IEF 22202
26 augustus 2024
Artikel

Entertainment & Recht op 4 september

 
IEF 22200
26 augustus 2024
Uitspraak

Haviltex-criterium in actie: de licentie van Harbour Antibodies ziet alleen op de toepassing van octrooien in muizen

 
IEF 22204
26 augustus 2024
Uitspraak

Onverwachte wending in eerste Amerikaanse rechtszaak over tekst- en datamining voor generatieve AI

 
IEF 8607

Ter beantwoording van de vraag welk bedrag hoger is

Rechtbank Amsterdam, 7 mei 2008,  LJN: BL4414, G-Star International B.V. tegen Cool Cat Nederland B.V.

Auteursrecht. Winstafdracht/verlies na inbreuk. Vonnis uit mei 2008, vandaag gepubliceerd op rechtspraak.nl. ‘Keuze winstafdracht dan wel geleden verlies. Ter beantwoording van de vraag welk bedrag hoger is, de gederfde winst van G-Star dan wel de met de inbreuk door Cool Cat behaalde netto winst, dienen eerst allebei deze bedragen te worden vastgesteld. Er volgt een berekening van de met de inbreukmakende sweaters behaalde netto winst.

De door G-Star gederfde winst was bij eerder tussenvonnis reeds vastgesteld op € 14.662,91. Dat G-Star daarnaast nog andere schade heeft geleden is niet komen vast te staan. Aangezien het bedrag aan door G-Star gederfde winst het bedrag aan door Cool Cat met de inbreukmakende sweaters behaalde netto winst overschrijdt, wordt ervan uitgegaan dat G-Star aanspraak maakt op eerstgenoemd bedrag dat, onder aftrek van de reeds betaalde schadevergoeding, wordt toegewezen. 

Lees het vonnis hier.

IEF 8606

Bij uitstek geschikt voor de verwerking tot chips

Rechtbank ’s-Gravenhage, 17 februari 2010, Lind Spolka Z.O.O. tegen C. Meijer B.V.

Kwekersrecht. Licentieovereenkomst aardappel pootgoed. Wist eiser Lind wist of had Lind redelijkerwijs moeten weten dat Meijer met betrekking tot Lady Rosetta geen Pools kwekersrecht had en had Meijer Lind daarover moeten inlichten? Exclusiviteitsrechten? Vorderingen afgewezen. In citaten:

4.1 Het door Meijer ontwikkelde aardappelras Lady Rosetta is bij uitstek geschikt voor de verwerking tot chips. Een van Meijers grootste klanten is dan ook Frito Lay, een producent van chips. Frito Lay heeft vestigingen in vele landen waaronder Polen. Ook in Polen wenst Frito Lay aardappels van het ras Lady Rosetta te gebruiken.

4.3. In de periode waarin partijen onderhandelden over de Overeenkomst en deze sloten (2002 – 2003) was het kwekersrecht in Polen nog in ontwikkeling. Veel bekende (aardappel) rassen met een kwekersrecht in bijvoorbeeld Nederland hadden in Polen (nog) geen rasbescherming. Voor de praktijk betekende dit dat deze rassen in Polen konden worden geteeld en verhandeld zonder betaling van een vergoeding. Het bracht echter ook met zich dat vermeerderd werd op basis van beschikbaar materiaal waardoor het pootgoed geen constante kwaliteit had.

4.4. De Overeenkomst heeft de strekking dat Lind bij Meijer gezond (gecertificeerd) uitgangsmateriaal inkoopt en dat Lind dat materiaal vermeerdert. (…)

4.5. Het geschil tussen partijen ziet op de eerste plaats op de vraag of Lind wist of redelijkerwijs moest weten dat Meijer met betrekking tot Lady Rosetta geen Pools kwekersrecht had en of Meijer Lind daarover had moeten inlichten. Op de tweede plaats twisten partijen over de uitleg van het begrip exclusiviteit, zoals gehanteerd in artikel 3 van de Overeenkomst.

