IEF 22191
16 augustus 2024
Uitspraak

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

 
IEF 22189
15 augustus 2024
Uitspraak

Rechter werpt licht op de licentieovereenkomst tussen EIC c.s. en Reflexy c.s.

 
IEF 22190
15 augustus 2024
Uitspraak

Restaurants gaan de strijd aan: rechter constateert verwarrende handelsnaam

 
IEF 6417

Gelet op artikel 15d

gnroes.bmpStaatscourant 2008, 128, pag. 6. Benoeming van de heer mr. G.N. Roes tot voorzitter Stichting Onderhandelingen Leenrechtvergoedingen. 30 juni 2008/Nr. 5551029/08/6 Directie Wetgeving, Sector Privaatrecht

De Minister van Justitie, Handelende in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; Gelet op artikel 15d van de Auteurswet en artikel 15b van de Wet op de naburige rechten;

Besluit: De heer mr. G.N. Roes met ingang van 1 juli 2008 voor een periode van drie jaar te benoemen als voorzitter van de stichting, bedoeld in artikel 15d van de Auteurswet en artikel 15b van de Wet op de naburige rechten.

De Minister van Justitie, E.M.H. Hirsch Ballin.

 

IEF 6416

Alsof er geen faillissement was

Rechtbank Amsterdam, 11 juni 2008, LJN: BD6619, gevoegde zaken United Stenting Inc. tegen curator Jomed c.s.

United Stenting heeft een octrooi [biflex-technologie] verkocht aan Jomed en daarbij bedongen dat Jomed haar om toestemming moet vragen bij verkoop van het octrooi aan een derde. Na faillissement van Jomed heeft de curator het octrooi - zonder toestemming te vragen aan United Stenting - verkocht aan een derde. United Stenting vraagt als schuldeiseres te worden toegelaten in het faillissement en houdt de curator qq en pro se aansprakelijk voor pretense schade. De rechtbank heeft alle vorderingen afgewezen.

“4.13.  De verplichting om toestemming te vragen bij verkoop van het octrooi kan naar het oordeel van de rechtbank niet los worden gezien van de royalties-verplichting en de back-license in diezelfde overeenkomst. United Stenting heeft hiermee immers een handvat gekregen om de doorlopende verplichting tot het uitbetalen van royalties aan haar en haar back-license veilig te stellen. Dit oordeel sluit aan bij de stelling van United Stenting dat zij door de verkoop aan Abbott zonder haar toestemming geen invloed meer heeft op wat er gebeurt met het octrooi en stoelt (een aantal van) haar vorderingen op het mislopen van royalties naar zij stelt als gevolg van het feit dat haar geen toestemming is gevraagd voor de verkoop van het octrooi aan Abbott. De Patent Assignment en het toestemmingsvereiste daarin dragen dan ook naar het oordeel van de rechtbank het karakter van een na de faillietverklaring voortdurende overeenkomst.

4.14.  De Patent Assignment is een wederkerige overeenkomst als bedoeld in artikel 37 Faillissementswet (hierna; Fw). Het feit dat het (voort)bestaan van een wederkerige overeenkomst niet wordt beïnvloed door het faillissement van een van de contractanten, betekent echter niet dat de schuldeiser van een duurovereenkomst wiens wederpartij failliet wordt verklaard, de rechten uit die overeenkomst kan blijven uitoefenen alsof er geen faillissement was. Een andere opvatting zou immers ertoe leiden dat het aan de Faillissementswet mede ten grondslag liggende, onder meer in de artikelen 26 en 108 e.v. F. tot uiting komende, beginsel van gelijkheid van schuldeisers op onaanvaardbare wijze zou worden doorbroken (vgl HR 3 november 2006, NJ 2007, 155). Voor een doorbreking van het beginsel van gelijkheid van schuldeisers is slechts plaats in uitzonderlijke, in de wet uitdrukkelijk geregelde, gevallen, waarvan hier geen sprake is. Bovendien zou ook een goed beheer ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers van de tot de boedel behorende zaken ten aanzien waarvan langlopende overeenkomsten bestaan, in ernstige mate worden bemoeilijkt indien het niet nakomen door een curator van alle contractuele verplichtingen in
door de failliet gesloten overeenkomsten leidt tot een boedelvordering (vgl. HR 22 december 1989, nr. 13721, NJ 1990, 661).”

Lees het vonnis hier.

