IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 7468

Niet verplaatst, bewerkt of afgestoten zonder instemming

Kamerstukken II 2008/09, 31700 XI, nr. 67 (Bijlage). Percentageregeling beeldende kunst bij rijksgebouwen (bijlage bij 31700 XI, nr. 67)

"Aan de eigenaar/verhuurder van het gebouw moet verplicht door de Rijksgebouwendienst tijdig gemeld worden, dat de te realiseren beeldende kunst onder de Auteurswet valt en derhalve na de huurperiode niet verplaatst, bewerkt of afgestoten kan worden zonder de instemming van de beeldend kunstenaar of diens erfgenamen en/of andere rechthebbenden. De toepassing van kunst bij ingehuurde gebouwen en terreinen kan daarom niet worden afgedwongen."

Lees de percentageregeling hier

IEF 7467

Spijzen en drank voor lichaam en geest (de sprekers)

IE Diner 2008"Een waarschuwing vooraf: op alles wat tijdens dit diner gezegd wordt, incl. het bestellen van meer wijn, zit mogelijk auteursrecht!” Aldus professor Hugenholtz in zijn tafelrede op het IE-diner van vorig jaar. De onderwerpen voor dit jaar zijn nog niet bekend, maar ook met de sprekers van dit jaar kan gerust worden gerekend op 100% powerpointvrije, kritische, scherpzinnige en amusante Tischreden tussen de gangen door.

Avondvoorzitter op donderdag 29 januari aanstaande is wederom mr. E.J. Numann, raadsheer in de Hoge Raad en, onder zeer veel meer, voorzitter van het Genootschap Onze Taal. Onder zijn leiding zullen  prof. mr. Charles Gielen, prof. mr. Jaap Spoor, mr. Sven Klos, mr. Tobias Cohen Jehoram en prof. mr. Dirk Visser hun geestelijke eigendom met u delen.

Spijzen en drank voor lichaam en geest in een IE-umfeld om de vingers bij af te likken. Netwerken en napleiten was nog nooit zo smakelijk.

Het IEForum.nl IE-diner heeft ook dit jaar weer plaats in de Industrieele Groote Club op de Dam in Amsterdam, een semi-besloten sociëteit met een heuse kledingcode: ‘Colbert & stropdas voor de heren. Voor de dames: gepaste kleding; Jeans worden niet op prijs gesteld.’ Denkelijk zijn alle variaties op dit thema dus geoorloofd. Het geven van wachtwoorden en geheime tekens bij de entree is niet vereist.

U kunt zich per email opgeven bij Claudia Zuidema, uitgeverij deLex (service@delex.nl). Het diner heeft plaats op donderdag 29 januari aanstaande. De avond begint om 18.00 uur en kost 195 euro per couvert. Wacht niet te lang met aanmelden, het aantal plaatsen is beperkt.

IEF 7466

360º fotografie

Ferro Informatie SystemenRechtbank ’s-Hertogenbosch, 3 december 2008, LJN: BG8960, Cyclomedia Technology B.V. tegen Ferro Informatie Systemen B.V.,

Merkenrecht. Reclamerecht. Bedrijfsgeheimen. Panoramische foto’s. Geen sprake van onrechtmatige kennisname van bedrijfsvertrouwelijke informatie. geen ongeoorloofde vergelijkende reclame. Term 'Cyclorama' geniet geen merkenrechtelijke bescherming en ook op andere gronden is gebruik van de term niet verboden. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die gebruik van term 'Cyclorama' onrechtmatig maken. De term “specialist” is in de regel niet voorbehouden aan slechts 1 persoon/bedrijf of instelling.

Eiser Cyclomedia brengt “op grootschalige en systematische wijze de omgeving in kaart door middel van speciale digitale panoramische foto’s die een 360 º beeld geven van gefotografeerde omgeving” en stelt in 2005 een opnamevoertuig ter beschikking aan gedaagde Ferro, tegen betaling en na ondertekening van een geheimhoudingsverklaring. In 2006 breidt Ferro haar dienstverlening uit met 360 º fotografie. Beide ondernemingen duiden hun product aan met de naam cyclorama. De factuur voor het gebruik van het opnamevoertuig is onbetaald gebleven.

Eiser Cyclomedia stelt dat Ferro de geheimhoudingsovereenkomst heeft geschonden en zich bedient van misleidende en vergelijkende reclame. De vorderingen worden afgewezen.

Geheimhouding: “4.7.3.  Gesteld noch gebleken is voorts dat Ferro Informatie Systemen B.V. tijdens het gebruik van het opnamevoertuig software heeft gekopieerd of anderszins heeft misbruikt. De rechtbank acht verder onvoldoende onderbouwing voorhanden voor de – betwiste - stelling dat Ferro Informatie Systemen B.V. gebruik maakt of heeft gemaakt van technische apparatuur, materialen, faciliteiten en documentatie van CycloMedia Technology B.V. Zij heeft hierbij in aanmerking genomen dat Ferro Informatie Systemen B.V. reeds ter comparitie heeft gesteld dat zij aanvankelijk gebruik heeft gemaakt van bestaande software (Quick time van Apple) en nadien van een vrij toegankelijke fotoviewer uit Italië. Aan de hand van ervaren gebruiksbeperkingen heeft Ferro Informatie Systemen B.V. naar haar zeggen eigen software (laten) ontwikkelen, die niet gelijk is aan die van CycloMedia Technology B.V. Het had op de weg van CycloMedia Technology B.V. gelegen om tegenover deze gemotiveerde betwisting van haar bovenaangehaalde stelling, feiten en omstandigheden te stellen ter ondersteuning van die stelling.

