IEF 22225
5 september 2024
Uitspraak

A-G: Reciprociteitsclausule Berner Conventie niet toepasbaar onder Unierecht

 
IEF 22224
5 september 2024
Uitspraak

KPS B.V. maakt geen inbreuk op IE-rechten van FZI B.V.

 
IEF 22223
4 september 2024
Uitspraak

Hof bekrachtigt beschikking kantonrechter: ontslag docent op christelijke school terecht

 
IEF 1762

Floortje wint wel in Arnhem

Rechtbank Arnhem, 10 maart 2006, KG ZA 06-121. Kandidaten Idols tegen M. Hoffs h.o.d.n. Mijn-Sleutel. (Met dank aan Jan Willem van Dijk, Van Mens & Wisselink)
 
Floortje wint wel in Arnhem. Het leek er even op dat deze storm het glas water niet te buiten zou gaan, maar blijkbaar was de gang naar de rechter deze keer toch onvermijdelijk. De rechtbank komt tot een soort gebruiksverplichting voor domeinnamen en concludeert dat er sprake is van merkinbreuk.

Floortje, Ellen, Aäron en Christon maken i .c. bezwaar tegen de registratie van hun naam als .nl domeinnaam door Hoffs. Hoffs heeft de registratie van de domeinamen aaronayale.nl en christonklossterboer.nl echter al weer opgeheven, zodat alleen de vorderingen van Floortje en Ellen overblijven.

Floortje en Ellen stellen dat gedaagde door het gebruik van hun persooonsnamen inbreuk maakt op artikel 1:8 BW, het artikel dat specifiek voor de bescherming van het naamrecht is geschreven. Gedaagde stel de domeinnamen slechts te hebben geregistreerd met het oog op het opzetten van een fansite van de uiteindelijke winnaar van het programma Idols. Voorshands geoordeeld heeft gedaagde, volgens de rechtbank, met dit verweer voldoende aannemelijk gemaakt dat hij met zijn site niet de schijn zal wekken “die ander te zijn, dan wel tot diens geslacht of gezin te behoren” en handelt hij dus niet onrechtmatig op grond van artikel 1:8 BW.

Op grond van Zumpolle heeft Hoffs bovendien gelijk dat het enkele feit dat eisers ten gevolge van zijn registratie geen gebruik meer kunnen maken van de domeinnaan nog niet leidt tot het oordeel dat de registratie van Hoffs onrechtmatig is.

Maar de als merk geregistreerde Floortje Smit en Ellen Eeftink kunnen zich volgens de rechter wel beroepen op 13 A lid 1 sub d BMW. Omdat er een reële mogelijkheid bestaat dat gebruikers van het internet die de website en de internetdiensten van door hen gezochte personen trachten te bereiken de naam van deze personen met het achtervoegsel .nl intypen, is er een reëel gevaar voor verwarring, waardoor er afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen van het merk en er een reële kans bestaat dat de reputatie van de merken schade ondervinden van de website van gedaagde waarop zij geen enkele invloed kunnen uitoefenen.

Dat de domeinnaamregistratie ouder is dan de merkregistratie doet hieraan niet af, omdat Hoffs voorafgaande aan het merkdepot nog geen daadwerkelijk gebruik van de domeinnamen heeft gemaakt en heeft volgens de rechter dus geen recht verkregen waardoor de later gedeponeerde merken zouden moeten wijken. Bovendien heeft gedaagde geen geldige reden  aangevoerd waarom hij nu juist deze domeinnamen nodig had voor het opzetten van een fansite.

De rechtbank vindt het wel aannemelijk dat de name van eiseressen inmiddels bekende (merk)namen zijn en dat zij met het registreren daarvan een gerechtvaardig doel nastreven, namelijk het in de toekomst gebruiken van hun eigennamen voor de waren en diensten waarvoor de merken zijn ingeschreven.

Hoffs dient de registratie van de domeinnamen op te heffen. Voor overdracht aan eiseressen zie de rechtbank (ongemotiveerd) onvoldoende aanleiding.

Lees het vonnis hier.

