IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 7581

Henk X

Gerechtshof Amsterdam, 03 februari 2009, LJN: BH2939, Voortman Kantoormeubelen B.V. tegen HS Design B.V.

Modellenrecht. Auteursrecht. Afwijzing vordering tot betaling royalties. Bij ontbreken van een tussen partijen overeengekomen andersluidend beding komt, indien aanwezig, het auteursrecht inzake de in opdracht ontworpen kantoormeubelen toe aan de opdrachtgever en niet aan de ontwerper. Een (geldig) modeldepot is hierbij niet vereist. 
 
Henk X. heeft in opdracht van Voortman kantoormeubelen en bijbehorende accessoires ontworpen (‘de On-Line producten’). Henk X heeft alle industriële en intellectuele eigendomsrechten overgedragen aan HS Design, waarvan X directeur en enig aandeelhouder is. Voortman en HS Design krijgen vervolgens een geschil over de afgesproken provisie en naamsvermelding. In september 2006 deponeert Voortman de ontwerpen voor de On-Line producten als Benelux-model. 

Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep. Het auteursrecht op de meubels berust op grond van het bepaalde in art. 3.29 jo. 3.8 lid 2 BVIE (voorheen art. 23 jo. 6 lid 2 BTMW) wel bij Voortman als opdrachtgever.

4.5. Genoemde bepalingen van het BVIE (evenals voorheen de BTMW) komen er – voor de onderhavige situatie samengevat – op neer dat indien een model op bestelling is ontworpen de opdrachtgever, behoudens andersluidend beding tussen opdrachtgever en ontwerper, als ontwerper wordt beschouwd en dat aan deze daarmee ook het auteursrecht inzake dat model toekomt. Voortman bestrijdt terecht dat, zoals rechtbank heeft overwogen, een dergelijk andersluidend beding kan worden afgeleid uit de brieven van Voortman van 6 maart 1992 en 3 september 1997 en derhalve geacht moet worden tussen partijen te zijn overeengekomen. In deze brieven valt niet meer te lezen dan de afspraak, dat aan X naast het door hem ontvangen ontwerphonorarium een aanvullende provisie toekwam van 1,5 % gedurende maximaal tien jaar. Deze wijze van beloning geeft op zich zelf, mede gelet op hetgeen door partijen is gesteld omtrent de in de branche gebruikelijke voorwaarden, geen grond om aan te nemen dat partijen in het onderhavige geval tevens zijn overeengekomen om in afwijking van de hoofdregel van art. 3.8 lid 2 jo. 3.29 BVIE het auteursrecht aan X (c.q. HS Design als diens rechtsopvolgster) te doen toekomen. Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden waaruit dit zou kunnen worden afgeleid. De omstandigheid dat Voortman het model eerst in 2006 heeft gedeponeerd maakt dit niet anders, nu – daargelaten de vraag naar de geldigheid van dit depot in verband met het nieuwheidsvereiste - voor de toepassing van art. 6 lid 2 BTMW, thans art. 3.8 lid 2 BVIE, een modeldepot niet is vereist (BenGH 22 juni 2007, NJ 2007, 500).

4.6. De principale grief 1 slaagt derhalve. Voor zover de On-Line producten auteursrechtelijk zijn beschermd komt, bij ontbreken van een andersluidend beding, dit auteursrecht toe aan Voortman. Dit brengt mee dat de hiervoor in 4.2 sub (a) weergegeven vordering van HS Design, die zij op een haar toekomend auteursrecht heeft gebaseerd, haar alsnog dient te worden ontzegd. Bij deze uitkomst kunnen de overige grieven van Voortman hier verder onbesproken blijven.

4.7. De grieven in het incidenteel appel gaan niet op. Voor zover Voortman de productie en verkoop van de On-Line producten naar het ontwerp van X na 6 maart 2002 heeft voortgezet behoefde zij daartoe niet diens toestemming, nu zoals eerder overwogen het auteursrecht op die producten – indien dat al bestaat - toekomt aan Voortman als opdrachtgever en niet aan X c.q. HS Design. Om dezelfde reden kan HS Design niet worden gevolgd in haar stelling dat in het onderhavige geval sprake is van een stilzwijgend voortgezette licentieovereenkomst omdat Voortman met de productie is doorgegaan. Er is derhalve geen rechtsgrond aanwezig voor de door HS Design gevorderde provisiebetalingen na de overeengekomen einddatum van 6 maart 2002.