Dit klemt temeer nu CycloMedia Technology B.V. zelf in de dagvaarding heeft vermeld dat Ferro Informatie Systemen B.V. een eigen systeem heeft ontwikkeld. CycloMedia Technology B.V. heeft nadere onderbouwing echter achterwege gelaten en ook heeft zij geen enkele onderbouwing gegeven voor haar terloopse (want tussen haakjes gezette) stelling dat er sprake zou zijn van een cameratechnologie waarop octrooi zou rusten. Aan die stelling gaat de rechtbank mitsdien voorbij. Tenslotte is de rechtbank van oordeel dat bij gebrek aan deugdelijke onderbouwing, niet kan worden aangenomen dat Ferro Informatie Systemen B.V. met behulp van de enkele kennis die is opgedaan tijdens instructie en gebruik van het voertuig gedurende 1 weekend, in staat is geweest om zich de technologie van CycloMedia Technology B.V. eigen te maken. Dit geldt zeker nu gesteld is dat deze technologie het resultaat is geweest van jarenlange inspanningen.”

Misleidende en vergelijkende reclame: “4.8.  CycloMedia Technology B.V. heeft ter toelichting op haar stellingen terzake aangevoerd dat Ferro Informatie Systemen B.V. zich in een door haar uitgegeven brochure en in een mailing op ontoelaatbare wijze met CycloMedia Technology B.V. vergelijkt. Zij presenteert zich ten onrechte als specialist in cyclorama’s. Ook brengt zij haar producten onder die naam (cyclorama’s) op de markt, terwijl dit geen soortnaam is maar een aanduiding die een eigen plaats op de markt gekregen heeft en synoniem is met de producten van CycloMedia Technology B.V.. (…)

4.10.3  Indien er veronderstellenderwijs vanuit zou worden gegaan dat er in casu sprake is van vergelijkende reclame, dan rijst de vraag of die geoorloofd is. Bij beantwoording van die vraag acht de rechtbank in de eerste plaats van belang dat de term “cyclorama” geen merkenrechtelijke bescherming geniet. Verder is gesteld noch gebleken dat er op andere gronden een verbod rust op het gebruik van die aanduiding voor 360° fotografie. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat het Ferro Informatie Systemen B.V. in beginsel is toegestaan om die aanduiding te gebruiken, tenzij er sprake zou zijn van bijzondere omstandigheden die het gebruik van de term “cyclorama” door Ferro Informatie Systemen B.V. onrechtmatig zou maken. In dit verband zijn door CycloMedia Technology B.V. geen andere omstandigheden aangevoerd dan die ter onderbouwing van haar standpunt dat sprake is van misleidende en/of ongeoorloofde vergelijkende reclame. De rechtbank zal zich mitsdien tot de beoordeling van die aspecten beperken.

4.10.4    Uit de stellingen van CycloMedia Technology B.V. volgt dat het gestelde verwarringsgevaar zijn grond vindt in juist het – op zichzelf toegestane - gebruik van de term “cyclorama” in de brochure en mailing van Ferro Informatie Systemen B.V.. De rechtbank is van oordeel dat CycloMedia Technology B.V. onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld om te kunnen concluderen dat het enkele gebruik van die term in de brochure en mailing van Ferro Informatie Systemen B.V. verwarringsgevaar heeft of kan doen ontstaan. Voor het kunnen aannemen van verwarringsgevaar is tenminste nodig dat met behulp van concrete feiten en omstandigheden duidelijk wordt gemaakt dat het publiek (in de zin van de gemiddelde oplettende afnemer van het product) zou kunnen menen dat het product, dat in de (onmiskenbaar door Ferro Informatie Systemen B.V. uitgebrachte) brochure en mailing wordt aangeprezen, afkomstig is van CycloMedia Technology B.V. of van een aan CycloMedia Technology B.V. gelieerd bedrijf.

De omstandigheid dat Ferro Informatie Systemen B.V. – als cartografisch bedrijf – al jaren als zelfstandig bedrijf opereert op de markt van overheidsinstellingen, wat ook de markt is voor 360° fotografie, maakt het gestelde verwarringsgevaar zonder andere concretisering, die ontbreekt, onvoldoende aannemelijk. .Evenmin is voldoende feitelijke onderbouwing verstrekt om te kunnen concluderen dat de goede naam van het door CycloMedia Technology B.V. op de markt gebrachte product is geschaad. De enkele omstandigheid dat de foto’s van Ferro Informatie Systemen B.V. minder mogelijkheden zouden hebben dan die van CycloMedia Technology B.V. acht de rechtbank ontoereikend. Er zijn geen omstandigheden aangevoerd die erop zouden kunnen duiden dat de in 360° fotografie geïnteresseerde markt – merendeels bestaande uit grote professionele publieke en semi-publieke instellingen – een minder veelzijdige bruikbaarheid van het product van Ferro Informatie Systemen B.V. (zo daar al sprake van zou zijn) mede zou toerekenen aan CycloMedia Technology B.V. door het enkele gebruik van dezelfde terminologie.
De stelling als zou het product van CycloMedia Technology B.V. als te duur worden afgeschilderd acht de rechtbank niet houdbaar. Zij tekent hierbij aan dat Ferro Informatie Systemen B.V. in haar brochure/mailing in dit verband de mogelijkheid vermeldt om niet voor het hele pakket aan fotografie en onderhoud te opteren maar voor het laten inrichten van een eigen bedrijfsauto van de klant en de fotografie in eigen beheer te houden dan wel te opteren voor gedeeltelijk periodiek onderhoud.

Ook de stelling dat er sprake is van een oneerlijk behaald voordeel acht de rechtbank onvoldoende feitelijk onderbouwd en in het licht van al hetgeen hiervoor is overwogen niet houdbaar.