IEF 6415

Voorsprong door techniek

vdt.gifGvEA, 9 juli 2008, T-70/06, Audi AG tegen tegen OHIM (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Gemeenschapsmerken. Slogans. Terechte weigering woordmerk ‘Vorsprung durch Technik’.

„41. Die Marke „Vorsprung durch Technik“ mag zwar mehrere Bedeutungen haben, ein Wortspiel darstellen oder als phantasievoll, überraschend und unerwartet und damit merkfähig aufgefasst werden können, doch macht sie dies noch nicht unterscheidungskräftig. Diese verschiedenen Elemente würden die Marke nur dann unterscheidungskräftig machen, wenn sie von den angesprochenen Verkehrskreisen unmittelbar als Hinweis auf die betriebliche Herkunft der Waren oder Dienstleistungen der Klägerin wahrgenommen würde, so dass die angesprochenen Verkehrskreise die Waren und Dienstleistungen der Klägerin ohne Verwechslungsgefahr von denen anderer betrieblicher Herkunft unterscheiden könnten (vgl. in diesem Sinne Urteile BEST BUY, oben in Randnr. 27 angeführt, Randnr. 21, REAL PEOPLE, REAL SOLUTIONS, oben in Randnr. 27 angeführt, Randnr. 20, Urteil des Gerichts vom 28. Januar 2004, Deutsche SiSi-Werke/HABM [Standbeutel], T-146/02 bis T- 153/02, Slg. 2004, II-447, Randnr. 38, und Urteil LIVE RICHLY, oben in Randnr. 25 angeführt, Randnr. 84).

42. Im vorliegenden Fall werden, wie die Beschwerdekammer festgestellt hat, die von ihr definierten angesprochenen Verkehrskreise wie alle mit den von der angemeldeten Marke erfassten Waren und Dienstleistungen konfrontierten Verkehrskreise tatsächlich diese Marke vor allem als einen Werbeslogan und nicht als Hinweis auf die betriebliche Herkunft der fraglichen Waren und Dienstleistungen wahrnehmen.

43. Erstens wird nämlich der deutsche Begriff „Technik“ gemeinhin sehr weit verstanden, sei es als eine Gesamtheit von Verfahren, die in einem Beruf, einer Kunst oder einer Wissenschaft zur Anwendung kommen, oder als eine Methode, ein Mittel oder eine Machart. Es ist somit sicher, dass diese Bezugnahme auf die Technik nicht für sämtliche von der Markenanmeldung erfassten Waren und Dienstleistungen geeignet ist, der angemeldeten Marke Unterscheidungskraft zu verleihen.

44. Zweitens lässt sich nicht leugnen, dass das Wort „Vorsprung“ in Verbindung mit dem Ausdruck „durch“ für die von der Markenanmeldung angesprochenen Verkehrskreise, insbesondere die deutschen Verkehrskreise, eher lobenden Charakter hat.

45. Drittens ist zwar zur Beurteilung der Unterscheidungskraft der Marke als einer zusammengesetzten Marke auf ihren Gesamteindruck abzustellen (Urteil des Gerichts vom 20. November 2002, Bosch/HABM [Kit pro und Kit Super Pro], T-79/01 und T-86/01, Slg. 2002, II-4881, Randnr. 22), doch es ist auch festzustellen, dass die Marke sich, wie die Beschwerdekammer im Wesentlichen festgestellt hat, an ein breites Publikum richtet. Die meisten Unternehmen, die Waren an dieses angesprochene breite Publikum liefern und ihm Dienstleistungen erbringen möchten, könnten sich den Ausdruck zu eigen machen. Denn gleichgültig ob von der Interpretation der angemeldeten Marke auszugehen ist, die die Beschwerdekammer zugrunde gelegt hat, wonach die Lieferung besserer Waren und die Erbringung besserer Dienstleistungen durch technische Überlegenheit ermöglicht werde, oder von der, die die Klägerin selbst vorschlägt, wonach eine Überlegenheit in Form eines Vorsprungs erst durch Technik vermittelt werde, ist festzustellen, dass der Ausdruck in seiner Gesamtheit einen lobenden Charakter hat, den die meisten Unternehmen für ihre Waren und Dienstleistungen anführen könnten.

46. Die Marke „Vorsprung durch Technik“ weist somit keine Elemente auf, die es den angesprochenen Verkehrskreisen über die offenkundige werbemäßige Bedeutung der Marke hinaus erlauben könnten, den Ausdruck als unterscheidungskräftige Marke für die bezeichneten Waren und Dienstleistungen leicht und unmittelbar im Gedächtnis zu behalten.

