IEF 22202
23 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op 4 september

 
IEF 22201
22 augustus 2024
Uitspraak

Beroep op uitputting mislukt: verkoop van inbreukmakende (namaak)sjaals moet worden gestaakt

 
IEF 22196
22 augustus 2024
Uitspraak

Orchid Gardens maakt geen inbreuk op de octrooirechten van HE Licenties

 
IEF 9426

Een complexe tariefstructuur

Rechtbank Amsterdam, 18 februari 2011, KG ZA 11-105 WT/MV, Binckbank N.V. tegen Lynx B.V. (met dank aan Otto Volgenant, Kennedy Van der Laan)

Reclamerecht. Vergelijkingstabel beleggingstarieven. Binckbank (o.a. Alex) stelt dat de vergelijkingstabel van concurrent Lynx niet voldoet aan de eisen die worden gesteld aan vergelijkende reclame. Het niet verwerken of vermelden van de kortingen van Binckbank en Alex in de tabel van Lynx wordt voorshands misleidend en in strijd met de Wet op het Financieel Toezicht geacht. Vorderingen gedeeltelijk toegewezen. Compensatie proceskosten, aangezien partijen over en weer gedeeltelijk in het (on)gelijk worden gesteld .

4.5. Dat het bij vergelijkende reclame niet is toegestaan om belangrijke informatie over de eigen onderneming of die van de concurrent onjuist te vermelden of weg te laten, geldt temeer indien sprake is van een complexe tariefstructuur. De tariefstructuur bij online beleggen is complex. (…) Daar staat tegenover dat het product online beleggen niet meer zo nieuw is als in 2008, toen tussen partijen een soortgelijk geschil aanhangig was bij de voorzieningenechter van deze rechtbank. Uit verschillende in het geding gebrachte producties (…) blijkt dat consumenten door meerdere (min of meer) onafhankelijke organisaties goed worden voorgelicht over (onder meer) de kostenstructuur van het online beleggen.

4.7. Uitgangspunt is -zoals hiervoor onder 4.2 overwogen -dat een weglating in vergelijkende reclame misleidend is indien een aanzienlijk deel van de consumenten hierdoor in zijn keuze voor het aangeboden product wordt beïnvloed. Welk percentage van de online beleggers exact voor de kortingen van Binckbank en Alex in aanmerking komt, kan in een kon geding, dat zich niet leent voor een nader onderzoek naar de feiten, niet worden vastgesteld. Binckbank heeft echter gemotiveerd gesteld dat in dit geval sprake is van een aanzienlijk deel van de consumenten (tenminste 20%) en naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Lynx het tegendeel in dit kort geding onvoldoende aannemelijk gemaakt. Omdat Lynx gebruik maakt van de gewraakte reclame-uiting had het op haar weg gelegen dit varweer aannemelijk te maken. Dit leidt tot her voorlopig oordeel dat het niet verwerken of vermelden van de kortingen van Binckbank en Alex in de tabel van Lynx misleidend en daarmee onrechtmatig is en tevens in strijd kan worden geacht met artikel 4:19 van de Wet op het Financieel Toezicht.

(…) 4.14. De conclusie tot zover is dat het niet verwerken of vermelden in de tabel van Lynx van de kortingen die Binckbank en Alex hanteren bij een bepaald minimum aantal transacties misleidend en daarmee onrechtmatig is. De overige verwijten van Binckbank kunnen niet leiden tot het (in enige vorm) toewijzen van de vorderingen. Naar aanleiding van het verweer van Lynx dat de tabel minstens vijf keer zo groot zou worden als de kortingen erin opgenomen zouden moeten worden, heeft Binckbank ter zitting gesteld dat wat haar betreft kan worden volstaan met een vermelding onder de tabel dát Binckbank en Alex kortingen hanteren. De vorderingen van Binckbank zullen dan ook in deze zin worden toegewezen. Het - kort gezegd - verwijderen van de tabel, het verbieden van prijsvergelijkingen en het plaatsen van de (ruim geformuleerde) rectificatie, zoals gevorderd, wordt voorshands buitenproportioneel geacht, gezien de ernst van het onrechtmatig handelen, zelfs indien hierbij de "geschiedenis" die Lynx heeft met Binckbank in acht wordt genomen (en die - aldus Binckbank - blijkt uit het thans weer in de fout gaan, ook door het vermelden van het onjuiste bewaarloon).

