IEF 22220
3 september 2024
Uitspraak

‘2e bril cadeau’ en 'stapelkorting' reclames in strijd met de NRC

 
IEF 22219
2 september 2024
Uitspraak

Prejudiciële vragen merkenrecht: is een verkeerd vermeld oprichtingsjaar misleidend?

 
IEF 22218
2 september 2024
Artikel

Openbare raadpleging over ambachtelijke en industriële geografische aanduidingen

 
IEF 3166

Echt gek

bdq.gifAdformatie bericht dat Muziekketen Boudisque niet blij is met de nieuwe naam voor de Nederlandse lingerieketen Hunkemöller: Bodique.

Eigenaar Richard van der Veen van Boudisque wil mogelijk stappen ondernemen tegen Hunkemöller. 'We zullen ons informeren wat we hiermee gaan doen. We hebben onze naam niet voor niets gedeponeerd.’ Topman Zieger van Hunkemöller moederbedrijf Maxeda verwacht weinig problemen: 'Alles is wereldwijd gecheckt', zegt hij. 'Er waren twee hobbels, één in Polen en één in Spanje en die zijn allebei opgelost. Je wilt niet weten wat mensen allemaal registeren, ze zijn echt gek.'

Lees het bericht hier.

IEF 3165

Driewerff

Rechtbank Middelburg, 20 juli 2005 (gepubliceerd 27 december 2006), LJN: AZ5240. Driewerff Goes BV tegen Estio Makelaars BV, voorheen genaamd Driewerf Makelaars BV.

Op derde kerstdag gepubliceerd vonnis uit juli 2005. Rechtbank houdt verdere beslissing aan de verwijst de zaak naar de rol van woensdag 10 augustus 2005. Eventueel eindvonnis is niet gepubliceerd.

Driewerff Goes vordert in deze bodemprocedure een verklaring voor recht dat het gebruik van het merk DRIEWERFF of een daarmee overeenstemmend teken merkinbreuk vormt, een verbod op het gebruik ervan en schadevergoeding op te maken bij staat.

De Rechtbank Middelburg houdt het kort: “(…) eerst [zal] vastgesteld dienen te worden of eiseres zich kan beroepen op een inschrijving van een door haar gedeponeerd merk. Het depot van het ingeschreven merk waar eiseres zich op beroept staat niet op haar naam, maar op naam van [G.]. Dat brengt mee dat hij op grond van de merkinschrijving als merkhouder heeft te gelden en niet eiseres. Nu partijen zich in de onderhavige zaak over dit aspect van de zaak niet hebben uitgelaten, zal de rechtbank de zaak naar de rol verwijzen teneinde partijen daartoe alsnog in de gelegenheid te stellen (eiseres eerst).

Lees het vonnis hier. Lees het vonnis in kort geding van 26 april 2004 hier.

IEF 3164

Globaal gezien een vergelijkbare indruk

axa.gifRechtbank Middelburg, 24 april 2005 (gepubliceerd 29 december 2006), LJN: AZ5367. Axara S.A. tegen Verton’s Schoenen B.V.

Klink als science fiction, de strijd tussen XARAH en AXARA, maar het gaat gewoon over kleding- en schoenenmerken, overeenstemming, heilung en normaal gebruik.

Axarah maakt op grond van haar oudere woordmerk (klasse 25, kleding, schoeisel, hoofddeksels) bezwaar tegen het beeldmerk Xarah van Verton (klasse 25, schoeisel, accessoires voor schoeisel). Verton vindt dat de merken niet overeenstemmen en niet voor dezelfde waren worden gebruikt (“modieuze kleding” gebruikt versus schoenen, de afzetkanalen verschillend zijn en dat Axara zich vooral op jonge vrouwen zou richten en Verton op vrouwen van boven de 35.

De rechtbank deelt het bezwaar van eiser Axarah. Het merk Axarah is niet vervallen en is netjes geheild. Uit facturen blijkt dat er sprake is van normaal gebruik van het merk voor schoenen. Dat uit de facturen niet blijkt dat voor de desbetreffende schoenen daadwerkelijk het merk AXARA is gebruikt, is niet van belang, aangezien de facturen ook geen enkele aanwijzing bevatten dat het bij de schoenen die daarop voorkomen gaat om merkloze schoenen dan wel schoenen die van een ander merk dan AXARA zijn voorzien.


