IEF 21272
2 april 2025
Artikel

DeLex zoekt juridisch redactioneel stagiair voor juli 2025 t/m september 2025

 
IEF 22633
28 april 2025
Uitspraak

Voorzieningenrechter wijst inbreukvorderingen in octrooizaak over trappanelen toe

 
IEF 22668
28 april 2025
Uitspraak

Betonblock c.s. trekt ongerechtvaardigd voordeel uit onderscheidend vermogen en reputatie LEGO-merk

 
IEF 3697

De auteursrechten op muziek

Kamervragen, vraagnr. 2060709910, 2e Kamer. Vragen van het lid Gerkens (SP) aan de ministers van Justitie en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de auteursrechten op muziek.

O.a: “Wat is uw mening over het bericht dat de Europese organisaties voor auteursrechten op muziek de Europese Commissie hebben aangeboden om de huidige territoriale beperkingen op te heffen?”

Lees alle vragen hier.

IEF 3696

Auteursrechttribunaal

Kamerstuk 30800 XIII, nr. 44, 2e Kamer. Brief van de minister van Justitie betreft reactie op de motie Aptroot met betrekking tot collectieve beheersorganisaties Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2007

Op 24 oktober 2006 heeft de Tweede Kamer een motie met betrekking tot collectieve beheersorganisaties aangenomen, waarin de regering wordt verzocht voor 1 maart 2007 met voorstellen te komen waarmee transparantie en goed beheer worden afgedwongen en in toereikend toezicht is voorzien. Hiermee bericht ik u, mede namens de Minister van Economische Zaken, dat het kabinet op drie wijzen uitvoering aan de motie zal geven. 

1. Verbreding en aanscherping van het toezicht op collectieve beheersorganisaties
Inmiddels is een concept-wetsvoorstel ter consultatie aan een twintigtal organisaties voorgelegd, waarmee het huidige toezicht op de kwaliteit van collectieve beheersorganisaties zowel wordt versterkt als verbreed

2. Mededingingstoezicht. Volgens de NMa is daarom een meer specifieke vorm van toezicht op de tarieven van collectieve beheersorganisaties wenselijk, bijvoorbeeld door goedkeuring vooraf door een toezichthouder of via geschillenbeslechting of eventueel op nog een ander wijze.

3. Auteursrechttribunaal. In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie Centrum van het Ministerie van Justitie wordt daarom door prof. mr. D.J.G. Visser (Universiteit Leiden) in samenwerking met prof. mr. P.B. Hugenholtz (Universiteit van Amsterdam) onderzoek verricht naar de juridische mogelijkheden, de praktische haalbaarheid en de maatschappelijke wenselijkheid van een soort auteursrechttribunaal in Nederland.

Lees de gehele brief hier.

IEF 3695

Europa

Nu.nl bericht dat “het downloaden van auteursrechtelijk materiaal blijft toegestaan in de Europese Unie. VVD-Europarlementariër Toine Manders diende in december een voorstel in om consumenten die inbreuk maken op iemand auteursrecht te vervolgen voor heling, maar dat plan heeft het bij een stemming dinsdag niet gehaald.”

Lees hier meer.

Tweakers bericht aansluitend: "Hulp bij inbreuk intellectueel eigendom is misdrijf. Een juridisch comité van het Europese Parlement heeft zijn steun uitgesproken voor een verzwaring van wetgeving op het gebied van intellectueel eigendom. Het gevolg kan zijn dat 'doorvoerders' zoals isp's verantwoordelijk worden voor het gedrag van gebruikers."

Lees hier meer.

IEF 3693

A few words (3)

mccr.bmpCharlie McCreevy, European Commissioner for Internal Market and Services, speaks to the European Parliament JURI Committee, 20 maart 2007:

"Does Europe have the best patent system in the world? I doubt it. The single market for patents is far from complete. Fragmentation has serious consequences for the competitiveness of Europe in relation to the challenges of the US, Japan and emerging economic powers such as China and India.

And there is more: a fragmented litigation system leads to a lack of certainty for users of the patent system. For one and the same invention, the tribunals of several Member States might come to different conclusions.

And yet, our patent policy has been held back by protracted debate and argument. We have failed to deliver the results that Europe's innovators and inventors need. They are left out in the cold. This cannot go on. We can not sustain such a competitive disadvantage.

We have to show that Europe is prepared to respond to the challenge of globalisation. If we want to be at the forefront of innovation, a sound patent strategy is indispensable. Concrete progress is needed.