4.10.5  Tenslotte is de rechtbank van oordeel dat er door CycloMedia Technology B.V. onvoldoende feiten en omstandigheden zijn gesteld om te kunnen concluderen dat er anderszins sprake is van misleidende mededelingen in de brochure en/of mailing van Ferro Informatie Systemen B.V.. Dat Ferro Informatie Systemen B.V. zichzelf als specialist in cyclorama afficheert, acht de rechtbank ontoereikend. De term “specialist” is in de regel niet voorbehouden aan slechts 1 persoon/bedrijf of instelling. Ferro Informatie Systemen B.V. legt zich sinds medio 2006 mede toe op 360° fotografie, als specialisatie naast cartografie. De rechtbank ziet niet in dat het bezigen van de kwalificatie specialist in een wervingsbrochure/mailing ten opzichte van andere op dit vlak gespecialiseerde bedrijven als misleidend of anderszins onrechtmatig heeft te gelden.”

Lees het vonnis hier.  

IEF 7465

De peildatum voor het bepalen van de mate van originaliteit

Links Tripp Trapp, Rechts Carlo (klik voor vergroting)Rechtbank Haarlem, 7 januari 2009, HA ZA 07-1510, Stokke AS c.s. tegen H3 Products B.V. c.s. (met dank aan Arnout Groen en Fabiënne Meershoek, De Brauw Blackstone Westbroek)

Auteursrecht. Haarlemse Stokke-zaak. De Carlo kinderstoel van gedaagde  maakt inbreuk op het auteursrecht van Stokke m.b.t. de bekende Tripp Trapp stoel (Links Tripp Trapp, rechts Carlo. Klik op afbeelding voor vergroting).Zaak is feitelijk vergelijkbaar met Rechtbank Den Haag 7 februari 2007, Stokke Fikszo &  H3 Products B.V (zie IEF 3423), maar de inhoudelijke benadering van beide gerechten verschilt. Over peildata, stijlelementen, technische functies, kunstmatige verlenging van octrooirechten, verwatering, harmonisatie en persoonlijkheidsrechten Voor nu een samenvatting in citaten:

“De peildatum voor het bepalen van de mate van originaliteit en de beschermingsomvang van het auteursrecht heeft te gelden het moment van totstandkoming van het werk.” (4.2)

“Het feit dat een bepaald onderdeel een technische functie heeft, sluit op zichzelf niet uit dat het vatbaar is voor auteursrechtelijke bescherming.” (4.6)

“De enkele omstandigheid dat een octrooi is verleend op het ontwerp van de Tripp Trapp betekent nog niet dar het onderwerp van auteursrechtelijke bescherming is uitgesloten.” (4.8)

“Hoewel het juist is dat het auteursrecht geen monopolie op stijlelementen verschaft, betekent dat echter niet dat ieder werk dat is te omschrijven met gebruik van dezelfde bewoordingen als waarmee een stijl wordt omschreven, om die reden niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt.” (4.9)

“Daarbij dient voorts in aanmerking te worden genomen het antwoord op de vraag of binnen de grenzen die getrokken worden door de mode, trend of stijl enerzijds en door de eisen van functionaliteit anderzijds, voldoende afstand van het werk is genomen en de beweerdelijk inbreukmaker met zijn ontwerp op een voldoende eigen wijze uiting gegeven heeft aan de vigerende stijl, trend of mode van ontwerpen. Bovendien geldt dat een stijl wel kan bijdragen tot het eigen karakter van het werk. Het feit dat twee werken die ook overigens in zekere mate overeenstemmen bovendien een aantal stijlkenmerken gemeen hebben is dan ook wel degelijk van belang voor de vraag of er sprake is van een inbreuk.” (4.11)

“Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat de Carlo-stoel van H3 Products c.s. als eeb  verveelvoudiging, in gewijzigde vorm van de Tripp Trapp is aan te merken en B3 Products c.s. met de productie, distributie en verkoop van de Carlo-stoel inbreuk maakt op de auteursrechten op de Tipp Trapp. Van een kunstmatige verlenging van octrooirechten is, anders dan H3 Products c.s. betoogt, geen sprake.”(4.15)

“Binnen de Europese Gemeenschap zijn de nationale auteursrechtelijke regels niet geharmoniseerd, zodat de uitkomst per land kan verschillen. Dat deze omstandigheid een beperkende werking in de handel mee kan brengen is verdisconteerd in artikel 30 EG verdrag en is, zolang wordt voldaan aan de aldaar gestelde voorwaarden, op zichzelf niet onredelijk” (4.16)

“Met betrekking tot het beroep van B3 Products C.S. op verwatering van het auteursrecht overweegt de rechtbank dat, nog afgezien van de vraag of verwatering van het auteursrecht in het algemeen mogelijk is, de enkele stelling van H3 Products c.s. dat Stokke niet tegen alle mogelijk inbreukmakende stoelen die op de markt zijn optreedt (voorzover dit al juist zou zijn, hetgeen gelet op de betwisting door Stokke niet is komen vast te staan) onvoldoende is om aan te nemen dat Stokke haar auteursrechten heeft verwerkt en dat Stokke daarom een beroep op haar auteursrechten op de Tripp Trapp moet worden ontzegd.” (4.17)

“Niet kan worden geconcludeerd dat de vormgeving en uitvoering van de Carlo-stoel een verminking van het ontwerp van de Tripp Trapp opleveren. Het gaat om aangebrachte wijzigingen die op zichzelf geen andere dimensie aan het ontwerp van Opsvik geven en evenmin aan de kwaliteiten van Opsvik als industrieel ontwerper afbreuk doen. In dit licht valt zonder nadere onderbouwing - die ontbreekt - bovendien niet in te zien dat er sprake is van een wijziging van Opsviks werk waartegen hij zich in redelijkheid kan verzetten. De persoonlijkheidsrechten van Opsvik zijn derhalve niet  geschonden.”(4.19)

“Stokke heeft bij dagvaarding op grond van artikel 1019h Rv de werkelijk gemaakte kosten gevorderd. Ter zitting hebben partijen laten weten dat zij overeenstemming hebben bereikt om een bedrag van €15.000,-- als de werkelijk gemaakte kosten over en weer te vorderen.”(4.23)

Lees het vonnis hier.