Lees het arrest hier.

IEF 6414

Einzelbuchstaben

lE.gifGvEA, 9 juli 2008, T-302/06, Paul Hartmann AG tegen OHIM (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Gemeenschapsmerken. Beroep tegen weigering inschrijven woordmerk E. Gerecht stelt dat OHIM te algemeen geoordeeld heeft door te stellen dat enkele letters, Einzelbuchstaben, geen onderscheidend vermogen hebben.

„37. Die Beschwerdekammer vertrat sodann die Auffassung, dass einzelnen Buchstaben ohne hinreichende grafische Ausgestaltung die Unterscheidungskraft abgesprochen werden müsse.

38. Insoweit ist jedoch daran zu erinnern, dass nach dem Wortlaut von Art. 4 der Verordnung Nr. 40/94 Buchstaben zu den Zeichen gehören, die eine Marke sein können.

39. (…)  nicht die Annahme zu rechtfertigen, diese Marken hätten a priori keine Unterscheidungskraft oder könnten diese nur durch Benutzung erwerben. Die Unterscheidungskraft einer Marke, die von Art. 7 Abs. 1 Buchst. b der Verordnung Nr. 40/94 gefordert wird, ist in konkreter Weise zum einen im Hinblick auf die Waren oder Dienstleistungen, für die sie angemeldet worden ist, und zum anderen im Hinblick auf die Anschauung der relevanten Verkehrskreise zu beurteilen.

40      Folglich ist festzustellen, dass der Beschwerdekammer dadurch, dass sie allgemein und abstrakt auf die fehlende Unterscheidungskraft von aus einem Einzelbuchstaben bestehenden Marken abstellte, bei der Anwendung von Art. 7 Abs. 1 Buchst. b der Verordnung Nr. 40/94 ein Rechtsfehler unterlaufen ist.“

Lees het arrest hier.

IEF 6413

Denken aan de gelijknamige componist

mozartk.gifGvEA, 9 juli 2008, T-304/06, Paul Reber GmbH & Co. KG tegen OHIM / Chocoladefabriken Lindt & Sprüngli AG

Nietigheidsprocedure gemeenschapswoordmerk Mozart. Mozart is beschrijvend voor chocolade, met dank aan de Mozartkugel.

“99. Uit het voorgaande volgt dat minstens voor „banketbakkers- en suikerbakkerswaren, producten van chocolade en suikergoed” in de vorm van een bol van chocolade, te weten voor een deel van de waren behorend tot de categorieën die in de aanvraag tot inschrijving van het litigieuze merk zijn vermeld, dit merk in een deel van de Gemeenschap, met name in de Duitstalige landen (Duitsland en Oostenrijk), kan worden gebruikt om te beschrijven.

Wanneer de gemiddelde consument in deze twee landen wordt geconfronteerd met een bol in een omhulsel van chocolade die wordt aangeduid door de term „Mozart”, zal hij immers in deze term een verwijzing naar het kenmerkende recept van Mozartkugeln zien in plaats van informatie met betrekking tot de commerciële herkomst van de betrokken waar. Het weglaten van de term „Kugel” doet niet af aan deze conclusie, aangezien deze term geen verwijzing naar het recept van de betrokken waar is, maar naar de vorm ervan, hetgeen duidelijk blijkt uit de uiterlijke vorm van de waar.

102. In de tweede plaats neemt het door verzoekster aangevoerde feit dat het betrokken publiek in de term „Mozart” in de eerste plaats een verwijzing naar de beroemde componist Wolfgang Amadeus Mozart ziet, niet weg dat deze term een beschrijvende aanduiding kan zijn voor de betrokken waren.

103. In dit verband dient te worden opgemerkt dat een dergelijk beschrijvend karakter niet moet worden beoordeeld in abstracto, maar met betrekking tot de waren die de betrokken term als gemeenschapsmerk zal aanduiden. Het is juist dat zelfs in een dergelijke context het betrokken publiek bij het zien van de term „Mozart” waarschijnlijk zal denken aan de gelijknamige componist. Aangezien de betrokken waren niets te maken hebben met muziek, kan deze verwijzing naar een beroemde componist evenwel naast het – volstrekt irrelevant – oproepen van deze componist, andere informatie overbrengen die verband houdt met de betrokken waren. Verzoekster heeft zelf impliciet erkend dat dit het geval was, aangezien zij de inschrijving van het teken Mozart als gemeenschapsmerk heeft aangevraagd, te weten als aanduiding van informatie inzake de commerciële herkomst van deze waren.”