This requires creativity. And it requires compromise. We need a realistic approach that takes the best elements from the different proposals that have been made. Without readiness of all parties to really try and resolve this issue in the interest of our companies and inventors, we simply will not make progress.

With my services, we have prepared a Patent Strategy that addresses the open issues on both to the Community Patent and the creation of a European patent Litigation System. It also sets out "flanking measures", such as support for SMEs, technology transfer, and enforcement issues including alternative dispute resolution, patent litigation insurance, and international aspects of enforcement. This is currently being discussed in the Commission.

But let us be clear about one thing: No progress will be made without a constructive attitude by all players. Agreement is not a foregone conclusion.  Yet patent policy alone cannot be enough.

Lees de volledige speech EU Commissaris Charlie McCreevy hier. Eerder bericht zie: IEF 2969 (24 november 2006).

IEF 3692

A few words (3)

Charlie McCreevy, European Commissioner for Internal Market and Services, speaks to the European Parliament JURI Committee: (20 maart 2007)

"Does Europe have the best patent system in the world? I doubt it. The single market for patents is far from complete. Fragmentation has serious consequences for the competitiveness of Europe in relation to the challenges of the US, Japan and emerging economic powers such as China and India.

And there is more: a fragmented litigation system leads to a lack of certainty for users of the patent system. For one and the same invention, the tribunals of several Member States might come to different conclusions.

And yet, our patent policy has been held back by protracted debate and argument. We have failed to deliver the results that Europe's innovators and inventors need. They are left out in the cold. This cannot go on. We can not sustain such a competitive disadvantage.

We have to show that Europe is prepared to respond to the challenge of globalisation. If we want to be at the forefront of innovation, a sound patent strategy is indispensable. Concrete progress is needed.

This requires creativity. And it requires compromise. We need a realistic approach that takes the best elements from the different proposals that have been made. Without readiness of all parties to really try and resolve this issue in the interest of our companies and inventors, we simply will not make progress.

With my services, we have prepared a Patent Strategy that addresses the open issues on both to the Community Patent and the creation of a European patent Litigation System. It also sets out "flanking measures", such as support for SMEs, technology transfer, and enforcement issues including alternative dispute resolution, patent litigation insurance, and international aspects of enforcement. This is currently being discussed in the Commission.

But let us be clear about one thing: No progress will be made without a constructive attitude by all players. Agreement is not a foregone conclusion.  Yet patent policy alone cannot be enough.

Lees de volledige speech EU Commissaris Charlie McCreevy hier en eerder bericht  IEF 2969

 

 

 

IEF 3691

Online Merkenregister BBIE (2)

mrg.gifEind januari bleek dat het online merkenregister op de website van het BBIE toch niet alle gedeponeerde en geregistreerde merken bevat die geldig zijn in de Benelux (zie: IEF 3378 (31 jan 2007)). Sindsdien heeft het BBIE hard gewerkt aan een oplossing en bericht nu dat het probleem naar verwachting eind volgende week geheel tot het verleden behoort. Waakzaamheid blijft nog even geboden:   

“Zoals bekend zijn de gegevens in het BBIE online merkenregister afkomstig uit drie bronnen. De Benelux merken komen uit de Benelux database, de CTM's uit die van het OHIM en de internationale merken uit die van WIPO. De zoekfunctionaliteit van het BBIE online merkenregister kijkt in zoekbestanden die door het BBIE worden bijgehouden. Deze zoekbestanden worden vanuit deze drie bronnen gevoed en dagelijks gedurende de nacht bijgewerkt.

Voor de Benelux merken geldt dat deze als geheel in deze bestanden worden opgenomen. Van CTM’s en internationale merken worden slechts de minimale gegevens opgenomen: Merk, nummer, classificatie producten. Wordt er vervolgens nadere informatie opgevraagd dan wordt de gebruiker doorgelinkt naar de websites van OHIM respectievelijk OMPI voor de volledige gegevens.

In de loop van 2006 is de werkwijze voor internationale merken veranderd. WIPO schafte de Romarin (de internationale database op CD-rom) af. Deze werd door het BBIE gebruikt om de in de eigen database opgenomen minimale gegevens te controleren en waar nodig te corrigeren. Door deze afschaffing verdween het in de procedure noodzakelijk controlemechanisme voor het goed functioneren van een deel van het online register.

Het BBIE is daarop begonnen met het implementeren van een nieuwe procedure. Deze is nog niet volledig getest en verloopt nog niet automatisch. Naar aanleiding van de geconstateerde onvolkomenheden is de testserver inmiddels in productie geplaatst en worden de nieuwe gegevens met enige regelmaat handmatig opgehaald. Het BBIE werkt ondertussen door aan een definitieve oplossing voor een zekere en automatische verwerking van de benodigde gegevens. De oplossing die nu wordt gebruikt voldoet voor het moment echter.