Dat in 2008 niet kon worden volstaan met een toelichting die Lynx onder de tabel vermeld had (toen overigens met "kleine lettertjes" en met verwijzing met een *) en thans wel, houdt verband met de ontwikkeling sinds die tijd zoals hiervoor geschetst onder 4.5. De tekst die thans door Lynx zal moeten worden opgenomen op haar website zal direct onder de tabel moeten worden geplaatst en in hetzelfde lettertype en in dezelfde lettergrootte als de tekst die reeds direct boven de tabel is opgenomen. Met toewijzing van de vorderingen van Binckbank op deze wijze wordt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorshands voldoende aan haar  belangen tegemoet gekomen. De dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.

4.16. Omdat partijen over en weer gedeeltelijk in het (on)gelijk worden gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd als na te melden.

Lees het vonnis hier, hier (doorzoekbare pdf) en hier (hyperlink rechtspraak.nl).

IEF 9425

Een tien voor marketing, een vier voor rechtenbeheer.

Vincent van den EijndeVincent van den Eijnde,  directeur Pictoright: Creative Commons. Een tien voor marketing, een vier voor rechtenbeheer.

“De populariteit van Creative Commons lijkt nog steeds toe te nemen, ook internationaal. Inmiddels zijn er licenties in meer dan 35 landen beschikbaar. Het initiatief heeft dan ook onmiskenbaar een zekere dynamiek en probeert op een integere wijze oplossingen te bieden. Daarbij kan men zich verheugen op grote belangstelling vanuit de politiek. Zo geeft de Parlementaire Werkgroep Auteursrecht (Gerkens) aan dat Creative Commons een kans moet worden gegeven (…) Het lijkt erop dat veel beleidsmakers en politici van Creative Commons de ultieme oplossing verwachten voor de door hen veronderstelde auteursrechtelijke hindernissen.

(…) Tegelijkertijd zijn er wel degelijk kanttekeningen bij dit initiatief te plaatsen. In de eerste plaats blijkt de inhoud van de licenties niet op alle punten duidelijk, wat met name geldt voor de licenties waarin commercieel gebruik niet is toegestaan. Daarnaast bieden de CC-licenties geen enkele rechtszekerheid en kan er op termijn een grote hoeveelheid “onteigende” werken met een onbevoegd gegeven licentie op het internet gaan rondzwerven. Verder zijn de licenties niet voor alle makers geschikt, hoewel Creative Commons anders doet voorkomen. Hieronder zal ik nader op deze aspecten ingaan.

(…) Men zal snel meer duidelijkheid moeten creëren rondom het commercieel gebruik. Ook zal men iets moeten verzinnen om ervoor te zorgen dat er niet naast de verweesde werken weer een nieuw probleem met “onteigende werken” wordt gecreëerd.  Maar vooral zal Creative Commons duidelijk zou maken in welke gevallen de licentie bruikbaar is en in welke gevallen niet, want er dreigen zeker op termijn serieuze auteursrechtelijke ongelukken. (…) Tot slot is het misschien aardig om te kijken of Creative Commons voor het eigen logo gebruik maakt van de CC-licentie. Dat blijkt niet het geval. “

Lees het gehele artikel hier.

IEF 9424

Slechts summiere informatie had

Rechtbank Haarlem, 9 februari 2011, HA ZA 09-222, Global-Wallet. c.s. tegen Chess c.s. (met dank aan Aron Das Gupta, VMW Taxand).

Auteursrecht. Stukgelopen samenwerking m.b.t. softwareapplicatie sms-dienst betalingsverkeer. Eiser Global-Wallet stelt dat gedaagde Chess bij de ontwikkeling van haar sms betaalproduct gebruik heeft gemaakt van (delen van) de applicatie en aldus inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van Global-Wallet c.s. Vorderingen afgewezen. Dat er auteursrecht op de applicatie rust is niet aannemelijk gemaakt en zelfs al zou er sprake zijn van auteursrecht, dan was er i.c. nog geen sprake van openbaarmaking: “De rechtbank leidt uit voornoemde verklaringen af dat Chess c.s. slechts summiere informatie met betrekking tot de Applicatie had.”  Geen beroep op mogelijke NDA, geen onrechtmatige daad. 

