) beperkt tot zes maanden, aangezien de verdere ontwikkelingen moeten worden afgewacht en de voorzieningenrechter verdergaande ordemaatregelen thans niet strikt geboden acht. Er moet ooit een moment komen dat de losmaking voltooid moet worden geacht. Bij de keuze van deze termijn heeft de voorzieningenrechter zich laten inspireren door de treffende vergelijking die Unie KBO heeft gemaakt tussen het onderhavige conflict en een echtscheiding. Ook bij verbroken relaties moeten regelmatig voorzieningen worden getroffen, waarbij het karakter van ordemaatregel veelal prevaleert boven de exacte onderliggende juridische positie van beide partijen. Dit biedt tevens aanknopingspunten voor een in het recht redelijk geachte termijn. Een contact/straatverbod wordt in de praktijk veelal opgelegd voor de duur van zes maanden en het “voortgezet gebruik van de echtelijke woning en inboedel” (art. 1:165 BW) geldt ook gedurende zes maanden. Ofwel: KBO Brabant krijgt de eerste zes maanden na de scheiding op 1 januari 2011 “haar” Noord-Brabant voor zich alleen en hoeft geen bemoeienis van haar “aanstaande ex” Unie KBO te dulden.

In het vonnis van 15 augustus oordeelt de voorzieningenrechter dat slechts twee van de tien overtredingen door de Unie stand houden. Veroordeelt KBO Brabant tot terugbetaling van de acht ten onrechte geïnde dwangsommen.

4.15. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat twee van de tien beweerdelijke overtredingen stand houden en dat de overige acht naar het oordeel van de rechter op basis van de thans beschikbare informatie onvoldoende aannemelijk zijn. Dat betekent dat KBO Brabant ten onrechte acht keer een dwangsom van Unie KBO heeft geïnd. Die bedragen zal KBO Brabant moeten terugbetalen. De vordering tot terugbetaling van reeds geïnde dwangsommen zal daarom worden toegewezen voor een bedrag van € 80.000,00. Voor matiging van de twee wel verbeurde dwangsommen bestaat onvoldoende grond. De kosten van € 87,41 blijven voor rekening van Unie KBO, want deze zijn ook gemaakt voor de tenuitvoerlegging voorzover deze wel terecht was.

Lees het vonnis van 24 december 2010 hier.
Lees het vonnis van 15 augustus 2011 hier.

IEF 10075

Toestemming uitgever niet voldoende

Rechtbank Alkmaar 3 augustus 2011, LJN BR4987 (eiser tegen SILK SCREEN HOLLAND B.V.)

Met gelijktijdige dank aan Marcel de Zwaam, Bremer & De Zwaan advocaten.

Auteursrecht. Silk Screen publiceert boek 'Zeefdruk' van eiser op website zonder toestemming van eiser, maar met toestemming van uitgever. Eiser heeft zijn exclusieve rechten niet aan uitgever overgedragen dus schending van auteursrecht door Silk Screen. Dat Silk Screen na verzoek van eiser boek van website heeft gehaald is niet van invloed op de vraag of zorgvuldig is gehandeld. Rechtbank veroordeelt Silk Screen tot betaling schadevergoeding.

In het boek staat Bürhmann als uitgever vermeld en bij de copyright-notice staat Bürhmann vermeld. Verder is daarin opgenomen dat voor openbaarmaking of verveelvoudiging schriftelijke toestemming van de uitgever is vereist. De naam van [eiser]] staat op de titelpagina van het boek en achterin na de epiloog vermeld. Het betoog van Silk Screen dat zij in het licht van deze omstandigheden ervan uit mocht gaan dat Bührmann de auteursrechthebbende is, kan niet worden gevolgd. De loutere vermelding van een rechtspersoon als uitgever is niet te beschouwen als aanduiding van het makerschap. Ook de copyright-notice kan niet worden aangemerkt als een vermoeden dat de auteursrechten bij Bührmann rusten. Een en ander geldt temeer nu de naam van [eiser]] op twee plaatsen in het boek is vermeld, die gebruikelijk zijn voor de aanduiding van de naam van de auteur. Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank er in het navolgende van uit gaat dat [eiser]] de auteursrechthebbende is op het boek. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat niet gebleken is dat [eiser]] zijn exclusieve rechten zou hebben overgedragen aan bijvoorbeeld Walburg of Bührmann, zoals bedoeld in artikel 2 Aw.

(...)

Uitgangspunt is dat het op de weg van Silk Screen ligt om aannemelijk te maken dat zij zodanig zorgvuldig heeft gehandeld dat de schending van de auteursrechten van [eiser]] haar niet kan worden toegerekend.
In het boek staat vermeld dat voor verveelvoudiging of openbaarmaking van het boek de schriftelijke toestemming van Bührmann is vereist. Vast staat dat Silk Screen toestemming heeft verzocht en mondeling heeft verkregen, van de zeefdrukafdeling van Bührmann. Partijen twisten over de vraag of degene die die toestemming namens Bührmann gaf, daartoe bevoegd was.

De rechtbank constateert dat Silk Screen de toestemming niet schriftelijk heeft verkregen. Dit is niet in overeenstemming met het voorschrift dat vermeld staat in de copyright-notice. Bovendien heeft Silk Screen zelf in haar conclusie van antwoord en ter comparitie betoogd dat het boek bestemd was voor de promotie van Bührmann en dat aan Bührmann een impliciete exclusieve licentie zal zijn verstrekt om de tekst in elke denkbare vorm voor dat doel te gebruiken. Silk Screen heeft niet aangevoerd dat het gebruik van het boek op haar website binnen dit doel valt, zodat uit dit betoog van Silk Screen volgt dat ook volgens Silk Screen zelf Bührmann niet gerechtigd was om rechten aan haar te verstrekken.