Daarnaast is er geconstateerd dat een deel van de internationale aanvragen en CTM's geheel niet in het online register werd opgenomen.

Dit is een voortvloeisel uit een bestaand mechanisme. Internationale aanvragen gebaseerd op een Benelux aanvraag hebben in de Benelux geen geldigheid; het merk is immers in de Benelux al geldig, de basisregistratie zorgt hiervoor. Internationale aanvragen gebaseerd op een Beneluxaanvraag worden opgenomen in de Benelux database, maar worden niet zichtbaar gemaakt in het online register.

Met het toetreden van de EU tot het Protocol van Madrid is er in deze situatie echter verandering gekomen. Internationale aanvragen waarbij de Gemeenschap wordt aangeduid hebben immers wel geldigheid in de Benelux, ook al zijn ze op een Beneluxer gebaseerd. Deze merken worden thans ook opgenomen in het online register.

In de komende weken zal er, in samenwerking met het WIPO, een laatste inhaalslag worden gemaakt om het online register bij te werken. Er kan dan ook weer op worden vertrouwd dat het online onderzoek alle merken bevat die geldigheid hebben op het grondgebied van de Benelux. Voor zover nu kan worden nagegaan is op dit moment al het grootste deel van de gesignaleerde onvolkomenheden opgelost en naar verwachting behoort het probleem eind volgende week geheel tot het verleden.”

BBIE

IEF 3690

Elke aanwijzing ontbreekt

stent2.gif

Gerechtshof ’s-Gravenhage 15 maart 2007, Cordis Europa N.V. tegen Schneider (Europe) GmbH, rolnr. 05/867 (met dank aan Simon Dack, De Brauw Blackstone Westbroek).

 

Hoger beroep van het vonnis van de Rechtbank Den Haag d.d 8 juni 2005 inzake de geldigheid van, en de inbreuk door Cordis op, het zgn. “Kastenhofer”-octrooi van Schneider. Dit octrooi heeft betrekking op een bepaald type “interventional catheter”. In het vonnis van 8 juni 2005 is Cordis veroordeeld tot een inbreukverbod.

Het hof bepaalt eerst de beschermingsomvang van het octrooi, aangezien de uitleg van enkele begrippen in de octrooiconclusies, in het bijzonder “a polyamide” en “a  polyethylene”, voor zowel de geldigheid als de inbreuk van belang is. Omdat in het octrooi “elke aanwijzing ontbreekt dat deze begrippen in de context van het octrooi een bepaalde betekenis hebben”, gaat het hof ervan uit dat de Schneider de gebruikelijke betekenis op het oog heeft gehad, zoals die in handboeken op het onderhavige vakgebied is te vinden.

Ten aanzien van de nawerkbaarheid heeft Cordis naar voren gebracht dat aanvullende maatregelen nodig zijn om een “in de praktijk bruikbare hechting tussen de PE-binnen- en PA-buitenlaag van de binnenbuis” van de katheter te verkrijgen. Derhalve zou het octrooi niet nawerkbaar zijn. Het hof gaat hier niet in mee, omdat het hierbij volgens het hof gaat om technieken die op zichzelf voor hechting van, van elkaar verschillende materialen reeds lang bekend zijn.

Het meest interessante uit de niet altijd even goed te volgen redenering van het hof ter zake van de inventiviteit is, dat het “op basis van de materiaaleigenschappen in de binnenbuis van een catheter van het “over-the-wire” type” toepassen van “a polyethylene” als materiaal voor de binnenlaag en “a polyamide” als materiaal voor de buitenlaag” weliswaar vanzelfsprekend was in het licht van de stand van de techniek (en dus niet inventief), maar dat de verdienste van Kastenhofer/Schneider is geweest om een in de vakwereld heersend vooroordeel te overwinnen door “een katheter voorzien van een tweelagige binnenbuis, welke zodanig is vervaardigd, bij voorkeur door coëxtrusie”, dat de uit “een polyamide” bestaande buitenlaag en de uit “een polyethyleen” bestaande binnenlaag aan elkaar zijn gehecht (…) door fysische en mechanische bindingen.” Dit is volgens het hof de essentie van de geoctrooieerde uitvinding en hetgeen Schneider aan de stand van de techniek heeft toegevoegd.