De facturen hebben betrekking op de levering van meer dan duizend paar schoenen en naar  het oordeel van de rechtbank heeft Axara hiermee voldoende aangetoond dat er sprake is van een normaal gebruik dat tot ‘Heilung’ kan leiden.


De vraag in hoeverre kleding en schoeisel soortgelijk zijn te achten behoeft volgens de rechtbank geen bespreking, aangezien de waren waarvoor met merk van Axara onder meer is ingeschreven, schoeisel, en de waren waarvoor Verton haar teken heeft gedeponeerd in ieder geval dezelfde zijn.


Bij de vergelijking van de merken zelf stelt de rechtbank dat er naast auditieve overeenstemming ook sprake is van visuele overeenstemming, nu in het teken het woord Xarah dat er drie keer in voorkomt waarvan één keer relatief groot geschreven, zonder meer als het dominante bestanddeel beschouwd dient te worden, waarbij hetgeen zich daaromheen bevindt een versiering van ondergeschikte betekenis geacht moet worden. Dit dominante bestanddeel heeft meer overeenkomsten dan verschillen met het merk Axara, terwijl het globaal gezien een vergelijkbare indruk achterlaat.


De vorderingen van Axara zijn derhalve in beginsel voor toewijzing vatbaar zijn.


Lees het vonnis hier.

IEF 3163

ABC

Het Octrooicentrrum Nederland bericht dat  Verordening  1901/2006 EG van 12 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1768/92, Richtlijn 2001/20/EG, Richtlijn 2001/83/EG en Verordening (EG) nr. 726/2004 is gepubliceerd op 27 december 2006.

De verordening betreft de ontwikkeling en beschikbaarheid van geneesmiddelen voor gebruik bij de pediatrische populatie en voorziet o.m. in een verlenging van het aanvullend beschermingscertificaat met 6 maanden.

 “Voor producten waarvoor pediatrische gegevens moeten worden verstrekt, moet een beloning worden gegeven in de vorm van een verlenging van de duur van het bij Verordening (EEG) nr. 1768/92 van de Raad  ingevoerde aanvullende beschermingscertificaat met zes maanden, wanneer alle in het goedgekeurde plan voor pediatrisch onderzoek vervatte maatregelen zijn nageleefd, het product in alle lidstaten is toegelaten en relevante gegevens over de onderzoeksresultaten in de productinformatie zijn opgenomen. Besluiten van de nationale autoriteiten inzake de vaststelling van de prijs van geneesmiddelen of de opneming ervan in de nationale ziektekostenverzekering hebben geen invloed op de toekenning van deze beloning.”

Lees de verordening hier.

IEF 3162

Gelukkig 2007!

Maar eerst en ter bezinning de gebruikelijke
en volledig rechtentenvrije beschouwingen
van Mr. Rhynvis Feith, jurist in ruste:

Nieuwjaarslied

Uren, dagen, Maanden, jaren,
Vliegen als een schaduw heên.
Ach! wij vinden, waar wij staren,
Niets bestendigs hier beneên!
Op den weg, dien wij betreden,
Staat geen voetstap, die beklijft:
Al het heden wordt verleden,
Schoon 't ons toegerekend blijft!

Voorgeslachten kwijnden henen,
En wij bloeien op hun graf;
Ras zal 't nakroost ons bewenen.
't Mensdom valt als blaadren af.
't Stof, door eeuwen zaamgelezen,
Houdt het zelfde graf bewaard.
Buiten U, o eeuwig Wezen!
Ach! wat was de mens op aard'!

Maar door U aan 't niet onttogen,
Liet uw gunst hem niet alleen.
Godlijk Licht omscheen zijne ogen,
En zijn nietigheid verdween.
Onder uw genadeleiding
Wordt hem deze levensbaan
Slechts ontwikkeling, voorbereiding
Tot een eindeloos bestaan.

Dat de tijd hier 't al verover',
Aan geen tijdperk hangt mijn lot.
Gij, Gij blijft mij altijd over,
Gij blijft eindeloos mijn God.
Welk een ramp mij hier ook nader,
'k Vind in U mijn rustpunt weêr.
Gij blijft in uw' Zoon mijn Vader,
Wat verander', wat verkeer'.