IEF 7464

Als extensie in een adreslink

Beeldmerk eBeatVzr. Rechtbank Breda, 6 januari 2009, LJN: BG9038, The Beat Factory B.V., mede handelend onder de namen Ebeat En AV Retail Partners tegen Handyman B.V.

Het eerste gepubliceerde IE-vonnis van 2009. Merkenrecht. Het gebruik van de naam ‘e-beat’ als extensie in een adreslink naar een webpagina is niet aan te merken als gebruik van het beeldmerk ‘eBEAT’, noch als (onrechtmatig) gebruik van de handelsnaam ‘eBEAT’. Geen (spoedeisend) belang. Toepassing van de indicatietarieven.

The BEAT Factory verzorgt voor het personeel van Handyman cursussen in een digitale leeromgeving. Eén of enkele werknemers van Handyman hebben in deze digitale leeromgeving slagingsgegevens van één of meer werknemers hebben gewijzigd, door, na het doen van een toets in de digitale leeromgeving van Handyman, in de adresbalk getoonde gegevens te wijzigen alvorens het resultaat van de gemaakte toets wordt getoond. The BEAT Factory ziet dit als een inbreuk op haar intellectuele eigendomsrechten. De voorzieningenrechter niet.

“4.2. Om te beginnen is voldoende aannemelijk dat in dit geval sprake is van een goedbedoelde en onschuldige actie van de werknemer van Handyman, juist gericht op het behartigen van het belang van The BEAT Factory, die dit zeer wel zó kon begrijpen en er zó ook profijt van had kunnen hebben. Zelfs indien zou worden aangenomen dat enige wettelijke of contractuele bepaling door Handyman zou zijn geschonden, dan nog is niet aannemelijk dat daardoor enige relevante en aan Handyman toerekenbare schade voor The BEAT Factory is ontstaan.

4.3. Het verwijt van The BEAT Factory aan het adres van Handyman komt er in essentie op neer dat één of enkele werknemers van Handyman in de digitale leeromgeving van Handyman slagingsgegevens van één of meer werknemers hebben gewijzigd. Volgens Handyman is dat gebeurd door, na het doen van een toets in de digitale leeromgeving van Handyman, in de adresbalk getoonde gegevens te wijzigen alvorens het resultaat van de gemaakte toets wordt getoond. Van een gebruik van het beeldmerk ‘eBEAT’ of van één van de handelsnamen van The BEAT Factory is daarbij geen sprake. Het gebruik van de naam ‘e-beat’ als extensie in een adreslink naar een webpagina is evenmin aan te merken als gebruik van het beeldmerk ‘eBEAT’, noch als (onrechtmatig) gebruik van de handelsnaam ‘eBEAT’. Bij het onder b gevorderde heeft The BEAT Factory dan ook geen belang. Aangezien Handyman en haar werknemers inmiddels geen toegang meer hebben tot de digitale leeromgeving van Handyman, is de mogelijkheid van herhaling van de verweten gedraging uitgesloten en heeft The BEAT Factory ook geen belang bij haar vordering onder a. De vorderingen onder c tot en met e zijn te beschouwen als nevenvorderingen en komen bij gebrek aan een zelfstandig belang én een deugdelijke onderbouwing van de gestelde en door Handyman betwiste schadebedragen evenmin voor toewijzing in aanmerking.

4.4. Als de in het ongelijk te stellen partij zal The BEAT Factory op de voet van het bepaalde in artikel 1019h Rv worden veroordeeld in de door Handyman in het kader van dit geding in redelijkheid gemaakte kosten. In aansluiting op het verzoek van Handyman wordt daarbij wat betreft de advocaatkosten uitgegaan van het indicatietarief ad eur 6.000,- voor een eenvoudige zaak. De kosten voor de door Handyman ingeschakelde informaticadeskundige worden vastgesteld op eur 4.095,- (21 uur x eur 195,- exclusief verrekenbare BTW). Het door Handyman voor dit geding verschuldigde vastrecht bedraagt eur 254,-.”

Lees het vonnis hier

IEF 7462

De waarde van normen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 31 december 2008, HA ZA 06-3308, Knooble B.V. tegen De Staat der Nederlanden & Stichting Nederlands Normalisatie Intsituut. (met dank aan Jaap Kronenberg, Dirkzwager).

Auteursrecht. NEN-normen en artikel 11 Aw (auteursrecht op wetten etc.) . Bodemprocedure over de vraag of de NEN-normen waarnaar in het Bouwbesluit 2003 en de Regeling Bouwbesluit 2003 wordt verwezen verbindend zijn en of het NNI (als maker) op dergelijke verwezen normen een auteursrecht kan doen gelden. Het NNI stelt de NEN-normen ter beschikking tegen betaling van een substantiële vergoeding.

De rechtbank oordeelt eerst dat de inhoud van die verwezen NEN-normen zijn vastgesteld als een ieder verbindende regel. Omdat echter de inhoud van die verwezen NEN-normen niet is gepubliceerd op de in de Bekendmakingswet voorgeschreven wijze, zijn de desbetreffende voorschriften, voorzover daarin is verwezen naar die NEN-normen, (nog) niet in werking getreden en dus (nog) niet verbindend.
 