5.  (…) HS Design zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties, in hoger beroep zowel die van het principaal appel als van het incidenteel appel [liquidatietarief].

Lees het arrest hier. Rechtbank Haarlem , 17 januari 2007: IEF 3842.

IEF 7580

De niet door een dagvaarding in te leiden handhavingsmaatregelen

Vzr Rechtbank ’s-Hertogenbosch, Ex parte beschikking van 10 december 2008, LJN: BH2831, [octrooihouder] Limited tegen [inbreukmaker] International B.V.

Octrooirecht. Ex parte verzoek tot het treffen van maatregelen op grond van 1019b-1019d Rv. (bewijsbeslag en andere bewarende maatregelen) Op grond van art. 73 Rijksoctrooiwet-1995 wordt de rechtbank te 's-Gravenhage ook in dit geval exclusief bevoegd verklaard.

Artikel 80 van de Rijksoctrooiwet 1995 (ROW) verklaart de rechtbank te ’s-Gravenhage uitsluitend bevoegd voor vorderingen, bedoeld in artikel 73 ROW. (…) Hoewel in Hoofdstuk 4, § 4 en in artikel 80 ROW telkens gesproken wordt van “vorderingen”, moeten daaronder mede begrepen worden de niet door een dagvaarding in te leiden handhavingsmaatregelen van de artikelen 1019b – 1019d Rv. Deze artikelen belichamen de implementatie in de Nederlandse wetgeving van de Europese Richtlijn 2004/48. De Europese regelgeving kent geen scherp onderscheid tussen bevoegdheden die moeten worden uitgeoefend door het uitbrengen van een dagvaarding of bevoegdheden die moeten worden uitgeoefend door het indienen van een verzoekschrift.

Voor het maken van een dergelijk onderscheid is te minder reden omdat de essentie van ex parte beslissingen nu juist is dat ze niet worden ingeleid door een oproeping gericht tot de wederpartij, zoals bij een dagvaarding onvermijdelijk het geval is.

De gegrondheid van de door [octrooihouder] ingeroepen handhavingsmaatregelen en de toewijsbaarheid daarvan in een ex parte beslissing, vergen een summiere beoordeling van vragen over de geldigheid en handhaving van de octrooien (vgl. Vzr. Zutphen, 23 augustus 2007, LJN BB5753). Met betrekking tot het onderhavige verzoek rijst tevens de vraag of een mogelijke inbreuk op de octrooien van [octrooihouder] niet eenvoudig kan worden vastgesteld door analyse van de reeds op de Duitse markt verkrijgbare diergeneesmiddelen waarvan [octrooihouder] inbreuk vermoedt.

Voor de ex parte beslissingen die in Boek 3, Titel 15 Rv. de gelaedeerde ten dienste staan geldt daarenboven dat deze, de één wellicht meer dan de ander, een grote impact kunnen hebben op de commerciële positie van de beweerdelijke inbreukmaker en veel schade kunnen toebrengen, ook voordat een vordering tot opheffing is toegewezen en uitvoerbaar is. Die maatregen en de daarbij te betrachten terughoudendheid vergen daarom beoordeling door een bijzonderlijk in de materie geverseerde rechter, waarvan sedert de daarmee beoogde concentratie van octrooizaken bij de rechtbank ’s-Gravenhage elders in den lande in afnemende mate sprake is.

Bij deze uitleg van artikel 80 lid 2 aanhef en onder a. van de Rijksoctrooiwet 1995 is de voorzieningenrechter van de rechtbank te ’s-Gravenhage in Nederland bij uitsluiting bevoegd om van verzoeken tot het geven van ex parte beslissingen op grond van Boek 3, Titel 15 Rv. (de artt. 1019 t/m 1019i) kennis te nemen.

De voorzieningenrechter zal zich onbevoegd verklaren en de zaak op de voet van artikel 270 Rv. verwijzen naar de Voorzieningenrechter van de Rechtbank ’s-Gravenhage.

Lees de beschikking hier.

IEF 7579

Double damages

Rechtbank Dordrecht, 22 oktober 2008, HA ZA 07-2227. Autodesk Inc. c.s. tegen Canes c.s. (met dank aan Hans Jansen, Vondst)

Auteursrecht. Inbreukmakende software. Interessant vonnis over de schatting van de schade die ontstaan is door illegaal kopiëren van software en bestaat uit factoren als buitengerechtelijke kosten ter bestrijding van de 'olievlekwerking', neerwaartse prijsdruk en aangetaste en uitgeholde exclusiviteit van het auteursrecht.