IEF 1761

Allerhande (2)

In aansluiting op dit eerdere bericht melden diverse media dat de PvdA het filmpje waarin Wouter Bos als Super Mario ten strijde trekt tegen armoede en werkloosheid van haar website heeft gehaald.

"We hadden eigenlijk niet het gevoel dat we fout zaten", aldus de woordvoerder van Bos vrijdag. "Het filmpje over Super Wouter was duidelijk bedoeld als een parodie. Maar na wat correspondentie hebben we besloten het toch maar van onze site te halen. We wilden dit niet op de spits drijven. De verkiezingscampagne is toch voorbij." Lees hier meer (nu.nl).

IEF 1760

Een nieuwe binnenkomer

Juryrapport Gouden Zandloper 2006 (advocatie.nl): “Het begon er al op te lijken dat bepaalde personen een abonnement op deze Gouden Zandloper hadden, met zowel een persoonlijke winnaar (Christiaan Alberdingk Thijm) in 2003 als een kantoorprijs voor Beste Nichekantoor in 2004.

De eerste dagen van het stemmen leek het ook dit jaar weer een gelopen race. Maar de winnaar van dit jaar is een nieuwe binnenkomer in de top-3 van beste IE/IT-advocaten. Tobias Cohen Jehoram is sinds vijf jaar partner bij De Brauw Blackstone Westbroek. Cohen Jehoram is vooral bekend van de cassatiepraktijk; voor de Hoge Raad stond hij grote cliënten bij. Cohen Jehoram publiceert veel op zijn rechtsgebied en geeft onder meer les aan de Grotiusopleiding.” Lees hier iets meer.

IEF 1759

Een Rus in de bibliotheek (2)

Op Boekblad.nl staan twee berichten over de ‘Russische Bibliotheek’-zaak (eerder bericht hier) die helaas alleen door abonnees helemaal gelezen mogen worden:

- Secretaris GAU hekelt handelwijze FMG inzake Russische Bibliotheek (+ reactie). 10 maart 2006, 09:31 - Tony Heemskerk, secretaris ad interim van de Groep Algemene Uitgevers, hekelt in een open brief het gebruik van de naam Russische Bibliotheek door FMG. 'Een dergelijk merk “leen” je toch niet even?' luidt zijn retorische vraag. Hieronder zijn brief.

- FMG wil geen gesprek met Van Oorschot (+ 2 reacties). 9 maart 2006, 10:44 - FMG heeft geen behoefte aan een gesprek met Van Oorschot, zo meldt de Volkskrant (ook alleen voor abonnees) vanochtend. Van Oorschot had FMG uitgenodigd om te praten over de Russische Bibliotheek die sinds dinsdag bij Kruidvat te koop is.

IEF 1758

Colchones Concord

Hof van Justitie, 9 maart 2006, zaak C-421/04, Spaanse prejudiciële vragen naar aanleiding van  Matratzen Concord AG tegen Hukla Germany SA.

Tenzij de betrokken kringen in de lidstaat waar de inschrijving is aangevraagd in staat zijn om de betekenis van dat woord vast te stellen, verbiedt het beginsel van het vrije verkeer van goederen een lidstaat niet om een teken dat in de taal van een andere lidstaat beschrijvend is voor de betrokken waren of diensten, in te schrijven als nationaal merk.

Dit geldt ook wanneer het betrokken teken in de taal van een andere lidstaat dan de lidstaat van inschrijving geen onderscheidend vermogen zou hebben voor de in de inschrijvingsaanvraag bedoelde waren of diensten.

Hukla is houdster van het in Spanje ingeschreven nationale woordmerk MATRATZEN voor meubels e.d. (klasse 20). In 1996 heeft Matratzen Concord bij OHIM een aanvraag ingediend tot inschrijving als gemeenschapsmerk van een woord- en beeldmerk dat met name het woord „Matratzen” bevat, voor verschillende waren van o.a. klasse 20.

Hukla heeft succesvol oppositie ingesteld tegen deze inschrijving (eerste oppositiezaak die het HvJ bereikte). Gelijktijdig met deze oppositieprocedure heeft Matratzen Concord bij de Spaanse rechter nietigverklaring van het nationale merk MATRATZEN gevorderd.

