IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22188
15 augustus 2024
Uitspraak

Alternatieve visolie-behandeling voor kanker is octrooieerbaar

 
IEF 22187
13 augustus 2024
Uitspraak

IE-klassieker: Football Dataco/Yahoo

 
IEF 8135

Niet uitblinken in helderheid

Rechtbank Rotterdam, 5 augustus 2009, LJN: BJ5612, TGS Solutions B.V. tegen Geopposeerde

Auteursrecht. Niet nakomen vaststellingsovereenkomst m.b.t. website met online gamestore. “De rechtbank merkt op dat de standpunten van beide partijen niet uitblinken in helderheid.”Verbintenissenrecht met vooralsnog onopgeloste IE-component:  

E  [geopposeerde] aansprakelijk voor schade wegens inbreuk op auteursrechten? 4.25 TGS Solutions heeft aangevoerd dat zij schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen door [geopposeerde] omdat hij de door hem voor TGS Solutions gemaakte website heeft gekopieerd en aan een derde (The Game Syndicate) heeft verkocht. 
Hierover wordt overwogen dat uit het tussen partijen gevoerde debat niet volgt dat [geopposeerde] de website van TGS Solutions heeft verkocht aan The Game Syndicate. TGS Solutions heeft weliswaar aanvankelijk aangevoerd dat The Game Syndicate de website één op één heeft overgenomen, maar dit is door [geopposeerde] bestreden en TGS Solutions heeft dit later genuanceerd door aan te geven dat de applicaties nagenoeg hetzelfde waren en door dezelfde partij gemaakt. Dat [geopposeerde] in opdracht van The Game Syndicate een vergelijkbare website heeft gebouwd, kan echter niet worden beschouwd als het verkopen van de website van TGS Solutions. Dit deel van de gevorderde verklaring voor recht is derhalve niet toewijsbaar.

4.26 TGS Solutions heeft verder aangevoerd dat zij schade heeft geleden als gevolg van de inbreuk op haar auteursrecht ter zake van de sourcecode en de website met toebehoren. De rechtbank merkt hieromtrent allereerst op dat van een inbreuk op auteursrechten pas sprake kan zijn als de intellectuele eigendomsrechten op de sourcecode en de website aan TGS Solutions toebehoren. Partijen zijn het erover eens dat deze op grond van de vaststellings¬overeenkomst aan TGS Solutions toebehoren. Indien in conventie na bewijslevering zal worden geoordeeld dat TGS Solutions de vaststellingsovereenkomst ten onrechte heeft ontbonden, staat derhalve vast dat de intellectuele eigendomsrechten op de sourcecode en website aan TGS Solutions toebehoren en dat [geopposeerde] schadeplichtig is als hij inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van TGS Solutions.

4.27 Indien echter in conventie na bewijslevering zal worden geoordeeld dat TGS Solutions de vaststellingsovereenkomst op goede gronden heeft ontbonden, dan kan zij zich niet langer op deze overeenkomst beroepen voor wat betreft de intellectuele eigendomsrechten. Immers, door een geslaagde ontbinding worden partijen bevrijd van de daardoor getroffen verbintenissen en voor zover deze reeds zijn nagekomen, ontstaan ongedaan¬makings¬verplichtingen. Indien TGS Solutions van oordeel is dat zij ook na uitvoering van deze ongedaanmaking rechthebbende is/blijft van de sourcecodes (en dus schadevergoeding kan vorderen wegens inbreuk hierop), dient zij dit nader bij conclusie na enquête te onderbouwen.