Reeds op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat Silk Screen onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld en dat haar verweer dat de schending van de auteursrechten haar niet kan worden toegerekend faalt. De vraag of hiermee op Silk Screen een onderzoeksplicht wordt gelegd, zoals Silk Screen betoogt, komt in het geheel niet aan de orde. Het feit dat Silk Screen - nadat [eiser]] haar wees op de inbreuk - het boek direct heeft verwijderd van haar website heeft geen invloed op de beantwoording van de vraag of destijds zorgvuldig is gehandeld, zodat ook dit verweer van Silk Screen niet op gaat.

Met de constatering dat Silk Screen de auteursrechten van [eiser]] heeft geschonden en dat deze schending haar kan worden toegerekend, komt de beoordeling van de door [eiser]] gevorderde schadevergoeding aan de orde. Silk Screen heeft gemotiveerd betwist dat [eiser]] enige schade heeft geleden.

Lees het gehele vonnis hier (pdf / link)

IEF 10074

RE: Het ultieme bewijs

 Ingezonden bericht van Wouter Rutten, Hoofd Communicatie, De brancheorganisatie van de entertainmentindustrie.

Op ie-forum.nl staat een link naar de het artikel 'het ultieme bewijs: downloaders zijn betalers' op de site van BOF. Het is echter maar de vraag wat de grafieken van Hadopi 'bewijzen' en wat er dan 'ultiem' aan is. Dat downloaders van film, muziek en/of andere content houden is al eerder bewezen. Immers, als ze er niet van hielden zouden ze het ook niet consumeren. Niet uit legale bron maar ook niet uit illegale. Er is dus hooguit sprake van een correlatie, zoals Robert Levine in zijn boek 'Free Ride' ook concludeert. Als dit het 'ultieme bewijs' is dat downloaders de beste klanten zijn en dat dáárom niet opgetreden moet worden tegen downloaden uit illegale bron, verwijs ik graag naar het  rapport 'feiten om te delen' van Considerati, bladzijde 80.

'Uit een aantal onderzoeken, onder andere van Zentner (2006), Anderssen en Frenz (2008), Magid Associates (2009), Huygen et al. (2009) en de BI Norwegian School of Management (2009) komt het beeld naar voren dat downloaders meer digitale content kopen dan niet downloaders. Zo concludeerde BI Norwegian School of Management dat downloaders tot wel 10 keer meer uitgeven aan muziek dan niet downloaders.223 Uit onderzoek van Frank Magid Associates in opdracht van Vuze (een leverancier van  BitTorrent applicaties) kwam naar voren dat gebruikers van Vuze in vergelijking met een dwarsdoorsnede van de internetpopulatie ongeveer een kwart meer DVD's kochten. Huygen et al. (2009) deden onderzoek onder Nederlandse consumenten en concludeerden dat downloaden en kopen hand in hand gaan. In vergelijking met niet downloadende consumenten, kopen downloaders volgens Huygen et al. (2009) zelfs meer entertainment producten. Dit betekent dat 'de downloader' niet per definitie weigert om entertainment- producten te kopen, in tegendeel, een deel van de downloaders blijkt bovengemiddeld betrokken bij (digitaal) entertainment.

Toch moeten we oppassen met het trekken van conclusies over de relatie tussen legale contentconsumptie en downloadgedrag. Een rechtstreeks, positief verband tussen downloaden en legale verkopen is namelijk niet direct aannemelijk omdat er waarschijnlijk sprake is van 'sample bias': downloaders zullen over het algemeen een grotere affiniteit met muziek en/of films hebben dan de gemiddelde (internet)populatie. Het is dan ook zeer waarschijnlijk dat iemand met een bovengemiddelde interesse voor muziek, films of games naast het illegale aanbod waarschijnlijk ook meer gebruik maakt van het legale aanbod. Een dergelijk beeld komt ook naar voren uit de doelgroepsegmentatie van UK Music (2011). Deze groep 'koopgrage downloaders' komt grotendeels overeen met de doelgroep 'music obsessives'.

IEF 10073

Internet Scriptieprijs 2011

Persbericht Dit jaar organiseren advocatenkantoor Brinkhof en internet provider XS4ALL de vijfde editie van de Internet Scriptieprijs voor de beste juridische masterscriptie op het gebied van internet en recht. Met de Internet Scriptieprijs willen Brinkhof en XS4ALL rechtenstudenten uitdagen zich te specialiseren in dit rechtsgebied van de toekomst.

De prijs bestaat uit een geldbedrag van 1500 euro, een mobiel internetabonnement van XS4ALL én publicatie van de scriptie op de website www.internetscriptieprijs.nl (binnenkort vernieuwd).

Scripties kunnen tot 15 september 2011 worden gestuurd naar inzending@internetscriptieprijs.nl. De uitreiking van de prijs vindt ook dit jaar plaats op een juridisch symposium op donderdag 13 oktober 2011 in Felix Meritis in Amsterdam, waar o.a. de inzenders van de drie beste scripties de gelegenheid zullen krijgen om hun scriptie toe te lichten.