Vader, onder al mijn noden,
Vader, onder heil en straf,
Vader, ook in 't rijk der doden,
Vader, ook in 't zwijgend graf.
Waar ik ooit verandring schouwe,
Gij, o God, houdt eeuwig stand.
Ook op mijn stof rust op uw trouwe,
Sluimert in uw vaderhand!

Snelt dan, jaren, snelt vrij henen
Met uw blijdschap en verdriet.
Welk een ramp ik moog bewenen,
God, mijn God, verandert niet.
Blijft mij alles hier begeven;
Voortgeleid door zijne hand,
Schouw ik uit dit nietig leven
In mijn eeuwig Vaderland.

Mr. Rhynvis Feith (1753 - 1824)
Proeve van eenige gezangen, 1805

IEF 3161

Oranje-blauwe rechtenclubs

vvd.JPGNetkwesties komt met een redelijk lang artikel over ‘De VVD en de Thuiskopiechaos’, dat naar eigen zeggen een ‘insinuerende beeld’ schetst. ‘Ex-minister Hans Dijkstal (VVD) zit het toezicht voor op rechtenorganisaties als Stichting De Thuiskopie. Deze clubs kennen zelf ook VVD-invloeden. Dat kan toch niet de reden zijn voor Dijkstal om wantoestanden bij Stichting de Thuiskopie te verzwijgen in zijn jaarverslag?’

Lees het gehele artikel hier.

IEF 3160

De bloemetjes buiten zetten

bloemen.bmpRechtbank 's-Gravenhage 22 december 2006, Interflora c.s. tegen Interieur Flora en Flory
 
Interflora en Fleurop stellen dat Interieur Flora c.s inbreuk maken op de aan haar toekomende merk-en handelsnaam rechten. De rechter wijst de vorderingen toe. Interflora c.s zijn rechthebbende op o.a. het gemeenschapswoordmerk INTERFLORA, Benelux woordmerk FLEUROP INTERFLORA en een tweetal gecombineerde internationale woord/beeldmerken met gelding voor de Benelux. De merken zijn onder meer gedeponeerd en geregistreerd voor waren en diensten betreffende bloemen en planten en bloemnbezorgdiensten. Flory is houdster van de domeinnaam www.inter-flora.nl. Op de betreffende website staat naast de tekens "Inter-Flora" en "Inter Flora" op de onderste screenprint vermeld "Ook voor Fleurop Service".
 
Flory voert aan dat de pagina "op zwart" is. De rechter geeft echter aan dat de tekens "Inter-Flora" en "Inter Flora" ten tijde van het appointeren van de mondelinge behandeling van dit kort geding nog op de website aanwezig waren en dat de website kennelijk na het uitbrengen van de dagvaarding is gewijzigd. Aannemelijk is dat de merken van Interflora c.s bekende merken in de zin van artikel 2.20 sub c  betreffen. Het gevorderde merkinbreukverbod en het bevel tot overdracht van de domeinnaam jegens Flory worden toegewezen:

 

"De tot voor kort op de website www.inter-flora.nl gehanteerde tekens Inter (-) Flora en Fleurop zijn (vrijwel) identiek aan in ieder geval de woordmerken, althans overeenstemmend. Zo dit gebruik al niet als verwarringwekkend dienstmerkgebruik voor bloemen(diensten) heeft te gelden, dan wordt daarmee zonder geldige reden ongerechtvaardigd voordeel getrokken uit of afbreuk gedaan aan het onderscheidend vermogen en de reputaties van de oudere bekende Fleurop- en Interfloramerken. Voor zover sprake is van gebruik van de tekens Inter (-) Flora als handelsnaam of, los daarvan, in de url van de website, is zodoende voor wat het Beneluxmerk en de internationale merken met gelding in de Benelux betreft sprake van handelen in strijd met het in art. 2.20 lid 1 sub d BVIE bepaalde. Dat is op zichzelf inhoudelijk ook niet bestreden door de wel verschenen gedaagde Interieur Flora.
 
Met betrekking tot het merkinbreukverbod en overdrachtsbevel aan Interieur Flora, oordeelt de rechter dat de vorderingen, hoewel gebaseerd op in het zeer recente verleden plaats gehad hebbende merkinbreuk en dreiging van herhaling daarvan mideels de website www.inter-flora.nl, eveneens toewijsbaar zijn aangezien er andere belastende omstandigheden bijkomen. Onder deze omstandigheden vallen bijvoorbeeld de maximale onduidelijkheid die Interieur Flora liet bestaan omtrent haar bemoeienis met de website en de relatie tussen Inter Flora BV en Interieur Flora, het exterieur van haar winkel alwaar eveneens het teken Inter Flora aanwezig waren. De rechter ziet voldoende grond tot toewijzing van de gevorderde in de plaatsstelling ex art. 3:300 BW, een en ander als geformuleerd in het dictum.
 
