IEF 22225
5 september 2024
Uitspraak

A-G: Reciprociteitsclausule Berner Conventie niet toepasbaar onder Unierecht

 
IEF 22224
5 september 2024
Uitspraak

KPS B.V. maakt geen inbreuk op IE-rechten van FZI B.V.

 
IEF 22223
4 september 2024
Uitspraak

Hof bekrachtigt beschikking kantonrechter: ontslag docent op christelijke school terecht

 
IEF 1734

Niet gegeven gegevens

Rechtbank ‘s-Gravenhage,  22 februari 2006, LJN: AV2897. Koepon Genetics Europe tegen Productschap Vee En Vlees / Cr Delta Vrv Holding B.V. Incidenteel vonnis.

Nederlandse IMS Health-variant. Over auteursrecht, mededinging en een databank met gegevens van runderen, o.a. stamboekgegevens, fokwaarden, exterieurgegevens en gegevens verkregen met de melkproductiecontrole.

Rechtbank citeert IMS Health van het HvJ omdat het voor “de onderhavige problematiek thans het meest recente en relevante arrest van het Hof van Justitie is: "Opdat de weigering van een onderneming die houder is van een auteursrecht om toegang te geven tot een product of een dienst die onontbeerlijk is voor de uitoefening van een bepaalde activiteit als misbruik kan worden aangemerkt, volstaat het blijkens deze rechtspraak dat is voldaan aan drie cumulatieve voorwaarden, namelijk dat deze weigering in de weg staat aan de introductie van een nieuw product waarnaar van de zijde van de consumenten een potentiële vraag bestaat, dat zij geen rechtvaardigingsgrond heeft en dat zij elke mededinging op een afgeleide markt uitsluit."

Door Koepon c.s. is niets concreets gesteld waaruit zou volgen dat zou zijn voldaan aan de eerste voorwaarde genoemd in r.o. 38 van bovengenoemd arrest. Haar stelling dat het opzetten van een tweede stamboek voor dezelfde rassen hoogst waarschijnlijk niet wenselijk, zo niet ondoenlijk, is, is in het geheel niet geconcretiseerd; evenmin is toegelicht waarom de weigering van CR Delta in de weg stond aan een nieuw Koepon-product, als alternatief voor dienstverlening op basis van het NIS. Verder is door Koepon c.s. ook niets gesteld over de hoogte van de vergoeding tegen betaling waarvan CR Delta bereid is meerbedoelde gegevens aan Koepon c.s. te verstrekken, wat zijzelf een redelijke vergoeding vindt en wat voor haar - gelet op haar overige activiteiten - een reële vergoeding is.

Evenmin is naar voorlopig oordeel van de rechtbank voldaan aan de derde voorwaarde dat de weigering van CR Delta elke mededinging op een afgeleide markt uitsluit: Koepon c.s. heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat het voor haar - financieel dan wel administratief - onmogelijk is zelf een erkenning als stamboek te verkrijgen en aldus een soortgelijk systeem als het NIS op te zetten.

Op grond van een en ander is de rechtbank voorlopig van oordeel dat CR Delta jegens Koepon c.s. ook geen misbruik maakt van een economische machtspositie door te handelen zoals door Koepon c.s. gesteld. Bedoelde handelwijze van CR Delta c.s. levert derhalve geen toerekenbare onrechtmatige daad op jegens Koepon c.s.

De slotsom is dat de gevraagde voorzieningen van Koepon c.s. dienen te worden afgewezen. Koepon c.s. zal - als de in het ongelijk gestelde partij - in de kosten van het incident worden veroordeeld. Lees het vonnis hier.

IEF 1733

Een Rus in de bibliotheek

De NRC bericht dat uitgeverij Van Oorschot woedend is op de Foreign Media Group (FMG), omdat deze laatste uitgeverij onder de noemer Russische Bibliotheek voor het Kruidvat een cassette met acht romans van Russische schrijvers uit de negentiende eeuw heeft geproduceerd en op de markt gebracht. Uitgeverij Van Oorschot gebruikt de aanduiding Russische Bibliotheek al sinds 1953 voor haar prestigieuze en bekende reeks klassieke Russische schrijvers.