Lees het arrest hier.

IEF 6412

Coffeeshops

tcofs.gifGvEA, 9 juli 2008, T-323/05, The Coffee Store GmbH tegen OHIM (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Gemeenschapsmerken. Terechte en vrij evidente weigering woordmerk THE COFFEE STORE (koffie en koffiediensten).

„39. Die Klägerin weist zu Recht darauf hin, dass dieses Wort [store]  im Sprachgebrauch in den USA und in dem im Vereinigten Königreich eine unterschiedliche Bedeutung hat. In den USA steht das Wort für ein Geschäft des Einzelhandels mit Waren und Dienstleistungen, während es im Vereinigten Königreich einen Vorrat, ein Lager oder ein – allerdings größeres – Einzelhandelsgeschäft bezeichnet.

40. Aus diesem Unterschied kann jedoch nicht gefolgert werden, dass das europäische englischsprachige Publikum nicht die amerikanische Bedeutung des Wortes verstünde. Das Wort „store“ gehört nämlich zur Alltagssprache. Insoweit ist der Umstand zu berücksichtigen, dass das europäische Publikum, speziell das europäische englischsprachige Publikum, mit dem in den USA gesprochenen Englisch besonders wegen dessen Medienpräsenz sehr häufig, wenn nicht täglich in Berührung kommt. Daraus lässt sich vernünftigerweise der Schluss ziehen, dass der europäische englischsprachige Verbraucher auch die Bedeutung des Wortes „store“ im in den USA gesprochenen Englisch kennt.

(…) 46. Zweitens ist auch das Vorbringen unerheblich, die Ausdrücke „coffee store“ oder „the coffee store“ würden nicht von anderen Wirtschaftsteilnehmern in der Gemeinschaft zur Bezeichnung der fraglichen Waren und Dienstleistungen benutzt. Nach der Rechtsprechung setzt die Zurückweisung einer Anmeldung gemäß Art. 7 Abs. 1 Buchst. c der Verordnung Nr. 40/94 durch das HABM nicht voraus, dass die Zeichen und Angaben, aus denen die Marke besteht, zum Zeitpunkt der Anmeldung tatsächlich für die in dieser aufgeführten Waren oder Dienstleistungen oder für ihre Merkmale beschreibend verwendet werden. Es genügt, wie sich schon aus dem Wortlaut der Bestimmung ergibt, dass die Zeichen oder Angaben zu diesem Zweck verwendet werden können. Ein Wortzeichen ist daher nach dieser Bestimmung von der Eintragung auszuschließen, wenn es zumindest in einer seiner möglichen Bedeutungen ein Merkmal der in Frage stehenden Waren oder Dienstleistungen bezeichnet (Urteile HABM/Wrigley, oben in Randnr. 29 angeführt, Randnr. 32, und WEISSE SEITEN, oben in Randnr. 27 angeführt, Randnr. 92).“

Lees het arrest hier.

IEF 6411

Substantie voor succes

byk.gifGvEA, 9 juli 2008, T-58/07, BYK-Chemie GmbH tegen OHIM (Nederlandse vertaling nog niet beschikbaar).

Gemeenschapsmerken. Slogans. Terechte weigering woordmerk ‘Substance for Success’.

„24. Nach Auffassung des Gerichts würde ein englischsprachiges, im Bereich der Chemie spezialisiertes Publikum das angemeldete Zeichen im Hinblick auf die betreffenden Waren und Dienstleistungen vor allem als Werbeformel und nicht als Hinweis auf die betriebliche Herkunft der fraglichen Waren und Dienstleistungen wahrnehmen. Denn die angemeldete Marke enthält keine Bestandteile, die über ihre Werbeaussage hinaus die maßgebenden Verkehrskreise in die Lage versetzen, sie sich leicht und unmittelbar als unterscheidungskräftige Marke für die bezeichneten Waren oder Dienstleistungen einzuprägen.

25. Bei der angemeldeten Marke handelt es sich nämlich um einen einfachen Ausdruck, der aus grammatikalisch korrekt verbundenen englischen Wörtern zusammengesetzt ist und offenkundig auf ein vorteilhaftes Verhältnis zwischen der Verwendung der bezeichneten Waren und Dienstleistungen und dem zu erzielenden Ergebnis hinweist.