Het bezwaar van Interieur Flora tegen de gevorderde Handhavingsrichtlijnconforme proceskostenveroordeling wordt toegewezen. Interieur Flora voerde aan: "dat de procedure had kunnen worden voorkomen bij het tijdig inschakelen van haar raadsman, van wiens betrokkenheid Interflora c.s. op de hoogte was, maar die desniettegenstaande geen kopie van de sommaties is verstuurd en niet om verhinderdata is gevraagd. Volgens mr. De Boorder is hij pas vrijdag 8 december 2006 op de hoogte gebracht van de mondelinge behandeling op de dinsdag erna, aangezien Interieur Flora er naar haar zeggen van uit ging dat haar advocaat vanwege diens eerdere betrokkenheid bekend was met dit kort geding. Mr. De Boorder, die dit als een overvaltactiek kenschetst, heeft op die grond toepassing van het liquidatietarief bepleit. Aangezien zijdens Interflora c.s. geen enkele steekhoudende verklaring is verschaft voor dit passeren van de hen bekende raadsman van Interieur Flora, waardoor plausibel wordt geacht dat veel onnodige kosten zijn gemaakt, wordt aanleiding gezien de kostenveroordeling van
gedaagden op gronden van redelijkheid te beperken tot het liquidatietarief."

 

Lees hier het vonnis.

IEF 3159

Personalia

mvw.JPGUit een persbericht: "Bird & Bird has recruited Marc van Wijngaarden, an IP litigation lawyer to further strengthen the firm’s IP capabilities in The Netherlands. Marc joins Bird & Bird as a partner from Dutch patent firm Arnold & Siedsma. His appointment follows on from a tide of recent recruits across the firm’s international offices in recent months including the arrival of IP partners Shirley Kwok in Asia and Sally Shorthose in London."

IEF 3158

Bavaria (NB)

bava.JPG"Dutch Beer cannot be called ‘Bavaria’ in Italy. The Bavarian brewery association, the Bayerische Brauerbund,  has been able to assert itself in a trademark dispute in Italy against the Bavaria Brewery from the Netherlands. A court in Turin allowed a complaint  from the association which declared the use of the brand name ‘Bavaria’ for Dutch beer to be impermissible.

The leading association of the Bavarian brewing industry was of the opinion that the use of the designation ‘Bavaria’ as a brand of beer could give rise to the impression that a beer so designated actually came from Bavaria itself."

Lees hier meer (Markenbusiness.com). Eerder bericht hier.

IEF 3157

Een katheter zonder knikprobleem

Gerechtshof 's-Gravenhage, 16 december 2006, rolnr. 04/355, Boston Scientific Scimed tegen Medinol (Met dank aan Ruud van der Velden, Lovells).

Het hof beslist in het hoger beroep van een vonnis van de rechtbank van 10 september 2003, waarin de rechtbank het Europese octrooi van Boston Scientific Scimed (“Scimed”) voor Nederland had vernietigd. Het Europese octrooi heeft betrekking op een “balloon catheter with distal guide wire lumen”. In conventie was door Scimed een inbreukverbod tegen Medinol gevorderd. In reconventie door Medinol de vernietiging van het octrooi voor Nederland.

Bij de rechtbank was door Scimed het standpunt ingenomen dat het inventieve karakter van de uitvinding volgens het octrooi was gelegen in het verschaffen van een katheter met een overgangsgedeelte met tussenstijfheid gelegen tussen de stijve hypotube van de katheter en het flexibele distale deel van de katheter, waarmee werd voorkomen dat de katheter ‘knikt’ voor of tijdens het inbrengen van de katheter. In hoger beroep heeft Scimed dit standpunt verlaten en stelt zij dat zij “tot voor kort zelf niet het inventieve karakter van de catheter in volle omvang heeft begrepen” is neemt zij, naar aanleiding van “voortschrijdend (technisch) inzicht”, het standpunt in dat het inventieve karakter niet meer alleen is gelegen in het verschaffen van een katheter met een overgangsgedeelte met tussenstijfheid gelegen tussen de stijve hypotube en het flexibele distale deel van de katheter (maatregel c) , maar dat sprake is van een combinatie-uitvinding met als wezenlijke kenmerken maatregel (c) gecombineerd met maatregel (a) (een stijve (metalen) hypotube wordt gecombineerd met een flexibel distaal deel) en maatregel (b) (een distaal deel, bestaande uit twee coaxiale buizen, ook wel ‘tube-in-tube’ genoemd).