De uitgeverij noemt het een schande, is `bang dat mensen in de war raken´ en onderzoekt of er juridische stappen ondernomen kunnen worden. Directeur Sandra Piers van FMG betreurt de woede van Van Oorschot zeer, maar stelt dat Russische Bibliotheek een gewone woordcombinatie is.

Uitgeverij Van Oorschot onderzoekt ook of de vertaling van de Kruidvat-uitgave is overgenomen van haar eigen reeks, wellicht naar aanleiding van deze eerdere kwestie. (NRC)

IEF 1732

Goedkoop

Nog meer reclamerecht: De Adformatie bericht dat de suggestie van CDA-fractieleider Verhagen voor een verbod op reclame voor goedkope leningen goed is gevallen. Verhagen opperde het reclameverbod gisteravond in het tv-debat voor de raadsverkiezingen. In dat debat voor 'Twee Vandaag' kreeg hij direct bijval van de andere fractieleiders voor nieuwe maatregelen tegen bedrijven die consumenten goedkope geldleningen aanbieden. Eind februari kwam de PvdA met een soortgelijke oproep. Lees hier meer. Eerder bericht hier.

IEF 1731

Schrikkelbericht (4)

In aansluiting op deze eerdere berichten meldt het ANP dat de centrale ondernemersorganisaties zich hebben gemengd in de twist over beeldrechten in cafés en restaurants. Koepelorganisaties VNO-NCW en MKB-Nederland roepen nu ook bedrijven buiten de horeca op om geen vergunning aan te vragen voor het vertonen van televisie- en filmbeelden.

De koepelorganisaties vinden dat ook bedrijven als winkels en tankstations de eis voor een vergunning van Videma moeten negeren. De organisatie eist volgens MKB-Nederland ten onrechte geld voor een vergunning. Videma wil geen commentaar geven omdat de organisatie de bezwaren van VNO-NCW en MKB-Nederland eerst wil bestuderen. Lees hier iets meer.

IEF 1730

Conserveringsexceptie

Kamerstuk 25434, nr. 25, 2e Kamer. Structuurversterking filmindustrie; Brief staatssecretaris Van der Laan over het Deltaplan voor het filmbehoud van de Raad voor Cultuur

"Het door de raad voorgestelde Deltaplan gaat uit van het inhalen van alle  conserveringsachterstanden en dus van de meest ideale situatie. Een  dergelijk plan vereist (…) vereist ook een  heldere prioriteitsstelling en een daaraan gekoppelde planmatige aanpak.  (…) In het plan dient ook het  perspectief voor gebruik van de collecties helder te zijn.

Ik acht het  daartoe noodzakelijk de economische en auteursrechtelijke factoren die  met het conserveringsbeleid samenhangen, nader te onderzoeken. Aldus dient een helder en integraal beeld te ontstaan van de meest dringende  conserveringsbehoefte en zicht te ontstaan op de toegankelijkheid van de  verzamelingen voor educatie en hergebruik."

IEF 1729

Huiswerk voor Dinsdag

Voor Zeist-gangers: Dinsdag na de lunch is er gelegenheid tot debatteren. Ter voorbereiding zijn de stellingen waarover getwist kan worden alvast geopenbaard op de website van de VIE. Enkele stellingen waarover een mening dient te worden geformuleerd zijn:



Debat 1 (duikbootoctrooien):

- In de praktijk past de Europese Octrooiraad art. 123 lid 2 (in oppositieprocedures) te liberaal toe. Indien het gewijzigde octrooi voor een gewijzigde uitvinding (andere probleemoplossing) wordt verleend, dient uit de oorspronkelijke aanvrage voor de vakman duidelijk te zijn dat het octrooi ook aangevraagd is ter bescherming van die gewijzigde uitvinding.