4.28 Uit efficiencyoverwegingen zal de rechtbank reeds thans ingaan op hetgeen door TGS Solutions is aangevoerd omtrent de door haar geleden schade als gevolg van de gestelde inbreuk op het auteursrecht. Indien er veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat de intellectuele eigendomsrechten aan TGS Solutions zijn overgedragen, is de te beantwoorden vraag of [geopposeerde] inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht. TGS Solutions heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de website die [geopposeerde] heeft gebouwd voor The Game Syndicate vrijwel identiek is aan haar website. [geopposeerde] erkent dat beide websites sterk op elkaar lijken. Voor de gestelde inbreuk is echter onvoldoende dat twee websites (sterk) op elkaar lijken. TGS Solutions geeft zelf al aan dat de gelijkenis een gevolg is van de omstandigheid dat de websites door dezelfde persoon zijn gemaakt en hetzelfde doel hebben. Vast moet komen te staan dat [geopposeerde] (delen van) de software die eigendom zijn/is van TGS Solutions tevens heeft gebruikt in de website die hij heeft gebouwd voor The Game Syndicate. De bewijslast hiervan rust op TGS Solutions op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv. TGS Solutions zal tot dit bewijs worden toegelaten nadat geoordeeld zal zijn over de ontbinding van de vaststellingsovereenkomst (zie hierna onder F).

Lees het vonnis hier.

IEF 8134

Een horeca themapark

Rechtbank Zutphen, 19 augustus 2009,  LJN: BJ5869, Kampri Kitchen B.V. tegen Gedaagde en E.O.M. B.V.

Ontwerp in precontractuele fase. Keukenleverancier geeft gedurende een aantal jaren adviezen en tekeningen met betrekking to een horeca themapark. Opdrachtgever stelt dat de leverancier dit geheel vrijblijvend heeft gedaan en dat hij daarvoor niets hoeft te betalen. Opdrachtgever moet echter wel de kosten van de tekeningen betalen, zonder dat een afzonderlijke vergoeding voor het gebruik van het ontwerp verschuldigd is.

5.6.  Dit een en ander neemt echter niet weg dat Kampri gedurende de looptijd van het project kosten heeft gemaakt door op verzoek van [gedaagde sub 1]/WDW Project en later op verzoek van EOM tal van tekeningen en berekeningen te maken en documentatie aan derden onder wie de architecten van EOM te verstrekken. EOM heeft - kort voordat Kampri na een jarenlang traject verwachtte dat haar de opdracht gegeven zou worden - de opdracht aan een derde gegund die kennelijk gebruik heeft gemaakt van de informatie die Kampri verstrekt heeft en die, naar aannemelijk is, een lager bedrag dan Kampri heeft geoffreerd. Kampri heeft immers genoegzaam aangetoond dat haar ontwerp van de keukeninrichting, op een detail na is gebruikt voor de uitvoering van de keuken. Dit betekent dat het verweer van [gedaagden] dat het ontwerp van zijn hand is, wordt verworpen. In het licht van deze overwegingen zal EOM de kosten die Kampri heeft gemaakt aan Kampri dienen te vergoeden.

5.7.  Met betrekking tot de door Kampri gevorderde kosten geldt het navolgende. Zij vordert wegens het maken van de tekeningen en het gebruik maken van het ontwerp twee onderscheiden vergoedingen. De rechtbank is echter van oordeel dat aan Kampri slechts één vergoeding toekomt, namelijk die ter zake van het maken van de tekeningen. Indien immers opdracht gegeven wordt tot het maken van tekeningen is daarmee impliciet gegeven dat de opdrachtgever van die tekeningen gebruik kan maken, zonder dat een afzonderlijke vergoeding voor het gebruik van het ontwerp verschuldigd is. Het bedrag dat Kampri ter zake van de tekeningen vordert komt de rechtbank redelijk voor en zal worden toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8137

Eén advocaat is geen advocaten

Rechtbank Arnhem, Sector bestuursrecht, 2 juli 2009, LJN: BJ4765, Eiser tegen de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten & de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem, partij ex artikel 8:26 van de Awb.