"Nu De Jong geen enkel verweer voert tegen de volledige proceskostenveroordeling en de opgegeven omvang is de vordering toewijsbaar. Dat geldt ook als de Indicatietarieven in IE-zaken in aanmerking zouden worden genomen."

Lees het vonnis hier.

IEF 7578

Cassina: the sequel

Rechtbank Amsterdam 12 februari 2009, KG ZA 08-2444. Cassina s.p.a. tegen Dimensione Direct Sales Srl. (met dank aan Selale Dogan, Van der Steenhoven)

Auteursrechtinbreuk meubels. Verkoop via internet. Ladbrokes toepassing, website (mede) op Nederland gericht. Proceskostenveroordeling van € 28.298,32.

Centraal staat de vraag of Dimensione door middel van haar website, de catalogus en mailings in Nederland onrechtmatig handelt jegens Cassina door inbreuk te maken op de (in Nederland beschermde) auteurs- en/of merkenrechten van de rechthebbenden dan wel door misleiding van het publiek, waardoor ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken.

"Het gebruik van een afbeelding van een auteursrechtelijk beschermd werk dan wel een merkenrechtelijk beschermd teken op een website levert niet reeds in ieder land waarin deze rechten beschermd zijn een onrechtmatige daad op, louter op grond van het feit dat de website vanuit dat land te raadplegen is. Daartoe dient aan nadere voorwaarden te zijn voldaan. [...] Van een mede op Nederland gerichte website kan volgens dit arrest, waarin het overigens niet ging om een auteursrechtinbreuk maar deelname aan kansspelen via het internet, sprake zijn indien Nederland is vermeld in een op de website voorkomende lijst van landen van waaruit aan de aangeboden kansspelen kan worden deelgenomen, en aan de kansspelen kan worden deelgenomen zonder dat daartoe andere handelingen zijn vereist dan die op de computer kunnen worden verricht. Voorshands wordt geoordeeld dat Dimensione haar inbreukmakende meubelmodellen middels haar website, catalogus, direct mailings per post en per e-mail (mede) rechtstreeks te koop aanbiedt in Nederland.

"4.8 De door Dimensione aangehaalde Peek & Cloppenburg-uitspraak kan haar niet baten. In die zaak is overwogen dat van distributie onder het publiek van het origineel van een werk of een kopie daarvan, anderszins dan door verkoop, in de zin van artikel 4 lid 1 van Richtlijn 2001/29, uitsluitend sprake is wanneer er een eigendomsoverdracht van deze zaak plaatsvindt. In dat geval had Peek & Cloppenburg (als eindgebruiker) de inbreukmakende meubelen ter beschikking gesteld aan haar (winkel)publiek, zonder het oogmerk te hebben de meubelen door te verkopen. De handelingen van Dimensione vinden evenwel plaats in de fase hiervoor en zijn juist wel gericht op verkoop."

De hoogte van de proceskosten is door Dimensione niet betwist en worden vastgesteld op € 28.298,32.

Lees het vonnis hier.

IEF 7577

Overeenstemmende totaalafdruk

Rechtbank Amsterdam, 12 februari 2009, KG ZA 08-2446. Cassina s.p.a. tegen Baraka B.V. (met dank aan Selale Dogan, Van der Steenhoven)

Auteursrechtinbreuk meubels. Bijzondere proceskostenoverweging: omdat het voor eiser een 'standaardprocedure' betreft en de showroom van gedaagde zich dichtbij het kantoor van de advocaten van eiser bevindt, worden de proceskosten gematigd tot € 4.000,-.

Cassina is door middel van een licentie het (exclusieve) recht verstrekt meubels naar het ontwerp van Le Corbusier te fabriceren en te verkopen en de volmacht om in eigen naam in rechte op te treden tegen inbreuken. Gelet op de door Cassina overgelegde foto's van zowel de door Baraka aangeboden meubelstukken als de originele LC2 en de door Cassina naar de zitting meegenomen originele LC2, wordt voorshands geoordeeld dat sprake is van een overeenstemmende totaalindruk (of totaalafdruk, zoals in r.o. 4.6) .Het verbod wordt toegewezen.