- De mogelijkheden tot het formuleren van een nieuwe conclusie na partiële nietigheid of gedeeltelijke afstand dienen dezelfde te zijn als in oppositie bij het EOB. De nadere eisen die Spiro vs Flamco stelt met betrekking tot gewijzigde conclusies na partiële nietigheid zijn ongewenst.

- De nadere eisen die Spiro vs Flamco stelt dienen ook te gelden voor gedeeltelijke afstand.

Debat 2 (handhaving).

In dit debat  zal een casus worden besproken waarbij o.a. het ex parte verbod (1019e), cross-border problematiek, beschrijvende maatregelen en monsterneming (art 1019b-d) aan bod komen. De casusopstellers vragen zich tevens af "of met publicatie van het uiteindelijke vonnis op IEForum.nl is voldaan aan de "openbaarmaking van rechterlijke uitspraken" waarop de rechthebbende recht heeft ex art. 15 van de Richtlijn - vgl art. 70 lid 11 ROW?".

Debat 3 (modellen):

- Cumulatie van beschermingsregimes is teveel van het goede.

- Weerstand tegen cumulatie van beschermingsregimes miskent het wezenlijk verschillend karakter van de betrokken wettelijke regimes.

- Bescherming van gebruiksvoorwerpen en industriële producten zoals bruggen en machines dient uitsluitend door het modelrecht te geschieden.

- Artikel 14 lid 8 BTMW kunnen we missen als kiespijn. Het artikel stond vroeger niet in de weg aan een beroep op slaafse nabootsing en mocht daar ook niet aan in de weg staan.

- In de rechtspraak wordt bij gebruiksvoorwerpen keuzevrijheid vaak verward met creativiteit (persoonlijk stempel van de maker).

- Slaafse nabootsing is in strijd met het Europees recht, omdat de regels die daarop betrekking hebben een beperking vormen op het vrije verkeer van goederen    in de vorm van een kwantitatieve beperking of maatregel met gelijke werking (artikel 28 EG-verdrag).

Lees alle stellingen hier.

IEF 1727

Toepasselijk kader

Persbericht EC: "The European Commissions’ plan to promote digital access to Europe’s heritage is rapidly taking shape. At least six million books, documents and other cultural works will be made available to anyone with a Web connection through the European Digital Library over the next five years. The Commission will also address, in a series of policy documents, the issue of the appropriate framework for intellectual property rights protection in the context of digital libraries. Lees hier meer.

IEF 1726

Kernelement

Even over het hoofd gezien, speciaal voor leden van de VvRr: HvJ, 23 februari 2006, zaak C-59/05, Siemens AG tegen VIPA Gesellschaft für Visualisierung und Prozeßautomatisierung mbH.

Duitse prejudiciële vragen met beterkking tot misleidende reclame en misbruik van bekendheid van onderscheidend kenmerk van concurrent. Siemens heeft een vordering ingesteld tegen VIPA wegens misbruik van de bekendheid van haar producten.

Met zijn vragen, die tezamen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende Duitse rechter in wezen te vernemen of een concurrerende leverancier die in zijn catalogi gebruikmaakt van het kernelement van een onderscheidend kenmerk van een fabrikant, namelijk een in vakkringen bekend bestelnummersysteem voor zijn producten, oneerlijk voordeel trekt uit de bekendheid van dit onderscheidend kenmerk in de zin van artikel 3 bis, lid 1, sub g, van richtlijn 84/450, en of bij deze beoordeling rekening moet worden gehouden met het voordeel dat een dergelijk gebruik voor de consumenten en de adverteerder oplevert.