Volgens de rechtbank betekent dat echter niet dat er geen auteursrecht op die verwezen NEN-normen zou rusten vanwege artikel 11 Aw. Het auteursrecht op de inhoud van die verwezen NEN-normen vervalt volgens de rechtbank pas nadat die inhoud is gepubliceerd in het Staatsblad of de Staatscourant. Zodra de Staat, door publicatie, de inhoud van die normen dus in werking doet treden als een ieder verbindende regel, vervalt het auteursrecht erop. Over de gevolgen die dat heeft voor NNI zal de Staat met het NNI nadere afspraken moeten maken. 

Lees het vonnis hier.

IEF 7461

Warm Eten

Het kan weer. In vervolg op het meer dan geslaagde IE-diner van vorig jaar, kan er op donderdag 29 januari a.s. tijdens het IEForum.nl IE-diner 2009 wederom warm gegeten worden met zo´n dikke honderd andere IE-advocaten, rechters, merkgemachtigden, bedrijfsjuristen, octrooigemachtigden, ambtenaren en hoogleraren.

Vijf gangen in een IE-umfeld om de vingers bij af te likken. Dranken en spijzen voor lichaam en geest. De meeste leden van het Comité van Aanbeveling van IEForum.nl (17 hoogleraren en andere IE eminenties) dineren mee en een aantal van hen zal, net als vorig jaar, een korte tafelspeech houden. Een uitgebreider programma volgt.

Het IE-diner heeft ook dit jaar weer plaats in de Industrieele Groote Club op de Dam in Amsterdam, een semi-besloten sociëteit met een heuse kledingcode: ‘Colbert & stropdas voor de heren. Voor de dames: gepaste kleding; Jeans worden niet op prijs gesteld.’ Denkelijk zijn alle variaties op dit thema dus geoorloofd. Het geven van wachtwoorden en geheime tekens bij de entree is niet vereist.

U kunt zich per email opgeven bij Claudia Zuidema, uitgeverij deLex. De avond begint om 18.00 uur en kost 195 euro per couvert. Het aantal plaatsen is beperkt.

Bekijk een aantal foto’s van het IE-diner 2008 hier (tijdschrift Mr.) en bekijk de locatie hier.

IEF 7460

€ 15,- administratiekosten voor de moeite

Rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Wageningen, 10 december 2008, Cozzmoss B.V. tegen Vermeule.

Auteursrecht. Via auteursrechtbewaker, als dat een goede omschrijving is, Cozzmoss maakt schrijfster (“Zekere Van den Berg”) bezwaar tegen de ongeoorloofde integrale herpublicatie op de website van gedaagde van een door haar geschreven en in BN / De Stem gepubliceerd artikel. Gedaagde weigert de door eiseres gevraagde €365, - (gebaseerd op de algemene leveringsvoorwaarden van de NvJ) te betalen. In de onderhavige procedure vordert eiseres een verbod, €1400,- schadevergoeding en betaling van de volledige proceskosten. Kantonrechter wijst verbod af en vindt eerdere schikkingsbedrag van €365,- billijk. De voorwaarden van de NVJ zijn tussen partijen niet van toepassing. Proceskosten worden gecompenseerd, omdat partijen “over en weer op enkele punten in het gelijk gesteld worden.”

“Gedaagde heeft het artikel waar het hier om gaat al een jaar geleden van zijn website gehaald. Niet is gesteld of gebleken dat het artikel sedertdien weer op de desbetreffende website is verschenen. Ook overigens zijn geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd dan wel gebleken op grond waarvan redelijkerwijs zou mogen worden verwacht dat gedaagde weer in de fout zal gaan. Daarom zal ook het gevraagde gebod niet worden gegeven.

(…) Dat er iets betaald moet worden ziet gedaagde kennelijk ook wel in. Het laat zich niet denken dat de schade nihil is, zeker nu het hier om het auteursrecht gaat. Uit de aard der zaak kan eiseres geen precies bedrag ter zake noemen maar alleen al het plaatsen op je website van een artikel van een ander brengt redelijkerwijs kosten met zich mee: ook gedaagde mocht niet denken dat hij maar alles van internet mag plukken en naar goeddunken mag gebruiken en aan anderen ter beschikking stellen. De voorwaarden van de NVJ zijn, zoals reeds is overwogen, tussen partijen niet van toepassing. Niet kan volgehouden worden, zoals eiseres doet, dat vaste jurisprudentie zou zijn dat in geschillen als het onderhavige door de rechter overeenkomstig die voorwaarden zou worden beslist: dat blijkt nergens uit, althans onvoldoende. En gedaagdes suggestie dat er in een schadevergoeding als hier aan de orde een zeker boete-element zit is wellicht juist, maar maakt niet dat daarom een schadevergoedingsactie compleet schipbreuk zou moeten leiden.

Uit niets blijkt waarom, zoals eiseres aanvoert, van gedaagde verwacht had mogen worden dat hij voldoende kennis in huis heeft over de rechten van intellectuele eigendom en/of dat er sprake zou zijn van inbreuk (door gedaagde) te kwader trouw. Voorts is de omstandigheid dat gedaagde niet op eiseresses voorwaarden heeft willen schikken ook geen grondslag voor een relatief hoge vergoeding: dat mocht gedaagde zelf weten. Een rol mag voorts spelen dat redelijkerwijs aangenomen mag worden dat niemand er op basis van gedaagdes plaatsing met het artikel vandoor is gegaan. Te prijzen in gedaagde is voorts dat hij het artikel na de klacht van eiseres direct van zijn website heeft verwijderd. Gedaagdes voorstel te komen tot een redelijke vergoeding is dus nog niet zo gek, of eiseres haar vordering nu mede baseert op de zogenaamde Handhavingsrichtlijn of niet. Verworpen wordt in dit verband nog eiseresses stelling dat gedaagde zo commercieel zou zijn: vaststaat dat deze met zijn bedrijfje niets heeft verdiend. Een en ander moet, zoals hij aanvoert, inderdaad een meer hobby matig karakter gehad hebben.