 4.6. Lind heeft in het licht van de vaststaande feiten onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij niet wist dat in Polen voor Lady Rosetta geen kwekersrecht bestond. De afwezigheid van een dergelijk recht leidde immers tot de hierboven beschreven situatie waarbij in Polen algemeen Lady Rosetta werd geproduceerd, zonder dat men over gezond uitgangsmateriaal beschikte. Het is hierom dat partijen met elkaar zijn gaan praten. Aangenomen moet daarom worden dat Lind met het ontbreken van een kwekersrecht in Polen op de hoogte was. Door de Overeenkomst op te stellen in de vorm van een licentieovereenkomst heeft Meijer ook niet de valse indruk gewekt dat zij wel over Poolse kwekersrechten beschikte. De vaststelling in de considerans dat Meijer kwekersrechten bezit met betrekking tot Lady Claire en Lady Rosetta is ook niet onjuist. Vast staat immers dat Meijer voor Nederland en andere landen over de genoemde kwekersrechten beschikt. Omdat zij deze kwekersrechten bezat was uitsluitend Meijer in staat zich bij overeenkomst te verbinden tot levering van gezond pootgoed vanuit Nederland. Lind is daarom met Meijer gaan praten over de problematiek en een oplossing daarvoor en niet met een ander.

4.7. Het staat partijen ook vrij om een vergoeding voor gebruik van plantmateriaal overeen te komen onder de noemer licentievergoeding of royalty in een situatie waarin de licentiegever nog niet of niet meer over (lokaal) kwekersrecht beschikt. Dat geldt in het bijzonder waar de licentiegever over kennis en/of kwaliteiten beschikt die, door deze te delen, de licentienemer een voorsprong op de markt geven. Daarvan was hier sprake omdat Meijer in staat was pootgoed van constant goed kwaliteit aan Lind te leveren, voor afzet, op de Poolse markt. Het gegeven dat partijen in dit geval hebben gekozen voor een licentieovereenkomst is dan ook geen aanwijzing dat Meijer Lind op het verkeerde been heeft willen zetten wat betreft de territoriale omvang van haar kwekersrecht voor Lady Rosetta.

(…)

4.10. Geconcludeerd dient dan ook te worden dat Lind niet heeft gedwaald met betrekking tot het Poolse kwekersrecht voor Lady Rosetta. De vorderingen gericht op partiële vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling zullen daarom worden afgewezen.

4.14. De door Lind gegeven uitleg van het begrip exclusiviteit is naar oordeel van de rechtbank niet juist in het licht van hetgeen tussen partijen daaromtrent is besproken en de bewoordingen van de Overeenkomst en de context daarvan. De betekenis van de exclusiviteit is vóór het sluiten van de Overeenkomst tussen partijen besproken. (…) Zoals hierboven is overwogen impliceert de overeenkomst geenszins dat Meijer Poolse kwekersrechten heeft voor beide genoemde rassen. Zonder Pools kwekersrecht kan Meijer er ook niet voor instaan dat niet-geautoriseerde aanbieders van pootgoed, de rechten van Meijer en Lind zullen respecteren. (…)

4.15. Ten slotte is naar oordeel van de rechtbank niet zonder betekenis dat de Overeenkomst geen gewag maakt van de handhaving van exclusiviteitsrechten in de door Lind bedoelde zin. (…)

4.16. Naar oordeel van de rechtbank is de door Lind gegeven uitleg van het begrip exclusiviteit dan ook niet juist. In de Overeenkomst heeft het begrip een meer beperkte strekking. Lind heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat Meijer onder die uitleg te kort is geschoten in de uitvoering van de Overeenkomst. Voor ontbinding van de Overeenkomst wegens wanprestatie is dan geen aanleiding.

Lees het vonnis hier.

IEF 8605

Uitlaten over Sneeuwwitje

Rechtbank ’s-Gravenhage, 17 februari 2010, HA ZA 08-2008, Danziger Dan Flower Farm tegen Biological Industries Plant Propagation Ltd. (met dank aan Hidde Koenraad, Vondst Advocaten).

Kwekersrecht. Kort tussenvonnis in de bodemzaak over het gipskruidras "Bambino". Partijen worden verzocht zich uit te laten over het recente arrest van het Hof inzake het gipskruidras "Blancanieves" (Gerechtshof ’s-Gravenhage, 29 december 2009, IEF 8487).