De verwijzende Spaanse rechter is van oordeel dat in de bij hem aanhangige zaak het Spaanse merk MATRATZEN de houder ervan de mogelijkheid geeft om de invoer van matrassen uit Duitstalige lidstaten te beperken en bijgevolg het vrije verkeer van goederen te belemmeren, maar vraagt zich af of een dergelijke beperking op grond van artikel 30 EG, vrij verkeer van goederen, kan worden gerechtvaardigd. De uit deze twijfel ontsproten prejudiciële vraag aan het HvJ luidt als volgt: 

„Kan de geldigheid van de inschrijving van een merk in een lidstaat een verkapte beperking van de handel tussen lidstaten opleveren wanneer dat merk in de taal van een andere lidstaat, die in de lidstaat van inschrijving niet wordt gesproken, elk onderscheidend vermogen mist of in de handel dient tot aanduiding van de waren waarop het betrekking heeft, dan wel van de soort, kwaliteit, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst of andere kenmerken van de waren, zoals het geval kan zijn met het Spaanse merk ‚MATRATZEN’ ter aanduiding van matrassen en aanverwante waren?”

Het Hof maakt er weinig woorden aan vuil:

Het is mogelijk dat wegens taalkundige, culturele, sociale en economische verschillen tussen de lidstaten een merk dat in een lidstaat onderscheidend vermogen mist of de betrokken waren of diensten beschrijft, in een andere lidstaat wel onderscheidend vermogen heeft of niet beschrijvend is. Bijgevolg verzet artikel 3, lid 1, sub b en c, van de richtlijn zich niet ertegen dat een leenwoord uit een taal van een andere lidstaat, waarin het onderscheidend vermogen mist of beschrijvend is voor de waren of diensten waarvoor de inschrijving is aangevraagd, in een lidstaat als nationaal merk wordt ingeschreven, tenzij de betrokken kringen in de lidstaat waar de inschrijving is aangevraagd, in staat zijn om de betekenis van dat woord vast te stellen. Deze uitlegging van de richtlijn stemt overeen met het Verdrag, in het bijzonder met de artikelen 28 EG en 30 EG. Het Verdrag laat in het kader van de toepassing van het beginsel van het vrije verkeer van goederen de door de wetgeving van een lidstaat erkende rechten inzake intellectuele eigendom immers onverlet, maar beperkt het naar gelang van de omstandigheden alleen de uitoefening van deze rechten

Het beginsel van het vrije verkeer van goederen een lidstaat verbiedt niet om een teken dat in de taal van een andere lidstaat beschrijvend is voor de betrokken waren of diensten, in te schrijven als nationaal merk. Dit geldt ook wanneer het betrokken teken in de taal van een andere lidstaat dan de lidstaat van inschrijving geen onderscheidend vermogen zou hebben voor de in de inschrijvingsaanvraag bedoelde waren of diensten.

Daarenboven, zoals de advocaat-generaal in de punten 59 tot en met 64 van zijn conclusie heeft opgemerkt, verbiedt de inschrijving in een lidstaat van een merk als in het hoofdgeding aan de orde, de marktdeelnemers in deze lidstaat niet elk gebruik van het woord waaruit dit merk bestaat (‘A trade mark proprietor cannot therefore invoke his right under Article 5(1) to prevent a third party from referring to the mark for purely descriptive purposes where the reference cannot be interpreted as indicating the origin of the product. (…) Accordingly, even on the assumption that in the present case the mark MATRATZEN was validly registered in Spain, its owner will not be entitled to prevent the word Matratzen being used in contexts falling either outside Article 5(1) or within Article 6(1)(b), such as, for example, in a catalogue written in German to refer to mattresses.’).

Lees het arrest hier.

IEF 1757

Nieuwe kosten

Twee berichten van het EPO: New fees and costs as of 1 April 2006 (hier) en The 12th, revised edition of the European Patent Convention is available in HTML format (hier).