Handelsnaamrecht, althans handelsnaamzelfregulering. Eén advocaat mag zich niet ‘advocaten’ noemen. "Eiser heeft het verzoek gedaan om hem op grond van artikel 7, tweede lid, van de Samenwerkingsverordening 1993 ontheffing te verlenen voor het gebruik van de kantoornaam “{eiser} Advocaten”. Verweerder heeft zulks geweigerd (…) “Eiser is thans de enige aan het kantoor “{eiser} Advocaten” verbonden advocaat. Daarnaast is een niet-jurist op het gebied van bewindvoering werkzaam. De rechtbank deelt het standpunt van verweerder, dat met het gebruik van de naam “{eiser} Advocaten” wel het bestaan van zo’n samenwerkingsverband wordt gesuggereerd. Ingevolge het bepaalde in het hiervoor weergegeven artikel 7, tweede lid, eerste volzin, van de verordening is dit niet toegestaan. De weigering van de aangevraagde ontheffing kan daarom gehandhaafd blijven."

Lees de uitspraak hier.

IEF 8133

De afbeelding van een eland

Gemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba, 16 juni 2009, LJN: BJ5812, Abercrombie & Fitch Co. tegen Von Dutch Company S.A.

Merkenrecht. Hoger beroep. In eerste aanleg is het verzoek van Abercrombie & Fitch c.s. om de inschrijving van het beeldmerk “Moose” door Von Dutch nietig te verklaren afgewezen op grond van de overweging dat geen sprake is van eerder gebruik in Aruba van het beeldmerk. Hof stelt dat een zeer minimaal merkgebruik geldt als gebruik in de zin van de Merkenverordening. De website van Abercrombie & Fitch is volgens het Hof in voldoende mate gericht op verkoop van de kleding aan het publiek in Aruba. Het afgewezen verzoek moet alsnog worden toegewezen.

Lees het vonnis hier

IEF 8132

Midifiles

Rechtbank Arnhem, 29 juli 2009, HA ZA 09-1095, Younique Music Group B.V. tegen gedaagden (met dank aan Fulco Blokhuis, Boekx)

Auteursrecht. Muziekpiraterij. Kort verstekvonnisje. “3.1. verbiedt S en D na 12 uur na betekening van dit vonnis de in het lichaam van de dagvaarding omschreven midifiles van YMG in nagebootste en/of bewerkte vorm openbaar te maken en/ofte verveelvoudigen, waaronder tevens wordt begrepen het (doen) kopiëren, publiceren, te koop aanbieden, adverteren, leveren, in gebruik of in voorraad hebben.”

Lees het vonnis hier.

IEF 8131

Sorry

Van: 
Aan redactie@IEForum.nl
Datum: 26 augustus 2009 11:37

Eergisteren kochten we in Gent een setje om knuffel te haken. Met veel enthousiasme wil ik eraan beginnen om mijn dochtertje op weg te helpen. Wat blijkt?

De bollen draad zijn volledig dubbel opgerold, met twee uiteinden! Dus om te beginnen mogen we uren de knopen eruit halen en ontwarren om een degelijk bolleke katoen te hebben om te starten! We hebben eerlijk gezegd al geen zin meer om jullie setje te starten! Zou wel mogen op gelet worden vinden wij! Plus het feit dat we de knopen niet ontward krijgen, en er waarschijnlijk net genoeg draad is berekend, dus overschot hebben we niet.

In elk geval, een mooi en leuk idee, maar trekt op niks! Grote ontgoocheling van mijn dochtertje!
 
Groeten
 
Nadine

IEF 8130

Eén op één namaak

Rechtbank Rotterdam, 29 juli 2009, LJN: BJ4213, Strafzaak (wegmaken lijk en vervalste kleding van diverse merken).