2.1. Vóór vonniswijzing heeft de rechtbank kennis genomen van het arrest van het Gerechtshof 's-Gravenhage in de zaak tussen Danziger en Astee Flowers.(29 december 2009, zaaknummer 105.003.932/01, 0511577 IEF 8487). Die zaak in hoger beroep ziet op een andere gipskruidvariëteit dan de onderhavige zaak. In het arrest komen evenwel rechtsvragen en feitelijke vragen aan de orde welke in hoge mate overeenkomen met de vragen die in onderhavige procedure van belang zijn.

2.2. De rechtbank is van oordeel dat, indien het arrest ten tijde van de mondelinge behandeling beschikbaar zou zijn geweest partijen het arrest zonder meer in het debat zouden hebben betrokken. (…)

Lees het vonnis hier.

IEF 8604

Fatboy (wel) The Original

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 16 februari 2010, (…) Fatboy-The-Original B.V. tegen Sitting Bull GmbH (met dank aan Jacqueline Schaap & Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap)

Auteursrecht. Fatboy-zaak. Nieuwe wending in de Fatboy beschermingssaga na de ongemeen spannende cliffhanger in eerste instantie. Hof Den Bosch vernietigt het vonnis waarvan beroep (Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 17 juni 2008, IEF 6288). 

Aan de Fatboy zitzak komt volgens het hof wèl auteursrechtelijke bescherming toe (geen vergroot kussen, wel tamelijk beperkte beschermingsomvang). De Fatboy zitzak is evident niet ontleend aan de Airbag. Gedaagde Sitting Bull  heeft wèl inbreuk gemaakt op de rechten van Fatboy. Het optreden of het niet optreden van Fatboy tegen andere eventuele inbreukmakers brengt daarin geen verandering. 1019h proceskosten eerste aanleg: €53.981,37, hoger beroep:  €50.000. In citaten:

6.7. Vraag 6.5.a) [komt de Fatboy zitzak voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking]: Ja.

6.7.4. Fatboy noemt in het voetspoor van de geraadpleegde prof. Marinissen de bijna absurde vergroting van een bestaande vorm (bijvoorbeeld de troffel in het Kröller-Müller park) welke maakt dat de bestaande grondvorm er niet aan in de weg staat dat het om een nieuw werk gaat. Dàt argument gaat hier niet op, omdat het bij dat voorbeeld (en andere vergelijkbare voorbeelden) gaat om absurde vergrotingen welke een voorwerp opleveren dat niets meer van doen heeft met de functie van het oorspronkelijke voorwerp en dat met het oorspronkelijke voorwerp geen enkele andere relatie heeft dan die vorm. Die situatie doet zich hier niet voor. De functie is in het onderhavige geval immers minstens sterk verwant met die van de functie van een traditioneel kussen. Bovendien is de Fatboy zitzak een factor 2 tot 3 groter dan een traditioneel kussen, maar niet een factor 30 of meer zoals bij de door Marinissen bedoelde voorbeelden.

6.7.5. Desondanks wijken, ook al is een bestaande grondvorm gebruikt, de kenmerken van dit ontwerp - als omschreven in rov. 6.7.3 - op zoveel punten en op zodanige wijze af van de tot dan toe gangbare kussens, dat de totaalindruk is ontstaan van een nieuw werk met een eigen oorspronkelijk karakter, dat het stempel van de maker draagt, zodat daaraan auteursrechtelijke bescherming toekomt.

6.7.6. Overigens strekt de bescherming zich slechts uit tot de eigen karakteristieke trekken van de Fatboy zitzak in een ander werk. De verwantschap met traditionele kussens leidt ertoe dat de beschermingsomvang tamelijk beperkt is. In het voetspoor daarvan heeft Fatboy, naar zij bij gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep toelichtte, haar vordering dan ook aldus geformuleerd dat deze zich beperkt tot een vordering tegen inbreuk welke feitelijk neerkomt op (vrijwel) slaafse nabootsing.