Siemens vervaardigt en verkoopt onder meer programmeerbare besturingssystemen onder de benaming „Simatic”. Voor deze systemen en hun aanvullende componenten introduceerde zij in 1983 een bestelnummersysteem, bestaand uit een combinatie van verscheidene hoofdletters en cijfers. VIPA vervaardigt en verkoopt onder meer componenten die met de „Simatic”-besturingssystemen compatibel zijn, waarvoor zij sinds 1988 een identificatiesysteem gebruikt dat nagenoeg overeenkomt met dat van Siemens. Zo verkoopt VIPA bijvoorbeeld onder bestelnummer „VIPA 928-3UB21” de component die overeenstemt met het originele Siemens-product met bestelnummer „6ES5 928-3UB21”.

Krachtens artikel 3 bis, lid 1, sub g, van richtlijn 84/450 is vergelijkende reclame geoorloofd zolang zij, onder meer, geen oneerlijk voordeel oplevert ten gevolge van de bekendheid van een merk, handelsnaam of andere onderscheidende kenmerken van een concurrent dan wel van de oorsprongsbenamingen van concurrerende producten.

Volgens de rechtspraak van het Hof kan een adverteerder kan niet worden geacht oneerlijk voordeel te trekken uit de bekendheid van de onderscheidende kenmerken van de producten van zijn concurrent, indien een verwijzing naar deze kenmerken de voorwaarde is voor een daadwerkelijke concurrentie op de betrokken markt.

Het Hof heeft overigens reeds geoordeeld dat het gebruik van een merk door een derde een oneerlijk voordeel kan opleveren of afbreuk kan doen aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk, bijvoorbeeld doordat bij het publiek een verkeerde indruk wordt gewekt over de relatie tussen de adverteerder en de merkhouder.

Nagegaan moet worden of het gebruik van het desbetreffende kernelement bij het publiek waarop de reclame van VIPA is gericht, associaties kan wekken tussen de fabrikant van de betrokken besturingssystemen en hun aanvullende componenten en de concurrerende leverancier, doordat dit publiek de reputatie van de producten van deze fabrikant gaat toeschrijven aan de producten van de concurrerende leverancier.

Wat het voordeel van de identieke overneming van een onderscheidend teken voor de adverteerder en de consument betreft, heeft het Hof enerzijds reeds geoordeeld dat vergelijkende reclame de consumenten de mogelijkheid beoogt te bieden, zo veel mogelijk profijt van de interne markt te trekken, aangezien reclame een zeer belangrijk middel is om overal in de Gemeenschap voor alle goederen en diensten reële afzetmogelijkheden te scheppen. Anderzijds blijkt uit de tweede overweging van richtlijn 97/55 dat vergelijkende reclame ook tot doel heeft, in het belang van de consument een stimulans te vormen voor de concurrentie tussen de leveranciers van goederen en diensten.

Bijgevolg moet het voordeel van de vergelijkende reclame voor de consumenten stellig in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van het oneerlijk voordeel dat de adverteerder trekt uit de bekendheid van een merk, handelsnaam of andere onderscheidende kenmerken van een concurrent. Daarentegen kan het voordeel van de vergelijkende reclame voor de adverteerder, dat wegens de aard van dit soort reclame hoe dan ook evident is, op zich niet beslissend zijn bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het gedrag van deze adverteerder.

In casu zouden de gebruikers, wanneer VIPA het kernelement van de bestelnummers van haar aanvullende componenten voor de besturingssystemen van Siemens veranderde, de bestelnummers van de overeenkomstige producten van Siemens in een vergelijkende lijst moeten opzoeken. Dat zou, zoals de verwijzende rechter vaststelt, nadelen voor de consumenten en VIPA opleveren. Een beperkend effect op de mededinging op de markt van aanvullende componenten voor Siemens-besturingssystemen is dus niet uit te sluiten.

Gelet op de voorgaande overwegingen dient op de gestelde vragen te worden geantwoord dat artikel 3 bis, lid 1, sub g, van richtlijn 84/450 aldus moet worden uitgelegd dat een concurrerende leverancier die in zijn catalogi gebruikmaakt van het kernelement van een in vakkringen bekend onderscheidend kenmerk van een fabrikant, in omstandigheden als die van het hoofdgeding geen oneerlijk voordeel trekt uit de bekendheid van dit onderscheidend kenmerk.