4.6. Met Chess c.s. is de rechtbank van oordeel dat Global-Wallet te weinig heeft gesteld om te concluderen dat de Applicatie een auteursrechtelijk beschermd werk in de zin van art. 1 van de Auteurswet is. Weliswaar heeft Global-Wallet bij repliek productie 36 in het geding gebracht doch deze 'documentatie’ toont nog niet aan dat het gaat om een werk in de zin van de Auteurswet, te weten een werk met een eigen oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel. Gelet op het feit dat kennelijk reeds meer mobiele betaalsystemen in ontwikkeling waren, had het op de weg van Global-Wallet gelegen om nader te onderbouwen dat en waarom de Applicatie voldeed aan voornoemde criteria.

4.7. Ook indien de rechtbank - veronderstellenderwijs - uitgaat van een auteursrechtelijk beschermd werk, kan niet worden geconcludeerd dat sprake is geweest van openbaarmaking daarvan of een andere wijze van inbreuk. Redengevend daarvoor zijn de volgende verklaringen.

(…)

4.14. De rechtbank leidt uit voornoemde verklaringen af dat Chess c.s. slechts summiere informatie met betrekking tot de Applicatie had. Voorts blijkt uit de verklaringen dat Chess c.s. weliswaar contact had met Rabobank maar uit de verklaringen kan niet worden geconcludeerd dat Chess c.s. met Rabobank concreet over de details of werking van de Applicatie heeft gesproken.

4.15. De voorgaande verklaringen kunnen derhalve het standpunt van Global-Wallet c.s. niet onderbouwen. Gelet op het feit dat Global-Wallet, in de persoon van R., Rabobank en Rabo Mobiel zelf ook heeft benaderd (zoals valt af te leiden uit de onder 2.11 weergegeven e-mail) valt niet uit te sluiten dat de mogelijk relevante informatie door toedoen van R. zelf in handen van Rabobank is terecht gekomen. Dat Global-Wallet met haar Applicatie een bedreiging voor Rabobank heeft gevormd alsmede een reden voor Rabobank om sneller dan gepland haar product op de markt te brengen, zoals Global-Wallet C.S. heeft gesteld, kan, zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet worden geconcludeerd. De inhoud van de e-mail van 7 februari 2008 (2.8) is daarvoor in ieder geval onvoldoende.

4.18. Ook indien veronderstellenderwijs ervan dient te worden uitgegaan dat de NDA tussen partijen is overeengekomen en dat deze een verdere strekking had dan alleen toepasselijkheid binnen het assessment, kan niet worden gesproken van schending daarvan. De rechtbank verwijst daarvoor naar de verklaringen zoals weergegeven onder r.o.4.8 tot en met 4.13.

(…)

4.29. De rechtbank is van oordeel dat, nu de primaire grondslag is gebaseerd op auteursrechtinbreuk, de kosten die specifiek op het verweer betreffende deze inbreuk betrekking hebben voor vergoeding in aanmerking kunnen komen op de voet van art. 1019h Rv. Omdat in de door Chess c.s. opgevoerde kosten geen onderscheid wordt gemaakt tussen "IE-kosten" en "niet-IE-kosten" zal de rechtbank de IE-kosten dienen te schatten. De rechtbank is van oordeel dat het gewicht dat toekomt aan het op de inbreuk gebaseerde deel van de vordering ten opzichte van de gehele zaak en het aandeel van de kosten dat dienovereenkomstig met toepassing van art. 1019h Rv voor vergoeding in aanmerking komt, dient te worden vastgesteld op een vierde deel. (…)

Lees het vonnis hier. Zie ook tussen partijen: Vzr. Rechtbank Haarlem, 11 mei 2010, IEF 8832.

IEF 9423

Evenzeer een soortnaam

Gerecht EU, 17 februari 2011, zaak T-10/09, Formula One Licensing BV tegen  OHIM / Global Sports Media Ltd

Merkenrecht. Oppositieprocedure  tegen aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk F 1-LIVE o.g.v. ouder gemeenschapsbeeldmerk, oudere nationale woordmerken en ouder internationaal woordmerk F 1 en F 1 Formula 1. Oppositie afgewezen:

44. Verder dient erop te worden gewezen dat verzoekster niet opkomt tegen de vaststelling van de kamer van beroep dat „formule 1” in de omgangstaal een gebruikelijke uitdrukking is ter aanduiding van racewagens, en bij uitbreiding, van autoraces, en dat F 1 de algemeen bekende afkorting hiervan is. Verder blijkt ook uit de door verzoekster overgelegde bewijzen, in het bijzonder de stukken die bij de in het vorige punt vermelde verklaring van de getuige zijn gevoegd, dat de afkorting F 1 in een beschrijvende context kan worden gebruikt. Derhalve is de afkorting F 1 evenzeer een soortnaam als de uitdrukking „formule 1”.