Een lijk wegvoeren, wegmaken en verbranden, handelen in strijd met de opiumwet, handelen in strijd met de wet wapens en munitie en opzettelijk waren ter verspreiding voorhanden hebben die inbreuk maken op het handelsnaam-, auteurs- of merkrecht van anderen. De bewezenverklaarde IE-component:

Bij de doorzoeking in het pand [adres] te Rotterdam, werden tevens twintig dozen met daarin kennelijk vervalste kleding van diverse merken aangetroffen en in beslag genomen. De in beslag genomen kleding bestond uit broeken, shirts, ondergoed, trainingspakken en schoenen van de merken Diesel, Replay, Lamartina, G-star, Armani, Bjorn Borg, Prada, Victoria Beckham, Bikkembergs, Lacoste, Scappa, Dolce & Gabanna en Nike. Op grond van de inferieure kwaliteit van de gebruikte materialen, de onjuiste labels en de gebrekkige afwerking werd vastgesteld dat deze producten vervalsingen zijn. De logo’s van de desbetreffende merkproducten zijn werken als bedoeld in de Auteurswet 1912 en aldus is met het namaken daarvan een inbreuk op auteursrechtelijke bescherming van logo’s gepleegd.

De getuige [getuige 3] regelde veel administratieve, logistieke en financiële kwesties voor de verdachte. In het pand aan de [adres] te Rotterdam lag veel kleding, waarvan [getuige 3] wist dat het om valse merkkleding ging. De verdachte wist dat het verboden was om te handelen in valse merkkleding. De getuige [getuige 1] had wel eens kleding bij de verdachte gekocht, twee broeken en een paar shirtjes. Het was nep, de verdachte noemde het één op één namaak aldus deze getuige.

De verdachte wist dat de kleding onder merkvervalsing viel, dat bijvoorbeeld de mensen van Prada geen geld zouden ontvangen voor de verkoop.

De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat de verachte ten aanzien van de onder 8 en 9 ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken, nu niet vast zou staan dat, en zo ja, welke onderdelen van de in de tenlastelegging genoemde producten vervalsingen zijn.

Uit het dossier, noch uit het verhandelde ter terechtzitting kan inderdaad niet blijken dat alle genoemde hoeveelheden kledingstukken en schoenen vervalsingen zijn, maar wel dat de verdachte van de daar genoemde goederen vervalsingen in voorraad. Dit verweer wordt daarom overigens verworpen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8129

Een gebouw dat niet meer ‘het hare’ is

Talentencampus - Ontwerp LoxodromeVzr. Rechtbank Maastricht, 29 juli 2009, LJN: BJ4326, Loxodrome Architects & Planners B.V. tegen Stichting Fortior,

Auteursrecht. Aanbestedingsprocedure. Gedaagde Fortior wil project laten voltooien door andere architect wegens gestelde tekortkomingen. Architect Loxodrome verzet zich niet tegen uitvoering van haar ontwerp, maar tegen de nadere uitwerking van haar ontwerp door derden. De voorzieningenrechter kan zich hierin vinden. “Met het woord “werk” in artikel 11.1 van de overeenkomst wordt niet wordt bedoeld “werk in auteursrechtelijke zin”, maar de Talentencampus (het gebouw).” Verbod op wijzigen en verbod op gebruik reeds gewijzigde ontwerpen.

3.2. Het uitvoerige betoog van Fortior omtrent het tekortschieten van Loxodrome is voor onderhavige zaak niet relevant, aangezien daaraan door haar níet is gekoppeld dat Loxodrome zich om die reden -haar vermeende tekortschieten- niet kan verzetten tegen het wijzigen van het ontwerp of het gebruik maken van het gewijzigde ontwerp. (…)