6.8. Vraag 6.5.b) [ontlening aan de Airbag]: Nee.

6.8.1. Vast staat dat in 1997 een ontwerp voor een zitzak geheten Airbag is gepubliceerd in een tijdschrift, naar het hof uit de stellingen van partijen begrijpt: een toonaangevend tijdschrift. Volgens Setälä dateert zijn eerste ontwerp uit 1998; dit is door hem verder ontwikkeld en resulteerde in de uiteindelijke vorm van de Fatboy zitzak. Het hof acht op zichzelf aannemelijk dat Setälä kennis heeft genomen van (de bewuste aflevering van) dat tijdschrift. Overigens stond de Airbag daarin afgebeeld met een klein fotootje van omstreeks 5 x 5 cm; het originele tijdschrift is bij gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep getoond.

6.8.2. Het gaat niet om de vraag of dat eerste ontwerp van Setälä oorspronkelijk is in de zin van de Auteurswet. Fatboy claimt immers niet ten aanzien van dat eerste ontwerp auteursrechtelijke bescherming, maar ten aanzien van de Fatboy zitzak in zijn uiteindelijke verschijningsvorm. Doorslaggevend is dus of de Fatboy zitzak in zijn definitieve verschijningsvorm geacht moet worden te zijn ontleend aan de Airbag, en dat is evident niet het geval. Meest in het oog springend is reeds, dat blijkens het fotootje uit het tijdschrift de Airbag door middel van een dwarse naad en banden langs de zijkanten de vorm van een stoeltje aanneemt, wat bij een Fatboy zitzak geenszins het geval is. Ter zitting is een Airbag getoond, en daaruit bleek dat deze bovendien aan de achterzijde is voorzien van kruislings, diagonaal in hoesjes geplaatste strips van glasvezel, welke als de banden aan de voorzijde gespannen worden een gebogen vorm aannemen. Aldus fungeren deze strips als een rudimentair frame. Ook de Airbag is vrij fors, ofschoon niet zo groot als de Fatboy zitzak. De randen zijn echter veel minder geprononceerd breed, in elk geval niet rondom zo breed als bij de Fatboy zitzak. De stof is ook minder glanzend.

6.8.3. Wat er verder van de exercities met het over elkaar plaatsen van vergrote of verkleinde kopieën van de schets van Setälä en van het fotootje van de Airbag ook zij: het enkele feit dat er enige gelijkenis lijkt te zijn aan te wijzen tussen de Airbag zoals die op dat fotootje staat en één van de schetsen uit de ontwerpstadia van Setälä mist relevantie nu - zoals gezegd - het te beoordelen werk de definitieve verschijningsvorm is en niet de bewuste schets van Setälä. Los daarvan acht het hof voornoemde gelijkenis tussen de schets van Setälä en de foto van de Airbag onvoldoende aanwijzing dat Setälä met die schets eenvoudig de foto van de Airbag zou hebben overgetrokken of nagetekend. Niet valt uit te sluiten dat Setälä bij zijn eerste ontwerp, en trouwens ook bij het definitieve resultaat, mede is geïnspireerd door die Airbag, zoals hij ook door andere ontwerpen geïnspireerd zal zijn, maar dat vormt onvoldoende aanwijzing voor auteursrechtelijk relevante ontlening.

6.8.4. Grieven 1 en 2 slagen mitsdien. Op de Fatboy zitzak rust een auteursrecht.

6.9. Vraag 6.5. c) [overeenstemming tussen de Fatboy zitzak en de Sitting Bull zitzak]: Ja.

6.9.1. Vast staat dat SB een zitzak op de markt brengt welke in een aantal opzichten, en in zijn totale indruk, sterk gelijkt op de Fatboy zitzak. Dit geldt met name voor (nagenoeg) alle kenmerken welke het hof hiervoor heeft aangeduid onder rov. 6.7.3. De geringe afwijkingen - het afwijkende en anders geplaatste label, het wat minder glanzende karakter van de stof - kunnen daar niet aan af doen. Dat de producten sterk met elkaar overeenstemmen is ook niet gemotiveerd betwist door SB. De Sitting Bull zitzak moet daarom worden beschouwd als een verveelvoudiging van de Fatboy zitzak.

Lees het arrest hier.