Het hof overweegt dat deze koerswijziging in beginsel toelaatbaar is, en dat terzake van het oorspronkelijke standpunt van Scimed geen sprake is van een gerechtelijke erkentenis waarop zij in hoger beroep niet meer kan terugkomen, aangezien daarvan volgens het hof pas sprake kan zijn bij een erkenning van de stellingen van de wederpartij (Medinol), terwijl het hier gaat om de eígen stellingen van Scimed. Volgens het hof vloeit uit de proceshouding van Scimed evenmin ondubbelzinnig voort dat zijn afstand van recht heeft gedaan, zelfs al is haar standpunt in hoger beroep deels in strijd met haar standpunt in eerste aanleg.  

 

Vervolgens beantwoordt het hof de vraag of de koerswijziging van Scimed de toets van het octrooirecht kan doorstaan. Via een ingewikkelde redenering langs uiteenlopende octrooirechtelijke leerstukken beantwoordt het hof deze vraag ontkennend.

 

Het hof overweegt eerst dat de hoofdconclusie van het octrooi geen steun biedt voor de nieuwe inzichten van Scimed. Deze biedt alleen steun voor het oorspronkelijke standpunt van Scimed dat het inventieve karakter (alleen) is gelegen in maatregel (c). Dat in conclusie 1 met cijfers wordt verwezen naar een uitvoeringsvorm van de katheter die wel beschikt over maatregelen (a), (b) en (c) doet hier niet aan af, omdat dergelijke ‘reference signs’ alleen illustratieve betekenis hebben en de beschermingsomvang van een octrooi niet kunnen beperken. Ook uit het octrooischrift zal de gemiddelde vakman niet afleiden dat het octrooi beperkt is tot katheters met flexibele distale einden met en ‘tube-in-tube’-constructie.

 

Het hof komt dan toe aan de subsidiaire stelling van Scimed, dat zij conclusie 1 beperkt of vrijwillig wenst te beperken tot een katheter gekenmerkt door de maatregelen (a), (b) en (c). Deze beperking acht het hof ontoelaatbaar. Op zichzelf biedt de oorspronkelijke aanvrage volgens het hof steun voor een katheter met de maatregelen (a), (b) en (c). Het hof overweegt echter dat met betrekking tot de maatregelen (a), (b) en (c) geen sprake is van eenheid van uitvinding en dat uit het verleningsdossier blijkt dat met betrekking tot de materie die wordt gedekt door maatregel (b) mogelijk een afgesplitste aanvrage is ingediend (dit kan op basis van de stukken echter niet precies worden nagegaan). Zou dit het geval zijn, dan is voorgestelde beperking niet toelaatbaar, omdat Scimed daarmee materie “terughaalt” waarvan zij te kennen heeft gegeven daarvan in dit octrooi afstand te willen doen.

Er is echter wel materie betreffende maatregen (b) in de beschrijving van het octrooi ‘achtergebleven’.
Dit leidt er echter volgens het hof niet toe dat de voorgestelde beperking alsnog toelaatbaar is. Volgens het hof zou het in strijd zijn met de rechtszekerheid van derden indien op elke uitvinding in het octrooi die niets van doen heeft met de in (hoofd)conclusie 1 geoctrooieerde uitvinding, als dat zo uitkomt, bijvoorbeeld toegespitst op een van inbreuk betichte katheter, een beroep zou kunnen worden gedaan.

 

Vervolgens overweegt het hof of het octrooi in de oorspronkelijke (niet-beperkte) vorm (derhalve met alleen maatregel (c) als kenmerkend gedeelte) nieuw en inventief is, en komt dan, net als de rechtbank in eerste aanleg, tot de conclusie dat de geoctrooieerde uitvinding  wel nieuw, maar niet inventief is. Het vonnis in eerste aanleg wordt bekrachtigd.

 

Lees hier het arrest.