Op grond van het vorenoverwogene, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de kantonrechter een vergoeding ter hoogte van het destijds laagste door eiseres aangeboden schikkingsbedrag ad € 365,- billijk. Daarbij moet dan maar inbegrepen worden geacht een eventuele vergoeding voor schending van het persoonsrecht van Van den Berg, nu die, naar de kantonrechter begrijpt, zo goed als vereenzelvigd kan worden met eiseres. Als gedaagde op bedoeld schikkingsvoorstel was ingegaan, hadden partijen zich een hoop moeite kunnen besparen. Gedaagde stelt wel bij antwoord uiteengezet te hebben waarom € 150,- een billijke vergoeding zou zijn, maar die uiteenzetting moet als buitengewoon summier worden gekenschetst en overtuigt de kantonrechter niet.

Ook de kantonrechter is wel van oordeel dat uitgangpunt bij het bepalen van de vergoeding zou moeten zijn het bedrag dat gedaagde zou hebben moeten betalen als hij toestemming voor plaatsing van het artikel op zijn website zou hebben gevraagd. Maar partijen laten zich daaromtrent nu juist niet uit. Het moet redelijk geacht worden in de onderhavige zaak een plaatsing in een blad als BN/De Stem voor wat betreft de hoogte van de vergoeding gelijk te stellen met plaatsing op een toch ietwat obscure website als die van gedaagde. En eiseres komt wel € 15,- aan administratiekosten toe voor de moeite.

(…) behoeft geen bespreking meer.  Dat laatste geldt ook voor der partijen twist omtrent de proceskosten: al dan niet volledige proceskosten dan wel proceskosten waarop het rapport Voorwerk van toepassing zou zijn nu de kantonrechter de proceskosten zal  compenseren als hieronder te vermelden omdat partijen over en weer op enkele punten in het ongelijk gesteld worden.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7459

TV-regelgeving

“De Commissie vraagt de lidstaten zich soepel op te stellen bij de aanpassing van tv-regelgeving in 2009. Een jaar na de inwerkingtreding van een nieuwe EU-richtlijn die bedoeld is om de tv-regelgeving te liberaliseren en verouderde en bureaucratische beperkingen voor het aanbieden van digitale tv via het internet, video-on-demand en mobiele tv in Europa te schrappen, hebben de EU-lidstaten weinig vooruitgang geboekt bij de aanpassing van hun nationale regelgeving. Alleen Roemenië heeft de nieuwe audiovisuele mediavoorschriften van de EU, die op 19 december 2007 (IP/07/1809) in werking zijn getreden, volledig uitgevoerd.

De EU-richtlijn inzake audiovisuele mediadiensten, die door het Europees Parlement en de Raad van ministers van de EU op voorstel van de Commissie werd goedgekeurd (IP/05/1573), houdt een aanpassing in van de vorige EU-regelgeving die betrekking had op traditionele TV-uitzendingen om rekening te houden met het digitale tijdperk en de nieuwe generatie van op televisie gelijkende diensten. De overige 26 lidstaten zijn nu bezig met de omzetting van de aangepaste regelgeving voor de EU-audiovisuele industrie in hun nationale wetgeving. Zij hebben hiervoor de tijd tot december 2009. Dan zou de EU moeten kunnen beschikken over een interne markt voor alle audiovisuele mediadiensten die bedrijven rechtszekerheid biedt en kijkers een meer gediversifieerde en kwalitatief goede programmering.”

Lees hier meer.

IEF 7458

Zij had dat verweer handen en voeten moeten geven

UGG AutraliaRechtbank Dordrecht, 24 december 2008, LJN: BG8866, Deckers Outdoor Corporation tegen La Cheapa V.O.F. c.s.
 
Nederlands hoofdstukje in conflict over de rechten op de populaire, van oorsprong Australische, UGG-schapenvachtlaarzen (lees over de internationale achtergronden bijvoorbeeld
hier en hier meer.).

Merkenrecht, auteursrecht, slaafse nabootsing. Bodemprocedure na ex parte verleende beschikking. Voldoende belang bodemprocedure. Gedaagden hebben via hun website laarzen aangeboden onder het teken UGG (Australia) en Jumbo Ugg. UGG is bekend merk en geen soortnaam. Auteursrecht laarzen onvoldoende gemotiveerd betwist. Naast merk- en auteursrecht inbreuk ook slaafse nabootsing en misleiding (misleidende reclame) aangenomen. Geen beroep op ontbreken kwade trouw (winstafdracht). 1019h proceskostenveroordeling: partijen dienen zich nog nader uit te laten n.a.v. IE indicatietarieven.

Voldoende belang:  “4.2.  La Cheapa voert aan dat er geen grond is voor deze bodemprocedure, omdat zij zich heeft gehouden aan de in september 2007 opgelegde bevelen. Dit verweer, dat wordt opgevat als een beroep op het ontbreken van voldoende belang (artikel 3:303 BW), slaagt niet. Ook als La Cheapa zich aan de opgelegde bevelen houdt geldt immers dat de bevelen bloot staan aan het verliezen van gelding als de bodemprocedure niet was gestart (artikel 1019i Rv). In dit verband is mede van belang dat La Cheapa de inbreuk niet erkent en, in tegendeel, verweer voert.

4.3.  Bovendien heeft La Cheapa het gebruik van Jumbo Ugg na september 2007 hervat. Partijen zijn het er weliswaar over eens dat dit niet onder de opgelegde bevelen viel, maar Deckers stelt zich op het standpunt dat dit wel merkinbreuk oplevert. Ook daartegen verweert La Cheapa zich.”