IEF 8603

De drie lockrandjes

Gemeenschapsmodel Bonnie DoonRechtbank ’s-Gravenhage, 17 januari 2010, HA ZA 09-706, Bonnie Doon Europe B.V. tegen Hans Textiel B.V. (met dank aan Marion Tapper, BINGH Advocaten)

Modellenrecht. Eiser maakt op grond van Gemeenschapsmodel voor ‘legging shorts’ (met drie lockrandjes onderaan de pijp, zie afbeelding links) bezwaar tegen verhandeling kinderlegging door gedaagde. Na sommatieheeft gedaagde de verkoop gestaakt, maar niet voldaan aan hetgeen overigens in sommatie is verzocht. Vorderingen toegewezen.

Model is niet nietig, niet alleen omdat toewijzing van de nietigheidsvordering stuit op procesrechtelijke bezwaren, maar ook omdat niet-nieuwheid onvoldoende is aangetoond. “Het gebruik van lockrandjes op andere kledingstukken dan leggings kan de nieuwheid van het Bonnie Doon model echter niet schaden, reeds omdat het gebruik op andere soorten kledingstukken dan leggings niet kan leiden tot eenzelfde totaalindruk bij het publiek.” Inbreuk aangenomen: de legging van gedaagde wekt bij d geïnformeerde gebruiker dezelfde algemene indruk.  Vernietiging, schadevergoeding en 1019h proceskostenveroordeling.

4.4. Blijkens de afbeeldingen in de modelinschrijving betreffen de uiterlijke kenmerken waarvoor modelbescherming wordt ingeroepen met name de drie lockrandjes op regelmatige afstand onderaan de pijp van de legging.

4.5. Hans Textiel heeft niet aannemelijk kunnen maken dat de door haar zitting getoonde paarse legging met één lockrandje onder aan de pijp al voor 31 augustus 2005 voor het publiek beschikbaar was, zodat deze legging niet kan afdoen aan de nieuwheid en het eigen karakter van het Bonnie Doon model. Van de overige leggings die Hans Textiel ter zitting heft getoond, heeft zij erkend dat deze na 31 augustus 2005 voor het publiek beschikbaar zijn gesteld, zodat daarvoor hetzelfde geldt. Hans Textiel heeft voorts gesteld dat zij reeds in 2004 truitjes heeft ontworpen die voorzien waren van lockrandjes. Het gebruik van lockrandjes op andere kledingstukken dan leggings kan de nieuwheid van het Bonnie Doon model echter niet schaden, reeds omdat het gebruik op andere soorten kledingstukken dan leggings niet kan leiden tot eenzelfde totaalindruk bij het publiek.

4.6. Nu dient te worden uitgegaan van de geldigheid van het Bonnie Doon model, komt de vraag aan de orde of de Hans Textiel legging inbreuk heft gemaakt op het Bonnie Doon model. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. De Hans Textiel legging heeft evenals het Bonnie Doon model onderaan de pijpen de op gelijke afstand aangebrachte horizontale lockrandjes, die op ongeveer dezelfde afstand van elkaar zijn geplaatst als in het Bonnie Doon model. Hierdoor wekt de Hans Textiel legging bij de geïnformeerde gebruiker dezelfde algemene indruk als het Bonnie Doon model. Deze algemene indruk wordt niet weggenomen door het feit dat het Bonnie Doon model een kortere pijp lijkt te hebben dan de Hans Textiel legging.

Lees het vonnis hier.

IEF 8602

Geld innen van zorginstellingen

Kamervragen nr. 2010Z03073. Vragen van de leden Gerkens en Leijten (beiden SP) aan de ministers van Justitie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de afdracht aan Buma en Sena in de gezondheidszorg. (Ingezonden 16 februari 2010)

1. Is het u bekend dat onder andere Buma en Sena geld innen van zorginstellingen voor openbaarmaking van muziek?

2. Bent u van mening dat er in zorginstellingen sprake is van een openbaarmaking in de zin van de Auteurswet? Zo ja, waarom?

3. Bent u van mening dat onder alle omstandigheden er in de zorgstelling moet worden afgedragen in het kader van de Auteurswet? Zo nee, waar ziet u uitzonderingen? Kunt u uw antwoord toelichten?

4. Deelt u de mening dat het openbaar maken van muziek in de zorg geen enkel commercieel doel dient en dat een dergelijk doel de grondslag zou moeten zijn van het afdragen van auteursrechten? Zo nee, waarom niet?

5. Bent u bereid te bezien of deze bedragen terecht geheven worden, zoals bedoeld in de Auteurswet, of dat hier in feite geen sprake is van een nieuwe openbaarmaking?