Omdat hiermee de grieven van Cordis ten aanzien van de (on)geldigheid zijn verworpen, komt het hof toe aan de inbreukvraag. Er is geen sprake van letterlijke inbreuk omdat, bij de door Cordis op de markt gebrachte katheters, het voor de binnenlaag van de binnenbuis gebruikte materiaal niet valt onder het gebruikelijke begrip van “a polyethylene”. In de katheters van Cordis is, door deze andere materiaalkeuze van de binnenlaag, sprake van een oplossing die niet ondergeschikt, maar nevengeschikt is aan de oplossing volgens het “Kastenhofer”-octrooi.  Derhalve is volgens het hof evenmin sprake van equivalente inbreuk, zowel onder de “function/way/result”-test als onder de “insubstantial differences”-test.

Het vonnis in eerste aanleg wordt vernietigd. Schneider had het vonnis in eerste aanleg al betekend en wordt nu veroordeeld de als gevolg van de tenuitvoerlegging van het vonnis geleden schade te vergoeden.

Lees het arrest hier. Lees het vonnis van de rechtbank hier. Uitstapje naar Assen: IEF 1084 (13 oktober 2005)

IEF 3689

Stijl, verknoedeling en een exit strategie (2)

djgv-ts.gifDirk Visser: Verwatering, ’verknoedeling’ en verandering van wezenlijke waarde: reactie op het artikel van prof.mr. H. Cohen Jehoram. (Eveneens verschenen in BIE 2007/1, 12-1).

BIE polemiek nu ook integraal op IEForum.nl. Kritisch reactie van Dirk Visser op het hieronder (zie; IEF 3688 (21 maart 2007)) en in de BIE gepubliceerde artikel van Herman Cohen Jehoram naar aanleiding van het Elwood arrest. Enkel citaten: 

“De ’verwatering van werken’ wordt gekwalificeerd als een ’uniek monstrum’. Daarmee wordt ’verwatering van werken’ toegevoegd aan de rij van andere door Cohen Jehoram gepercipieerde ’unieke monstra’ waarmee Nederland weer eens ’de risee dreigt te worden van Europa en de rest van de wereld’, zoals: de geschriftenbescherming, de formulering van art. 13a Aw, het niet opnemen van de driestappentoets in de Auteurswet en, meest recent, de erkenning van de geur als werk.”

“In een ideale IE-wereld zou Cohen Jehoram gelijk hebben dat verwatering van werken anathema is. (…) Zo werkt het in de echte wereld dus niet. Quaedvlieg heeft in zijn artikel de realiteit en het probleem blootgelegd dat het goed mogelijk is dat name trendsettende ontwerpen ruim voor 2031 en zeker voor 2131 kunnen zijn ’verwaterd’ tot een onbeschermde stijl.”

“Asser en Verkade merken als A-G resp.als annotator bij Decaux/Mediamax op dat het niet alleen voor studenten, maar ook voor rechtzoekenden, advocaten en rechters misschien handig zou zijn als zij in dezelfde casus ongeacht het toepasselijke juridische regime zoveel als mogelijk voorzien zouden worden van dezelfde beoordelingscriteria. Grosheide  haakt daarbij aan in zijn artikel over zwakke werken, waarin ook een verhelderende schets wordt gegeven van de echte wereld.”

“Daar lijkt mij niet veel bezwaar tegen kunnen bestaan, integendeel. CohenJehoram maakt wel bezwaar: dat is verknoedeling! ’Verknoedeling’ is evenwel niet meer dan een kwalificatie (met een kennelijk door Cohen Jehoram bedoelde negatieve bijklank). In Leiden leerde ik evenwel dat kwalificaties geen argumenten zijn, en de juistheid van die les wordt voor mij door de stellingname van Cohen Jehoram weer eens bewezen.”

'"Als er in Nederland al een ’uniek monstrum’ is dat daadwerkelijke harmonisatie en het Europese vrije verkeer van goederen in de weg staat dan is het de slaafse nabootsingsbescherming en de manier waarop deze momenteel in Nederland weer zeer liberaal wordt toegepast. Een eventuele beperking van de beschermingsomvang van ons ’schroeven en moeren’-auteursrecht door tijdsverloop valt daarbij in het niet."

"Tot slot iets over wat het Benetton-G-Star-arrest wél belangrijk maakt. (…) Het betekent dat ’de aantrekkingskracht van de desbetreffende vorm door de bekendheid daarvan als onderscheidingsteken’ (volgens de HR) dus iets anders is dan het onderscheidend vermogen zelf. Nu is bekendheid een belangrijke factor (bij het verwerven) van onderscheidend vermogen. Maar kennelijk moet de bekendheid nu uit het onderscheidend vermogen geïsoleerd worden."