Ter terechtzitting heeft de voorzieningenrechter de vraag gesteld of partijen zich bij het sluiten van de Overeenkomst rekenschap hebben gegeven van de vraag wat er met het auteursrecht van Loxodrome dient te gebeuren als er, zoals in casu, geen vervolgfasen meer worden opgedragen. Partijen hebben daarop allereerst aangegeven dat de Overeenkomst uit de koker van de adviseur van Fortior komt, waarbij is aangegeven dat partijen er van uitgingen dat Loxodrome alle vijf fasen zou uitvoeren. Voorts hebben partijen met zoveel woorden te kennen gegeven dat zij niet over de thans ontstane situatie hebben nagedacht en ook niet concreet over artikel 11 van de Overeenkomst hebben gesproken. Alsdan kan de partijbedoeling –Fortior heeft aangegeven dat de achterliggende gedachte van de gefaseerde opdrachtverlening was dat partijen na elke fase afscheid van elkaar kunnen nemen zonder de voortgang van het project in gevaar te brengen- bezwaarlijk een rol spelen bij de uitleg van de Overeenkomst; teruggevallen dient te worden op de letter van het contract, althans de taalkundige uitleg daarvan.

In artikel 11 van de overeenkomst, getiteld “(Intellectuele) eigendom”, is, voor zover thans van belang, vermeld:

“11.1 De in het kader van de vervulling van de Opdracht gemaakte definitieve tekeningen, staten en berekeningen worden eigendom van de Opdrachtgever. De Opdrachtnemer verleent (op voorhand) toestemming aan de Opdrachtgever tot verwezenlijking, openbaarmaking en verveelvoudiging van alle in het kader van zijn advies vervaardigde / te vervaardigen documenten, voor zover dit verband houdt met de realisatie en instandhouding van het werk.

11.2 In tegenstelling tot het bepaalde in artikel 46 lid 2 sub c van de DNR 2005 zal de Architect, na realisatie van het werk, zich niet verzetten tegen wijzigingen aan het Project. Ook behoeven deze wijzigingen niet de toestemming van de Architect. De Architect doet uitdrukkelijk afstand van zijn persoonlijkheidsrechten als bedoeld in artikel 25 lid 1 sub c van de auteurswet 1912. (…)”

Fortior heeft bepleit dat met het woord “werk” in artikel 11.1, wordt bedoeld het ontwerp. Ook heeft Fortior betoogt dat Loxodrome met de laatste hiervoor geciteerde zinsnede, onvoorwaardelijk afstand heeft gedaan van haar persoonlijkheidsrechten als bedoeld in artikel 25 lid 1 sub c van de Auteurswet (Aw).

In beide standpunten volgt de voorzieningenrechter Fortior niet. Met Loxodrome is hij van oordeel dat met het woord “werk” in artikel 11.1 niet wordt bedoeld “werk in auteursrechtelijke zin”, maar de Talentencampus (het gebouw). Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat wanneer zou worden uitgegaan van de andersluidende uitleg van Fortior, in redelijkheid niet valt te verklaren waarom in artikel 11.1 wordt gesproken van “instandhouding” van het werk. Ook betrekt de voorzieningenrechter bij dit oordeel het feit dat op verschillende plaatsen in de Overeenkomst van “werk” wordt gesproken, en op die plaatsen klaarblijkelijk bouwwerk is bedoeld. Zo wordt in artikel 3 van de Overeenkomst gesproken van “uitvoering en oplevering van het werk”. Duidelijk is dat hier het bouwwerk is bedoeld. Oplevering van een auteursrechtelijk werk ligt niet in de rede.
Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat de laatste zinsnede van artikel 11.2 gelet op de redactie van dit artikel enkel en alleen terugslaat op hetgeen ervoor is overwogen terzake wijzigingen aan het project na realisatie daarvan. Anders gezegd: alleen voor wat betreft wijzigingen aan het project na realisatie van het gebouw, heeft Loxodrome haar persoonlijkheidsrechten prijsgegeven, niet voor wat betreft eerdere wijzigingen.

Uit het voorgaande, in combinatie met het feit dat niet is gebleken van een andersluidende uitdrukkelijke regeling, volgt genoegzaam dat Loxodrome toestemming heeft gegeven voor de uitvoering van haar ontwerp, maar niet voor het wijzigen/gewijzigd uitvoeren daarvan.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter had het op de weg van Fortior gelegen om uitdrukkelijk in de Overeenkomst, bijvoorbeeld bij artikel 7, te stipuleren dat Loxodrome als auteursrechthebbende in geval van het niet opdragen van een vervolgfase, Fortior toestemming geeft voort te bouwen op haar ontwerp en ook toestemming geeft voor een gewijzigde uitvoering van haar ontwerp. Nu dat niet is gebeurd, geldt in rechte het volgende.