6. Welke bedragen zijn er in de afgelopen jaren afgedragen in het kader van de openbaarmaking in het kader van het Auteursrecht?

7. Kunt u inzicht geven in de financiële gevolgen voor de zorg voortvloeiend uit de heffing door organisaties als Buma, Sena en de overige organisaties?

8. Indien u van mening bent dat ook in de zorg sprake moet zijn van afdracht van auteursrechten, deelt u dan de mening dat in de zorg vaak sprake is van langer durend verblijf en dat – zeker waar sprake is van kleinschaligheid - deze verblijfsafdelingen gelijk zijn te stellen aan familie-, vrienden- of daaraan gelijk te stellen kring, en dat muziekgebruik op deze verblijfsafdelingen in ieder geval niet onderhevig zou moeten zijn aan afdracht van auteursrechten? Zo nee, waarom niet?

IEF 8601

Met gebruik van opvallende bloemmotieven

Rechtbank Rotterdam, 15 januari 2010, LJN: BL3955, J.T. International Company Netherlands B.V. tegen minister VWZ

Reclamerecht. Presentatie van tabaksproducten op Pinkpop 2007 met gebruik van opvallende bloemmotieven op en voor de stand valt niet binnen de grenzen van een sobere uitstalling die de uitzondering op het reclameverbod beoogt mogelijk te maken en voldoet niet aan het vereiste dat een presentatie moet plaatsvinden tegen een neutrale achtergrond.

Door betaling van bedrag van € 95.000,- heeft eiseres een (particuliere) economische bijdrage aan de organisatie van Pinkpop 2007 gegeven die moet worden aangemerkt als sponsoring in de zin van artikel 5, eerste lid, van de Tabakswet. Van doorslaggevende betekenis is de omstandigheid dat door de betaling van dat geldbedrag exclusiviteit van de verkoop van haar merken tabaksproducten overeen is gekomen. 
 
Lees het vonnis hier.

IEF 8600

Alvast voor de voorjaarsvakantie

OM-feiten (per 1 januari 2010). Tarieven voor grensoverschrijdende inbreuk. "Als reiziger opzettelijk een voorwerp waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht een werk is vervat in-, door- of uitvoeren." Bijlage behorende bij de Richtlijn voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen voor misdrijven, overtredingen en gedragingen als bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (2009R008). In deze bijlage zijn de zogenaamde OM-feiten vastgestelde tarieven opgenomen:
 

Nummer G 120: Auteurswet 1912 / 31a Auteurswet 1912
 
 
 
 
 
 
 
 
Als reiziger opzettelijk een voorwerp waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht een werk is vervat in-, door- of uitvoeren, te weten
 
G
120
a
– 1 t/m 25 stuks beeld- of geluidsdragers
cat. 8: uitsluitend maatregel
G
120
b
– 26 t/m 40 stuks beeld- of geluidsdragers
 200
ma
G
120
c
– 41 t/m 50 stuks beeld- of geluidsdragers
 250
ma
G
120
d
– 51 t/m 100 stuks beeld- of geluidsdragers
 650
ma
G
120
e
– 101 t/m 200 stuks beeld- of geluidsdragers
 1100 ma
G
120
f
– 201 t/m 300 stuks beeld- of geluidsdragers
 1400 ma
G
120
g
– 301 t/m 500 stuks beeld- of geluidsdragers
 1500 ma
G
120
h
– meer dan 500 stuks beeld- of geluidsdragers
cat 8: ma + dagvaarden

Lees hier meer.
IEF 8599

Concept-wetsvoorstel auteurscontractenrecht in consulatie

Kamervragen. Nr. 1450, 2e kamer. Antwoord op vragen van het lid Peters (GroenLinks) aan de minister van OCW over een redelijke en billijke vergoeding voor de onafhankelijke productiesector. (Ingezonden 17 december 2009).