49. Gelet op deze overwegingen en rekening houdend met de overgelegde bewijselementen, dient te worden vastgesteld dat het relevante publiek het element „f 1” in het aangevraagde merk niet opvat als een onderscheidend element, maar als een element dat voor beschrijvende doeleinden wordt gebruikt.

50. Derhalve heeft de kamer van beroep op goede gronden geoordeeld dat het element „f 1” in een gewone typografie slechts een zwak onderscheidend vermogen bezat voor de betrokken waren en diensten en dat de eventuele bekendheid van het in de Unie gebruikte gemeenschapsbeeldmerk hoofdzakelijk verbonden was aan het logo zelf.

57. In navolging van de kamer van beroep dient te worden vastgesteld dat er geen gevaar voor verwarring van de conflicterende merken bestaat, aangezien de consument het element „f 1” in het aangevraagde merk niet met verzoekster in verbinding zal brengen doordat het enige teken dat hij heeft leren associëren met verzoekster, het logo van het merk F 1 Formula 1 is, en niet het teken in een standaardtypografie, en doordat de consument F 1 in een gewone typografie als de afkorting van „formule 1” zal beschouwen, dit wil zeggen als een beschrijvende aanduiding.

61. In het kader van de globale beoordeling van het verwarringsgevaar, die wordt gekenmerkt door het ontbreken van visuele overeenstemming en door de beperkte fonetische en begripsmatige overeenstemming, volstaat in casu de vaststelling dat de kamer van beroep op goede gronden heeft gesteld dat er geen gevaar voor verwarring van de litigieuze tekens bestond, daar het relevante publiek het aangevraagde merk niet zal verwarren met dat van verzoekster. Op dit punt dient te worden opgemerkt dat de generieke betekenis die door het publiek aan het teken F 1 wordt toegeschreven, verzekert dat dit publiek zal begrijpen dat het aangevraagde merk op de formule 1 betrekking heeft, maar wegens de volledig andere opbouw geen verband zal leggen met de activiteiten van verzoekster.

Lees het arrest hier. Persbericht hier.

IEF 9422

Van aanzienlijk belang voor de samenleving

Gerecht EU, 17 februari 2011, arresten in de zaken T-385/07, T-55/08 en T-68/08,  FIFA en UEFA / Commissie

Uitzendrechten. Voetbal. Een lidstaat kan op grond van de richtlijn inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten onder bepaalde voorwaarden de exclusieve uitzending van alle wedstrijden van het Wereldkampioenschap en het Europees kampioenschap voetbal op betaaltelevisie verbieden om te waarborgen dat het publiek in die lidstaat deze evenementen op de kosteloze televisie kan volgen

Wanneer deze kampioenschappen in hun geheel van aanzienlijk belang voor de samenleving zijn, vindt deze beperking van de vrijheid van dienstverrichting en de vrijheid van vestiging haar rechtvaardiging in het recht op informatie en de noodzaak de brede toegang van het publiek te garanderen tot televisie-uitzendingen van deze evenementen

Lees het arrest hier. Persbericht hier.

IEF 9421

Een dessin van een dribbelende Takkie

Strijkhoezen, vlnr: Hema, ActionRechtbank ‘s-Hertogenbosch, 15 februari 2011, BP RK 11-196,  Hema B.V. & Fiep Westendorp Foundation tegen Action Non-Food B.V.

Auteursrecht. Ex partebevel m.b.t. namaak Jip & Janneke-strijkplankhoezen. ”De vijfde keer binnen afzienbare tijd dat Action inbreuk maakt op de IE-rechten van HEMA”, aldus het verzoekschrift.