"De vordering Baraka te veroordelen alle inbreukmakende meubelstukken terug te halen bij niet-particuliere afnemers wordt slechts toegewezen, voorzover uit de opgave van Baraka zal blijken dat sprake is van niet-particuliere afnemers van de meubelen. Aangezien Baraka ter zitting heeft verklaard dat de meubelstukken die in de winkel stonden zijn weggegeven aan een bevriende relatie en niet is gesteld of gebleken dat deze niet kunnen worden teruggehaald, wordt Baraka ook veroordeeld deze meubelstukken terug te vorderen en ter vernietiging op kosten van Baraka aan Cassina af te staan. De kosten van de aan Baraka in rekening te brengen vernietiging mogen daarbij niet hoger zijn dan de (door Baraka opgegeven) inkoopprijs van het betreffende meubelstuk."

Ten aanzien van de gevorderde volledige proceskosten: "In dit geval bestaat er evenwel aanleiding de door Baraka te betalen proceskosten te matigen. In totaal is immers bijna 34 uur gedeclareerd door drie verschillende advocaten, terwijl de noodzaak hiervoor niet is gebleken en Baraka terecht heeft gesteld dat voor een grote partij als Cassina, die meerdere inbreukprocedures over - onder andere - de LC2 heeft gevoerd, de inhoud van de in deze procedure gestuurde sommatiebrieven en van de dagvaarding grotendeels standaard zal zijn. Daarbij is de showroom van Baraka, zoals ter zitting is gebleken, in de directe nabijheid van het kantoor van de advocaten van Cassina, zodat zij na het sturen van de sommaties gemakkelijk zelf polshoogte hadden kunnen nemen, toen een reactie uitbleef. De proceskosten zullen daarom in redelijkheid worden vastgesteld op € 4.000,-."

Lees het vonnis hier.

IEF 7576

Pauzepraat

Rechtbank 's-Gravenhage 13 februari 2009, KG ZA 08-1545. Pretium Telecom B.V. tegen de TROS (Met dank aan Pauline Kuipers, Bird & Bird)

Onrechtmatige publicatie, geen 'ne bis in idem', rectificatie.

Na een tweetal kort geding procedures tussen partijen vordert Pretium onder meer uitzendingen van Tros Radar, waarin met een verborgen camera opgenomen beelden worden vertoond van een cursus bij een callcenter van CPM (dat telefonisch klanten werft voor Pretium) van de websites www.uitzendinggemist.nl en www.trosradar.nl te verwijderen.

De Tros beroept zich allereerst op schending van het ne bis in idem beginsel, althans op een verkapt hoger beroep van Pretium tegen de vonnissen van de voorzieningenrehcter van de rechtbank Amsterdam. Het verweer treft geen doel: "Aan een vonnis in kort geding komt geen gezag van gewijsde toe als bedoeld in artikel 236 Rv. De vonnissen van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 22 en 30 september 2008 bevatten slechts voorlopige oordelen en beslissingen waaraan partijen niet in de bodemprocedure en evenmin in een later kort geding gebonden zijn (vergelijk Hoge Raad 16 december 1994, NJ 1995, 213). Indien zich na het wijzen van deze vonnissen nieuwe feiten voordoen - zoals met de bestreden tv-uitzendingen en internetcolumn thans het geval is - kan Pretium haar mede daarop gebaseerde vorderingen door de rechter hernieuwd laten beoordelen. Verder valt niet goed in te zien waarom een eventuele toewijzing van de vorderingen in dit kort geding zou botsen met de eerdere afwijzing door de door de voorzieningenrechter te Amsterdam en zo aanleiding zou kunnen geven tot executiegeschillen."

Ten aanzien van het spanningsveld tussen het recht op de vrijheid van meningsuiting enerzijds en het recht op bescherming van de eer en goede naam en de persoonlijke levenssfeer anderszijds komt het aan op de beoordeling van de twee verwijten die worden gemaakt, te weten dat consumenten zich overrompeld, overvallen en misleid voelen door de wijze waarop zij door Pretium worden benaderd en in de tweede plaats dat Pretium zich met name richt op kwetsbare consumenten, ouderen in het bijzonder.