Lees het arrest hier.

IEF 1725

Juridisch niets mis mee (7)

Het FD van vandaag bericht over dit kort geding van gisteren: Makelaars in geweer tegen 'parasieten'. Eerlijk gevonden of stiekem gestolen? De makelaars houden het op het laatste.

Zoekallehuizen.nl “stelt dat de makelaarsvereniging misbruik maakt van zijn monopoliepositie op de huizenmarkt. Volgens een van de eisedende makelaars 'is er helemaal geen sprake van een complot van de NVM of oneigenlijke bescherming van funda.nl. Als makelaars er vrijwillig voor kiezen hun aanbod door te geven, is dat best. Maar dit gaat zonder toestemming. Dit is gewoon jatwerk.'

(…) Sinds de nieuwe huizensite werd gelanceerd, doet de NVM er alles aan te voorkomen dat de nieuwkomer de woninggegevens uit de databestanden van de makelaars vist. Dat gebeurt als volgt: iedere nacht bezoeken de computers van zoekallehuizen.nl automatisch de websites van al dan niet bij de NVM aangesloten makelaars en particuliere verkoopsites. Daar halen ze de nieuwste woninggegevens op, waarmee vervolgens de eigen site wordt gevoed. Van de centrale database van funda.nl blijft de site af. Daarin verschilt deze zaak volgens Den Hollander van het conflict van enkele jaren geleden tussen de NVM en De Telegraaf. Het krantenconcern bood destijds met zoekmachine El Cheapo direct toegang tot de centrale databank van de NVM.” Lees hier meer. Bericht in de Volkskrant hier.

IEF 1724

VolgrechtCalculator ®

Staatsblad 2006, 100. Besluit van 21 februari 2006, houdende vaststelling van nadere regels over de verplichting tot betaling van het volgrecht en vaststelling van de hoogte van het volgrecht.

Wij Beatrix enz. enz. enz. hebben goedgevonden en verstaan: 

Artikel 1 De vergoeding, bedoeld in artikel 43a, eerste lid, van de Auteurswet 1912 is niet verschuldigd bij de verkoop van een origineel van een kunstwerk:

a. waarvan de verkoopprijs niet hoger is dan € 3.000, of
b. dat de verkoper minder dan drie jaren voor deze verkoop heeft verkregen van de maker van dat werk, en de verkoopprijs niet hoger is dan € 10.000, of
c. door een persoon, niet handelend als een professionele kunsthandelaar, aan een museum dat handelt zonder winstoogmerk en is opengesteld voor het publiek.

Artikel 2 De vergoeding, bedoeld in artikel 43a, eerste lid, van de Auteurswet 1912 wordt als volgt berekend, met dien verstande dat het totaal niet meer bedraagt dan € 12.500:

a. 4% van het deel van de verkoopprijs tot en met € 50.000;
b. 3% van het deel van de verkoopprijs van € 50.000,01 tot en met € 200.000;
c. 1% van het deel van de verkoopprijs van € 200.000,01 tot en met € 350.000;
d. 0,5% van het deel van de verkoopprijs van € 350.000,01 tot en met € 500.000; en
e. 0,25% van het deel van de verkoopprijs hoger dan € 500.000.  

Artikel 3 De in artikel 1 en 2 bedoelde verkoopprijzen zijn de prijzen exclusief belasting.

Artikel 4 Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 9 februari 2006 tot aanpassing van de Auteurswet 1912 ter implementatie van richtlijn nr. 2001/84/EG van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Unie van 27 september 2001 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk (PbEG L 272) (Stb. 60) in werking treedt. 

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van
toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 21 februari 2006

Beatrix
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Uitgegeven de tweede maart 2006
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner

Via Recht.nl, Gepubliceerd op www.bekendmaking.nl, Staatsblad 2 maart 2006