3.1. beveelt gerekwestreerde de in het lichaam van het verzoekschrift van 15 februari 2011 omschreven inbreuken op de auteursrechten van HEMA B.V. en meer in het bijzonder iedere aanbieding en verhandeling van de in het verzoekschrift genoemde strijkplankhoes onmiddellijk na betekening van deze beschikking te staken en gestaakt te houden;   

3.2. beveelt gerekwestreerde om binnen 4 uur na betekening van deze beschikking alle in het verzoekschrift genoemde strijkplankhoezen uit haar filialen verwijderd te hebben alsmede alle reclame-uitingen waarin de strijkplankhoes (-zen) wordt (-en) afgebeeld uit hun vestigingen en - voor zover van toepassing - van internet te verwijderen. 

Lees de beschikking hier

IEF 9420

Een op te leggen beperkt verbod

Rechtbank ’s-Gravenhage, 17 februari 2011, KG ZA 10-1536, Sunday’s Nederland B.V. tegen X Sunday’s B.V.

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Inbreuk na beëindiging franchiseovereenkomst m.b.t. zonnebankstudio. De “te onbepaalde” vordering wordt in beperkte mate toegewezen.

4.12. Nu X geen onvoorwaardelijke met boete versterkte onthoudingsverklaring heeft willen tekenen, bestaat voldoende belang bij een inbreukverbod op de door Sunday's ingeroepen intellectuele eigendomsrechten voor zover die samenhangen met de uitoefening van de franchise, althans zoals in het dictum verwoord. De voorzieningenrechter is alleen een gecombineerd Gemeenschapswoord/beeldmerk SUNDAY'S (overgelegd als bijlage bij de franchiseovereenkomst) en gebruik als handelsnaam van het teken "Sunday's" gebleken uit de stukken en stellingen. De vordering tot staking van "iedere inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten, waaronder merken, de modellen, het uithangbord, embleem, de buitengevel, de handelsnaam, de statutaire naam, de kleurencombinaties etc. welke deel uitmaken van het franchisesysteem" is te onbepaald om in die vorm te kunnen worden toegewezen. Nu de betreffende vestiging van X inmiddels is "omgebouwd" naar de huisstijl van concurrent Sunpoint met aanpassingen aan gevel en interieur, ziet de voorzieningenrechter in één en ander aanleiding tot een op te leggen beperkt verbod als verwoord in het dictum.

(…)

5.2. verbiedt X met onmiddellijke ingang om inbreuk te maken op het ten processe bedoelde gecombineerde Gemeenschapswoord/beeldmerk SUNDAY's, inschrijfnummer 1690007, alsmede om een handelsnaam (met daarin) "Sunday's" te hanteren, alsmede om zich overigens voor te doen als deeluitmakend van de franchiseorganisatie die Sunday's exploiteert;

Lees het vonnis hier.

IEF 9419

Tot financiële verrijking van de ander

Vzr. Rechtbank Breda, 16 februari 2011, KG ZA 11-61, Appletree B.V. tegen Promotion Design (met dank aan Rutger van Rompaey, QuestIE).

Auteursrecht. Executiegeschil na Rechtbank Dordrecht, 25 november 2010, IEF 9256. ( Geen ruimte om dwaling aan te nemen omtrent de auteursrechtelijke beschermingsomvang van de siertaarten van Promotion Design na de eerdere vaststellingsovereenkomst). 

Dwangsommen m.b.t. tot twee niet verwijderde afbeeldingen op de website zijn wel degelijk verbeurd: “Het lag het op de weg van Appletree om geen enkel risico te nemen, voortvarend te werk te gaan en alle mogelijke maatregelen te treffen.” Geen matiging: €460.000.

3.6 (…) Appletree heeft niet betwist dat de afbeeldingen, welke zij op haar website heeft laten staan nadat voormeld vonnis aan haar was betekend, reeds in die kort geding procedure waren overgelegd ten bewijze van de inbreuk van Appletree. Gelet op het dictum, inhoudende dat Appletree het openbaar maken op welke wijze ook diende te staken en het hier om diezelfde inbreuk gaat, lag het op de weg van Appletree om geen enkel risico te nemen, voortvarend te werk te gaan en alle mogelijke maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat zij tijdig aan de veroordeling zou kunnen voldoen om aldus het verbeuren van dwangsommen te voorkomen. Appletree is daarin niet geslaagd. De door Appletree gestelde omstandigheid dat haar belangen niet goed daar haar raadsman, die Appletree tijdens die kort gedingprocedure bijstond, zijn behartigd, is een omstandigheid die speelt in de relatie tussen Appletree en haar toenmalige raadsman, maar is uitdrukkelijk geen omstandigheid die aan Promotion Design kan worden tegengeworpen.