(…) 28. Soweit sich die Klägerin zweitens auf die Mehrdeutigkeit des fraglichen Ausdrucks beruft, geht aus der angefochtenen Entscheidung hervor, dass die Beschwerdekammer mehrere Bedeutungen der angemeldeten Marke geprüft hat. So hat sie in den Randnrn. 16 bis 18 der angefochtenen Entscheidung zu Recht festgestellt, dass die angemeldete Marke beim Verbraucher eine Werbebotschaft vermittelt, wonach die Waren und Dienstleistungen der Klägerin unabhängig davon, ob dem Wort „substance“ eine physische oder eine philosophische Bedeutung beigemessen wird, zum Erfolg ihrer Kunden beitragen. In diesem Rahmen kann sich der Begriff „Erfolg“ nicht nur auf einen technischen, sondern auch auf einen wirtschaftlichen Erfolg beziehen. Was die bezeichneten Waren und Dienstleistungen betrifft, ist die Würdigung der Beschwerdekammer, der zufolge die Waren der Klasse 1 erfolgreich verwendet werden können und die Dienstleistungen der Klassen 40 bis 42 auf die erfolgreiche Herstellung und Verwendung solcher Waren gerichtet sind, nicht zu beanstanden.“

Lees het arrest hier.

IEF 6410

Die slaan op de auteursrechtenorganisaties

mv.gifHandelingen  nr. 99, pag. 7027-7029, 2e Kamer.  Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2008.

“De heer Aptroot (VVD): Voorts dien ik nog twee moties in die slaan op de  auteursrechtenorganisaties. (…) Minister Van der Hoeve: (…) In de tweede motie-Aptroot wordt verzocht een diepgaand en onafhankelijk onderzoek te laten doen naar de financiën van auteursrechtorganisaties. Tijdens het algemeen overleg heb ik toegezegd dat ik dat onderzoek zal laten doen. Ik kan mij de VVD-fractie niet herinneren als een fractie die overbodige moties indient, maar dit is er wel een.

De voorzitter: Trekt de heer Aptroot zijn motie in, gezien de volmondige toezegging van de minister? De heer Aptroot (VVD): Mij is niet duidelijk dat de minister een toezegging heeft gedaan. Als zij echter toch doet wat ik vraag, trek ik de motie in.  De voorzitter: Aangezien de motie-Aptroot (31200-XIII, nr. 63) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Van der Hoeven: De heer Aptroot verzoekt in zijn derde motie eisen te stellen aan jaarverslagen van de auteursrechtorganisaties. Dat wat hij met die motie verzoekt, gaat heel ver. Toch kom ik daarop terug in de brief die ik heb toegezegd bij de behandeling van de vorige motie van de heer Aptroot. Misschien kunnen wij naar aanleiding van die brief van gedachten wisselen. De voorzitter: Wat is het oordeel van de minister over de motie? Laat zij het aan de Kamer over? Minister Van der Hoeven: Ik stel voor dat de heer Aptroot die motie aanhoudt. De voorzitter: Ik vermoed dat de heer Aptroot dat niet doet. De minister laat het oordeel dus aan de Kamer over.

Minister Van der Hoeven: Nee, ik laat het oordeel niet aan de Kamer over. Dat zou immers impliceren dat ik het met de inhoud eens ben. Ik verzoek de heer Aptroot om de motie aan te houden. Mocht hij dat niet doen, dan ontraad ik de Kamer om de motie aan te nemen. De beraadslaging wordt gesloten. De voorzitter: Ik dank de minister voor haar antwoorden. Volgende week dinsdag zal er over de moties worden gestemd. De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.”

Lees de handelingen hier.

IEF 6409

Veiligstellen IE-rechten

ezsidn.gifKamerstukken 26643, nr. 129 + bijlagen. Waarborging .Nl-Domein. Eindrapportage en convenant over het beheren van domeinnamen.

Eindrapport in gezamenlijk project EZ en SIDN, om te komen tot voorstellen voor afspraken en aanvullende maatregelen die de continuïteit en de binding van het ‘.nl’ domein met Nederland moeten waarborgen. Met onder andere:

“6 Intellectuele Eigendomsrechten. 6.1 Inleiding In de Data Entry Functie (EDF) en de Name Server Functie (NSF) spelen twee databases een cruciale rol, namelijk de database met de domeinnamen en de abonnees en de .nl zonefile. Op beide databases rust een intellectueel eigendomsrecht dat in handen is van SIDN. Deze eigendomsrechten vertegenwoordigen feitelijk het juridische en daarmee het economische eigendom van de gegevens.