Geldigheid merken/bekendheid:  “4.4.  La Cheapa voert aan dat UGG en het woord Uggs geen merknamen zijn. Volgens haar zijn dat sinds 1933 de aanduiding voor een soort laarzen. Daarom zou het merk UGG geen bescherming als merk mogen hebben. De rechtbank vat dit verweer op als een beroep op nietigheid van de merken op de grond dat deze ten tijde van de depots een soortnaam zijn (artikel 2.28 lid 1 sub c BVIE).

4.5.  Dit verweer kan ten aanzien van het merk UGG AUSTRALIA niet slagen, omdat dit een gecombineerd woord- en beeldmerk betreft en het verweer van La Cheapa alleen het woord UGG betreft.

4.6.  Ten aanzien van het merk UGG word het verweer ook verworpen. La Cheapa motiveert dit verweer alleen maar met de opmerking dat Australische bedrijven, zoals Jumbo Ugg, van mening zijn dat het woord UGG een soortnaam is. Op basis van de mening van één of meer bedrijven in Australië kan echter niet als feit worden vastgesteld dat sprake is van een soortnaam in de Benelux.

4.7. Bovendien heeft La Cheapa tijdens de comparitie erkend dat UGG in de Benelux juist een bekend merk is. [gedaagde 3] deelde toen voorts mee dat zij denkt dat bezoekers van de website bij de mededeling “100% authentic UGG Australia” hebben gedacht dat dit de laarzen waren van het bekende merk UGG, en dat zij niet alleen maar hebben gedacht aan ‘een’ sheepskin laars. Dit alles ondergraaft de stelling dat UGG een soortnaam is. In deze procedure wordt daarom van de geldigheid van de merken uit gegaan.

4.8.  De rechtbank heeft voorts geen reden om te betwijfelen dat het om in de Benelux bekende merken gaat. De rechtbank gaat daar dus, met partijen, vanuit.“

Merkinbreuk:  4.11.  De tekens UGG en UGG Australia van La Cheapa beelden zonder wijziging of toevoeging alle bestanddelen van de merken van Deckers af, en zijn dus identiek aan die merken. La Cheapa heeft die tekens gebruikt door op haar website de namaak-UGGs aan te bieden, doordat de tekens waren aangebracht op de door haar verkochte laarzen – zoals ter zitting is gebleken -, op de verpakking en in reclame materialen (op haar website en op het informatieboekje). Dit alles vormt gebruik voor dezelfde waren als de waren waarvoor Deckers de merken heeft ingeschreven.

4.12.  La Cheapa heeft zich zodoende dan ook schuldig gemaakt aan merkinbreuk als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub a BVIE. “

Auteursrecht: “4.13.  Zoals hiervoor is overwogen erkent La Cheapa dat door haar verkochte namaak-UGGs vrijwel één op één kopieën waren van de modellen van Deckers. Zij betwist voorts niet dat de totaalindruk van haar verpakking, zonnetje, afbeeldingen en boekje overeenstemt met die van Deckers en zij betwist evenmin dat de tekst op haar website was overgenomen (in vertaling) van delen van de tekst op de website van Deckers. Daarmee is de verveelvoudiging gegeven.

4.14.  La Cheapa voert echter aan dat de laarzen van Deckers, de afbeeldingen en teksten op de Deckers website onvoldoende originaliteit bezitten. De rechtbank overweegt als volgt naar aanleiding van dit niet nader toegelichte en niet met stukken onderbouwde verweer.

Auteursrecht afbeeldingen: 4.16. Deckers heeft niet geconcretiseerd om welke afbeeldingen het haar gaat, maar voor zover de rechtbank begrijpt gaat het haar om foto’s waarop laarzen staan op een witte ondergrond (bijv. de door La Cheapa overgenomen afbeelding in r.o. 2.9). Zonder nadere toelichting, die Deckers niet heeft gegeven, valt niet in te zien dat/waarom deze banaal ogende foto’s het persoonlijk stempel van de maker dragen. Daarom treft het verweer van La Cheapa in zover doel.

Auteursrecht laarzen: 4.18.  La Cheapa heeft niet aangevoerd dat de vorm van de laarzen van Deckers is ontleend aan andere laarzen. De eigen waarneming van de door Deckers (via foto’s en ter zitting) getoonde modellen en haar toelichting leidt de rechtbank niet tot de conclusie dat achter die laarzen geen enkele creatieve arbeid valt aan te wijzen. La Cheapa kon daarom niet volstaan met de loutere opmerking dat de laarzen onvoldoende origineel zijn. Zij had dat verweer handen en voeten moeten geven. Nu zij dat heeft nagelaten heeft zij de stelling van Deckers onvoldoende gemotiveerd betwist en moet er in deze procedure van worden uit gegaan dat de laarzen werken zijn in de zin van de Auteurswet.

Auteursrecht tekst: 4.19. De tekstdelen die door La Cheapa zijn overgenomen (overname in r.o. 2.10) getuigen naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate van het persoonlijk stempel van de maker. La Cheapa heeft niet aangevoerd dat deze tekstdelen zijn ontleend aan de tekst van een ander. Daarom wordt haar verweer ook ten aanzien van de tekst verworpen.

(…) 4.22.  La Cheapa heeft dus inbreuk gemaakt op het auteursrecht van Deckers door verveelvoudigingen van de laarzen, verpakking, zonnetje, boekje en tekst openbaar te maken.

Slaafse nabootsing:  4.23.  Het ligt voor de hand dat het aanbieden van de slaafse nabootsingen van de laarzen en verpakking verwarringsgevaar in het leven heeft geroepen. La Cheapa betwist dat ook niet. Evenmin betwist zij dat zij, waar het de vormgeving betreft, zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van de door haar aangeboden producten net zo goed een andere weg had kunnen inslaan. Haar handelwijze vormde daarom tevens een daad van ongeoorloofde mededinging.