Ingevolge artikel 25 lid 1 sub c Aw heeft Loxodrome, zelfs nadat zij haar auteursrecht heeft overgedragen, het recht heeft zich te verzetten tegen “elke andere wijziging in het werk, tenzij deze wijziging van zodanige aard is, dat het verzet in strijd zou zijn met de redelijkheid”. Ook heeft zij het recht zich te verzetten tegen “elke misvorming, verminking of andere aantasting van het werk welke nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of goede naam van de maker of aan zijn waarde in die hoedanigheid”. Deze beide zinsnedes zijn ook in artikel 46 lid 2 DNR vermeld.

In casu staat vast dat Fortior wijzigingen in het werk heeft laten aanbrengen. Fortior heeft, mede gelet op de betwisting daarvan door Loxodrome, niet aannemelijk gemaakt dat deze wijzigingen marginaal zijn of anderszins zodanig dat het verzet daartegen in strijd zou zijn met de redelijkheid. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter nog dat Loxodrome onvoldoende weersproken heeft aangegeven dat het doorgaans, in verband met de uitvoerbaarheid van een ontwerp en het geschikt maken van het ontwerp voor de bouw, noodzakelijk is dat wijzigingen in een ontwerp nog tot in de laatste fase worden aangebracht, en dat kleine wijzigingen in de aannemingfase grote esthetische gevolgen kunnen hebben. Daarmee is genoegzaam aannemelijk dat de nadere aanpassingen door de andere architecten alsmede de in de latere fases uit te voeren werkzaamheden grote invloed (kunnen) hebben op de uiteindelijke verschijningsvorm van het ontwerp van Loxodrome; de aanmerkelijke kans is met andere woorden aanwezig dat een ander gebouw wordt gerealiseerd dan Loxodrome op basis van haar ontwerp voor ogen heeft gestaan.

Het voorgaande brengt met zich dat Loxodrome zich mag verzetten tegen de door Fortior aangebrachte en nog aan te brengen wijzigingen in het ontwerp en tegen de uitvoering van die wijzigingen. (…)

De voorzieningenrechter heeft oog voor de belangen van Fortior en voor de gevolgen van dit vonnis voor de voortgang van de realisatie van het gebouw. Ook zullen de leerlingen langer in hun huidige locatie moeten verblijven. Maar deze belangen/gevolgen dienen naar het oordeel van de voorzieningenrechter ondergeschikt te worden gemaakt aan de zwaarwegender belangen aan de zijde van de auteursrechthebbende Loxodrome om te voorkomen dat haar naam wordt verbonden aan een gebouw dat niet meer “het hare” is. Daarbij speelt nog mee dat Fortior het zelf in de hand heeft gehad dat een situatie als deze niet was ontstaan, indien zij haar contract met Loxodrome daarop had ingericht.

Lees het vonnis hier.

IEF 8128

De planten waarop beslag lag

Rechtbank Alkmaar, 19 augustus 2009, LJN: BJ5669, Handelskwekerij B&L B.V. tegen Green Works International B.V.

Kwekersrecht. 1019c Rv. Bewijsbeslag op plantmateriaal. Beslag ingevolge artikel 1019c Rv. is ten onrechte gelegd. De door de beslaglegger ingestelde inbreukvordering is bij vonnis in kort geding afgewezen, terwijl vaststaat dat nadien geen hoger beroep tegen dit vonnis is ingesteld en er evenmin een bodemprocedure aanhangig is gemaakt. De beslaglegger heeft ervoor gekozen om geen andere procedure te starten dan een procedure in kort geding. Deze keuze heeft ertoe geleid dat er niet inhoudelijk in een bodemzaak over de vordering is beslist. De gevolgen van deze keuze dienen voor rekening en risico van de beslaglegger te komen. Onder genoemde omstandigheden dient de procedure in kort geding te worden bezien als ware het een bodemzaak waarin inhoudelijk over de vordering is beslist.