"Ten aanzien van het eerste verwijt is de conclusie in dit kort geding dat de Tros aannemelijk heeft gemaakt - in een mate die in een kort geding voldoende is te achten - dat zij hiervoor goede gronden heeft. [...] Het maatschappelijke belang, zoals door de Tros toegelicht, geeft hier de doorslag. Anders ligt dit met het (tweede) verwijt, te weten dat Pretium zich met name richt op kwetsbare consumenten, ouderen in het bijzonder.[...] De slotsom is dan ook dat hier het belang dat de Tros voorstaat, moet wijken voor het belang van Pretium."

Lees het vonnis hier.

IEF 7575

Zoekt Dirk Visser de confrontatie?

Reactie van Jochem Donker (Cedar) op Dirk Visser, "Zoekt Lira de confrontatie?"

"Hoogleraar intellectueel eigendomsrecht en advocaat Dirk Visser levert in zijn artikel “Zoekt LIRA de confrontatie?” commentaar op enkele aspecten van het herziene LIRA aansluitingscontract. De tekst van dit contract is eind vorig jaar door het LIRA bestuur vastgesteld en wordt momenteel ter ondertekening aan aangeslotenen van LIRA rondgestuurd.

Terzijde is het natuurlijk een interessant gegeven dat een hoogleraar intellectueel eigendomsrecht niet schroomt een compleet contract met de daarbij behorende toelichting, waarvan hij nota bene zelf constateert dat het nog niet (volledig) openbaar is, integraal op IEForum te publiceren. Bij mijn weten heeft hij de daarvoor vereiste toestemming gevraagd noch gekregen. Nu zal LIRA hier geen al te groot probleem van maken, want LIRA heeft, anders dan Visser lijkt te suggereren, niets te verbergen en de aanpassingen in het contract zijn inmiddels al met een groot aantal belanghebbende partijen besproken.

Visser voorspelt in zijn artikel dat “LIRA wel weer relativerende geluiden zal verspreiden”, en in het onderstaande zal ik hem op dat punt op zijn wenken bedienen. Er valt namelijk nog wel het een en ander op zijn stellingen af te dingen."

Lees de reactie hier. Lees het artikel van Dirk Visser hier.

IEF 7574

Naar 95 jaar

Persbericht Europees Parlement: Music copyright to be extended to 95 years. Copyright term for music recordings must be extended from 50 years to 95 years, says legislation approved on Thursday by the Legal Affairs Committee.

Increasing the term of copyright protection would ensure that performers and producers continue to receive royalties for 95 years from the first publication or performance of their song, according to a Commission proposal backed by the committee. The approved report, drafted by Brian Crowley (UEN, IE), amends existing legislation to increase the copyright protection for music compositions on physical devices (i.e. digital forms are excluded) to 95 years. A dedicated fund for session musicians was also approved by the committee.

Lees het persbericht hier.

IEF 7573

Zoekt Lira de confrontatie?

Dirk Visser (Klos Morel Vos & Schaap, Universiteit Leiden): Zoekt Lira de confrontatie?

Blijkens haar nieuwe aansluitingscontract heeft Lira er voor gekozen om aangeslotenen te dwingen, als onderdeel van de verplichte ‘basisoverdracht’, een aantal belangrijke primaire rechten te laten overdragen.

Daarmee lijkt Lira de overstap te willen maken van een organisatie die alleen geldstromen ter zake van secundaire openbaarmakingsvormen verdeelt, naar een soort Buma/Stemra voor schrijvers die ook alle primaire openbaarmakingsvormen controleert en exploiteert en daarmee uitgevers en televisie- en filmproducenten het nakijken geeft.

Feit is dat Lira schrijvers dwingt om rechten aan haar over te dragen die door de branche als primaire rechten worden gezien die nu via de normale exploitatie-keten auteur-producent/uitgever-omroep contractueel worden geëxploiteerd. In feite verliezen uitgevers en televisie- en filmproducenten hiermee het recht om hun producten zelf via internet, televisie of themakanalen te exploiteren.

Ook collectieve rechtenorganisatie Sekam ziet de bui van het Norma & Irda / NL-kabel vonnis kennelijk al hangen en probeert zijn rechten uit te breiden tot primair uitzenden. Beide organisaties lijken hiermee de confrontatie te zoeken met de traditionele exploitanten van primaire rechten, de film- en televisieproducenten en de uitgevers.

Lees het gehele artikel hier. Nieuwe Lira Aansluitingscontract hier. Vevam Addendum bij de exploitatie-overeenkomst hier.