IEF 1756

Geen antwoord

Artikel in het Parool van gisteren:'KPN-dochter Planet Internet had onlangs een verrassing voor de klanten van zijn internetmuziekwinkel Music Stream: muziekbestanden die ze legaal bij de webwinkel hebben gekocht, zijn na april niet meer af te luisteren. KPN heeft de maatregel inmiddels uitgesteld tot 'eind dit jaar'.

KPN verwijst voor de schuldvraag naar de platenmaatschappijen. Die ontkennen. “Volgens Menno Wiegeraad, de Nederlandse vertegenwoordiger van OD2, het bedrijf dat de techniek achter veel muziekwinkels verzorgt, ligt dat genuanceerder. 'De onderhandelingen over dit soort zaken worden op internationaal niveau gevoerd. Maar de top van de Nederlandse muziekindustrie weet hier van af.'

'Als OD2 zitten we tussen twee vuren in. Wij krijgen de rechten om deze muziek te verkopen van de platenmaatschappijen. Zij verstrekken ook gebruikslicenties zodat mensen die deze nummers kopen ze ook op hun computer kunnen afspelen. Zij hebben er voor gekozen die licenties nu in te trekken. Of het juridisch kan om het gebruik van een aangekocht product onmogelijk te maken? Laat ik daar maar geen antwoord op geven.'' Lees hier meer.

IEF 1755

Strategieën

Voor wie de octrooirechtelijke verdedigings- en aanvalsstrategieën zoals uiteengezet door Severin de Wit onder de titel ‘Octrooien en strategisch IPR management’ op het AIPPI-Symposium in Zeist van afgelopen dinsdag, nog eens op een rijtje wil zien, kan terecht op IPgeek.blogspot.com, De Wits eigen weblog. Presentatie hier, weblog hier.

IEF 7669

Merck Sharp and Dohme vs Pharmachemie B.V.

Amsterdam, Court of Appeal, 9 march 2006, Merck Sharp and Dohme vs Pharmachemie B.V.

Advertising. Pharmachemie, a generic producer, obtained registrations from the Dutch Medicines Evaluation Board (MEB) for the generic equivalent of the brand product Fosamax made by MSD. As was earlier reported (see here), MSD wrote to pharmacies and wholesalers pointing out disadvantages of the recently registered versions of Fosamax. At the time these letters were sent Pharmachemie had not yet marketed their products. This happened shortly after MSD had written its letters.

According to the ruling of the 23rd of  September 2005 the primary relief judge ruled the MSD letters to be comparative advertising and to be misleading on several points. MSD was ordered to rectify the misleading statements. MSD appealed the ruling, but lost. The Court of Appeal affirmed the ruling made by the primary relief judge.

In the misleading letters MSD had not named any of the generic products or indeed Pharmachemie itself but it had referred to several generic versions of Fosamax. Pharmachemie is a major player in the market for generic medication and a competitor of MSD's. As Pharmachemie was just marketing its generic products the letters would have drawn attention implicitly comparing the products. The Court of Appeal ruled that it is likely that the recipients of the letters would know which generic products were meant even though these products had not yet been marketed.

The Court of Appeal also affirmed the primary relief judge's ruling that the writings were incomplete and as such misleading. The fact that MSD, as the publisher of the comparing advertisement, wasn’t apprised of all the relevant information at the time of writing of the letters is MSD's risk and does not change their culpability. It is the publisher’s duty to ensure all information is relevant and accurate and that it does not mislead or inadequately represent the competitor’s product. By stating that 'research had shown' it was all the more unclear that the writing did not constitute an opinion of MSD.

Reports supplied by MSD supporting their statements were insufficiently convincing as the MEB had already considered the aspects and characteristics of Pharmachemie’s products.

The Court of Appeal dismissed statements concerning packaging of the generic products as subjective, non-confirmable statements as MSD had not factually substantiated these statements.

Even though Pharmachemie's registration for it's 70 mg generic product had been cancelled on 30th September 2005, Pharmachemie still has an interest. Not only does Pharmachemie hold a registration for its 10 mg product it has also re-registered and marketed the 70 mg version. Thus Pharmachemie's interests are still valid and do still benefit from the primary relief judge's ruling.

 Read the judgement here.

 

IEFenglish