Lees de gehele reactie hier.

IEF 3688

Stijl, verknoedeling en een exit strategie

hcjt3.gifHerman Cohen Jehoram (emeritus hoogleraar recht van de intellectuele eigendom aan de Universiteit van Amsterdam): De Hoge Raad erkent verwatering van auteursrecht door merkenrechtelijke verwording van een werk tot onbeschermde stijl. Een uniek monstrum en een nieuw obstakel voor het Europese vrij verkeer van goederen.(Uitgebreide versie van een artikel, verschenen in BIE 2007/1, 12-16).

Kritisch artikel over het ‘onbezonnen’ Elwood-arrest van de Hoge Raad, de Auteursrechtelijk onbeschermde stijl en het trendsetterprobleem, de verknoedeling van auteurs- en merkenrecht en de positie van Nederland in Europa en een voorstel voor een ‘exit strategy’ voor de Hoge Raad. Enkele citaten:

 “De Hoge Raad heeft met zijn Elwood-arrest een totaal nieuwe vorm van tenietgaan van auteursrecht geïntroduceerd, merkenrechtelijke ‘verwatering’ door ‘verwording van een werk tot onbeschermde stijl’. Dit is in strijd met de Auteurswet en alle auteursrechtelijke verdragen, die alleen tenietgaan van auteursrecht erkennen door afloop van de beschermingstermijn. Dit monstrum is dan ook een internationaal unieke vondst.”

“De in het arrest geknede betreurenswaardige knoedel van auteurs- en merkenrecht is een slechts voorlopig eindpunt van bepaalde ontwikkelingen in de literatuur uit de laatste jaren met betrekking tot twee onderwerpen, de auteursrechtelijk onbeschermde stijl en de ‘verknoedeling’ van i.e.-rechten. Hieraan zijn vooral de namen verbonden van de schrijvers Grosheide en Quaedvlieg."

“Met een ‘integratie’ van rechtsgebieden komt men zo inderdaad altijd wel tot het ‘beoogde resultaat’. Dit verraadt een uiterst instrumentele opvatting van het recht.(…) Deze benadering is wellicht verleidelijk voor een volijverige advocaat die bereid is de belangen van zijn cliënt met ieder argument te verdedigen, maar niet voor een rechter, wetenschapper of wetgever. Deze dient ertegen te waken de glibberige weg af te glijden naar het historische en infame principe ‘Recht ist was dem Volke nützt.’”

“Zal de Hoge Raad bezwijken voor deze verdere verlokking van het fenomenologische sirenenlied? (…) Eén wankel, doch net voldoende gezicht reddend, middel hiertoe zou kunnen zijn een nieuwe redenering van de Hoge Raad dat hij het in het Elwood-arrest niet zo slecht bedoeld heeft als het er staat. Dat hij slechts hypothetischerwijs is ingegaan op de suggestie van Benetton dat merkenrechtelijke verwording bij analogie kan worden toegepast op het auteursrecht, en dat de Raad slechts bedoeld heeft uit te drukken dat ook binnen deze analogie Benetton geen been heeft om op te staan. Met een dergelijke ‘exit strategy’ zou de Hoge Raad ons allen, met uitzondering dan van de twee hier zo veelvuldig aangehaalde schrijvers, en hun volgelingen Verkade en Visser, alsnog gelukkig kunnen maken.”

Lees het volledige artikel hier. Reactie Dirk Visser: IEF 3689 (21 maart 2007).

IEF 3686

Marktplaats/Stokke: Registering personal data of every advertiser not required

District Court Zwolle/Lelystad, 14 March 2007, Stokke A.S. versus Marktplaats B.V. (a Dutch subsidiary of Ebay) 

In its decision the court judges that Marktplaats may not be required to register the name, address and residence of all users of Marktplaats and neither of users who place an advertisement with regard to a Stokke product.

According to the court, Stokke's interest in these data is limited. Registering personal data of every Marktplaats user may not be required of Marktplaats because of the consequences this will have on Marktplaats' business operations. Furthermore, implementing a filter and registering personal data of users who place an advertisement with regard to a Stokke product, will cost Marktplaats a more than negligible amount of money and will impose an obligation on Marktplaats to implement such a filter for other rights holders as well. The limited interest of Stokke with regard to the data does therefore not equal out the interest that Marktplaats has in not implementing such a filter.

The court therefore denies all Stokke's claims.

Read the entire judgement here (judgment made available by Christiaan Alberdingk  Thijm, Solv)