IEF 7572

Om het auteursrecht af te kopen

Rechtbank Amsterdam, 27 augustus 2008, LJN: BH2760, Specialsauce B.V. tegen Proud Design B.V.

Auteursrecht. Productfotografie. Afgebroken onderhandelingen, toch gebruik van foto. Vaststelling schade bij inbreuk op auteursrecht reclamefoto. In het tussenvonnis van 9 januari 2008 (IEF 5546) heeft de rechtbank SpecialSauce in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de door haar geleden schade ten gevolge van de inbreuk op haar auteursrecht. Daarbij is overwogen dat tot uitgangspunt zou moeten worden genomen de prijs van SpecialSauce voor het rechtenvrij overdragen van haar foto voor de reclamecampagne van Douwe Egberts.

SpecialSauce heeft de door haar geleden schade begroot op een bedrag van €40.950,=. Proud Design betwist de hoogte van dit bedrag. De rechtbank acht het voldoende aannemelijk dat het marktconforme tarief in de reclamefotografie een toeslag is van 100% (i.c. zelfs 150%) op de werkfee en komt uit op € 5.940,=. Geen 1019h proceskosten, omdat “deze procedure slechts voor een gedeelte betrekking heeft gehad op de handhaving van het intellectueel eigendomsrecht van SpecialSauce.”

2.4. De rechtbank stelt voorop dat uit de stellingen van SpecialSauce voortvloeit dat haar schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. (…) Dit betekent dat de rechtbank de schade zal begroten – en waar nodig schatten – op grond van artikel 6:97 BW.

2.5. Bij deze begroting van de schade moet tot uitgangspunt worden genomen de opgave van SpecialSauce van de door haar berekende prijzen. Door inbreuk te maken op haar auteursrecht, heeft Proud Design SpecialSauce immers haar onderhandelingspositie hierin ontnomen.

2.6.  De rechtbank stelt vast dat SpecialSauce zich bij de berekening van haar gestelde schade, net als Proud Design, baseert op een prijs voor een gebruikslicentie op de foto. De rechtbank zal derhalve hebben vast te stellen of de door SpecialSauce gestelde prijs van die gebruikslicentie in overeenstemming is met de aard van de schade.

2.8.  De rechtbank acht het door SpecialSauce gevorderde bedrag van EUR 40.950,= buitenproportioneel (…) Met Proud Design is zij van oordeel dat reclamefotografie onvoldoende vergelijkbaar is met persfotografie om bij de in deze laatstgenoemde branche gehanteerde tarieven aan te sluiten. Er zal zoveel mogelijk aansluiting gezocht dienen te worden met hetgeen in de reclamewereld gebruikelijk is.

2.9.  Proud Design heeft haar stellingen omtrent hetgeen in de reclamefotografie gebruikelijk is onderbouwd met een groot aantal producties (…)

2.10.  De rechtbank acht daarmee voldoende aannemelijk dat het marktconforme tarief een toeslag is van 100% op de werkfee. Om tegemoet te komen aan de stellingen van SpecialSauce dat zij hogere tarieven kan berekenen, zal in haar geval schattenderwijs uitgegaan worden van een toeslag van 150%.

2.11.  (…) de rechtbank [zal] deze toeslag niet berekenen over het aantal uren dat SpecialSauce gewerkt zou hebben indien zij de opdracht zou hebben gekregen, doch over de uren die besteed zijn aan de serie proeffoto’s, nu dit het werk is waaruit de foto van SpecialSauce is voortgekomen. (…)

2.14.  Dit alles in overweging nemende begroot de rechtbank de geleden schade van SpecialSauce op 150% x 24 x EUR 165,=, derhalve op een bedrag van EUR 5.940,=.

2.15.  SpecialSauce vordert voorts kennelijk een kostenveroordeling van Proud Design in de door haar werkelijk gemaakte proceskosten op grond van artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Zoals Proud Design hiertegen terecht tot haar verweer aanvoert, heeft deze procedure slechts voor een gedeelte betrekking gehad op de handhaving van het intellectueel eigendomsrecht van SpecialSauce. Het had op de weg van SpecialSauce gelegen haar vordering in die zin te onderbouwen. Nu zij dit heeft nagelaten, zal de vordering als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.

Lees het vonnis hier. Tussenvonnis Rechtbank Amsterdam 9 januari 2008: IEF 5546.