Misleiding: 4.24.  De mededelingen op de website van La Cheapa “100% authentic Ugg Australian boots!!!” en “UGG Australia staat garant voor Luxury Comfort. UGG logo op de hiel” wekken, zoals La Cheapa tijdens de comparitie heeft erkend, de indruk dat het om originele merklaarzen van Deckers ging. La Cheapa betwist niet dat tevens de indruk is gewekt dat zij een officiële dealer van Deckers was. Zij heeft zich dan ook schuldig gemaakt aan misleiding.

Merk Jumbo Uggs:   4.27.  La Cheapa verweert zich met de stelling dat Jumbo Ugg een afzonderlijk merk is, dat geen verwantschap heeft met UGG en dat Deckers geen recht heeft op Jumbo Uggs. Kennelijk bedoelt zij dat Jumbo Ugg niet overeenstemt met UGG en/of UGG Australia en dat Deckers daarom haar merken niet tegen gebruik van dit teken kan inroepen. Dat verweer wordt verworpen.

Van overeenstemming als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub c BVIE is sprake als merk en teken zo overeenstemmen dat het publiek een samenhang tussen merk en teken ziet, en wel zodanig dat door het gebruik van Jumbo Ugg ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit, of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen van het merk UGG. Gezien de exacte soortgelijkheid van de waren (namelijk: laarzen), het feit dat het volledige woordmerk Ugg onderdeel uitmaakt van het teken, en de niet betwiste stelling van Deckers dat haar merk UGG zeer grote populariteit heeft in de Benelux, valt redelijkerwijs te verwachten dat het hier bedoelde verband wordt gelegd.

4.28.  Nu La Cheapa geen geldige reden voor dit gebruik heeft aangevoerd, luidt de conclusie dat zij inbreuk heeft gemaakt op het merkrecht van Deckers.

Teken Uggs:  “4.29.  Ook het gebruik van het teken Uggs in de zin “… een familiebedrijf dat sinds 1989 Uggs maakt” levert merkinbreuk op. La Cheapa heeft hier geen verweer tegen gevoerd, anders dan het reeds verworpen verweer dat Ugg een soortnaam zou zijn. Nu sprake is van gebruik van een identiek teken voor dezelfde waren (namelijk ter promotie van haar laarzen) doet zich inbreuk in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub a BVIE.

4.30.  Save the UGG: In de tekst “Save the UGG” en “Save the UGG. Join the fight to save an aussie icon – the ugg boot” is sprake van gebruik van het merk. Deckers stelt niet dat het hier gaat om gebruik voor waren of diensten. Het merkenrechtelijk toetsingskader wordt daarom gevormd door artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE. Op basis van die bepaling kan Deckers zich tegen dit gebruik, zonder geldige reden, verzetten als daardoor ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit, of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van haar merk.

4.31. Deckers stelt weliswaar dat dit gebruik schadelijk voor haar is omdat ten onrechte wordt gesuggereerd dat haar merk niet geldig is. Dat staat echter niet in de hiervoor weergegeven teksten. Deckers heeft geen documentatie van de site waar naar kon worden doorgelinkt overgelegd. Daarom kan de inhoud van die site niet in de beoordeling worden betrokken. Deckers stelt alleen dat op die site ten onrechte wordt gesuggereerd dat haar merk niet geldig is, terwijl La Cheapa aanvoert dat daarop staat dat het merk UGG in Australië geen bescherming geniet. Deckers heeft de juistheid van deze laatste mededeling niet weersproken. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat sprake is van merkinbreuk 2.20 lid 1 sub d BVIE, of dat wordt doorgelinkt naar een website waarop onjuiste mededelingen over Dekcers zijn geplaatst.

4.32.  Deckers heeft dan ook onvoldoende gesteld om merkinbreuk of onrechtmatig handelen vast te kunnen stellen.”

Winstafdracht: “4.34.  Het verweer dat de inbreuk niet te kwader trouw is gepleegd wordt verworpen. La Cheapa handelde bedrijfsmatig. Zij bood haar producten immers op commerciële basis aan, aan een omvangrijk (internet) publiek. Daarom wordt zij geacht bekend te zijn geweest met de inhoud van het merkenregister. Dat zij Deckers als bron van de originele merklaarzen kende vloeit voort uit het vaststaande feit dat zij contact heeft gezocht met Deckers en haar distributeurs, en hen heeft verzocht om laarzen in te kopen. Die verzoeken zijn niet gehonoreerd en zij kocht elders in. Mede gezien de bekendheid van het merk mocht toen – ook van een opstartend bedrijf als La Cheapa– verwacht worden dat zij serieus onderzoek deed naar die alternatieve leveranciers. Dat zij dat heeft gedaan staat niet vast. La Cheapa voert weliswaar aan dat zij aan hen heeft gevraagd of de producten originele merkproducten waren, maar zij heeft dit op geen enkele wijze onderbouwd en niets aangevoerd dat op een serieus te nemen onderzoek duidt.

Schade: 4.36.  Ook de vordering tot schadevergoeding op te maken bij staat (petitum 9) kan worden toegewezen, nu de inbreuken toerekenbaar zijn aan La Cheapa. Het verweer dat de geringe verkopen van La Cheapa geen merkbare invloed gehad kunnen hebben op de verkopen van Deckers kan niet tot afwijzing leiden. Voor toewijzing van deze vordering is immers slechts vereist dat aannemelijk is dat Deckers mogelijk schade heeft geleden. Dat Deckers mogelijk schade heeft geleden, is aannemelijk.

4.37.  De vordering wordt afgewezen waar het de “nog te lijden schade” betreft. Deckers heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij, ondanks het feit dat La Cheapa is gestopt, nog schade zal lijden.”

Lees het vonnis hier (helaas geen afbeeldingen).