Lees het vonnis hier.

IEF 8127

Niet rechtstreeks, wel onrechtmatig

Rechtbank Utrecht, 26 augustus 2009, LJN: BJ6008, Stichting BREIN tegen Mininova B.V.

Auteursrecht. Mininova moet zogenaamde ‘torrents’ (links die verwijzen naar elders opgeslagen bestanden) verwijderen van haar website/BitTorrentplatform www.mininova.org voor zover deze torrents verwijzen naar auteursrechtelijk beschermd materiaal. Dat heeft de rechtbank in Utrecht woensdag bepaald in een civiele bodemprocedure die was aangespannen door de stichting Brein.

Volgens de rechtbank handelt Mininova met haar BitTorrentplatform niet rechtstreeks in strijd met de Auteurswet of de Wet op de Naburige rechten.

Mininova heeft wel onrechtmatig gehandeld ten opzichte van de bij Stichting Brein aangesloten rechthebbenden uit de entertainmentindustrie door (structureel) gelegenheid te geven tot, aan te zetten tot en te profiteren van de door haar gebruikers gepleegde inbreuken op de auteursrechten en naburige rechten van deze rechthebbenden.

Mininova moedigt de gebruikers van haar platform aan om auteursrechtelijk beschermd materiaal via haar platform toegankelijk te maken, helpt gebruikers bij het vinden van het bestand met het gewenste auteursrechtelijk beschermde werk en zorgt er met behulp van haar ‘administrators’ en ‘moderators’ voor dat de auteursrechtelijk beschermde werken die via haar platform toegankelijk zijn, ook bruikbaar zijn voor haar gebruikers. Door deze handelwijze worden de gebruikers beter in staat gesteld om auteursrechtelijk beschermd materiaal met elkaar te delen. Daardoor wordt het belang van de auteursrechthebbenden om zelf te bepalen op welke wijze en onder welke voorwaarden (waaronder betaling daarvoor) hun werken de gebruiker bereiken, geschaad. Aannemelijk is dat de auteursrechthebbenden daardoor schade lijden.

De rechtbank was het niet eens met het betoog van Mininova dat het voor haar niet mogelijk is om de torrents die verwijzen naar auteursrechtelijk beschermd materiaal te vinden en te verwijderen. Volgens de rechtbank is het algemeen bekend dat op commercieel vervaardigde films, games, muziek en tv-series auteursrechten rusten, en dat die werken slechts bij uitzondering rechtenvrij zijn. Bij torrents die in die categorieën op het platform geplaatst worden, moet Mininova dan ook gegronde twijfel hebben of die torrents wel verwijzen naar rechtmatige informatie. Mininova heeft hulpmiddelen ter beschikking en kan (via Brein) lijsten krijgen om na te gaan welke torrents op haar platform verwijzen naar auteursrechtelijk beschermde informatie.

De door Mininova momenteel gehanteerde Notice and Take Down-procedure volstaat volgens de rechtbank niet. Torrents die verwijzen naar auteursrechtelijk beschermd materiaal worden alleen na melding verwijderd. De methode is daarmee ongeschikt om torrents permanent te verwijderen. Wanneer een torrent na verwijdering opnieuw op het platform wordt geplaatst, moet de rechthebbende namelijk opnieuw een melding aan Mininova doen. De rechtbank stelde bovendien vast dat moderators van Mininova het opnieuw uploaden van bestanden die verwijderd waren na een Notice and Take Down-procedure, aanmoedigen. (Persbericht Rechtbank Utrecht).

Lees het vonnis hier.