3.7 Uit het hiervoor overwogene volgt dat Appletree niet uit het oog had mogen verliezen dat zij zich strikt, behoudens uitzonderingen zoals in artikel 61 1d Rv omschreven, aan de uitvoerbaarverklaarde rechterlijke uitspraak diende te houden en dat zij tot betaling van - in verhouding tot de prijzen van de decoratieve gebakjes - erg hoge dwangsommen zou kunnen worden gehouden. Die hoge dwangsommen zouden voor Appletree een belangrijke prikkel tot tijdige nakoming van de aan haar bij dat vonnis opgelegde veroordeling moeten zijn. In het vonnis is verdisconteerd dat niet-nakoming van het vonnis leidt tot financiële verrijking van de ander. Dit levert geen misbruik van de bevoegdheid tot de opeising van de verbeurde dwangsommen op. Anders dan Appletree stelt, is de voorzieningenrechter evenmin van oordeel dat de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat tot matiging van de verbeurde dwangsommen moet worden overgegaan. Tegenover de door Appletree gestelde omstandigheid dat Promotion Design haar eerder dan 18 januari 2011 had kunnen mededelen dat de twee genoemde afbeeldingen zich nog op de website bevonden, staat het feit dat Appletree op grond van het vonnis in kort geding zelf actie had moeten ondernemen en zo had kunnen voorkomen dat de dwangsommen zouden oplopen.

Lees het vonnis hier.

IEF 9418

Een gemeenschappelijk recht

The European Parliament gave its consent on Tuesday for a common EU patent system to be created using the enhanced cooperation procedure. In December 2010, twelve Member States made a request to launch such a procedure, after it was concluded that not all the Member States could agree on an EU-wide patent system. All the other Member States except Italy and Spain have since indicated they will sign up to the procedure. These two countries can still join in at any time if they wish.

Parliament gave its backing today for the procedure to go ahead by 471 votes to 160, with 42 abstentions. The Council of Competitiveness Ministers is expected to formally adopt the decision authorising enhanced cooperation on 9-10 March.  The Commission will then submit two legislative proposals: one establishing the single patent (under the co-decision procedure) and the other on the language regime (consultation procedure). In today's resolution, drafted by Klaus-Heiner Lehne (EPP-ED, DE), MEPs call on the Council to use the co-decision procedure for both proposals.

(Under the Lisbon Treaty, "enhanced co-operation" can be used to enable a group of Member States to adopt new common rules when a unanimous EU-wide agreement cannot be reached.)

Lees hier meer.

IEF 9417

Voor minder

Vzr. rechtbank ’s-Gravenhage, 15 februari 2011, KG ZA 10-1571, Bed4Less tegen Sleep4Less

Handelsnaamrecht. Bed4Less tegen Sleep4Less. Vorderingen afgewezen:

4.6. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat het een onderneming in beginsel moet vrijstaan de toevoeging ‘4less’ te gebruiken om aan te duiden dat hij producten of diensten met concurrerend (laag) prijsniveau aanbiedt. De bescherming die artikel 5 Handelsnaamwet biedt, gaat naar voorlopig oordeel voorts niet zo ver dat door gebruik van het beschrijvende bestanddeel ‘bed’ in een handelsnaam, ook ieder ander beschrijvend woord met weliswaar (grotendeels) dezelfde betekenis, maar dat auditief en visueel daarvan duidelijk afwijkt, zoals ‘sleep’, zou kunnen worden gemonopoliseerd. Dergelijke synoniemen moeten door een ieder vrij kunnen worden gebruikt ter aanduiding van de aard van de onderneming. In dat licht en in aanmerking genomen de beperkte beschermingsomvang van de beschrijvende handelsnaam van Bed4less, oordeelt de voorzieningenrechter voorshands dat de handelsnaam Sleep4less van X in meer dan geringe mate afwijkt van de handelsnaam van Bed4less. Aldus wordt door X niet gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 5 Handelsnaamwet en zullen de vorderingen van Bed4less derhalve worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.