3. Wij hebben vernomen dat serieuze gesprekken tussen de NPO en de rechthebbenden over een redelijke vergoeding nog niet goed op gang zijn gekomen. Door de NPO is in overleg met een aantal commerciële omroepen, distributeurs (kabel en KPN) en televisie- en speelfilmproducenten een nieuw model voor een transparanter en efficiënter rechtenbeheer ontwikkeld. In het najaar hebben het Netwerk Scenarioschrijvers en de Dutch Directors Guild (regisseurs) in een brief kritiek geuit op dit rechtenmodel. Die kritiek werd mede gebaseerd op een advies van prof. Hugenholtz. Daarom achten wij het van belang om de makers en uitvoerende kunstenaars te betrekken bij het overleg. Zie verder ons antwoord op vraag 5.
Voor de mogelijkheid van een buy-out in het kader van artikel 45d verwijzen wij naar de antwoorden op de eerder genoemde kamervragen van het lid Halsema.

4. Uit de wet volgt een dergelijk onderscheid niet. Het is aan partijen om in overleg de hoogte en de vorm van vergoedingen te bepalen. Makers hebben op grond van artikel 45d van de Auteurswet recht op een billijke vergoeding van de filmproducent voor het gebruik van hun werken.

5. Ja, wij hebben kennisgenomen van het document. De minister van Justitie heeft in reactie op het rapport van de parlementaire werkgroep Auteursrechten namens het kabinet uitgesproken dat collectieve beheersorganisaties hun transparantie moeten vergroten en de wens uitgesproken dat organisaties die op vergelijkbare gebieden actief zijn en dezelfde betalingsplichtigen aanspreken, zoveel mogelijk samenwerken. Het door het Portal Audiovisuele Makers (PAM) voorgestelde model is een stap in de goede richting. Hetzelfde geldt voor de voorstellen die van de zijde van omroepen, distributeurs en producenten uit de audiovisuele sector zijn gedaan.
Ambtenaren hebben met zowel PAM als de vertegenwoordigers uit de media industrie gesprekken gevoerd en hen dringend verzocht om met elkaar in overleg te treden. Het lijkt ons ook een goede zaak om beide initiatieven aan te grijpen en te komen tot een nieuwe, breed gesteunde structuur voor een efficiënte en transparante regeling van rechten binnen de audiovisuele sector. Wij vinden het van belang dat in deze structuur ook de makers kunnen profiteren van de te behalen efficiencywinst en eventuele opbrengsten van nieuwe exploitatievormen. Wij hebben aangeboden dit overleg zonodig te faciliteren, indien betrokken partijen ons dit vragen.

6. Zoals eerder aangegeven bij het antwoord op vraag 3 zijn de NPO en de rechthebbenden nog in gesprek. Het is aan de partijen zelf om daar uitspraken over te doen. De komende tijd houden wij het proces nauwlettend in de gaten. Zodra zich nieuwe ontwikkelingen voordoen, zullen wij de Kamer hierover inlichten.

In de komende maanden zal een concept-wetsvoorstel auteurscontractenrecht in consultatie worden gebracht. Dit wetsvoorstel is er mede op gericht de contractuele positie van de maker ten opzichte van de producent te versterken.

Lees de vragen en antwoorden hier.

IEF 8598

Geen begaanbaarheidsklasse

Vzr. Rechtbank Arnhem, 26 januari 2010, KG ZA 10-39, Wédéflex Duurzame Daksystemen tegen AABO Trading Company B.V. (met dank aan Gert Jan van de Kamp, CS Advocaten). 

Eiser, houdster van de woordmerken D4 en Wédéflex D4 Firestop, voor oa.a. dakbedekkingsmateialen, sommeert gedaagde om tijdens een vakbeurs voor de dakenbranche geen producten onder de naam Aabiflex D4 aan te bieden. Vorderingen toegewezen.

Het gebruik van het merk D4 als onderdeel van productnamen als Leaflet Wédéflex D4 No Roots is instandhoudend gebruik en D4 is geen vaste eenduidige aanduiding van soort, hoedanigheid, hoeveelheid et cetera. Sprake van overeenstemming tussen de productnaam Aabiflex D4 van gedaagde en het woordmerk D4, “nu het gedeelte D4 in de naam Aabiflex D4 visueel en auditief overeenstemt met het woordmerk D4.” Aangenomen wordt dat D4 een in de branche dusdanig bekend merk is dat het gevaar bestaat dat de producten aan elkaar “gekoppeld worden”.

Lees het vonnis hier.