6.2 Status Volgens het huidige databaserecht rust het IE-recht voor een database bij de partij die de database opbouwt. IE-rechten zijn verhandelbaar en de rechten op de beide databases kunnen dus worden verkocht. Het is wenselijk maatregelen te definiëren teneinde de verstoring van de continuïteit van het .nl-domein tijdens een transitie- of instabiliteitfase ten gevolge van de uitoefening van corresponderende IE-rechten tot een minimum te beperken.

6.2.1 Wat is het belang? De .nl dienstverlening is, zoals aangegeven in de hoofdstukken over de DNS en de DEF, gebaat bij een zo groot mogelijke continuïteit. Een conflict over de IE-rechten zou mogelijk kunnen leiden tot al dan niet tijdelijke verstoring van de DEF en mogelijk zelfs de NSF.

6.2.2 Wat is de zorg? Vanuit economisch oogpunt zijn de mogelijke verstoringen vrij beperkt, maar met name vanuit politiek oogpunt is er een duidelijke zorg ten aanzien van een eventuele discontinuïteit van de dienstverlening vanwege een conflict over de IE-rechten. In hoofdstuk 2, Delegatie, is al aangegeven dat een splitsing in een operationele en een registratiehoudende entiteit een aantal mogelijke problemen zou kunnen oplossen. Dat is niet voldoende voor het veilig stellen van de IE-rechten. Immers, daar de operationele entiteit de werkzaamheden uitvoert om de databases in te richten en te onderhouden, rusten bij die entiteit in principe ook van rechtswege de IE-rechten. En dat is ongewenst. Er zullen aanvullende maatregelen moeten worden getroffen om die rechten over te dragen aan de (nieuwe) registratiehouder. Gebeurt dat niet en mocht de operationele entiteit (SIDN dus) bijvoorbeeld failliet gaan, dan is de curator bevoegd de databases aan de hoogste bieder te verkopen. Die bieder verwerft daarmee overigens nog niet de delegatie.

6.3 Aanpak De aanpak richt zich op (1) op het verkleinen van de mogelijkheden van aansprakelijkheid en faillissement en (2) het veiligstellen van de IE-rechten zelf.

6.4 Maatregelen

6.4.1 Verkleinen aansprakelijkheidsrisico's
Voor het verkleinen van de aansprakelijkheidsrisico's heeft SIDN een aantal maatregelen al
getroffen:
• In de algemene voorwaarden zijn aansprakelijkheidbeperkende voorwaarden opgenomen die
voor alle overeenkomsten met abonnees en tussenpersonen gelden.
• Er is een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten.
• Er zijn enkele zaken voor de rechter geweest waarmee SIDN bewust de hardheid van haar
eigen bescherming met succes heeft getest.
• SIDN heeft een eigen weerstandvermogen opgebouwd.
• SIDN heeft een significante liquiditeit en kasstroom, die het mogelijk maakt om significante
claims financieel te kunnen opvangen.
Daarnaast werkt het juridische beginsel van proportionaliteit in het voordeel van SIDN omdat de verhouding van een grote schade bij een abonnee en een claim daarvoor bij SIDN niet in verhouding zou staan tot de geringe vergoeding die SIDN voor de dienstverlening in rekening brengt.

6.4.2 Veiligstellen IE-rechten. De enige, nog mogelijke maatregel is, om door middel van een Escrow het recht op gebruik van de databases door en voor een opvolgende registratiehouder veilig te stellen. Deze optie zal nog verder moeten worden onderzocht op aanvaardbaarheid en uitvoerbaarheid. Overigens mag verwacht worden dat elke curator er belang bij heeft om de delegatie en de IE-rechten bij elkaar te houden omdat de IE-rechten mét de delegatie een grote waarde vertegenwoordigen die grotendeels verdwijnt zonder de delegatie.

Lees hier meer.

IEF 6408

De Culturele Imperatief

De rector magnificus van de Vrije Universiteit en de decaan van de faculteit der Rechtsgeleerdheid nodigen u van harte uit tot het bijwonen van de openbare zitting van het College van Decanen, waarin de heer dr. Martin R.F. Senftleben, benoemd tot hoogleraar Intellectuele Eigendom, zijn ambt hoopt te aanvaarden met het uitspreken van de rede: The Cultural Imperative in Intellectual Property Law.

De zitting is bepaald op vrijdag 17 oktober 2008, om 15.45 precies, in de aula van de universiteit. Na afloop recpetie.